Openingswoord bij de opening van de Timmermans-tentoonstelling.
Door Leo Arras - 16/6/1957.
Nu wij, na zovele jaren, eindelijk in de Timmermansstede het verzamelde werk van Felix Timmermans – zij het dan ook onvolledig – nog eens hebben kunnen bij mekaar brengen om het te kijken te stellen voor de vele duizende vrienden, die de tiende verjaardag van het verscheiden van deze Vlaamse artist niet hebben willen laten voorbijgaan zonder hem een diepgevoelde en warme hulde te brengen, nu moest - naast het litteraire oeuvre ook het grafisch werk van deze uitnemende kunstenaar wel eens onder de loupe genomen worden. Het gaat niet op in het korte bestek van deze kleine uiteenzetting het zeer omvangrijke werk van de artist volledig te belichten. Laten wij dan genoegen nemen om, samen, de algemene aspecten er van te overschouwen en de voornaamste karakteristieken er van te ontleden.
Dat Timmermans een schilder was, een schilder zijn moest, blijkt reeds overduidelijk voor wie zijn boeken van nabij kent. Ook met zijn pen schilderde hij voortdurend: schilderde landschappen, tekende personnages, gaf vorm aan de – hoofdzakelijk uiterlijke – karakteristieken van zijn onderwerpen. Hij wist hun eigen-aardigheid, hun eigen geaardheid zo plastisch, zo scherp omlijnd te beschrijven, dat al die beelden uit de vele honderden bladzijden van zijn boeken als zovele tekeningen oprijzen. En zoals hij een schilder was met de pen, zo is hij ook – in heel zijn grafisch werk – een verteller met het penseel, met de etsnaald, met het potlood. Het kan dan ook niet verwonderen dat er een nauwe, een zeer enge verwantschap bestaat tussen het litteraire werk en het grafisch oeuvre van Felix Timmermans. Dezelfde motieven, die hem naar de pen deden grijpen, zullen de onderwerpen uitmaken van zijn schilderijen en tekeningen. Dezelfde emoties, die hij in zijn boeken vertolkte, zullen de grondslag vormen voor zijn grafisch werk.
Dat grafisch werk dat geboren is uit drang en uit liefde. Timmermans heeft nooit enige opleiding gehad voor het schildersvak. Hij heeft nooit academie gelopen, heeft nooit school gelopen bij welke vooraanstaande artist van zijn tijd. Hij is alleen met open oog en oor door Gods lieve wereld gewandeld en al de vreugde, die hij daarbij opdeed, vond een dankbaar klankbord in zijn ziel.
Felix Timmermans was een van de weinigen, die zich gelukkig achtten met wat het lieve leven biedt. Gelukkig om zijn familie, gelukkig om zijn stad Lier, gelukkig om zijn land: die hij alle buiten mate heeft lief gehad en daarom ook buiten mate heeft gediend. Gelukkig met wat Onze Lieve Heer hem dag voor dag schonk kende hij ook niet de onrust van de zoeker, niet de drang naar de wijde verten, niet de "Hang" naar andere horizonnen, naar andere gezichten, naar andere landen.
Vlaanderen, Lier en zijn huiskring waren hem genoeg. Dat geluk moest hij uitzingen... ook in de verf. Dat heeft hij gedaan met een overgave en een liefde, die geen palen kenden. En dat zullen wij dan ook allereerst in zijn werken bewonderen en waarderen: zijn oprechtheid, de warmte van zijn gevoelens, de heftigheid van zijn liefde. Nergens één teken van opstandigheid, van strijdlust. Steeds en overal een liefdevol neerbuigen over de eenvoudigen, de kleinen, de armen. Eerst en vooral dan: over de kleinste en de eenvoudigste wezens in Gods schepping: de kinderen. Kan het dan verwonderen dat hij zoveel verhalen voor de kinderen schreef en vooral; zoveel kinderboeken illustreerde? Hij heeft me nu zo lang reeds terug – toevertrouwd hoe moeilijk hij het dikwijls vond voor kinderen te tekenen. Maar dan ga ik naar de kinderen zelf; zegde ie, naar mijn kinderen en ik vertel hun het verhaal en ik laat hen de prentjes kijken. Vinden zij het niet goed, dan scheur ik ze doodgewoon stuk. Maar als zij er plezier aan beleven, waarom zouden ook andere kinderen mijn tekeningen dan niet "geerne zien".
