EEN FRANSCHE PALLIETER.
De vader van het vroolijke kind der Netheboorden?
Het Vaderland – Staat- en letterkundig nieuwsblad – 2/04/1929
"Je moet het eens lezen, had een jonge schrijver mij maanden geleden gezegd, dan zal je zelf zien hoezeer Timmermans door zijn Fransch model geïnspireerd is geworden."
Het woord geïnspireerd werd daarbij met een duidelijk onwelwillende intonatie uitgesproken. De wereld is nu eenmaal vol van slechtigheid en het percentage naijver en leedvermaak is onder artiesten en litteratoren misschien nog wel iets booger dan onder kleermakers en patissiers. In zekere kringen schijnt men juist bijzonder graag over modellen en navolgingen, copieeren, zoo niet plagieeren te praten. Ditmaal vond ik het echter wel wat mal: die brave Erckmann-Chatrian zou al aan een Pallieter het litteraire leven geschonken hebben, och kom!
Ik dacht er dus zelfs niet aan L'Ami Fritz van den genoemden Franschen schrijver te gaan lezen en zijn Fritz met Timmermans' Pallieter te vergelijken. Verleden week nu echter vond ik dien Fritz op de markt liggen ; voor een dubbeltje was hij te koopen; het goedkoope boek bracht mij de goedkoope bewering van mijn jonge litterairen vriend weer te binnen en ik besloot nu toch maar eens aan vergelijkende litteratuurhistorie te gaan doen.
Gisteren nu, op den eersten heerlijken Zondag der lente, heb ik L'Ami Fritz gelezen. En die lectuur is mij bijzonder meegevallen. Misschien hebben het mooie weer en de rustige Zondag wel eenig aandeel in den prettigen indruk, dien vriend Fritz op mij gemaakt heeft, maar ook onder minder gunstige omstandigheden zullen zeer velen dit boek ongetwjjfeld met groot genoegen lezen.Is het Pallieterachtig of Pallieteriaansch ? Ja en neen. De blijheid van het natuurlijke leven vindt men in L'Ami Fritz evenzeer verheerlijkt als in de Liersche schepping van Timmermans. Van lekker eten en veel drinken, van luidruchtig kermisvieren en van de stille zoetheid der liefde vertelt Erckmann-Chatrian al evengoed — althans evenveel — als de Vlaamsche schrijver. Zou deze laatste dan misschien door zijn Franschen voorganger zijn geïnspireerd.... dit woord al of niet met onwelwillende intonatie uitgesproken?
Dat Timmermans L'Ami Fritz gelezen had is mogelijk, maar dat hij Pallieter niet zoo hebben of anders zou hebben geschreven, wanneer hij dit Fransche boek niet gekend had, dat lijkt ons een niet te verdedigen stelling. Er is tusschen die beide werken een zekere verwantschap, maar er zijn daarnaast nog heel wat belangrijke verschillen. De verwantschap zelf zie trouwens veel dieper dan bij een eenvoudige navolging het geval zou zijn.
Maar laat ik eerst wat vertellen van dien Vriend Fritz. Het boek is indertijd een groot succes geweest en, naar ouderen mij vertellen, ook in Nederland veel gelezen; thans is het van den lectuurshorizon der zoogenaamd litterair ontwikkelden verdwenen. In zekeren zin vormt de roman ook een belangrijk cultuurhistorisch en zelfs politiek-historisch document: de held is namelijk een Duitscher, het tooneel der actie is de Rijnpalts; de geschiedenis speelt in het jaar 1840 en is geschreven in den tijd van het tweede keizerrijk, in de periode dus dat er over den strijd om Frankrijks "natuurlijke" grenzen en om de annexatie van een gedeelte van het Rijnland tal van boeken, brochures en courantenkolommen vol geschreven werden.
Na '70 zal Erckmann-Chatrian een heele serie patriotische en ten deele fel anti-Duitsche romans schrijven; in de jaren '60 echter is Fritz nog zijn vriend, zijn zeer goede vriend. Dit Fritz dan is een vrijgezel en rentenier uit het keine stadje Huneburg in de Paltz, niet ver van Landau, groote zorg besteedt hij aan zijn wijnkelder en is ook zeer gelukkig een uitstekende keukenmeid van zijn moeder te hebben geërfd. Verder houdt hij ook van bier — vooral Märzenbler — en van gezellige kameraden. Een enkele maal drinkt hij wel eens te veel bier en daar bier zoo enorm veel water bevat is het voor de gezondheid veel verderfelijker dan goede wijn.
