De driejaarlijksche prijs voor Letterkunde.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit het Algemeen Handelsblad (NL) - 4/6/1926
De zooëven verschenen aflevering van "Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letterkunde" te Gent bevat blz. 246290 het verslag der jury van den driejaarlijkschen wedstrijd in de Nederlandsche Letterkunde.
De jury, bestaande uit de heeren K. Elebaers, J. Muls, M. Scharpé, J. van Mierlo en Omer Wattez, heeft 220 werken in elf vergaderingen gelezen en besproken en na herhaalde stemmingen met 3 tegen 2 stemmen den prijs, zooals destijds werd gemeld, toegekend aan Felix Timmermans.
"De bedoeling der jury zegt de verslaggever Jozef Muls was niet slechts het werkje "Symforoza" te bekronen, maar door het toekennen van den prijs een openbare hulde te brengen aan heel den letterkundigen arbeid van Timmermans en in het bijzonder aan "Pallieter" en " 't Kindeken Jezus in Vlaanderen". Felix Timmermans die met zijn "Pallieter" vroeger reeds opzienbarend succes verwierf, liet in 1918 nog twee boeken verschijnen: "Het Kindeken Jezus in Vlaanderen" en "De zeer schoone Uren van Juffrouw Symforoza begyntjen." Hij is een der meest oorspronkelijke naturen geworden die wij in de Vlaamsche letterkunde bezitten. Den weg der navolging, dien hij in "Schemeringen van den dood" en in zijn verzen bleek ingeslagen te zijn, heeft hij niet langer willen volgen. Hij heeft van boeken niets meer willen weten en is op eigen hand de groote ontdekkingsreis door de Vlaandersche natuur, door het Vlaamsche Volksleven begonnen. Al wat hij gelezen had en geleerd, het was wellicht niet veel, heeft hij als een hinderenden last van zich afgeschud en gelijk een argeloos kind is hij door zijn wereld gegaan, waar nu alles nieuw was en nooit te voren door iemand was gezien.
In zijn hart werd hij bewust van gevoelens die zoo eeuwig en algemeen menschelijk zijn, maar die hem voorkwamen alsof ze door hem voor het eerst ondervonden werden. Hij is weer gekeerd naar de bron en den oorsprong van alle kunst : de natuur waarvan de bestendige aanwezigheid, door zoovele boekenmenschen vergeten wordt. De aldus door hem veroverde oorspronkelijkheid heeft voor gevolg dat in "Pallieter" de wereld om zoo te zeggen opnieuw werd herschapen, zooals er bij het verschijnen van elk oorspronkelijk kunstenaar telkens een nieuwe schepping van de wereld gebeurt.
Dadelijk stond hij in de traditie van de groote Vlaamsche schilders Breughel en Rubens. Van dezen laatsten heeft hij de vettige Vlaandersche weelderigheid en de machtige beweging, zijn liefde voor het uiterlijk leven en zijn zedelijk-gezonde zinnelijkheid.
In "Pallieter" herleeft het oeroude Vlaamsche heidendom. Er wordt gegeten en gedronken, gedanst, gezongen en gemind. Een opborrelende kracht van leven openbaart zich veelzijdig in overdadige vreugde.
"Het Kindeken Jezus in Vlaanderen" doet ons aldaar aan de primitieven denken.
Die primitieve Vlaamsche schilders, buiten Memlinc en Van der Weyden misschien, waren alles wel beschouwd zoo weinig godsdienstig. Zij waren te gelukkig met alles wat zij voor het eerst meenden te ontdekken in de wereld en te zeer bekommerd om het met een angstvallige nauwgezetheid weer te geven. Het evangelische verhaal is ook niet hoofdzaak bij Timmermans, maar wel hoe alles op eeuwig-menschelijke wijze gebeurt in Vlaanderen, langs de wegen, door de steden, in de kamers en de kerken, 't Is Vlaanderen vooral, met een atmosfeer van piëteit zooals simpele menschen die voelen. Het wordt zo huiselijk en gezellig en niets onteerends ligt er in voor het heilige gebeuren.
Zoo realiseeren simpele luidjes Jezus' leven met den grootsten eerbied. De heilige personages staan in innige betrekking met het landschap waardoor zij bewegen, met de kamers waarin zij leven. Zij loopen met andere voeten door den zomer en den winter, door de lente en de herfst. Zij spreken met de boomen, de vogels en de bloemen, zij deelen het wel en het wee van het water in de beken, van de blaren op de boomen, van de koeien in de wei, van de wolken in de lucht, van de aarde onder het mes van den ploeg of de gruwzaamheid van den winter. De meubels in de huisjes met de geel-zwartgeruite vloeren zijn oude en vertrouwde vrienden. Een aarden kruikje, een bloemenvaasje, een bord en een vork krijgen een belang dat ze tot verwanten maakt, de bijna levende en bezielde verwanten van den mensch.
"In de zeer Schoone Uren van Symforoza" is die betrekking van den mensch tot zijn omgeving zoo fijn doorvoeld dat het ons voorkomt alsof' het eenvoudige zielsgebeuren van dat begijntje zich slechts zoo rustig zou vermogen te ontwikkelen omdat alle dingen hare ijverige en gedienstige medeplichtigen zijn geworden. Zoo kregen wij dat kristalheldere proza, het zuiverste boekje wellicht dat de Vlaamsche literatuur sedert 1830 heeft voortgebracht.
"De kunst begint waar het leven ophoudt" heeft Wagner eens gezegd. Wanneer de middeleeuwen voorbij zijn, worden ze herschapen door Dante, wanneer de ridderschap heeft uitgediend kruipt en oorlogt en mint zij weer in de dramas van Shakespeare, wanneer de burgers van het eerste keizerrijk niet meer bestaan, krijgen zij weer gestalte in de romans van Balzac, wanneer Oud-Vlaanderen zich vernieuwt en omwoelt in socialen en politieken strijd, dan wordt het nog eens bekeken met liefde door Timmermans, dat vergaan wereldje van kwezeltjes en bedelaars, processiegangers en bedevaarders, epicuristische parochie-papen, de laatste overlevenden van een lang, vergeten en verlaten stadje, die in Timmermans hun dichter vonden, die ze nog eens deed optreden in hun gouden tijd en schilderachtige omgeving.
Zijn werk zal het antiquariaat blijven van het heiligste dat wij bezitten."
******
|