We zijn van dezelfde deeg, xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
maar anders gebakken.
Felix Timmermans en de Nederrijn
Door Drs. Ignaas Dom, Niel bij Kranenburg
Op 5 juli 1986 zal het precies honderd jaar geleden zijn dat Felix Timmermans in Lier geboren werd. Dit eeuwfeest zal in Vlaanderen op passende wijze gevierd worden.
De Nederrijn en Vlaanderen! Felix Timmermans en de Nederrijn!
Sinds de middeleeuwen waren er betrekkingen tussen deze twee gewesten. Het kasteel en de heerlijkheid Wijnendale getuigen er nog van. Spijtig genoeg is hier aan de Nederrijn de taalstrijd anders gelopen dan in Vlaanderen...
Als voor ca. 300 jaren het Kleverland met in het bezit van de hertog van Brandenburg (een neef van de laatste hertog van Kleef) was gekomen zouden we nu wellicht naast het Groothertogdom Luxemburg een Groothertogdom Kleef, als min of meer zelfstandige staat, op de Europese landkaart vinden.
Een Vlaming kan zich echter vandaag de dag nog verheugen als hij in de Nederrijnse omgangstaal van de gewone mensen uitdrukkingen terugvindt die in het buurland Holland niet gebruikelijk (meer) zijn maar wel in Vlaanderen. Zij getuigen, naast de oude kunstwerken in kerken en musea, van de aloude verbondenheid.
De toren van de Zwanenburcht in Kleef herinnert aan het belfort van Gent en vanaf de imposante Rijnburg bij Emmerik moet hij denken aan het belfort van Brugge als hij de toren ziet van de kerk, die aan een Vlaamse heilige, Aldegondis, gewijd is. Vlaamse plaatsnamen als Niel, Leuth, Kessel, Hasselt en Bocholt zijn ook aan de Nederrijn te vinden. Ook kunstwerken van jongere datum wijzen op betrekkingen met Vlaanderen o.a.: de schilderijen en beeldhouwwerken van een kunstenaar uit Dendermonde met de echt Vlaamse naam Achilles Moortgat (1881-1957). Van 1911 tot 1945 leefde en werkte hij in Kleef en omgeving. Bij hem was Felix Timmermans meermaals te gast en heeft in de jaren 1934 en 1938 voor hem geposeerd. Samen met hem ging hij op bezoek bij Pastor Augustin Wibbelt in Mehr (niet te verwarren met Meer bij Hoogstraten). In de jaren dertig heeft Timmermans de verbondenheid tussen Vlaanderen en de Nederrijn bevestigd door vele voordrachten in Kleef. Goch, Gaesdonck, Kevelaer, Bocholt en Krefeld. In de buurt van deze laatste stad staat in een prachtige bloementuin bij een vijver het standbeeld van de Vlaamse schrijver.
Beeld gemaakt door Achilles Moortgat
Wat Moortgat na de oorlog mee naar Vlaanderen had gebracht werd in 1969 weer naar de Nederrijn gehaald door mensen vol liefde en verering voor beide Vlaamse kunstenaars.
