De Leefkamers van Felix Timmermans.
Door Frans VERSTREKEN - 2 december 1972
Zesendertig jaar voor Lefèvre en Florquin. Ach, het is reeds negen jaar geleden dat John Fitzgerald Kennedy op verkiezingstoernee te Dallas (Texas) werd vermoord. De aanslag op Amerika's jongste president, op 22 november 1963, ligt nog fris in het geheugen. Over heel de wereld spoelde een golf van afschuw en verslagenheid. Dezelfde avond nog legde eersteminister Theo Lefèvre voor de televisie een verklaring af, waarin hij het rouwbeklag van de regering en de Belgische bevolking vertolkte. In het begin van zijn toespraak kwam volgende zin voor :
«Ik kwam thuis, liep door de 'leefkamer' en zag het gezicht van de nieuwslezer...»
Meteen keken velen verrast op, bij het horen van dit «nieuwe» woord. Vermoedelijk was het Engelse «living» door Lefèvres hoofd geschoten en bedacht hij — om een anglikanisme te vermijden — vlug een ekwivalente vernederlandsing. Of viel hem spontaan, naar hij later zelf beweerde, een woord te binnen, dat in de streek van Gent mondgemeen is ? Uit een kleine enquête is later gebleken dat het woord slechts in zeer zeldzame gevallen door enkelingen werd gebruikt. Sommigen vonden «leefkamer» een ongelukkig knutselwoord, een uiting van onbewuste humor; anderen zagen er een bruikbaar neologisme in.
Ten huize van Florquin Er is heel wat om te doen geweest en het woord maakte spoedig geschiedenis. Die taalvondst-van-de-beeldbuis was natuurlijk dankbaar voer voor de tuiniers in onze Nederlandse woordenschat. Moesten wij het onkruid wieden of de nieuwe kruising met zorg kultiveren ? Maarten van Nierop wijdde tussen 23 mei en 24 juni 1964 in 'De Standaard' niet minder dan zes Taaltuinen aan het verschijnsel. Daaruit blijkt dat «leefkamer» de vertaling kan zijn van het uit het Engels ontleende «living», de verkorting van «living-room». Dit in de Verenigde Staten ontstane woord bereikte ons via Frankrijk. Het modewoord «living», dat niet strookt met ons taaleigen, is hier pas na de Tweede Wereldoorlog in zwang gekomen, als statussymbool. Het begrip slaat op een ruim vertrek, dat een kombinatie is van eet-, zit- en woonkamer. Als kamertype is «leefkamer» dus niet bruikbaar. Maar «leefkamer» kan ook als een niet te verwerpen Nederlandse woordvorming voorkomen, ter vervanging van huis- of woonkamer met de nadruk op de 'kamer waarin zich het dagelijkse leven afspeelt'. Aldus Van Nierop.
Dr. Marc Galle maakt een duidelijk onderscheid tussen 'leven' en 'wonen' en acht «leefkamer» in strijd met het Nederlands taaleigen. Dat de h. Lefèvre met zijn «Teologische» term een tijdje navolging vond, is bekend. Soms in ernst vaak als spot Maar intussen werd het ook duidelijk dat professor Dr. Joos Florquin de eersteminister enkele maanden vóór was en reeds in de TV-uitzending 'Ten huize van Aloïs de Mayer' van 25 juni 1963 Annie van Avermaet liet zeggen : 'Ook in deze huiskamer, die zijn "leefkamer" is, wordt men steeds aan de IJzer herinnerd.' Hij gebruikte de nieuwigheid naar analogie met de traditionele woorden als «slaapkamer», «zitkamer», «eetkamer», «studeerkamer». Hij bedoelde er kennelijk het verblijf mee, waar men een belangrijk deel van zijn leven in doorbrengt. Ook in zijn boeken naar de merkwaardige TV-serie 'Ten huize van...' duiken bij Florquin af en toe «leefkamers» op. Zijn professorale inspanningen om het woord in ons taalgebruik ingang te doen vinden, deden wat kunstmatig aan.
De woordenboeken van Van Daele, Koenen-Endepols, Verschueren en Kramers vermelden het woord niet,evenmin als het veeldelige «Woordenboek der Nederlandse Taal». De taalhandboekjes van Heidbuchel, Grauls. Galle, Paardekooper en Van Nierop verzwijgen eveneens de «leefkamer». Maar Joos Florquin komt er, in zijn pockets met taaltips, een paar keren op terug. In 'Hier spreekt men Nederlands 2' lezen we: 'Leefkamer is uitstekend Nederlands net als «Leeftocht» of «leefruimte». We hebben het woord leefkamer trouwens zelf uitgevonden, maar de h. Theo Lefèvre heeft er carrière mee gemaakt...' (pp. 110-111). Inmiddels is het woord «leefmilieu» de reeks komen aanvullen.
