LIE(r)VER GROOT Reuzenerfgoed onder de loep
OUDE LIERSE REUZENTREIN.
De benaming oude Lierse reuzentrein doelt op de groep reuzen, wagens en dieren die traditioneel en al eeuwenlang de stoeten in Lier opluistert. Zij vormt naast andere groepen en themawagens een vast onderdeel in grote optochten. Zij zijn ‘de klop, de fusee! de groote vreugde van den stoet! de droom der kinderen, de verbazing der grooten’ aldus Felix Timmermans (Lierke Plezierke 1928: 28)
De volgorde waarin ze verschijnen is meestal: paardjes met ruiters, het ros beiaard met de vier heemskinderen en de reuzenfamilie samengesteld uit Goliath, Reuzin, Kamenierster, Kinnebaba, Grotemoe en Groteva, Jannekebroer, Miekezuster en twee Moorse knechtjes.
De leeuw die de maagd van Lier op zijn rug draagt en het schip van ’s lands welvaren behoren ook tot de reuzentrein, maar situeren zich soms in een ander onderdeel van de stoet. De overige dieren zijn: kameel, olifant en walvis.
De oude Lierse reuzentrein is verbonden met de traditie van de ommegangen. Vanaf hun ontstaan in de veertiende eeuw laten de reuzen zich jaarlijks zien. In 1815 wijzigt de frequentie van de ommegang naar een 25-jaarlijks interval.
‘Achteruit, bezie ze maar goed, want alle vijf en twintig jaren komen ze maar eens uit hun paleis en morgen zijn ze’r weer binnen! Groot volk laat zich lang wachten en zich niet te veel zien.’
(Felix Timmermans, Lierke Plezierke, 1928)
KORTE REUZENGESCHIEDENIS.
De eerste Europese reuzen zijn vooral Bijbelse figuren en dateren uit de veertiende eeuw. Ze spelen een didactische rol in processies: net als miniaturen in boeken, net als beelden, fresco’s en glasramen in kerken hebben reuzen een moraliserende boodschap en helpen ze de godsdienst aanleren.
In Lier ontstaat de eerste processie waarschijnlijk rond 1354, het jaar waarin de relieken van Sint-Gummarus voor het eerst worden erkend. Eind veertiende eeuw zijn er drie processies: één op de donderdag van Sacramentsdag (de tweede donderdag na Pinksteren), één op de eerste zondag na Sacramentsdag en één op O.L.V.Boodschap. Er lopen muzikanten, kaars-, beeld-, relikwie-, vaandeldragers, maagden en narren, gilden en hoogwaardigheidsbekleders in mee; hoe grootser, hoe aantrekkelijker de stoet.
De vijftiende eeuw betekent een bloeiperiode voor de reuzen in de Lage Landen.
De oudste reuzen worden vermeld in Oudenaarde (1433), Aalst (1447), Namen (1449), Leuven (1463), Dendermonde (1468) en Lier (1469).
In Lier blijkt de zondagsprocessie na Sacramentsdag de belangrijkste. Het aantal personen en wagens met Bijbelse scènes neemt toe en de processie evolueert naar een praalstoet. De (nieuwe) reuzenelementen krijgen wereldlijk karakter en maken stoeten aantrekkelijk. Het ros beiaard, de draak, de olifant (begeleid door een Moor), Goliath en zijn knecht en Goliaths vrouw doen hun intrede. Het hoogtepunt van dit volks spektakel in een christelijk kleedje ligt rond 1480. Er rijden ondertussen wagens mee die taferelen als Jozef en Maria in Bethlehem, Mozes, Gideon, de hel, Sint-Gummarus, de maagdenberg, en de molen van Parijs uitbeelden. Waarschijnlijk voor 1477 verhuist de ommegang naar 11 oktober, de sterfdag van Sint-Gummarus. Van 1498 tot 1571 geeft de stad de organisatie ervan in handen van de rederijkerskamers.
In de zestiende eeuw krijgen de Europese reuzen te kampen met verbodsbepalingen van kerk en staat en worden ze uit heel wat religieuze optochten geweerd. Past het frivole niet bij de protestantse soberheid volgens het gedachtegoed van de Reformatie, ook in onze streken heeft de tegenbeweging van de katholieke kerk – de Contrareformatie – het niet begrepen op de grote poppen die ze omschrijven als heidense monsters. Vanaf 1571 gaat de ommegang in Lier een tijdje niet meer uit ‘om den geusen tijd’. Eind zestiende eeuw neemt de stad de organisatie terug op zich.
Tijdens de zeventiende eeuw blijft de ommegang een jaarlijkse traditie om de grootsheid en welvarendheid van de stad uit te dragen. In 1722 bedraagt de uitgave 1/12de het gehele stadsbudget. Er verschijnt dat jaar een boekje met een schotschrift; een gravure toont het eerste groepsbeeld van de Lierse reuzenfamilie.
De opkomst van het rationalisme, de Franse Revolutie en de napoleontische oorlogen in de achttiende eeuw doen de reuzencultuur geen goed. Tijdens het Franse bewind worden heel wat reuzen vernietigd, publiekelijk verbrand of beschimpt. Over de gebeurtenissen en gebruiken in Lier tijdens deze periode weten we niet veel. Onderzoek zal antwoord geven op de vraag of de reuzen nog jaarlijks uitgaan en hoe de traditie wordt ingevuld.
