xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit t Pallierterke - 31 juli 1986 door Wibo (=José De Ceulaer)
Bij het Vlaams Nationaal Blok.
In het vorig artikel heb ik het uitvoerig over «Boudewijn» gehad. Inmiddels heb ik, dank zij mijn Lierse vriend Ignaas Dom, pastor in Kranenburg-Niel, die vorig jaar op een briljante doctoraalskriptie over Felix Timmermans in de teologische fakulteit aan de Katolieke Universiteit Nijmegen promoveerde, nog de fotokopie van een handschrift in handen gekregen dat Timmermans moet hebben gebruikt voor een spreekbeurt over «Boudewijn».
In dat handschrift laat Timmermans geen twijfel over zijn bedoelingen bestaan. Hij zegt daarin, dat hij Reinaert niet als verpersoonlijking van Vlaanderen kon nemen, maar wel een ezel, niet zozeer omdat het Vlaamse volk onderdrukt werd door de franskiljons, maar omdat het onderdrukt wilde blijven, willoos en afgestompt van geest was geworden, zijn ziel had verloren. Toch wilde hij in het slot de hoop uitspreken, dat de krachten die in het Vlaamse volk nog sluimerden, zouden ontwaken.
Dankzij Kamiel
Het zal wel een unicum zijn, dat 60 personen in een boek door de auteur met een opdracht werden vereerd. In de Bruegel-roman van Felix Timmermans was dat het geval. De 16 hoofdstukken van de originele editie waren immers onderverdeeld in «taferelen», 81 in totaal en de meeste daarvan werden aan iemand opgedragen.
Tot de uitverkorenen behoorden ook Kamiel Huysmans, Isidoor Opsomer en Frans Cursters. Aan die drie was het te danken dat Timmermans in maart 1920. zonder moeilijkheden met het vaderlands gerecht, uit Nederland naar Lier kon terugkeren.
Frans Cursters, de «joviale Lierenaar en hartelijke vriend», aan wie «Schoon Lier» werd opgedragen, had zich als advokaat in Antwerpen gevestigd. De Lierse kunstschilder Isidoor Opsomer was goed bevriend met Kamiel Huysmans, die zich onder de oorlog weliswaar van het aktivisme had gedistancieerd, maar die na de oorlog amnestie voor de aktivisten bepleitte. Die twee zouden Timmermans ook na W.O.-II niet aan zijn lot overlaten.
«Die van Lier»
Bij talloze gelegenheden heeft Timmermans de lof van «Schoon Lier» gezongen. Niettemin heeft hij mij drie dagen nadat hij in zijn geboortestad was gevierd n.a.v. zijn bekroning met de Rembrandtprijs, gezegd, dat hij eens iets wilde schrijven over «Die Van Lier», waarbij hij duidelijk liet verstaan dat het geen loflied zou geworden zijn.
Het is er nooit van gekomen.
Aan stof voor zo'n geschrift moet het hem nochtans niet ontbroken hebben.
Toen hij in 1920 uit Nederland in zijn geboortestad terugkeerde, werd hij er niet op gejuich onthaald. Door de vaderlandlievende ogen van vele Schapekoppen werd hij scheef bekeken. In de gemeenteraadszitting van 24 april stelde burgemeester Schellekens voor hem, wegens zijn houding tijdens de bezetting, te schorsen als lid van de bestuurskommissie van de «Volksboekerij», later stadsbiblioteek genoemd. Zijn voorstel werd door 12 van de 14 aanwezige raadsleden goedgekeurd : slechts 2 raadsleden stemden tegen.
Zijn schorsing duurde niet lang. De gemeenteraad, die op 24 april 1921 uit de verkiezingen was gekomen, telde bijna niets anders dan nieuwe gezichten : 12 katolieke, 4 socialistische en 3 liberale. Joseph Schellekens bleef burgemeester met 4 nieuwe schepenen. In de raadszitting van 10 september sprak het socialistische raadslid Michiels de mening uit, dat er in «de overwinningsroes» te streng was opgetreden tegen medeburgers die zonder winstbejag hadden gehandeld en geen veroordeling hadden opgelopen.
Hij stelde voor hun geval opnieuw te onderzoeken. De liberale woordvoerder De Meulenaere bleek het daarmee eens te zijn.
Het voorstel van Michiels werd met 11 stemmen tegen 7 verworpen.
Een ander voorstel, waarin geen sprake was van een nieuw onderzoek, kwam van schepen Dr. Julius van Hoof: het werd met 11 stemmen tegen 1 en 6 onthoudingen goedgekeurd.
Het voorstel was plechtig geformuleerd : «Bezield met een geest van verzoening en begenadiging, acht de Raad de tijd gekomen de na de oorlog getroffen stadsbeambten te aanzien als hebbende uitgeboet, waardoor ze voortaan als gelijken der andere medeburgers zullen worden aanschouwd.»
