' Lot er ons de sijs van aflakke '
Jos Borré - 9/8/1996. In de Lierse literatuurgeschiedenis is er na Felix Timmermans niets meer geschreven. De stad is nog steeds doordrongen van de beroering door het levensgenot die uit sommige van zijn werken spreekt. Meneer Pirroen op de Zimmertoren, het standbeeld van Pallieter, de Pallieterroute, café Pallieter, restaurant De Pirroen, de houten wegwijzers met figuren en taferelen uit zijn boeken. De opvolgers van zijn personages komen elk jaar opnieuw te voorschijn op Lier kermis in juni, waar de heren geacht worden in strooien hoed – een 'tits' - te verschijnen. De tweedehandsboekhandel 'Schoon Lier' in de Van Cauwenberghstraat is een zoek- en ontmoetingsplaats voor verzamelaars van Timmermans-edities, waar nieuwtjes uit de twee Timmermansgenootschappen worden uitgewisseld. Een namaak-Timmermans is nog altijd populair als auteur van Lierse wijkverhalen, een volks kerstspel en een inventaris in twee delen van Lierse woorden en uitdrukkingen: Kak van Maria en Zweus. Eigenlijk is het omgekeerd gegaan. Timmermans heeft op treffende wijze de aloude ziel van 'Lierke plezierke' in beeld en klank gevat en neergeschreven, en de Pallieters vonden in hem een ijkmaat voor hun levenslust. Timmermans werd de totem van de Lierse luim, het zinnebeeld van de echte Lierse mentaliteit.
"Hier looft men God, maar met een stuk spek in de mond." Felix Timmermans werd op 5 juli 1886 geboren in de Karthuizersvest, nu een winkelstraat, als dertiende van veertien kinderen. "Ik was een overschotje." Omdat er geen plaats meer was in het trouwboekje moest zijn naam op het omslag worden geschreven. Zoals andere huizen waarin hij in Lier heeft gewoond, is het geboortehuis ondertussen verdwenen. Het langst woonde hij op het nummer 30 in de De Heyderstraat, waar in 1957, tien jaar na zijn dood, een gedenkplaat werd aangebracht. Daar zou zijn werkkamer in de oorspronkelijke staat zijn bewaard, maar het huis is niet open voor het publiek. Het wordt bewoond door zijn zoon, de tekenaar en schrijver Gommaar Timmermans (GoT).
Voor meer en konkreter aandenkens moet men naar het Timmermans-Opsomerhuis, het oude Hof van Geertruyen, bij de Binnennete aan de andere oever van de Zimmertoren, sinds 1968 museum voor Lierse kunstenaars. Timmermans moet hier inderdaad de ruimte delen met de schilder Isidoor Opsomer, de komponist Renaat Veremans, de kunstsmid Louis Van Boeckel, de schrijver Anton Bergmann en enkele mindere goden. Maar de geest van Timmermans waart door alle vertrekken. In een kamer hangt een reeks panelen, elk met gegevens over literatoren uit de geschiedenis van Lier, vanaf Beatrijs van Nazareth (13de eeuw) tot Jozef L. De Belder. Op het paneel van kanunnik Jan Baptist David, Vlaams voorvechter naar wie het Davidsfonds werd genoemd, prijkt ook het menu dat ter gelegenheid van de inhuldiging van zijn standbeeld op de Lierse vest (stadswandeling) op 22-23 augustus 1897 werd afgewerkt : 'Tomatensoep, Garnaalpasteikens, Tarbot op zijn Hollandsch, Ossenborst met Madeirasaus, Hesp in gelei, Opgevulde Bloemkoolen, Kiekens met salaad, Pronkgebak, Vruchten en Nagerecht'. In 1897 was Timmermans een knaap van elf, aan hem kan het niet gelegen hebben.
Zinnelijke levenservaring Isidoor Opsomer heeft Timmermans een flink aantal keren vereeuwigd. Een groot portret ten voeten uit van Timmermans hangt in het stadhuis. In de Opsomerzaal vindt men, wat uit het zicht in een verloren hoek, een gehavende en niet gedateerde tekening, en een ets uit 1914, van een Timmermans van achteraan in de twintig, een bol gezicht met glimlach en guitige blik en een grote kuif rechtopstaand haar. Op de Timmermans-etage hangen overtuigender olieverfschilderijen van een al oudere Timmermans, met "een blauwgeschoren, zak-kakig gezicht", zoals hij de wijnhandelaar in De pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt beschrijft. Uit alles spreekt hier de zinnelijke levenservaring. Als hij zich over Ernest Staes, advocaat van stadsgenoot Anton Bergmann uitlaat, een bewonderde voorganger: "Dat heb ik niet gelezen. Dat heb ik gevreten." Op een foto zitten vele kinderen als in een weeshuis aan lange tafels voor een bord vol witte leegte in de lens te kijken. Er zal duidelijk niet gegeten worden voor de fotograaf klaar is met zijn werk. De schrijver staand aan het hoofd van de tafels, een paar afwachtende vrouwen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Timmermans voorzitter van de Lierse afdeling voor Volksopvoeding. "Hij zorgde zelf mee voor de papbedeling en fleurde het lokaal op met zijn tekeningen." In een toonkast de indrukwekkende luxe-editie op groot formaat van Pieter Bruegel open op de titelbladzijde, met de ondertitel zoo heb ik u uit uwe werken geroken. Elders een citaat geplukt uit Adriaan Brouwer, dus van de gerijpte, gelouterde, oudere Timmermans: "Het leven is een soep met vier troostende mergpijpen in : de drank, de liefde, de toebak en de kunst." In deze volgorde?