In 'het Volk' van 26.9.1948 schreef Drs. R.C. op bezoek bij Moortgat in Baasrode, « Dit beeld dromen we ons op de mooiste plaats in Lier »...! Reeds enkele jaren na hun verschijnen werden de werken van Timmermans vertaald en door 'Insel-Verlag' in Leipzig met uitzonderlijk succes in het Duitse taalgebied verspreid. 'Het Kindeken Jezus in Vlaanderen' (1919), 'De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa begijntjen' (1920), 'Pallieter' (1921), 'Driekoningentryptiek' (1924). Als in 1927 'De pastoor uit den bloeyenden Wijngaerdt' in vertaling uitgegeven wordt is de eerste druk (5.000 ex.)'in één maand tijds uitverkocht en zijn 30.000 exemplaren van 'Pallieter' en 50.000 van 'Driekoningentryptiek' de deur uitgegaan...! In de herfst van datzelfde jaar 1927 maken Karl Jacobs, student in de germanistiek, wiens vader uit Kleef afkomstig is, en een Nederrijnse seminarist een rondreis door Vlaanderen en bezoeken de hoogvereerde schrijver te Lier. Jacobs stelt hem voor ook in Duitsland voordrachten te houden, zoals hij dat sinds december 1918 in Nederland en nadien in Vlaanderen met veel succes deed. Timmermans gaat op dit voorstel in en Karl Jacobs helpt hem over de taalmoeilijkheden heen. Deze laatste is de Nederrijnse omgangstaal niet vreemd en zo leert hij al snel de Nederlandse taal en zal nadien heel wat vertaalwerk verrichten en zijn woning in Essen als uitgangspunt aanbieden voor de talloze voordrachtreizen in Duitsland. Op 2 maart 1928 houdt Timmermans in Keulen voor een publiek van 500 toehoorders zijn eerste voordracht op Duitse bodem. De volgende dag in Dusseldorp en voor radio Langenberg en 's avonds te Essen. In de herfst gaat hij weer op pad en spreekt op 6 november in Munster voor het Letterkundig Genootschap. In Kleef is ook een letterkundige vereniging en dankzij de vriendelijke tussenkomst van de beeldhouwer Achilles Moortgat heeft de voorzitter op 15 november het bijzondere genoegen Felix Timmermans in hun midden te verwelkomen.
In het 'Clever Kreisblatt' en de 'Clever Volksfreund' werden uitvoerige reportages gepubliceerd. Vermeldenswaard hieruit is het feit dat Timmermans zijn voordracht weliswaar in de Duitse taal begint maar als hij na een tijdje ongemerkt in het Vlaams verder gaat blijven zijn toehoorders geboeid luisteren en wordt hij goed begrepen al ontgaat sommigen het beeldrijke van zijn taal en de fijnere schakeringen ervan. De volgende avond in het bisschoppelijk Gymnasium Gaesdonck bij Goch vergaat het Timmermans net zo, aldus het Jaarverslag voor het schooljaar 1928-29.
De Nederrijners, dat zijn onze Duitse neven en nichten. Zowel hier als bij ons wonen mensen van dezelfde aard. Zowel hier als bij ons wonen vroomheid en zinnenvreugde naast elkaar, staat ook de herberg nevens de kerk. Wij zijn van denzelfden deeg, alleen anders gebakken.
Oktober 1931: twee Nederrijnse seminaristen, Julius Angerhausen uit Kleve-Warendorf en Hugo Rogmans uit Kevelaer trekken per fiets door Vlaanderen. Eerst bezoeken ze de bedevaartplaats Scherpenheuvel, de 'grootmoeder' van Kevelaer, dan de norbertijnerabdijen Averbode en Tongerlo, vervolgens gaat het verder richting Antwerpen. Vijftien kilometer voor deze stad ligt 'Schoon Lier'. Zij willen niet alleen het stadje bezichtigen maar ook twee mensen opzoeken, die hier leven en werken. (Na de Tweede Wereldoorlog zal Deken Rogmans getroffen vaststellen hoe beide naast elkaar op het Lierse kerkhof hun laatste rustplaats gevonden hebben.)
Zij hebben aanbevelingen op zak: één van een ouderejaars student uit Munster voor Ernest van der Hallen, die vanuit het Liers Begijnhof het A.K.V.S. (Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond) leidt en bezielt in de geest van Romano Guardini's Quickborn-jeugdbeweging, en een tweede, waardevollere, van Dr. Karl Jacobs voor Felix Timmermans. Deze laatste is voor hen geen onbekende meer. Niet alleen hadden zij zijn werken gelezen zo wat blijdschap en humor opgedaan in deze toch grotendeels trieste jaren (H R.) maar deze geliefde schrijver ook mogen beluisteren als gymnasiasten op Gaesdonck. Nu staan ze daar bij hem op de stoep en Mevrouw Timmermans, Marieke, de kleine Gommaar op de arm, opent de deur. «... wij komen van de Nederrijn uit de buurt van Kleef...» « Van Kleef ??? Mijne man is vanmorgen net naar Kleef vertrokken... Spijtig ! »
De studenten spraken nog even met haar en gaan dan teleurgesteld verder. Gelukkig is Ernest van der Hallen, na een beetje zoeken in Lier te vinden : aan de Nethedijk in een oude spoorwegwagon. Daar komen ze terecht in een groep gemobiliseerde en deels in Lier gekazerneerde Vlaamse studenten. In die spoorwegwagon kunnen ze overnachten en voelen zich helemaal thuis in een landschap, dat zo sterk op het Nederrijnse lijkt. Pleisterplaats op hun terugreis naar huis werd dan de trappistenabdij van Westmalle.
