De Meimaand mint de Nachtegaal.
Door Guido Defever - mei 2002. Timmermans kende zelf geen muziek, maar hij zoog ze op en zette ze om in poëzie en proza, vanaf de uitbundige roman Pallieter uit 1916 tot in de verstilde gedichtencyclus Adagio uit 1945/47. Twee tegenpolen in het oeuvre van Timmermans, en merkwaardig genoeg, net de twee werken die op hun beurt het meest als inspiratiebron dienden voor waardevolle composities van o.m. Flor Alpaerts, Renaat Veremans, Arthur Meulemans, Jos Van Looy, Raymond Schroyens en Frits Celis.
Symfonie van licht en goud Het symfonisch gedicht Pallieter van Flor Alperts (1876—1954) is ongetwijfeld het bekendste en het kleurrijkste orkestwerk naar Timmermans. In de zomer van 1921 bracht Flor Alpaerts zijn vakantie door in Viersel en trok elke dag per fiets het bos in om daar zijn schetsen voor zijn "Pallietersymfonie" op papier te zetten. "Het waren mee van de schoonste ogenblikken in mijn leven... Ogenblikken van zalig alleen zijn met een droom, met een scheppingsdrang waaraan vrijelijk uiting kan worden gegeven, in de ideaal-passende omgeving...''. En Alpaerts vertelt verder: "... en dat brengt mij onwillekeurig den geweldigen indruk te binnen, dien ik onderging toen een onweer mij verraste en ik mij verplicht zag, op mijn terugweg, in een schuur te schuilen. Vlug haalde ik daar mijn potlood en mijn muziekpapier te voorschijn en schreef mijn indrukken neer. Dat onweer kwam als besteld, haast op het passende ogenblik : ik wilde immers ook de zogenaamde 'Walkurenrit' van Pallieter en Marieke in muziek uitbeelden, wanneer zij op hun ongezadelde rijdieren naar huis stuurden, na hun spelevaart op de Nethe".
Romantischer kan bijna niet : de componist die aangepord door een flink onweer midden in het bos een Walkuriaans thema neerpent ! In werkelijkheid heeft Flor Alpaerts inderdaad in de zomer van 1921 een aantal schetsen gemaakt, maar het werk uiteindelijk pas in 1924 voltooid. Alpaerts spreekt zelf niet over een symfonisch gedicht, maar wel over een programatische symfonie in drie delen : Meimorgen - Zomeravond - Bruiloftsfeest, naar drie hoofdstukken uit Pallieter. Als vorm staat het veel dichter bij b.v. La Mer van Debussy en Fontane di Roma (1917) of Pini di Roma (1923) van Respighi, dan bij een symfonisch gedicht van Richard Strauss. De kleurrijke orkestratie wordt doorkruist met flarden van duidelijk herkenbare motieven, dikwijls met archaïserende wendingen. Citaten uit oud-Nederlandse volksliederen worden hier wonderwel ingepast: "De Winter is verganghen", "Het waren twee coninckxkinderen", "Reuzenlied", "Pierlala" e.a... Felix Timmermans moet in 1922 reeds een uitvoering gehoord hebben van het eerste deel, "Meimorgen", dat wel al voltooid was eind 1921. Hij schrijft erover aan Alpaerts : "Het was of ik een gouden insect hoorde, dat stilaan wakker werd door zonnegoedheid, dat zijne vleugels trilde en deed beven, heviger en heviger; elk getril was een gouden klank, en 't dier groeide, groeide tot een geweldige torenhoogte en naarmate gonsde en zong en triompheerde het goud zijner vleugels tot een symphonie van licht en goud. " (Lier, 16 nov. 1922).
Pallieter spoorloos De Pallietersymfonie van Alpaerts is een hoogtepunt in de Vlaamse symfonische muziek. Maar ook Renaat Veremans zou een "Pallieter" gecomponeerd hebben. Meer nog : Veremans lag zelf mee aan de oorsprong van één van de hoofdstukken uit Pallieter. Timmermans en Veremans waren twee handen op één Lierse buik : in dezelfde buurt geboren en getogen en van jongs af aan in een dweperige vriendschap met elkaar verbonden: Felix las Renaat poëzie van Willem Kloos voor en Renaat speelde voor Felix muziek van Wagner en Beethoven. Het duo Timmermans – Veremans werd de kern van een groepje verwante zielen waartoe ook de schilder en architect Flor Van Reeth deel ging uitmaken. En zo vond het hoofdstuk "Maneschijn" uit Pallieter zijn oorsprong in één van de muziekavonden ten huize Van Reeth in Mortsel. Ook daar moet Veremans voor de zoveelste maal de "Mondscheinsonate" van Beethoven gespeeld hebben ter afsluiting, zo vertelt Veremans in "Mijn herinneringen aan Felix Timmermans" (1950) : "Alvorens naar bed te gaan zouden we eerst nog een wandeling maken door de velden tot aan een oude hoeve. Het was een zwoele avond en alles baadde in de zilveren maneschijn. Er werd weinig gesproken. De Beethovenmuziek echode nog na in ons hoofd. Alles was vol wijding... 'Men hoort en men voelt de stilte' sprak opeens de Fe... Bij het thuiskomen trok ieder naar zijn kamer. Toen we 's anderendaags vroeg aan de koffietafel zaten haalde de Fé, na het ontbijt, plots enkele bladen papier uit zijn vestzak en verzocht ons te willen luisteren, 'want ik denk iets goeds geschreven te hebben'. Hij las toen heel het hoofdstuk "Maneschijn". Hij was heel de nacht niet op zijn bed geweest en had tot 's morgens geschreven".
