Vlaamsche Brieven van Felix Timmermans.
We plaatsen weder een brief van Felix Timmermans. Uit Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad - 01-06-1920
Zoo ineens, terwijl men overal nog putten uit de steenen kloeg, terwijl er bezig waren guldens, ponden en dollars nog wat hooger te laten komen, terwijl de bladen voorspelden van vererging en men op de torens ging staan om te zien of er geen man, de man opdaagde, die heel den ondergang tegenhouden moest met ijzeren vuist, Reynaerts-beleid en kapitalistische filosofie, (ach wat een lange zin!) zakte op een week tijd de financieel thermometer met groote schokken naar omlaag, of zooals ge wilt klom hij op. Die waren bezaten, die hun coffie-forto dik stonden, krabden in hun haar en kregen de poeper. Zij lazen nerveus de gazetten, herlazen ze drie, vier keeren, het bloed golfde naar hunne slapen, ze bezagen hun vrouw, of waar de vrouw de beurs houdt, bezag de vrouw hare echtgenoot, er lag angstige verwachting in hun oogen, maar hun mond ging langs één kant omhoog in een dunnen lach, 't was maar korte geldgril (want dat heeft ook grillen) dachten ze, morgen zou het weer al hooger staan.
Den anderen dag de gazet afgewacht en direkt de neus op beurs en wisselkoers. Weer al lager! met tientallen lager! En dan in 't bed tusschen man en vrouw aan elkander raad gevraagd om te houden of te verkoopen. In elk geval wisten ze reeds van niets bij te koopen. Ze zouden nog eens een dag uitstellen; den anderen dag weer dezelfde historie, gejaagder, met rillende gedachten en bezweette voorhoofden, ’t eten smaakte niet, en dan, na een vijf à tien dagen, geaarzeld en getreuzeld te hebben, de man zeffus naar den wisselagent, en terug, onderwegen uitrekenende hoeveel hij verloren had. Ruzie in 't huishouden, zuchten en gebalde vuisten om de stommigheid van niet eerder verkocht te hebben. En dan toch den anderen een beetje blijdschap omdat het geld weeral lager stond en zij dus een schimachtige winst konden boeken.
En bij de winkeliers en magazijniers van schoenen, kleeren, kammen, en alles wat niet direkt moet verkocht worden lijk fruit en taartjes, waren de zaken heelemaal in de war. 't Eerste dat gedaan wier, direkt de nog niet toegekomene bestellingen per express afgeschreven, en den eersten voiyageur die binnen kwam kreeg nog de gelegenheid niet om hun valiesken met stalen op te doen. De voiyageur kreeg overal dezelfde tragedie, was triestig, bezonder als hij op percent vouageerde, en ziende dat al zijn praten: "dat de waren nu eerst fijn gingen opslagen", een plaaster op een houten been was, ging wandelen, ging de standbeelden zien als er waren, of ging een uur of twee te vroeg in de statie zijnen trein afwachten.
De winkeliers waren en zijn nog (want wat ik schrijf gebeurde gisteren, gebeurt vandaag en morgen ook) heelemaal de kluts kwijt. Ze staan achter hunnen toog en ze hooren de menschen buiten zeggen, aan de vitrien: "Ik zou niet geerne me een paar schoenen koopen, den afslag is er in, en eer het een week voort is staan ze de helft minder". De menschen staan voor de vitrien, gaan er voorbij en de winkeldeur komt niemand binnen, dan alleen om een vingerhoed, een bobijntje garen of om een envelop. Waar een winkeldochter is, zit ze haar nagelen te kuischen of een feuilleton te lezen, terwijl de patroon nog eens de facturen rap doorbladert. De woorden van buiten maken zijn hart een erwt groot, hij ook is nerveus, en gourt eens even in de geburen zien of daar de prijzen al zijn afgeslagen.