Kortom, de schorsing van Felix Timmermans en de andere «boetelingen» werd opgeheven: hij was nu weer een «gelijke» van zijn Lierse medeburgers. Aan raadslid Michiels schreef hij een brief om hem te danken voor zijn belangstelling voor de Vlaamse zaak, maar hij vroeg hem ook er nota van te nemen dat hij niet in aanmerking wenste te komen voor eerherstel, «daar ik niets te herstellen heb en ik mij nooit in mijn eer gekrenkt heb gevoeld». Voor zover bekend, liet hij zich in de bestuurskommissie van de biblioteek niet meer zien. Niettemin zou hij in 1934, met algemeenheid van stemmen, tot lid van de raad van beheer van de stadsbiblioteek worden benoemd en op 28 mei 1945 daaruit, samen met Dr. Oscar van der Hallen (broer van de oorlogsburgemeester !), worden geschrapt.
De viering van de staatsprijs
Als er gevierd of gefeest kan worden, dan blijken alle Schapekoppen of toch ongeveer allemaal het roerend met elkaar eens te zijn. Dan troepen ze samen rond het feestvarken, zelfs al is het een zwart schaap.
Zo was het ook, toen ze vernamen dat de driejaarlijkse staatsprijs voor de periode 1918-1920, met 3 stemmen tegen 2, op 16 februari 1922 aan Felix Timmermans werd toegekend.
Dat moest worden gevierd.
Onder voorzitterschap van Karel Bogaerts, voorzitter van het Verbond van de Lierse Toneelkringen, dat het initiatief voor de viering had genomen, werd een feestkomitee met zomaar eventjes 43 leden samengesteld, waarbij de belangrijkste Lierse kunstenaars, afgevaardigden van alle kulturele verenigingen en vertegenwoordigers van alle politieke strekkingen. Die eensgezindheid ten spijt, werd het voorstel om de feesteling «officieel» op het stadhuis te ontvangen, met 9 stemmen tegen 5 en 3 onthoudingen, door de gemeenteraad verworpen.
Als protest daartegen werd op de feestzitting in de stadsschouwburg de Vlaamse Leeuw gezongen, terwijl het orkest het Belgisch «volkslied» speelde. Als feestredenaars traden Jozef Muls, Herman Teirlinck en Kamiel Huysmans op.
Kamiel, die in feite August Vermeylen verving, maakte van de gelegenheid gebruik om het katolieke Lierse stadsbestuur een veeg uit de pan te geven. Als Timmermans in Antwerpen had gewoond, zei hij, dan zouden wij hem op het stadhuis ontvangen hebben.
De smaad die toen aan het «Vaderlands Lied» is «volkslied» in dit geval wel juister? werd aangedaan, bleef nog lang in het geschokte geheugen van menige patriottische borst. Dat bleek in 1925, nadat Timmermans op 15 juni tot briefwisselend lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie was benoemd.
In «De Nieuwe Gazet» van 21 augustus werd herinnerd aan de erge feiten ik citeer «die zich in 1922 hadden voorgedaan en die met terugwerkende kracht een "aktivistisch schandaal" werden genoemd.» Reeds vroeger, op 29 juli, had het blad tegen de benoeming van Timmermans geprotesteerd in een artikel waarin kritiek werd uitgebracht op het feit, dat Stijn Streuvels tot officier in de Leopoldsorde benoemd was. Het werd een warme zomer voor de vaderlandse, vooral franstalige pers, te meer daar de «vaderlandse vlag» op 11 juli in Aalst werd neergehaald en daar de «Brabanconne» in Nieuwpoort was uitgefloten, waar, aldus andermaal «De Nieuwe Gazet», de burgemeester die anti-vaderlandse manifestatie mogelijk gemaakt zoniet bevoordeligd had.
En de «comble» was dan nog, aldus de «Action Nationale», dat de Belgische staat een door Isidoor Opsomer geschilderd portret van Timmermans, voor 5.000 frank, had aangekocht om het in het Koninklijk Museum in Brussel te hangen.
Terloops gezegd, op 17 juni 1925 was Kamiel Huysmans minister van kunsten en wetenschappen geworden in de eerste rooms-rode Belgische regering. Dat verklaart waarom Fritz Francken in de «Volksgazet» van 24 augustus smalend reageerde op het gedaas in de liberale «Nieuwe Gazet»met de opmerking: «Onze konfrater late zich niet verontrusten : dekoraties en akademische titels kosten niet zoveel aan de staatskas als de perscampagnes van sommige gazetjes tegen de Vlamingen, kosten aan het geheime fonds van de « Quai d'Orsay.»
Onder de franstalige bladen maakte uiteraard vooral «Action Nationale» zich verdienstelijk voor het vaderland. Dat blad had in 1924 al eens geprotesteerd tegen het feit, dat Timmermans door het organisatiekomitee («dont faisaient cependant partie plusieurs patriotes sincères») was uitgenodigd om een toespraak te houden bij de herdenking van Pieter Bruegel in Brussel. En het zou nóg eens verontwaardigd kunnen zijn, toen Timmermans zomaar opgenomen werd in het Nationaal Komitee van de Wereldtentoonstelling in 1930.
