Renaat Veremans en Felix Timmermans.
Door Tom Bouws uit de Digitale Bibliotheek.
Lia Timmermans was het, die mij dringend raadde om contact te zoeken met toondichter Renaat Veremans. Ik werkte namelijk - ongeveer tien jaren geleden - aan mijn traditionele Kerstklankbeeld voor de Katholieke Radio Omroep en had als thema Fee Timmermans' ‘Het Kindeken Jezus in Vlaanderen’ gekozen. Lia riep: ‘O, ge moet aan oom Renaat vragen om zijn herinnering aan vaders boek te vertellen! Die is zo schoon, dat hij er zelf altijd nog om schreien moet.’
Ten huize van architekt Flor van Reeth aan de Boekenberglei, een stille straat in Deurne, luisterde ik op een regenachtige avond naar die herinneringen van Timmermans' trouwe vrienden. O, ze popelden om mij te dompelen in de stroom van hun verhalen. Veremans, de felste en jongste van beiden, had iets van een vriendelijke leeuw met zijn dikke, warrelige haren, waarin alle tinten vielen te ontwaren van grijs tot geelbruin. Van Reeth leek mij veel ouder en veel brozer, maar al liet hij het gesprek grotendeels aan Veremans en mij, zijn intelligente oogjes fonkelden van hevig medeleven. ‘Vertel nu over hoe ge Fee's boek in Londen hebt gekregen midden in de oorlog!’ riep hij, toen Veremans hem te langdurig een goede wijn prees.
*
‘Awel, goed ik vertel, als gij mij niet onderbreekt,’ zei Renaat. ‘Tom, wij waren in oorlog - van “veertien-achttien”, dat gij u niet vergist! - uitgeweken naar Londen. Ik zat daar met vrouw en kinderen in die grote stad en al sprak niemand het uit, ons hart was berstensvol verlangen naar Vlaanderen, dat zo onbereikbaar ver leek. En als dan 's nachts de Zeppelins boven de stad verschenen - ge weet, wat ik bedoel: die lange luchtschepen, net sigaren in een zilverpapierke! - och, dan trilden de huizen door de neervallende bommen en vloekte ik de dag, dat wij uit Vlaanderen wegtrokken. Awel, op een avond kwam bezoek uit het vaderland: och, er waren voor avontuurlijke kerels altijd nog wel wegen om er in en er uit te geraken. Maar met deze gast voelden wij ons zeer thuis, omdat hij stellig nieuws zou brengen van goede vrienden. “George!” riep ik verheugd. “Zijt ge er weer goed doorgekomen? Zet u bij ons, en dan gaat ge maar vertellen, manneke!” 't Was de broer van Ernest van der Hallen, een jong soldaat, die koeriersdiensten verrichtte tussen beide landen. Dit keer bracht hij ons groeten uit Lier en een pakske, dat ons deugd zou doen, had de Fee gezegd. Wie beschrijft onze ontroering, toen we ontdekten, dat het een nieuw boek van onze vriend bevatte: “Het Kindeken Jezus in Vlaanderen”. Wij hielden het om beurten vast en hadden tranen in de ogen, waarvoor we ons niet schaamden, want het was een brokske vaderland dat we aanraakten.
“Wil ik er uit lezen?” vroeg George ons. Dat deed hij graag, omdat hij een schone stem bezat en, als broer van een dichter, ook begrip had voor wat hij dan las. Verheugd zetten wij ons in een kring met hem, lamplicht bescheen enkel het boek, wij zelf zaten in het duister. Hij glimlacht naar ons, wilde adem scheppen, maar och, daar kondigde luchtalarm de komst aan van Zeppelins en vliegtuigen; even later begon afweergeschut te dreunen en schudde het huis door ontploffende bommen, veraf of dichtbij, dat wist nooit iemand. “Zal ik toch lezen?” vroeg George. “Of wilt ge liever veilig in de kelder wachten?”
“Lees maar,” besliste ik, en ook de anderen zeiden: “Ja, toe nu maar!” Toen begon hij aan Felix' wonderschone verhaal over de Heilige Familie, en las 't, terwijl het hevigst luchtgevecht, sinds de oorlog uitbrak, boven Londen woedde. Wij hoorden 't geen van allen; wij waren in Vlaanderen al die uren, dat de Duitsers aanvielen en George las. Felix had ons beschermd door zijn boek. Daarom is 't mij zo dierbaar, al lees ik ook andere van herte’.
*
Aldus Veremans op die regenavond in het huis van Flor van Reeth. Hij sprak niet over zichzelf; dat heb ik hem nooit horen doen. Maar in dit gelovig vertelsel over de vriendschap tot Felix Timmermans en in zijn heilig geloof, dat Fee's boek was gezonden om hem en zijn familie te beschermen tegen het oorlogsonheil, ligt het karakter van deze nobele mens ten volle voor mij getekend.
*******
|