De goede Fee van vader Van Kampen.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit De Standaard - Door Gaston Durnez
Vader Van Kampen weegt de nieuwe "Pallieter" op zijn hand en glimlacht tevreden. Kivar-geiteleer met goudopdruk. Oudhollands papier met schepranden. Alle oorspronkelijke tekeningen van Timmermans. Negenentwintigste druk. En ongezuiverd, zo fris als de eerste editie. Ik herinner mij, zegt de 83-jarige Amsterdamse uitgever, dat ik de eerste hoofdstukken van "Pallieter" heb gelezen in "De Nieuwe Gids", je weet wel, de beroemde Nieuwe Gids. Een hele tijd geleden, vlak voor de eerste wereldoorlog. Het vliegt voorbij!
Ik ging met dat blad naar mijn vader. Dit is mooi, zei ik, dit moeten wij uitgeven. Mijn vader toonde zich allesbehalve geestdriftig. Zal zo iets wel verkocht worden? vroeg hij. Ik pleitte, ik praatte als Brugman, maar hij bleef denken dat het boek voor Hollandse lezers ongeschikt was. "Kijk", zo luidde een van zijn opmerkingen, "kan dat nou, in zo'n boek, een man die zijn naam in de sneeuw staat te wateren?"
Jongens, wat heeft er sindsdien al niet in romans gestaan!
De grijze uitgever wrijft met een voorzichtige vinger over het omslag. Een goed boek moet je ook aan de buitenkant voelen leven. Of begrijp je dat niet als je geen uitgever bent?
"Er zijn bij ons nu al vier generaties aan bod gekomen Een oude Firma. Mijn zoon is de vierde Van Kampen die de zaak bestuurt. En elke generatie heeft tegen de zin van de vorige een boek uitgegeven dat een grote bijval kreeg, voor mijn vader was dat "Eline Vere".
Mijn opa wou er helemaal niets van weten. Een ongezonde, decadente, languisante juffrouw! zei hij. Mijn vader luisterde niet en liet maar drukken. Dat was in 1889. Het werd een succes".
De vierde generatie zit er bij en grinnikt :
Ik heb de kans niet gekregen, iets tegen de zin van mijn vader uit te geven! Bij ons gaat het net omgekeerd. Nu is het de vader die wel eens wat op de markt wil brengen dat de zoon niet wil.
De derde generatie kijkt op en steekt de vinger uit naar de vierde :
Dat is juist. Jij was direct al een oud mannetje!
MELK EN HONING
Felix Timmermans begon zijn meesterwerk te schrijven in 1911, toen hij vijfentwintig jaar was. Het handschrift wordt nu nog bewaard in zijn laatste woning, het grote witte huis in de Lierse De Heyderstraat, waar hij in 1947 overleed en waar zijn vrouw nu te midden van duizend kleurrijke herinneringen woont. Met een rollend, vloeiend pennetje schreef hij de lofzang op het leven in een hoog cahier met een kartonnen omslag, waarvan hij de pagina's zelf in twee smalle kolommen verdeelde. Vooraan en achteraan staat een lijstje van literaire werken die hij had gelezen en misschien bezat. Op het eerste gezicht zou je denken dat het een dagboek van een boekhouder is, maar op het omslag plakt een wit rechthoekje met schoolse letters: "Pallieter".
Timmermans was nog bezig aan het boek toen hij kennis maakte met Marieke Janssens, met wie hij in 1912 zou trouwen Hij las haar het proza voor, in stukjes en brokjes, gaf haar naam aan de teerbeminde van zijn held "en 't was alsof ineens de wereld groter werd en met een nieuw, kinderlijk geluk omhangen". Hij liet het verhaal lezen aan Hugo Verriest, die zong van geestdrift. Willem Kloos, waar Felix met diep ontzag naar opkeek, kreeg het in handen en publiceerde het onmiddellijk in zijn tijdschrift.
Het laatste fragment moest verschijnen in september 1914. Een maand voordien brak de eerste wereldoorlog uit. Toen Timmermans met Marieke, zijn hond en de gehele familie uit het belegerde Lier wegvluchtte, naar West-Vlaanderen, droeg hij het handschrift van Pallieter mee, als zijn enige en grote schat, onder zijn jas.