De trouwe vriend
Toen Timmermans in 1920 naar Lier terugkeerde, had hij, jammer genoeg, zijn goede vriend Fred Bogaerts moeten achterlaten. Maar hij liet hem niet in de steek. Hij ging hem geregeld opzoeken, bezorgde hem opdrachten, ging zijn tekeningen aan vrienden en bekenden verkopen en schreef hem tientallen brieven en kaarten, waarin hij hem informeerde over de Vlaamse Beweging.
In verband met mogelijke amnestie probeerde hij wel zijn «veembroeder» een hart onder de riem te steken, maar herhaaldelijk moest hij vaststellen dat daar geen schot in kwam.
Hij maakte dan ook geregeld zijn beklag over de lauwheid van de minimalisten onder de Vlaamse politici. Pas in 1929 zou Fred Bogaerts naar Lier kunnen terugkeren.
Fascistische geest
In 1930 kreeg Felix Timmermars Dr. Konrad Döring op bezoek en op 30 oktober publiceerde die in de «Berliner illustrierte Nachtausgabe» een grote reportage onder de titel: «Faschistischer Geist weht durch Flandern!» Daaronder de foto's van Ward Hermans (volksvertegenwoordiger voor de Frontpartij), Agust Ruscart (Waals separatist), Joris van Severen (met als ondertitel: «Der flämische Hitler») en Felix Timmermans.
Een kompromitterend gezelschap dus wel. En een misleidende titel. Want in de woorden die hem in de mond werden gelegd, is er helemaal geen sprake van fascisme, wél van Vlaams bewustzijn.
Dit is zijn volledige verklaring : «Ons volk heeft een grote kulturele toekomst, als het trouw blijft aan zichzelf en aan buitenlandse invloeden weerstaat. Daartoe behoort dat de Vlaming zijn godsdienst bewaart en overal zijn taal gebruikt. Hij moet zich in alle richtingen vrij kunnen voelen, want in een bestendig onderdrukt volk kunnen werkelijk grote talenten zelden tot hun volle ontplooiing komen. De hogere klassen van ons volk waren tot nu toe volledig verfranst («verwelscht» in de Duitse tektst) en hebben hun kontakt met het volk verloren; daarom kunnen ze geen kunstenaars voortbrengen. Nu echter ontwaakt de Vlaamse geest, nieuwe en bredere nationale kultuurdragende bevolkingslagen ontstaan en met hen een nieuw geestesleven.»
Kamiel Huysmans reageerde in de «Volksgazet» van 3 december op de reportage met een ironisch artikel. Eruit citeren zou misleidend zijn : de betekenis van elk citaat wordt slechts duidelijk in de volledige kontekst. Timmermans nam het de spotlustige Kamiel overigens niet kwalijk. Dat blijkt uit het vraaggesprek dat Lode Zielens, voor dezelfde krant, kort daarop, met hem had.
- Zielens : «Wat denkt ge van Kamiel, Fé ? Hij is soms, geloof ik, van een boze geest bezeten!»
- Timmermans : «Dat is alleen zijn buitenste vel. Zijn binnenste is goed. Ik ken hem.»
In het interview met Zielens zei Timmermans ook dat hij minder fascistisch bloed in de aderen had dan gelijk wie en dat hij voor de joviale demokratie was.
Die uitspraak gebruikte Zielens in de titel van zijn interview.
Bij het Vlaams Nationaal Blok
Toen Lode Zielens acht jaar later nog eens iets over Timmermans in de «Volksgazet» schreef, was zijn toon wel enigszins anders en minder gemoedelijk dan de titel van zijn artikel liet vermoeden : «Gemoedelijk open Briefje aan Felix Timmermans, Vlaams-Nationalistisch Politieker te Lier».
Had Timmermans zich toen voluit in de partijpolitiek gestort? Zeker niet voluit!
In het vooruitzicht van de gemeenteraadsverkiezingen op 13 oktober 1938, waren er onderhandelingen geweest tussen de Katolieke Volkspartij en het VNV om tot «koncentratie» te komen. Nadat die mislukt waren, stelde het VNV een lijst samen waarop kandidaten voorkwamen die geen lid waren van de partij. Na lang aandringen liet Timmermans zich ertoe overhalen op die verkiezingslijst te komen van wat het «Vlaams Nationaal Blok» werd genoemd.
Zijn voorwaarde was echter, dat hij een onverkiesbare plaats zou krijgen. En zo kwam hij dan als 18de op een lijst van 19. Dat was kenmerkend voor hem. Hij heeft immers nooit persoonlijke politieke ambities gehad en hield zich buiten de partijpolitiek, maar hij weigerde nooit zich, zonder enig eigenbelang, ten dienste te stellen van mensen van wie hij meende te mogen aannemen dat ze ertoe zouden kunnen bijdragen de Vlaams-nationale idealen te verwezenlijken die altijd de zijne geweest zijn. Vooral omdat hij meende dat er door samenwerking meer te bereiken viel dan door verdeeldheid, die de Vlaamse Beweging altijd heeft geremd.
De neiging om iets niet te kunnen weigeren, heeft hem weinig baat gebracht. Integendeel.
Ook de Rembrandtprijs heeft hij niet geweigerd niet kunnen, niet durven, niet willen weigeren? en dat werd hem als een zware «oorlogsmisdaad» (!?) aangerekend.
****************
|