Tegen de wanden in afzonderlijke panelen per boek de illustraties die Timmermans zelf maakte voor zijn werk, in simpele lijnen met grove arceringen voor de schaduwvlakken, naïef-expressionistisch van stijl, bij gelegenheid in heldere kleuren. Veel processiebeelden, begijnhofminiaturen, devotietaferelen. Op groot formaat in olieverf een zaaiende boer, met kolenschoppen van handen à la Permeke, een bolle zaaizak voor de buik, in zwarte broek, met zware tred het zaad uitstrooiend over een donkerbruine, van vruchtbaarheid zompige en bolstaande akker. Alles bij de grond is donker. Een onweerswolk verdwijnt net uit het zicht, voor de rest is alles in de lucht-met-regenboog en alles op de verre achtergrond licht en luchtig. "Timmermans wist dat hij niet zo'n goed schilder was. Hij stelde slechts enkele keren tentoon, op verzoek van vrienden, in Amsterdam, Den Haag, Keulen, Leuven en Lier." Maar de prijs van zijn artistiek werk vandaag liegt er niet om. In zijn boeken brengen noch de aardse geneugten noch het geestelijke heil de uiteindelijke vervulling van het leven. Het een moet het ander aanvullen, maar er blijft iets onvoltooids, zelfs al wordt het onbegrijpelijke belichaamd en vereerd in een godheid. Er zit altijd een bijsmaak aan het genot: "Mystiek en zinnelijkheid mengelen zich in Lier bijeen, en meer dan ergens anders vindt men hier dit verdeelde hart : de herberg naast de kerk. Het heimwee naar de Hemel en een dronk op het leven."
De jonge Timmermans maakt een donkere periode door voor zijn levenslust zich zo opvallend manifesteert. Onder invloed van de jonggestorven schilder Raymond de la Haye verdiept hij zich in de teosofie en de okkulte wetenschappen, en hij leest onder anderen Maeterlinck en Joris-Karl Huysmans. De parochieherder gooit het jonge gezelschap uit het huis aan de Grachtkant nummer 4 in het Begijnhof omdat het er spiritistische seances houdt. Zijn eerste grote werk. Schemeringen van de dood, bevat sombere verhalen over nachtmerries, hopeloze liefdes, overspel, moord en zelfmoord. "Alles was zwart en donker en dood."
Hollandse winkelhaken Maar na een zware operatie waarbij hij de dood in de ogen ziet, beleeft hij in de volle zomer van 1911 een totale ommekeer in zijn levensbeschouwing. "Mijn klein, alledaags en zoekend schrijversleventje kreeg er een geweldigen schok door en keerde zich om." Uit deze plotselinge verrukte levenslust ontstaat Pallieter. De overvloed van bloemen en vruchten, de lucht zwanger van wisselende geuren, het wervelend en koppelend gedierte, altijd voort, altijd opnieuw. Breek je er het hoofd niet over, begrijpen kun je het toch niet, maar " t' is schoen, en lot er ons de sijs van aflakke..." Toch, zegt Timmermans-kenner August Keersmaekers, zal de "fundamentele weemoed" nooit helemaal uit zijn werk verdwijnen. Pallieter verschijnt van 1912 tot 1914 in afleveringen in De Nieuwe Gids. Dan breekt de oorlog uit. Pas in 1916 bereikt het herwerkte, maar dan nog vijf kilo zware manuskript uitgever Van Kampen in Amsterdam via de Duitse Presse-delegierte in Gent en de Belgische vice-konsul in Terneuzen. De eerste editie van Pallieter staat vol tikfouten en onnauwkeurigheden, en er ontbreekt een bladzijde in. Maar nog erger is de reaktie in sommige Noordnederlandse katholieke bladen : daarin wordt Pallieter amoreel, sensueel en godslasterlijk genoemd. De affaire laait zo hoog op dat in 1920 in Rome een kerkelijk verbodsdekreet over Pallieter wordt uitgesproken. Geschrokken repliceert Timmermans dat hij altijd "een goed katoliek" probeerde te zijn. Hij doet een beroep op de om zijn Vlaamsgezindheid in een obskure Brusselse parochie uitgerangeerde, maar onverzettelijke kanunnik Theodoor van Tichelen ("die Hollandse winkelhaken verstaan ons niet") om de tekst te helpen herzien.