Tussen 1921 en 1926 werd er bij de "Vlaemsche Muziekhandel" in Antwerpen een pianostuk van Renaat Veremans gepubliceerd met de mysterieuze titel : "Maannacht, voor klavier, getrokken uit het Symphonisch Gedicht 'Pallieter' (1919)". Een overtuigend bewijs dat ook Veremans een symfonisch gedicht Pallieter heeft gecomponeerd, en dit voor Alpaerts aan zijn Pallieter begon. Alleen, deze Pallieter is met de Noorderzon vertrokken: er is geen uitvoering geweest, er is geen manuscript bewaard en ook later rept Veremans er met geen woord meer over. De autograaf van "Maannacht", dat in het Conservatorium van Antwerpen bewaard wordt, heeft als titel: "Maannacht, getrokken uit het symphonisch gedicht De Nethe" De laatste twee woorden werden doorstreept en vervangen door "Pallieter". Ook De Nethe is spoorloos.
Levenslange vriendschap Er bestaat wel een ander symfonisch gedicht van Renaat Vcremans dat uitdrukkelijk naar Felix Timmermans verwijst, zonder evenwel een werk van Timmermans als uitgangspunt te nemen. Het gaat om een In Memoriam Felix Timmermans dat Veremans in 1957 componeerde, tien jaar na het overlijden van Timmermans, als dankbare herinnering aan een levenslange vriendschap. De ondertitel luidt: Nacht en Morgendontwaken aan de Nethe. Dit tweedelig symfonisch gedicht begint met een impressionistisch sfeerbeeld van de nacht, dat wegsterft in een vioolsolo, beantwoord in de hoorn. Dat hoornmotief wordt het thema voor het opgewekte, stralende morgenontwaken. Voor een werk uit 1957 getuigt het niet bepaald van vernieuwingsdrang, maar wellicht vond de 63-jarige Veremans het belangrijker om zich opnieuw in te leven in de Pallieterjaren dan de esthetiek van de jaren 1950 aan te kleven.
Renaat Veremans was van 1921 tot 1941 dirigent van de Koninklijke Vlaamse Opera en componeerde zelf een aantal operettes en vier opera's. Eén ervan is Anne-Marie (1937-38), geïnspireerd op de roman Mijnheer Pirroen van Felix Timmermans, die zelf zijn roman bewerkte tot libretto. De uitvoering door het K.V.O. vond plaats op 22 febr. 1938 onder leiding van Renaat Veremans en met decorontwerpen van Felix Timmermans. Er bestaat jammer genoeg geen klankopname van dit werk.
Het was niet de eerste maal dat er een samenwerking op touw was gezet voor een Veremansopera op tekst van Timmermans. Een vroegere aanzet was er al in de jaren 20 met een zangspel in drie bedrijven: De Kerstmissater, naar de novelle van Timmermans uit 1924. In "Mijn herinneringen aan Felix Timmermans" schrijft Veremans :"Vol geestdrift en vuur staken we van wal. De goesting van de Fé als librettoschrijver was echter van korten duur. Nadat het eerste bedrijf gecomponeerd en georkestreerd was, vond hij die novelle niet geschikt om als opera bewerkt te worden. Hij had misschien gelijk!"
En toch: ditzelfde gegeven werd later wel als opera bewerkt en uitgevoerd. Het werd Le Faune van de Zwitserse componist Walter Furrer. Timmermans gaf in het voorjaar van 1946 zijn akkoord voor de operabewerking. Begin 1947 liet Walter Furrer aan Timmermans weten dat de opera zou gecreëerd worden op 24 januari 1947. De creatie had plaats in Bern. Op de ochtend van die dag overleed Timmermans in Lier.
Inkeer en berusting Het laatste werk van Timmermans is een bundel gedichten uit de jaren 1945-1947, postuum samengebracht onder de titel Adagio. Het zijn verzen van inkeer en berusting, die geen enkele binding hebben met het klassieke Timmermansbeeld in de literatuur :
"De kern van alle dingen is stil en eindeloos. Alleen de dingen zingen. Ons lied is kort en broos"
En precies deze verzen zouden een hele reeks componisten aanspreken: Renaat Veremans, Arthur Meulemans, Ivo Mortelmans (zoon van), de vergeten Brugse componist Lionel Blomme, de Lierse componist en vroegere directeur van de Lierse muziekacademie Jos Van Looy, de Lierenaar Piet Fabri, Juliaan Wilmots, Raymond Schroyens en Frits Celis. Een aantal gedichten werden bekend in koorzettingen: andere als liederen voor zang met piano- of orkestbegeleiding.
Aan Frits Celis danken we de wondermooie koorzetting: De Meimaand mint de Nachtegaal, O gulden lied, kristallen taal, juweel der avondstonden. Op zijn beurt was dit gedicht de neerslag van een muzikale indruk: Clara, dochter van Felix, studeerde zang aan het Conservatorium van Antwerpen. Thuis luisterde de Fé geduldig en aandachtig naar de liederen die zij instudeerde. Sommige liederen inspireerden hem tot gedichten, getuigt Clara Wagner-Timmermans in het Jaarboek 1973 van het Timmermansgenootschap : "De meinacht mint de nachtegaal'' zijn de klagende vocalises van een liefdeslied van Rimski-Korsakov op woorden gezet."
******
|