Timmermans heeft de primeur Groot was mijn verbazing, toen ik vóór een tweetal jaren, bij het herlezen van het literaire oeuvre van Felix Timmermans, op het woord «leefkamer» stuitte ! En dit in zijn boek 'De Familie Hernat', dat in 1942 verscheen. Het is de roman van drie geslachten van de Hernats in Nivesdonck, waarin men Lier kon herkennen. Tegen het einde beschrijft Timmermans «een van de schemer-donkere kamers» van baron Karel-Jan Hernat, die zijn fortuin heeft verspild : 'In die eetkamer, die ook «leefkamer» was en waar hij zijn vrienden uitnoodigde om te komen praten, of Roselie uitnoodigde om te komen domino spelen, hing het groot portret van Stefan Hernat, en op een kastje daaronder lag, in fluweel geborgen, de oude viool' (p. 368). Toen was het woord «living» zeker niet tot zijn omgangstaal doorgedrongen. Timmermans, die allerminst een taalpurist kan worden genoemd, schreef het spontaan neer, in zijn onbewuste drang tot originele verwoording. En het is bovendien overduidelijk, dat de Lierse schrijver in deze zin «leefkamer» gebruikte, om een vertrek aan te duiden, waarin gepraat, gespeeld, gegeten, kortom : geleefd wordt. Hiermee was hij 22 jaren vooruit op de «kreatie» van professor Florquin en op de gedenkwaardige uitspraak van premier Lefèvre.
Men zou deze simpele en modern aandoende samenstelling niet bij Felix Timmermans verwachten. Hij was immers vooral sterk in het smeden van spitsvondige, meestal vrij ingewikkelde substantieven. Ik plukte voor u een ruiker vreemdsoortige taalbloemen : een «distelglimlach », een «Tandenborstelsnor», «nijlpaardmuren», een «blotevoetenpater», een «straatkeerdersgezicht», «wijwatervatmonden», «bloemkoolwolken » en een «bakkersovenwarmte». Een paraplu noemt hij vaak een «regenschuiler» en ergens zelfs een «regenwaterstokdoek» ! Vele woordvormingen ontstonden bij de Fé omwille van de speelse humor of om een beeldspraak te kondenseren. Hij schiep er soms genoegen in zeer lange samenstellingen te bedenken, als «armemensenhemdenreuk» of «allerzielenkoekenbakkendeeg». Om nog even een zonderlinge «kamer bij deze auteur te citeren, grijp ik naar zijn «Pallieter» (1916). Toen de «dagenmelker» en Marieke vanop het paard Beiaard het Netedal overschouwden, zei Pallieter: 'Dat is man beste kamer! Man «salon!» De loecht is man plafon, de zon man horloge, het gers is man tapijt, de regen man gordijnen, mor..', man bed is zonder vrijw ! (p. 87). Alleszins een oorspronkelijke manier om een landschap te vergelijken met een pronkkamer. Het Pallieterland, dat zich uitstrekt langsheen de Nete tussen Lier en halfweg Duffel, werd aldus gedoopt door Timmermans' jongere vriend, de Lierse letterkundige Jozef Arras.
In een briefkaart aan zijn vriend architekt-schilder Flor van Reeth gebruikte Felix Timmermans op 4 augustus 1927 reeds het woord «leefkamer» (zevende zin vanaf onder te tellen). Daarin schreef hij over een tentoonstelling van «De Pelgrim», waarvoor hij bezwaarlijk een nieuw schilderij kon maken, omdat hij druk aan zijn 'Pieter Bruegel' werkte. Begin januari 1926 was de familie Timmermans verhuisd van de Boomlaarstraat (waar zij het huis betrok van illustrator Fred Bogaerts) naar de De Heyderstraat nr. 30. In verband met de inrichting van de nieuwe woning, vroeg de Fé in hetzelfde kaartje raad aan Van Reeth: «Maar ge moet toch eens rap naar Lier komen. Die voorste kamer zou ik willen inrichten voor schilderijen en etsen te hangen, de tweede ook en er toch «leefkamers» van te houden. Ge moet eens komen om te zien wat er aan te doen is, wat een papier er in de voorste kamer moet komen, want er moet verandering zijn. Gij hebt smaak, goesting, vinding, en 'k verwacht er weer heel veel van. Gij kunt dat »
José de Ceulaer lichtte een fragmentje uit dit schrijven voor zijn zopas verschenen en biezonder rijk gedokumenteerde «Kroniek van Felix Timmermans». Hier heeft «Leefkamer» klaarblijkelijk dezelfde gevoelswaarde als in 'De Familie Hernat': de suite mocht geen museumsfeer krijgen; ze moesten hun gezelligheid behouden om er te kunnen in leven. Zesendertig jaren vooraleer de staatsman en Pascal-kenner «zijn» leefkamer in de ether stuurde en bijna even lang vóór de vondst van Joos Florquin, schreef Timmermans het woord achteloos op een open kaartje naar zijn vriend in Deurne-Antwerpen. Was hij er de uitvinder van ? Voorlopig wel...
Totdat een aandachtig lezer hetzelfde woord bij een oudere auteur ontdekt.
**************
|