In een brief uit 1920, in het museum is die nochtans belangrijke datering weggevallen, sust Timmermans zijn uitgever met de overweging dat het boek toch "niet op de index" terechtgekomen is en "slechts voor Holland en België" verboden is. En op zijn kousevoeten laat hij weten "na mij goed bedacht te hebben (...) dan toch (...) enige wijzigingen" te willen aanbrengen, "hier en daar een zin, en misschien een kort toneeltje". Eruit gaan (ik pik voorbeelden uit de inventaris die dr. Marcel Cordemans in 1958 maakte in de Handelingen van de Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis) : de 'zinnelijke' passage waarin Pallieter Marieke achtervolgt na een naakte zwempartij, het zicht op "de tepeltjes" en "blote roze billen", en dat "haar boezemkens waggelen". Uitdrukkingen als "Nu is het leve zot lak 'n hiet maagdeke". Begijntjes kunnen wel "meestal arm" zijn, maar niet ook nog "gierig". Als Pallieter op kerstochend opstaat moet hij voor het ontbijt "naar’t zevenuren-misken op 't Begijnhof. Van Tichelen: "Laat hem naar de mis gaan: een paar woorden!" En Pallieters lof voor een overvloedige zomerweelde wordt afgesloten met de bedenkelijke uitroep "Geloofd zij God om de peren en de appelen!" Volgens August Keersmaekers de subtiele ironische wraak op de Hollandse "winkelhaken" van twee Vlaamse "spuiters". Pas in de zestiende druk. van 1930, is de steeds verder gaande zuivering voltooid. Pas in 1966, vijftig jaar na datum, verschijnt als de negenentwintigste druk in een bijzondere uitgave de oorspronkelijke tekst opnieuw. Timmermans maakte zelf enige ontwerpen en schetsen voor het omslag van Pallieter. Overigens had hij als naam voor zijn hoofdfiguur ook aan 'Pagadder' of 'Kadots' gedacht, maar een vriend koos voor 'Pallieter' omdat in die naam het best de geest van het boek besloten zat. In de toonkasten liggen voorbeelden van de talloze vertalingen van Timmermans' werk. Pallieter heet in het Zweeds Livets Fröjder ('De vreugden des levens'). Adagio is ook in het Japans overgezet. En hoeveel suggestiever klinkt The perfect joy of St. Frances dan De harp van Sint Franciscus! In het Engels mocht het.
Rembrandtprijs Foto's tegen de muur. De schrijver in zijn werkkamer, zware pijp in de mond, vadermoordenaars met gestrikte das, de tafel in Mechelse stijl vol papieren. Op de achtergrond een wandklok. (Elders in het museum : de wandklok, met ernaast een foto van de schrijver die de wandklok gelijk zet. Het verleden materieel overgeheveld.) De schrijver in de deuropening in de De Heyderstraat, op de dorpel, nog steeds "met vadermoordenaars en gestrikte das, maar nu ook met stofjas, de handen in de zakken. Schrijven is intellektuele arbeid. En steeds die bolle, gezakte wangen, de verwilderd opstaande kuif.
De schrijver in 1942 op de uitreiking van de Rembrandtprijs van de Hanze Universiteit van Hamburg. Echter geen woord over de konsekwenties daarvan. Tijdens de oorlog was Timmermans aktief in de organizatie van het plaatselijke kulturele leven, als voorzitter van 'Volk en Kunst' en van de Lierse afdeling van de Kamer voor Letterkundigen, een onderdeel van de door de Duitsers opgerichte Kunstenaarsgilde. Na afloop nam men hem echter vooral kwalijk dat hij deze Rembrandtprijs had aanvaard. Op het ogenblik zelf waren de reakties verdeeld. De vrijzinnige Lode Baekelmans zag er geen been in en was aanwezig op de viering van Timmermans in Antwerpen. Het Davidsfonds van Lier morde, waarop Timmermans ontslag nam als lid. Hoewel hij sympatie voor de bezetter aangewreven kreeg, werd Timmermans vlak na de oorlog buiten vervolging gesteld. Een close-up van de schrijver op zijn doodsbed. De gebogen lijnen van voorhoofd en neus. Het op doodsprentjes eeuwig geciteerde afscheidsgedicht uit Adagio :
"De kern van alle, dingen is stil en eindeloos. Alleen de dingen zingen. Ons lied is kort en broos.
En donker zingt mijn bloed, van heimwee zwaar doorwogen. Ik zeil langs regenbogen Gods stilte tegemoet."
Timmermans stierf op 24 januari 1947, eenenzestig jaar oud. De grillige donkere lijkkoets werd getrokken door twee met zwart fluweel beklede paarden. Het was bar koud die dag. Er bestaat een foto van Walschap, met dikke mantel en handschoenen, samen met de vrouw van Ernest Claes, in bontjas met mof, en met uitgever Bob van Kampen, in hoge hoed en witte sjaal boven een lange zwarte mantel, op het besneeuwde kerkhof van Kloosterheide, een eind buiten de stad. Mensen die er toen bij waren vertellen mij dat Walschap en Westerlinck, die begin 1947 in een felle polemiek in literaire tijdschriften verwikkeld waren, aan het ruziën sloegen nog voor ze van het kerkhof af waren.
*********
|