Vermoedelijk in 1815, naar aanleiding van de duizendste verjaring van het overlijden van Sint-Gummarus, beslist men om elke vijfentwintig jaar jubelfeesten te organiseren. Vanaf dan en heel de negentiende eeuw door laten de reuzen zich enkel op bijzondere gelegenheden zien.
De grote heropleving van de reuzencultuur ontstaat uit een creatieve golf midden twintigste eeuw. De reuzen die dan gemaakt worden, staan doorgaans symbool voor een groep, wijk of gemeente. Vooral in de jaren '90 nemen Lierse wijken en verenigingen het initiatief voor een eigen reus. De levendige interesse is een gevolg van de nood die mensen en gemeenschappen voelen om hun eigenheid en identiteit te zoeken en uit te dragen.
Vandaag concentreert de reuzencultuur zich voornamelijk in België, Frankrijk, Spanje en Portugal.
Ons land telt zo’n 1700 reuzen, in Lier zijn er 23.
REUZEN-ERFGOED ONDER DE LOEP.
Een reus fascineert sinds mensenheugenis door zijn grote gestalte en een levensloop die erg op die van mensen lijkt.
Reuzen en reuzengrote dieren maken deel uit van de literatuur, de kunst en de mythologie van elke beschaving. Zij belichamen universele thema’s zoals angst, macht, religie en cultuur; ze stellen ondermeer helden, goden, helpers of monsters voor.
Lier telt eenentwintig reuzen en het aantal blijft groeien. De helft ervan zijn oude reuzen. Hun ouderdomsdatum verwijst naar de eerste publieke verschijning - te beginnen in de vijftiende eeuw - en is niet meer van toepassing op het materiaal waaruit ze vandaag bestaan. De immateriële waarde (gebruiken en tradities) van de oude Lierse reuzen is eens zo belangrijk en uniek: de samenstelling van de groep is vandaag vrijwel dezelfde als enkele eeuwen geleden. Nergens bleef de reuzentrein zo volledig als in Lier.
Lange tijd kwamen de oude reuzen jaarlijks onder de mensen, maar nu zijn hun optredens exclusiever en laten ze zich alleen op bijzondere gelegenheden zien. Ook de nieuwe reuzen maken vandaag mee het erfgoedverhaal: zij vertellen over wijken en verenigingen, hun identiteit en tradities. Momenteel maakt iedereen zich op voor de ommegang van de Sint-Gummarusfeesten 2015.
Maak kennis met het reuzenvolk: niet alleen met hun levensloop maar ook met de gebruiken en de mensen om en rond de reuzen.
REUZEN IN DE MAAK.
Een reus bouwen is vaak het werk van vele mensen. Een kunstenaar maakt het hoofd en de handen, vroeger vooral met hout, vandaag met piepschuim, polyester en kippengaas. Het lichaam wordt meestal door iemand anders gemaakt. Riet is ideaal, want licht en gemakkelijk om met de reus te wandelen en te dansen. Recente reuzenlichamen bestaan vaak uit houten latjes, aluminium buizen, mousse, en komen meer dan eens op een platform met wieltjes terecht.
Kleding maken is een vak apart. Het is maatwerk dat door handige naaisters gebeurt.
REUZEN IN HERSTEL.
De reuzen ondergaan hun hele leven verzorging en herstel. Zij laten zich standaard voor elk optreden controleren en retoucheren: kledij wordt gewassen, gesteven en hersteld, kapsels in orde gebracht en bepaalde onderdelen vernieuwd. Vaak weerspiegelen stijl en materiaalgebruik een bepaalde tijdsgeest.
Sinds de negentiende eeuw treden de reuzen minder frequent op. Het langdurig opgeborgen staan, aan het oog onttrokken en dus van zorg verstoken, leidt tot verval.
In 1928 onderneemt Bernard Janssens een grote hersteloperatie, het levert hem de naam 'reuzendoktoor' op.
Naar aanloop van de ommegang in 2015 geeft de stad in 2010 opdracht om enkele praalwagens te restaureren: de leeuw, het schip en de walvis. Aanvullend volgen in 2014 de kameel, de olifant en het ros beiaard.
DE REUS DANST.
Geen processies en plechtigheden zonder muziek. De stadsrekeningen geven een beeld van de verschillende instrumenten en zangers die meelopen in een stoet: fluitspeler, trommelaar, doedelzakspeler, vioolspeler, koren (op wagens), gitaar- en luitspelers, blazers, harp en vedeltokkelaars, tuimelaars, dansers, narren, steltenlopers.
De reuzen bewegen zich dansend voort. Ze huppelen en draaien rond hun as of rond elkaar op een ritme dat door trommels of een fanfare aangegeven wordt.
Sneyers schrijft in 1682: ‘Goliath, de huisvrouw en de camenier, de zes kleine reuskens die samen geestig op trommel en fluit weten te dansen: gehele balletten en dansen in forma’. In 1722 krijgt Michiel Henricks '14 gulden voor de dansen geleert te hebben aende reuskens'.
Sinds de tweede helft van de twintigste eeuw begeleidt Koninklijke Harmonie Leo XIII de reuzenfamilie op een potpourri van melodieën, waaronder die van het reuzenlied en het bekende 'Al die zegt : de reus die kom. De reus die kom, …'. Het Lierse reuzenlied ontleent de melodie aan 'het lied van karnaval'. De tekst beperkt zich tot het refrein: 'zie de rokjes zwaaien, draaien, draaien, draaien. Het is weer groot feest. We zingen om ter meest! Zie de rokjes zwaaien, draaien, draaien, draaien. Het is weer groot feest. We zingen om ter meest.'
******
|