Bij Felix Timmermans...
Uit Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad van 9/9/1920
Het Katholieke weekblad "Het Vlaamse Land" heeft gemeld dat Pallieter in België ook verboden is. Het schrijft : " De opgegevene redenen zijn : het boek prikkelt de zinnelijkheid, het doet afbreuk aan zekere waarheden des geloofs en spreekt op oneerbiedige wijze van zekere godsdienstzaken. Deze terechtwijzing kan wel van nutte zijn voor onze opvoeders en ouders".
Het Handesblad van Antwerpen neemt het berichtje over en voegt er aan toe dat het initiatief tot het verkrijgen van een verbod voor Holland en Vlaanderen uitgaat van kardinaal Mercier. Opmerkelijk blijft het, dat veel vaags en onzekers het verbod nog steeds omgeeft. Hier weet men er van, daar weet men er niet van.

Ik heb gisterenmiddag den stok ter hand genomen en ben naar het mooie Lier gewandeld, waar Timmermans sedert Kerstmis van het vorig jaar opnieuw gevestigd is. Hij ontving me met de sprankelende hartelijkheid, die hem alleen eigen is en die ook zijn kunst kenmerkt. Zoo maar terloops spraken we over het geval met den Index. Timmermans wist er niets van en kent ook niets van de beteekenis of de draagkracht van den maatregel, waartoe een verontruste kerkelijke overheid zou overgegaan zijn. Of reeds praktische gevolgen te bespeuren waren van het verbod, kon bij me niet zeggen; te lier kon hij daar weinig van bemerken, omdat literatuur of boeken in dat kleine stadje niet in aanmerking komen en zijn uitgever had hem nog niets geschreven; daarbij was hij het heele geval wat vergeten door de geboorte, vóór een paar weken, van zijn dochtertje Cecilia, waardoor het huis in rep en roer was geraakt; moeder en kind waren welvarend.
Toch zat hij even te zinnen over het geval. Wat of de bedoeling was? Ging het tegen den heelen geest van het boek of werden enkel sommige aanstoot gevende woorden of volzinnen bekeurd? In hoeverre was zijn eigen persoonlijkheid er bij betrokken? Voor een geloovig Rooms-Katholiek als Timmermans, die daarom nog geen pilaarbijter hoeft te zijn, hadden zulke overwegingen zeker hun belang. Ik meende niet verder te moeten aandringen en liever, evenals de schrijver zelf, het verdere verloop van de zaak te moeten afwachten.
Een voor de hand liggende vraag was, om over wat anders te praten: hoe maakt ge 't te Lier? Zijt ge tevreden, uw oude omgeving terug te hebben gevonden? Tot mijn verrassing was hij het niet. Hij kon sedert zijn verblijf in Holland het kleine-stadsleven niet meer gewoon worden, vooral nu sedert den tragischen oorlog zooveel banden zijn uiteengerukt en nieuwe maar moeilijk ontstaan. Hij zoekt naar een huis te Antwerpen, zou absoluut naar de grootere stad willen om dichter bij het geestelijke en artistieke leven te staan, en bij het leven in het algemeen van onzen tijd, die een halve eeuw vóór is op het bestaan van een gemeente als Lier.
Zoo kwamen we vanzelf te spreken over den inhoud van de moderne literatuur. Bepaaldelijk in onze Vlaamsche letteren, zeide hij, — en we waren het hier roerend eens — moest er meer geestelijke inslag komen. Voor mij zelf wordt Pallieter gedragen door een gedachte: tegenover het bitterste menschelijk leed, waar ïk zelf toenmaals in overstelpende mate mijn deel van had, heb ik de troostende schoonheid en weelde van het leven willen stellen, maar ik heb dat niet uitdrukkelijk genoeg durven uitspreken; ik had het boek willen noemen " Pallieter of de geneugten van het leven," maar ook dat heb ik zelfs niet gedurfd.
Ik werk nu sedert lang aan Anne-Marie, waarmee ik op een sprong of val sta; daardoor vordert het werk zoo traag; ik ben eenigszins aarzelig en schuw. Ik beeld er een sterken wil in uit (de notaris), en een zwakken wil (de aldoor falende vrouw), maar ik laat ze nog niet tegen elkaar inwerken, geef ze nog naast elkander. Dat houdt me nu bezig; ik zou reeds meer willen doen. Na Anne-Marie zal ik aanpakken: Wamba, op zoek naar de quinlessens van het leven.
Is het niet typisch en bevreemdend. Zei hij nog, dat de Vlaamsche letterkundigen vóór den oorlog niet dierven over Vlaamsche beweging schrijven? Alleen in verzen zongen Van de Woestijne zoo iets als "Vlaanderen waar we zijn als genooden aan rijke tafelen", maar het flamingantisme, dat een kwestie van leven of dood is ook voor onze letterkunde zelf, hielden we buiten de sfeer van onze kunst.
Ik voel een groot stuk van me getrokken worden naar de overleveringen van ons volk. We hebben zelfs onder vrienden iets als een vereeniging gesticht (een van de leden, de jonge componist Renaat Veremans, zat aan tafel bij, zoodal we gedrieën waren om te praten), iets als een vereeniging die we Brabant heeten en die tracht de oude gewoonten van de streek, de processies, de wipschietingen, de bedevaarten en smulpartijen te redden voor den tand des tijds...
Natuurlijk doen we er niet veel aan. 't Bestaat vooral in onze verbeelding. Maar ik zou toch ook eens een boek over onzen tijd willen schrijven,.. Boven de schouw hing een schilderij, de drie koningen voorstellend op weg naar het Christuskindje. Op weg naar een feest, zei Timmermans, daarom heb ik hun kleeren in zulke blijde kleuren geschilderd. Geen academisch schilderwerk, veeleer iets wat denken laat aan populaire kunst, aan de Bauernmalerei, waar in de laatste jaren in Duitschland zooveel om geschreven en gewreven is.
In de altijd eenvoudig blijvende techniek van Timmermans is vooruitgang te bespeuren. De processie, waar hij nog aan werkt, biedt plezierige dingen aan. Ik zou die vlaggen als diamanten willen laten glanzen, zegt hij. De teekeningen, etsjes en schilderijtjes, die hij in het begin maakte, konden me weinig bekoren; zij leken niet meer te zijn dan sommaire kopijtjes van oude prenten of schilderijen (Breughel); maar de kleur van Pallieter zal hem redden. En hij spreekt ons van droomschilderijen, die hij maakte, maar die hij ongelukkig niet kan laten zien, en die den naam van Chagall hij ons opriepen. Zal het schilder- en teekenwerk van Felix Timmermans meer worden dan een binnenkamersche liefhebberij? De wondere kerel heeft zeker meer dan een mogenlijkheid in zich, maar voorloopig zullen we toch voorzichtig doen niet te profeteeren.
Ongaarne verliet ik de gastvrije kamer, waar in een intiem hoekje, dat met een mooie bruinen boerensjaal behangen is, de kleine schrijftafel staat. Lier was in de doorgebroken zon even kleurig en innig als altijd. Het vernielde wordt flink bijgebouwd, helaas zonder rekening te houden met gezonde begrippen van stads- en woningbouw.
De laatste mijmering over Lier vóór ik weer in het drukker gewoel van mijn stad opging, was: wat Timmermans vertelde over den Lierschen boekhandel. Er had eens een brave man boeken gekocht en achter zijn winkelraam gelegd. Maar toen had hij er een inktpot over omgeworpen. Zoo stierf de Liersche boekhandel.
********
|