"De oorlog was er de oorzaak van dat het boek pas in 1916 van de pers gekomen is, vertelt vader Van Kampen. Het was niet zo'n geschikte tijd om uit te geven. De verbindingen met Lier waren ook niet alles, al hebben wij vrij geregeld contact kunnen onderhouden. Toen Pallieter dan eindelijk toch verscheen, kreeg hij onmiddellijk enorme weerklank. Niet moeilijk te begrijpen! Het was een droeve, sombere tijd en opeens kwam daar een vrolijke, levenslustige man opdagen. In een idylisch landschap van melk en honing!
Hij stak de mensen een hart onder de riem en daar waren zij hem dankbaar voor".
"Felix zelf heb ik pas na de oorlog persoonlijk leren kennen. Hij week toen voor een tijdje naar Nederland uit en stuurde mij een telegram dat hij op een bepaalde dag in Amsterdam zou aankomen. Ik weet nog dat de afspraak even mis liep en dat het hem wel wat ontredderd moet hebben. Felix was geen reiziger, niet iemand die graag van huis ging. Het liefst van al bleef hij in zijn eigen stadje, bij zijn eigen mensen. Wij leerden hem waarderen als een goede man, die niemand kwaad wilde of kon doen. Velen dachten en denken nog dat hij een uitbundige, feestelijke Vlaming was, maar eigenlijk was hij zeer gesloten van aard.
Hij toonde zich stil en teruggetrokken, begon maar te vertellen als hij je kende. Maar dan was het ook een vreugde naar hem te luisteren. Dan haalde hij grappige anekdoten boven, sprak een kleurrijke taal, wist duizend vrolijke uitdrukkingen. Een Pallieter-figuur was hij niet, zeker niet. Pallieter was zijn wensdroom. Zijn reactie tegen de dingen die hem belaagden. Het verlangen dat in hem leefde".
SMAKELIJK
Vader Van Kampen woont in Loenen aan de Vecht : een bakstenen huis met witte ramen, met een bloementuin, met een gracht voor de deur en een weg van klinkers die in smalle bochten tussen hagen en weiden kronkelt in de richting van eindeloze plassen vol zilver.
De zon schijnt op het terras en op de boeken en de bruine foto's die voor mij uit de kast worden gehaald. Timmermans glimlacht mij toe, zijn vrienden zijn weer jong.
Vader Van Kampen vertelt over een editie van het Bruegelboek die hij ergens heeft liggen maar die niet voor de dag wil komen. "Ik had ze meegenomen naar Lier, ze was pas uit.
We zaten te praten in de mooie kamer. Fee had een van zijn kinderen op schoot, misschien Gommaar. Hij nam een penseel en waterverf om de platen van het boek speciaal voor mij te kleuren. Maar omdat hij geen water bij de hand had en er niet om wou gaan, doopte hij het borsteltje in zijn glas koude Bourgogne en schilderde daarmee".
Op de middag rijden we naar een wit restaurant dat met zijn terras-tenen in het water staat. Op de heldere vlakte vóór ons glijden zeilboten over hun eigen spiegelbeeld. Wij drinken een genevertje en bestellen eerst haring, daarna paling.
De hemel ligt in het water, aan onze voeten.
Timmermans was geen Pallieter, maar hij hield wel van eten en drinken, zegt de zoon Van Kampen. Ik kwam eens in Antwerpen, in het staurant van een warenhuis in die tijd reisde ik veel in Vlaanderen, ik bezocht er elke boekhandel en kende iedereen, wij waren de enige Nederlandse uitgeverij die dat ginder deed. Ik kwam in het restaurant en ik zag Timmermans aan een tafeltje zitten. Hij veegde net zijn kin schoon met zijn servet. Ik groette hem. Moet je eten? vroeg hij. Ja, zei ik. Dan blijf ik ook nog wat zitten, zei hij. En hij bestelde een tweede maaltijd en at smakelijk mee.
SOORT NAAM
De witte zeilen brengen mijn gastheren en de echtgenote van Vader Van Kampen op het thema van hun geliefkoosde watersport. Het gaat over boegen en masten en een pasgeschilderde kajuit. Maar ook die hebben iets met Pallieter te maken. Jarenlang heeft de uitgever een jacht gekoesterd met de naam van de Lierse dagenmelker op zijn flank. Nu nog varen er in de buirt boten rond die zo heten. Voor mij is dat het ogenblik om te verhalen over Vlaamse toerauto's, limonadefabrieken, chocoladesoorten, herbergen, fotoclubs, weekbladen en winkels die de naam hebben gedragen of nog dragen. Pallieter is van het boekomslag gestapt en in het volksleven binnengedrongen. Hij is een soortnaam en een werkwoord geworden, een zinnebeeld en een uithangbord.
