Fred Bogaerts, de Liersche Breughel.
22 februari 1935
Felix Timmermans, die er zeker wat van kennen kan ! — schreef enkele jaren terug een ode van bewondering als inleiding tot "Het Werk van Fred Bogaerts"— een groote map met dertig reproducties, uitgegeven te Den Haag in 1930. Maar we hebben den rechtmatigen lof van den Fee niet eens noodig om dadelijk de sterke kwaliteiten van Bogaerts' teekeningen en akwarellen te waardeeren, om seffens in te zien, dat we hier staan voor een rijkbegaafd en door-Vlaamseh talent. Hoewel hij in kunst- en uitgeversmiddens uitzonderlijk geprezen wordt, is hem toch zelden de kans gegeven aan zijn volk te worden voorgesteld.
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1648713-ee15bebc5c5e717f7ea1a4fc83883657.jpg)
En dat komt vanwege zijn haast misdadige nederigheid ! In zijn huisje te Lier op de Maasfortbaan wordt hij niet graag ontdekt of gestoord. Liever zou hij in een hoekje willen wegkruipen dan voor het publiek suksesvol op te treden. Maar in eenzame stilte neemt hij op z'n schuchterheid kranig revanche. Dan laat hij pen en verbeelding vrij gaan, en er verschijnen op 't papier eigenaardige typen, roerende tafereeltjes, kernachtige snapshots uit het Vlaamsche volksleven, historische hersamenstellingen of grootere composities van folkloristischen inslag. Men weet niet juist wat men bij dezen artiest het meest moet bewonderen : zijn scherpen opmerkingsgeest, die 't hem mogelijk maakt alles zoo natuurgetrouw en naar de ziel weer te geven — ofwel zijn verbazende knapheid van compositie, van rake uitbeelding dikwijls slechts bij middel van een paar typische details. Bezie maar eens dien rapen-boer, zijn Kempische muts, zijn leuke broek en zijn schuw gezicht ! Daarneven de boerin, die ginder een mogelijken kooper of 'n concurrent in de gaten heeft, bezie de franjes van haar sjaal en de kromgewroete handen. Enkele lijntjes, enkele krabbels maar, doch hoe volmaakt, hoe waar, hoe welsprekend !
Een oppervlakkig criticus heeft Bogaerts vroeger eens verweten, onze menschjes slechts tot koddige caricaturen te misvormen. Wel, dan kan men Breughel, Jordaens, Jan Steen of Laermans ook caricaturisten noemen, die ons volk langs minderwaardige kanten zouden belachelijk gemaakt hebben. Neen, door den fijnzinnigen humor van dit werk straalt een weemoedig begrijpen van de tragedie onzer sjofele menschjes, een warm aanvoelen van hun kinderlijke godsvrucht, gelijk ze te lande nog zoo naief schoon tot uiting komt, een sterk meeleven van onzen kleur- en vormenrijken volksaard. Wie bij Pieter Breughel de Oude ook niets meer kan ontdekken dan kwinkslagen en drolligheden, bewijst dat hij voor het daarachter schuilend drama niet vatbaar is. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat Bogaerts op de markantste episoden uit het Breughel-boek van Timmermans, een reeks fantastische kleurteekeningen gemaakt heeft, waaraan Breughel zelf duimen en vingers zou aflikken! Ge moet maar eens het hallucinante gevecht tusschen de Vetten en de Mageren bekijken, om van Bogaerts' meesterschap in dit genre overtuigd te zijn.
Fred Bogaerts, die nooit een academische opleiding genoot en er daarom des te frisscher, des te origineeler op gebleven is — ontdekte eerst na de oorlogsjaren, dat hij waarachtig goed schetsen en kleuren kon. Nu, midden in de veertig en vergrijsd onder allerlei tegenslagen, heeft hij toch zijn levenslustige filosofie weten te bewaren, zijn scherpen opmerkingszin, zijn liefde voor al de gezonde kracht en het typisch-schoone van het gaaf gebleven volksleven. Als knap illustrator heeft hij al heel wat op zijn actief. Er zijn boeken, waar men zonder respijt z'n mooie teekeningen zou kunnen uitknippen, om ze als een bestendig genot in een lijstje aan den muur te zien hangen. Zoo illustreerde hij "Black" van Ernest Claes, de Zwemkampioen, Goden, Harslucht van Jozef Simons, Koben van Van Mieghem, een prachtigen wandalmanak, Slimke, Van een wonderen dokter, enz... enz...
Voor de jaargangen '30 tot '34 van den Sint-Michielsalmanak (uitg. te Uden) leverde hij ook vele verluchtingen, alsook voor het Kerstnummer '27 van de Haagsche Post.
Te Lier zelf maakten zijn tentoonstellingen steeds furore. Omdat onze menschen, hoewel niet altijd hoog-artistiek van inzicht, in 't werk van Bogaerts toch spontaan aanvoelen die scherpe directheid van vormgeving, dit juist begrijpen van onzen volksaard, dit warm meeleven met al wat daarin schoon en natuurlijk is — een honderdvoudige weerspiegeling, een treffend portret van de Vlaamsche volksziel.
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1648713-98149a2a7a400ea9e6948203f32e2671.jpg)
*****
|