Ernest van der Hallen stuurde hen naar pater Stanislaus, die hen met benediktijnse gastvrijheid opnam. Eerst gaf hij de uitgehongerden te eten, dan vroeg hij: « Jongens, waar komt gij vandaan ? » « Uit Kevelaer » « O, uit Kevelaer!!! » en zijn ogen begonnen te stralen : « Daar ben ik al geweest voor mijn geboorte daar heeft mijn moeder om mijn roeping gebeden! »
Pater Stanislaus is afkomstig uit de Gelderse Achterhoek : later heeft hij zich met hart en ziel ingezet voor een bedevaartskapelletje op Drieboomkesberg in de abdijbossen. Met de nodige mondvoorraad en de belofte van de pater: « tot jullie priesterwijding zal ik elke dag voor jullie bidden, ook al is het mij volgens de regel niet toegestaan met jullie te corresponderen » fietsen de twee studenten huiswaarts.
Einde 1985 konden beide hun gouden priesterfeest vieren...!
Tot het uitbreken van de tweede wereldoorlog zal Felix Timmermans telkens in het voor- en najaar het Duitse taalgebied bereizen, zelfs tot in de verste uithoeken. In februari 1934 was hij met Marieke te Wenen, maakt daar de Putsch mee maar kan doorreizen naar Budapest waar hij op 16 februari een voordracht houdt voor de 'Union intellectuelle hongroise'. Op 18 februari spreekt hij in Wenen en kan in het Kunsthistorisch Museum de geliefde Brueghelschilderijen bewonderen. Op 21 februari is hij weer thuis om weldra weer naar Dusseldorp te vertrekken en dan over Keulen en Trier op 2 maart in Kevelaer een van de 'populär-wissenschaftliche Vortrage' te verzorgen.
Hij is te gast bij de organisator Dr. med. Hoffmann en zal daar met een groepje Nederrijnse schrijvers tot diep in de nacht nog doorgaan met vertellen en luisteren. De verslaggever in het Niederrheinische Landeszeitung viel het op dat Timmermans niet het ene verhaal of gedicht na het andere voorlas maar de meeste tijd besteedde aan zijn eigen levensverhaal en zo een volledige, diepe en authentieke interpretatie (i.p.v. een deklamatie) van zijn werk ten beste gaf. Op het einde las hij iets voor uit eigen werk in Duitse vertaling en ter afsluiting, op algemeen verzoek, in het Vlaams 'Het verksken', een verhaal uit Het keerseken in den Lanteern'.
« Man wollte ihn auch einmal gerne in seiner Muttersprache hören, der wir Niederrheiner sehr wohl folgen können. »
In Krefeld, Reydt, Mönchen-Gladbach en Dusseldorp had men kennelijk geen behoefte aan een 'vlaams' verhaal. Toch spreekt hij ook daar, na een lang slotapplaus, zijn dankwoord in het Vlaams en belooft: 'ik zal thuis aan Marieke vertellen, hoe goed ik hier ontvangen ben ! '
Meer als de letterkundige en kunstenaar was het de mens Felix Timmermans, die door zijn spontaan en menselijk-eenvoudig optreden de harten der toehoorders veroverde. Hij straalde iets uit ; levensmoed en levensvreugde; vanzelfsprekend Godvertrouwen en vroomheid enerzijds en anderzijds toch met twee voeten in de realiteit van het alledaagse leven bewondering en genot van kleine eenvoudige dingen, 'mystiek en zinnelijkheid' noemde hij dit: 'de herberg nevens de kerk'. Dat hij eerst na vele «tribulaties » en « bijna verzopen in de -ismen » de «genade» van deze levenshouding ontving heeft hij zijn toehoorders nooit verzwegen « Humor is verwerkt ».