Ik geloof niet dat Felix Timmermans er ooit veel heeft moeten stukscheuren. Want de kinderlijke eenvoud, waarmee hijzelf het leven benaderde, spreekt duidelijke taal uit heel zijn werk. De eenvoud is wellicht de scherpste karakteristiek van zijn werk. Het lijkt alles zo natuurlijk, zo ongezocht, zo ongeknusteld, zo gemakkelijk haast. 't Is om een buitenstaander te doen zeggen: dat kan ik ook. Maar probeer het eens, probeer het eens zoals Timmermans het deed. En dadelijk zult ge voelen welk warm hart er bloeide achter iedere tekening, iedere schilderij van Timmermans.
De onderwerpen van zij oeuvre? Denk eerst en vooral aan zijn boeken en kijk dan even rond langs de vier muren van deze twee zalen, die een rijk gevarieerde keuze uit Timmermans' grafisch werk bevatten. Dan kent ge dadelijk zijn werk, dan herkent ge dadelijk en duidelijk Felix Timmermans. Neen, dan herkent ge dadelijk Vlaanderen en de Vlaamse mensen. Het Vlaamse landschap met zijn kruisende molens, de schoonheid van Brabant, dat Onze Lieve Heer "verschoond" heeft, – zoals Timmermans zelf zei – door in zijn effenheid hier en daar 'nen bult te blazen en vooral de Vlaamse mensen met hun eenvoudige zielen, met hun dikwijls grove gebaren, maar met hun vroom en naar God hunkerend hart. Ge zult in Timmermans' grafisch werk zovele beelden herkennen, die U de mooiste bladzijden en de sterkste typen uit zijn litterair werk voor ogen roepen: 'ne Schrobberbeeck of 'n Pitjevogel, 'ne Pastoor uit de bloeyende Wijngaerdt of een zachtmoedige juffrouw Symforosa, een keiharde Boer wortel of een pittige Mijnheer Pirroen.
Timmermans had er nood aan om ook in plastisch beeld om te zetten al de figuren waarover hij in zijn boeken aan 't vertellen was. En het resultaat daarvan hangt hier tegen deze wanden. Hoe kon het dan ook anders of zijn hart moest worden aangegrepen door de figuren van die Vlaamse schilders, waarmee hij zich nauw verwant gevoelde: door Pieter Brueghel in de allereerste plaats, wiens werk hij ontdekt had in het Musseum voor Schone Kunsten te Antwerpen, toen hij nog jong was. En dat werk heeft hem nooit meer losgelaten, zodat én in vorm én in kleur heel dikwijls zijn werk naar dat van Brueghel teruggaat. En later, wellicht nog sterker, door Adriaan Brouwer, wiens visie op het menselijk individu zo dicht lag bij Timmermans' visie op de mens van deze tijd.
Het zou ons te ver leiden moesten we – al was het slechts in de beide boeken die hij aan Brueghel en Brouwer heeft gewijd – de honderden uitspraken gaan ontleden, die Timmermans heeft neergeschreven over "de schilder" of over " het genot van de verf".
Maar dat tot en met de laatste dagen van zijn aardse leven, de schildersdrang hem in het bloed heeft gezeten, moge blijken uit wat hij, slechts enkele luttele weken voor zijn dood aan de vriend Flor Van Reeth heeft geschreven: " Nu zit ik weer hevig met schildersvisioenen in de kop. Als ’t goed weer wordt zou ik eens enige jaren almachtig veel willen aan 't schilderen gaan. Maar wat, weet ik nog niet. 't Zouden symfoniën, cascaden van kleuren moeten zijn. Zo iets als muziek. Zoals de ziel de dingen ziet en aanvoelt. In elk geval, ik zit op vinkenslag en ik droom en ijver er geestelijk rond. 't Moet nieuw zijn, anders, verlost van aardse verplichtingen, want kunst kent geen wetten. En daarom mag dan ook iedereen op zijn kop staan draaien, het zot, dwaas of wat ook vinden. Ik zal het doen, vrij, los van alles en iedereen, zelfs los van mij zelve. Ik wil mij eens vrij uiten, uit de hele.
Dat moet lijk een gebed zijn. 't Gaat tussen God en mij". Klinkt het niet als een stuk testament van de schilder Timmermans, op het ogenblik dat hij volledig en geheel naar God toe aan ’t groeien was. Maar een testament, waarin dan toch weer opnieuw liggen gekristalliseerd de karakteristieken van zijn schilderkunst: uit drang en liefde geboren.
*******
|