En den eigensten avond, als de store naar omlaag wordt getrokken, worden de prijzen van de uitgestalde waren weggenomen, opdat men er buiten niet meer zou kunnen over vitten. Des anderdaags wordt er nog niet gekocht en nu begint hij in zijn bed te denken van het wat af te slagen. Met schokskes, voorzichtig maakt hij andere prijskaartjes en vergelijkt met een lang gezicht de prijzen van gisteren en nu. Ineens krijgt hij nen bots op ziin hert. Er komt iemand zeggen dat Zus of Jan, een straat verder wonende, voor zijn vitrien een groot plakkaat heeft doen plakken met vette letters en uitroepteekens : "20 % afslag !!! "
Er is gevloek en knarsing der tanden, 't Is de ramp, de catastrophe, den afgrond, de duisternis, 't failliet, peinzen de heete hersenen. Als er niet rap gehandeld wordt, ligt zijn affaire op haar achterste, en den anderen dag plakt er ook voor zijn vitrien een plakkaat met nog grootere letters en meer uitroepingsteekens; "25 % afslag!!!!!! " Met dikke portefeuilles gaan de wisselagenten, creanciers, makelaars in nootjes, koffie, vet en suiker, naar de beurs. Zeep-barons halen fondsen uit hunnen binnenzak met heelder tasten. Ze zijn zenuwachtig, beleefd, en ze drinken een Pale Ale (uitspreken lijk het er staat!) om hun altratie te kalmeeren.
In de herbergen, de treinen, trams, theater, cinema, hommelt en gonst het over den afslag. En degeen die met veel fondsen en waren op hun kot zitten, zeggen, moeilijk hun schouders ophalend: "Ik weet niet, zal 't nog wel omhoog gaan. Zoolang Rusland,..." Ze probeeren stemming te verwekken, maar 't is te machtig, 't gaat boven hunnen kop. Er zijn er, die 't met een kwinkslag willen uitmaken, maar een minuut nadien zien ze groen. Maar voor diegenen die niets hebben, die altijd de slachtoffers geweest zijn van de veto’s der O. W.'rs, der speculanten, der bankiers, der winkeliers en boeren, roepen hun vreugde uit op straat. Ze schampen en spotten luidop en kwetsen met woorden de menschen, die zoo 't schijnt in den laatsten tijd zijn rijk geworden.
En bij hen wordt gewacht met koopen. Met den zomer, tijd der kermissen, stoeten en feesten worden er blouzen, hoeden en costumes en schoenen en weet ik allemaal, gekocht, maar nu stellen ze uit, als een treitering ,als een uitdaging tegenover winkeliers en kleer- en schoenmakers. En de werkmannen lachen nu met de "hebbers", maar de "hebbers" voelen zich een weinig gewrocht, daar nu ook de loonen zullen afslagen. Ik heb al gehoord, dat men in Brussel vijf frank minder voor 't maken van een paar schoenen geeft, en andere geruchten van dien aard. 't Zijn alleen de schoolmeesters, de kleine beambten, die 't blijdste zijn, maar die hebben dan weeral de vrees, dat de duurte-bijslag van hun loon zal worden afgetrokken. En zoo zitten ze allemaal in de gazetten te neuzelen, en te vertellen over de zeven vette jaren die gaan beginnen. De zeven magere zijn bijna voorbij. Met waterige oogen van de deugd zien er al velen naar de toekomst, als een eetmaal met wijn inbegrepen, met een buigenden kellner rond u, en een strijkmuziekske in de fond, weer vijf frank zal kosten. En de boekenlezers zullen weer eens boeken kunnen koopen aan ƒ0.95 fr , en een heele roman aan 0.10 cm.!
Wij staan in dezen tijd, we beleven die fïnancieele economische zwevingen, en later zullen de geschiedschrijvers daar boeken over schrijven, o.a.: "De geldnood van Europa in de eerste helft der twintigste eeuw", of : "Het jaar na den oorlog of het geheim van het munstuk". En dan zullen die schrijvers afkomen met statistieken en cijfers, wenken en bespiegelingen, het opblazen als een kermisballon. En zij zullen aanhalingen doen uit geschriften en bedenkingen uit onzen tijd, maar ze zullen vergeten te denken dat het noch innerlijk, noch uiterlijk een sikkepit het menschdom veranderd of wijzer heeft gemaakt.
Want alles is hetzelfde gebleven!
**************
|