In die jaren trad er nog iemand anders op, die ook iets uitstraalde en mensen kon boeien en betoveren maar hen ook in de 'totale Krieg' sleepte...
Vele Duitsers, die het met die (ver-)leider niet eens waren vonden bij Timmermans troost en tegengif. Karl Jacobs, die eerst na de ineenstorting van het Hitler-regime passend werk kon vinden omdat hij 'politiek onbetrouwbaar' was, schrijft en dat ook wel, in de naam van de vele naamloze en eenvoudige, deels monddood gemaakte Duitsers : « Allen, die sein Werk liebten war bei der Kunde von seinem Tode, als ob ein warmes, tröstliches Licht erloschen und die Dunkelheit jener Jahre noch dunkier geworden sei. »
Pallieter is een tegengif voor alle ideologieën en -ismen. Met 'Het Kindeken Jezus in Vlaanderen' of met 'Pieter Bruegel' om niet van 'De Harp' te spreken kon men het uithouden in een waanzinnige samenleving.
In 1930 reeds koos Timmermans voor 'de joviale democratie' en wil niets met fascisme te doen hebben. Aan de verslaggever van de 'Berliner illustrierte Nachtausgabe' laat hij weten «ons Vlaamse volk heeft een grote culturele toekomst, als het trouw blijft aan zichzelf en aan buitenlandse invloeden weerstaat. Daartoe behoort dat de Vlaming zijn godsdienst bewaart en overal zijn taal gebruikt. Hij moet zich in alle richtingen vrij kunnen voelen».
Vlaanderen moet zijn 'eigendommelijkheid' en zijn geloof bewaren.
Einde december 1940 onder Duitse bezetting zegt hij dat ook nog eens bij de opening van de tentoonstelling van het Vlaamse kunstenaarsgilde te Lier ; het was in alle kranten te lezen. Een standpunt dat hij reeds verwoord had in zijn 'Droom aller Vlamingen' op 8 december 1915 in 'De Vlaamse Post':
« En kome onze regering nu terug, blijve de duitser hier, worden we bij Holland gevoegd, en geven ze ons de Hoogeschool, de bestuurlijke scheiding. Home Rule of weet ik al! Dekloof tussen Waals, Duits of Hollands kan niet gedempt worden, eeuwig, altijd en overal draagt elke Vlaming, ik weet het heel goed, in zich de onuitgesproken droom van vrij en zelfstandig te zijn in het Koninkrijk Vlaanderen !
Het Koninkrijk der Vlamingen ! En dan is iedereen onze vriend ! »
Met dit gezonde zelfbewustzijn van zijn 'eigendommelijkheid' kon hij de kultuur van andere volkeren waarderen en vriendelijk zijn, de deur openen voor allen mensen, die hem opzochten, ook al droegen zij de uniform van de bezettende macht.
Hij had deze mensen toen nog gewone burger in de jaren dertig toegesproken en zelfs uitgenodigd naar Vlaanderen en naar Lier te komen. Van uniformen en al het militair gedoe had hij een afkeer (de Feldwebel mocht zijn sabel in de paraplubak zetten) hij zag hen als mensen, die bij hem iets zochten : wat menselijkheid en een luisterend oor, mensen, die heimwee hadden naar huis (dat gevoel kon hij best begrijpen uit eigen ervaring) en een verlangen naar vrede.
In een beduimelde Pallieteruitgave liet hij het niet bij een handtekening maar voegde er aan toe 'alle Menschen werden Brüder ! ' Gaarne had hij dit voor een Frans of Engels soldaat ook geschreven, weet Bert Peleman te berichten. 'Alle oorlogsvoerenden zouden beter met radijzen dan met kogels naar mekaar schieten'.