Soms overkomt het hem zelfs van eerst veel wijn en daarna veel bier te drinken. Dit was bv. het geval op het lentefeest van 1840. Ieder jaar viert Fritz namelijk een lentefeest; dan komt de Zigeuner Josef met zijn orkest; een paar vrienden uit het stadje worden uitgenoodigd. Josef zit mee aan tafel, de oudste wijnen worden voor den dag gehaald en de meid moet dien dag extra-goed koken; na het diner wordt koffie gedronken en Kirschenwasser en na deze laatste plechtigheid binnenshuis, begeeft men zich naar Het Groote Hert op de markt, waar nog menig glas bier wordt geledigd. Zoo gebenrde dus ook in 1840, maar den volgenden dag moest Fritz dan toch constateeren, dat een menseh er niet goed aan doet zooveel bier te drinken. Hij besloot met zijn kater buiten de stad te gaan wandelen en op bezoek te gaan bij een zijner pachters. Het toeval nu wilde, dat die pachter een lief dochtertje had van zeventien jaar. Fritz, de verstokte vrijgezel, werd verliefd. Aanvankelijk gaf hij zich veel moeite om die belachelijke neigingen van zijn hart tegen te werken — wat zouden de kameraden wel zeggen — maar ten slotte werd het hem te sterk; hij liét zich drijven op een roze wolk van echt Fritzische sentimentaliteit en het slot was een huwelijk.
Een wat luidruchtige levensvreugde en eene ten slotte nog sterker blijkende sentimenteele romantiek, zijn dit niet de bestanddeelen van Pallieter? Daar komt nog bij dat het Lier van 1910 net zoo 'n stadje is als het Huneburg van 1840. Inderdaad de Ami Fritz lijkt wel een oudere broer van onzen Lierschen vriend. Maar geen geestelijke vader en nog minder een model. De verwantschap zit, zooals wij reeds zeiden, veel dieper. Men zou hier met een eenigszins pedant woord misschien wel kunnen spreken van een gemeenschappelijken socialen ondergrond. Erckmann-Chatrian, evenals Timmermans, is in verzet gekomen tegen wat men cultuur noemt. Het is het eeuwige protest van de rust van het natuurgeworden verleden tegen de koorts van het cultuurveroverende heden: het is de roman van den Romein Tacitus, die de Germanen verheerlijkt en van de achttiende-eeuwsche dames en heeren, die wel herdertjes en herderinnetjes zouden willen zijn en spoedig zullen gaan dweepen met de helden van Ossian. In de negentiende eeuw echter neemt dit protest bij zeer velen den socialen vorm aan van de verheerlijking van het ambacht, in tegenstelling met den fabrieksarbeid of van een verheerlijking der kleine stad, centrum van gemoedelijke deugd en vroolijke gezelligheid in tegenstelling met de groote stad.
Huneburg is het centrum van 's werelds geluk voor den Franschman Erckmann-Chatrian en Lier is, drie kwarteeuw later, een hemel op aarde voor den Vlaming. Felix Timmermans, die plotseling genoeg krijgt van al die cultuur, waar de litteraire en artistieke vrienden uit Antwerpen steeds groote betoogen over opzetten. Hij zal nu eens toonen hoe men in Lier weet te leven ! En sindsdien is Lier een Nederlandsch Huneburg geworden en kan men Huneburg voortaan een Fransch Lier noemen, al ligt het dan ook buiten Frankrijks grenzen. Er is een zeker parallelisme tusschen de beide werken; er is misschien een gemeenschappelijke geestelijke achtergrond, maar meer niet. Pallieter is ongetwijfeld een volkomen zelfstandige artistieke schepping. Naar wij thans meenen — maar misschien missen wij nog het noodige perspectief — van heel wat grooter artistieke waarde dan L'Ami Fritz, al is dat ook een aardig-gemoedelijk, frisch boek.
Er zijn trouwens nog andere litteraire wer ken, voortgekomen uit diezelfde geestesge steldheid; wij noemen hier slechts Claude Telliers meesterstukje: Mon oncle Benjamin. Wie goed zoekt vindt misschien wel een heele Pallieterfamilie in de wereldliteratuur der negentiende eeuw. Dat de Vlaamsche Pallieter eerst in onze twintigste eeuw verschenen is, mag niet wonderlijk heeten, daar toch de Vlaamsche geestelijke wereld ook thans nog zeer bepaald klein-burgerlijk en dus begin-negentiendeeuwsch is. Het zeer bijzondere succes van het boek is misschien wel voor een deel te danken aan dat min of meer archaïstisch karakter. Toen Erckmann-Chatrian schreef leefde de groote meerderheid der menschen nog in of vlak bij honderden Huneburgs; het Pallietersche Lier echter is voor de millioenen — en millioenen groote — stadsbewoners waarlijk een allercurieuste rariteit geworden.
*************
|