"Het boek was onmiddellijk een van de best-sellers in onze uitgeverij en is dat lang gebleven, zegt de zoon Van Kampen. Ook het andere werk van Timmermans ging heel goed. Felix was een topper. In 't begin van de jaren dertig daalde de belangstelling een beetje, maar "Boerenpsalm" trok ze toen weer omhoog. Dat vind men over het algemeen een van zijn beste boeken, sommigen zeggen : zijn beste. Na de tweede wereldoorlog kende zijn populariteit een inzinking. Dat duurde geruime tijd. Tot onze Omnibussen kwamen.
Dat was een idee van ons, die Omnibussen. Wij zijn daar in Nederland de eersten mee geweest. Verscheidene romans in één band, een stevig boek voor een zachte prijs. Dat bracht succes, veel succes. Wij gaven twee Omnibussen met verhalen van Timmermans en zij hebben de interesse voor zijn werk doen herleven.
Sindsdien is er weer een stijging merk baar".
"Een van de bekendste Pallieteredities is die grote, luxueuze, met de prenten van Anton Pieck. Zij verscheen nog voor de gezuiverde uitgave en zij is een tijdlang tegelijkertijd met de nieuwe in de handel geweest. Pieck had van ons geen opdracht gekregen. Hij las het boek en was er zo gelukkig mee, dat hij de platen spontaan ging tekenen. Hij liet ze ons zien en wij maakten er de grote editie mee.
Felix juichte toen hij het boek zag. Hij hield veel van Piecks werk".
EENVOUDIGE MAN
U hebt alle boeken van Timmermans uitgegeven?
Ja, bijna alle. In de loop van zijn carrière heeft Fee natuurlijk veel andere aanbiedingen gekregen, maar hij ging daar niet op in. Hij bleef bij ons. Hij vertrouwde ons.
Hoe werkte hij?
Wel.... Meer dan één boek van hem hebben wij twee keer moeten zetten. Felix kon van zijn tekst niet afblijven. Hij veranderde, herschreef, deed er nog wat bij en nog wat af, tot het laatste ogenblik. Zijn drukproeven waren een festival van correcties. Hij haalde door, vond nieuwe woorden en uitdrukkingen bij. En wij maar zetten en proeven trekken en opnieuw zetten! Ik herinner mij "De harp van Sint-Franciscus". Het handschrift werd eerst overgetikt en gecorrigeerd. Dan ging het naar de drukkerij. Felix las de proef en begon daarop zo ongeveer het gehele boek te herschrijven. Toen kon dat nog. Nu zou het onbetaalbaar zijn. Welke uitgever kan zich nog de weelde van zoveel verloren drukkersloon veroorloven?
Verbeterde u zijn taal?
Timmermans schreef wel eens fouten en hij wist dat. Telkens als zij niet tot zijn specifieke en kleurrijke eigen taalgebruik behoorden, lieten wij dit veranderen. Hij protesteerde daar nooit tegen. Hij nam de correcties geredelijk aan. Felix liet zich, ondanks zijn fantastische bijval, nergens op voorstaan. Hij bleef een eenvoudige goedmenende man; hij was goed van vertrouwen. Als wij vonden dat de correctie nodig was, dan zou dat wel zo zijn. Eigenlijk had hij een minderwaardigheidsgevoel. Daar geraakte hij nooit doorheen. Hij was kinderlijk en bang. Je kon hem soms doen schrikken door te zeggen: Fee, hier zitten spoken
De verheerlijking van de goede dingen des levens en de vrijmoedige toon van "Pallieter" bevielen vijftig jaar geleden niet iedereen. Vooral uit Noord-Nederland, maar ook uit Vlaanderen, kwamen enige felle reacties. Men dreef het zelfs zover, "de zaak" aan Rome voor te leggen. Het gevolg was dat er in 1920 namens het Heilig Officie aan het Nederlandse en Belgische episcopaat een brief werd geschreven om de lectuur van dit "de wellust der zinnen strelende" werk af te raden. Er is toen een grote rel ontstaan en het resultaat was dat Felix Timmermans sommige passages milderde of wegliet, zonder evenwel aan de geest van het werk te raken. Die "zuivering" lokte dan weer andere herrie uit. In 1930 verscheen de "definitieve" uitgave. Sindsdien werd de originele niet meer herdrukt en is zij onvindbaar geworden. Nu, ter gelegenheid van 't halve-eeuwfeest van de roman, heeft Van Kampen, in samenwerking met Van In, te Lier, de oorspronkelijke editie weer beschikbaar gesteld.