De Nazi's en de gestapo vertrouwden hem niet: hij was een 'Judenfreund' ...
Als de universiteit Hamburg hem de Rembrandtprijs toekent kan hij niet weigeren. In zijn dankwoord weer het Vlaamse zelfbewustzijn. Na zijn dank aan het Kuratorium ook een dank aan Duitsland (niet het Hitler-regime of de bezettende macht) aan het Duitsland in zoverre het de vinger is, die heel de wereld opmerkzaam maakt in positieve zin dus op Vlaanderen en zijn kultuur : het zijn de Duitse vertalingen van Vlaamse litteratuur, die vertalingen in andere wereldtalen mogelijk maakten.
Alleen aan de Nederrijn kon en wou Timmermans spreken van familiale verbondenheid en 'van denzelfden deeg zijn wij, alleen anders gebakken' of 'ook hier de herberg nevens de kerk'. Daarom ter afsluiting nog een kort relaas van het hoogtepunt van zijn laatste tournee aan de Nederrijn en wel de carnavalsviering op zondag 7 februari 1938 in Kleef: een volksfeest met een traditie van meer dan 500 jaren.
'Die Schwanenfunker' zorgen voor een stoet en voor een 'Prunksitzung', die zes uur duren zal. Timmermans is uitgenodigd en geniet van de kreativlteit van de volkskunstenaars, die vooral en juist bij deze gelegenheid hun omgangstaal, de taal van het gemoed, het kleefs platt, 'eine Sprache, der wir Flamen sehr wohl folgen können' (!!!) ongedwongen en vrij gebruiken.
De betrekkingen met Nijmegen zijn (in 1933) nog goed : de Postharmonie Nijmegen wordt extra welkom geheten, vooraf de gast uit Vlaanderen, de bekende dichter Felix Timmermans. Hij zal er wel van genoten hebben van het vertoonde. Hier vond hij nog wat hij in Lier als teloorgegaan moest missen. In 1920 schreef hij nl. in Het Vaderland een schets 'Toneel in een kleine stad': 'het sappige is uit de toneelliefhebbers weggelopen. Nu speelt men zo goed mogelijk, toen (vroeger) speelde men zo fel mogelijk'.
De nieuwe prins voegt aan de Schwanenfunker-spreuk: «Het ganse jaar niks as verdriet verdraagt den besten Kleefse niet » zijn oproep «drom laat w'ons blos nie geniere en Fastelavond lache en viere ».
Daarna deelt hij decoraties uit. Nummer tien is Karl Groenewald, die het beste stuk van de avond geschreven heeft: een gesprek met Stoopipke en Elsa van Brabant. Als dertiende wordt onder luid applaus Felix Timmermans opgeroepen. Hij krijgt het 'Freundschaftsordensband Flamen und Kleverland'.
Timmermans, die in het Kleefse land geen onbekende is, dankt, wijst op de aloude relaties van Vlaanderen en de graven van Kleef en belooft het ereteken fier te zullen dragen tot het versleten is. Terwijl Karl Groenewald dan nadien een 'Büttenrede' houdt tekent Timmermans diens portret. Groenewald zal het een tijdje later met voldoening publiceren:
« Van min euver min ».
« Hier zin ik eiges. Ek wil niet opscheppen, mar dat deurve se euveral wete: Ek zin den enzigste Kleefse, den Felix Timmermans modell gestaen hét... ».
Dit artikel is een bewerkte versie (met de nodige aanvullingen) van een artikel dat verscheen in de Kalender fürs Klevers Land auf dat Jahr 1966. Pastoor Ignaas Dom geldt als een kenner bij uitstek van Felix Timmermans en diens werk. Zelf geboortig uit Lier was hij jarenlang werkzaam in de Noordduitse diaspora. Sedert een negental jaren woont en werkt hij in het land van Kleef waar hij sinds kort de opvolger is van de legendarische Gerd Siebers in het dorpje Niel. In de herfst van 1965 schreef hij een doctoraalscriptie voor de Katholieke Universiteit van Nijmegen over het religieuze in het werk van Timmermans.
*******
|