Buiten die zuivering is er aan "Pallieter" nooit iets veranderd, zegt de oude heer Van Kampen die mij een briefje van Timmermans toont dat hij op 2 oktober 1920 naar zijn uitgever heeft geschreven.
"Pallieter staat niet op den Index", zegt dat briefje, "hij is slechts voor Holland en voor België verboden. Na mij goed bedacht te hebben denk ik dan toch, nu de gecontracteerde uitgaven bij u ten einde zijn, eenige wijzigingen eraan te brengen. Die veranderingen zullen niet erg zijn: 't is hier en daar een zin, en misschien een kort tooneeltje. Menschen, die het weten kunnen, hebben mij verzekerd dat het heel weinig zal zijn ...."Op het einde van zijn schrijven vraagt Timmermans, de aanstaande wijzigingen nog wat te verzwijgen, "want ik vrees dat anders zekere Hollansche geestelijken te veel hunnen invloed (....) zouden doen wegen".
Een episode uit het Rijke Roomse Leven, die men nu met een glimlachje kan bezien maar die toen veel kwaad bloed en zeker ook veel verdriet heeft veroorzaakt. Uit andere documenten blijkt hoe Timmermans zich van geen kwaad bewust was en van de aanvallen schrok. Vader Van Kampen bewaart het stevig in perkament gebonden boek waarin de auteur met een pen en een rood potlood enkele passages heeft geschrapt en een aantal gewraakte "stoute" of "oneerbiedige" woorden veranderd.
VERDORIE
Vader Van Kampen is, net als zijn zoon, vaak in Vlaanderen geweest. Hij vertelt er over en bladert in zijn mappen met papieren souvenirs. Hij roept de atmosfeer op van de vooroorlogse Kempen en van de kleine stad aan de Nete waar nog vissersboten voeren en de gouden bruiloften nog aanleiding gaven tot gulden feesten, met stoeten en reuzen en maaltijden met ontelbare gangen.
Plots ligt er voor ons op tafel een bleke programmabrochure uit 1939, toen de toneel afdeling van de sportclub Lyra een "Pallieter-revue" opvoerde. Wij doorlopen het boekje en vinden een tekst een brief aan die "Beste Mejuffrouw Lyra" waarin Timmermans antwoordt op de veel gestelde vraag : Waar is Pallieter naar toe? Waar verblijft hij nu, sinds hij met zijn wolken van kinderen en zijn zoete vrouw in de huifkar de wijde wereld introk, "lijk de vogels en de wind"?
Ik weet het niet zegt de auteur. "Een ding weet ik en dat is mij genoeg : Pallieter heeft een handsvol aarde van onze Nethestreek meegenomen, van die streek die hij zoo lief heeft, en die ons allemaal ook zoo aan 't harte ligt. Met de handsvol aarde, een deeltje van onzen grond bij zich "blijft hij in den geest bij ons".
's Avonds als hij ergens in "Bapland" of in China "of waar ge wilt", zijn pijpje zit te roken, zal hij wel heimwee hebben naar het land der Schapekoppen, naar zijn streek. Dan zal hij zeggen : "Verdorie het was er toch goed en schoon! "
"Maar 't leven is nu eenmaal zoo, alles verandert. En moest hij weerkomen (maar ik geloof het niet) hij zou nog al eens verschieten, want er is hier zooveel veranderd! Ik moet 't niet zeggen, ge weet het allemaal. Of het beter of slechter is?.... Elke tijd heeft zijn eigen zin maar menschen blijven toch altijd menschen. Laten we er onzen kop niet mee breken.
Alles heeft toch zijnen goeden kant."
***************
|