HET OORDEEL DER PERS OVER DE EERSTE OPVOERING VAN "EN WAAR DE STERRE BLEEF STILLE STAAN". (5/2/1925)
Een overzicht der persbeoordelingen over het jongste werk van Felix Timmermans en Ed. Veterman, is al even interessant als dat over het laatst opgevoerde werk van Shaw. Het bewijst eens te meer dat de critici over een sterk verschillend temperament beschikken, maar ook, dat er zijn die over zaken willen praten, waarover zij best deden te zwijgen.
Het " Handelsblad " beoordeelt als volgt stuk en ensceneering : « En waar de Ster bleef stille staan... » is een modern mysteriespel. Voor alles een kijkstuk, moet het mits eene luisterrijke en karakteristieke insceneering stellig emotie wekken. De middelen waarover het Vlaamsche Volkstooneel beschikt zijn van te geringen aard om aan deze vereisch te voldaan te hebben. Het gevolg was dat sterk uitkwam de zwakte van het technisch optimmeren van dit spel. Felix Timmermans is en blijft voor alles novellist, geen tooneelschrijver. Het modernisme der decoropvatting kan niet opwegen tegenover wat in dit opzicht reeds — zoowel ten lande als in den vreemde gepresteerd werd.
De kostumen waren beter geslaagd zoowel de kleurplakken van die van Pitje Vogel, Schrobberbeeck, Suskewiet en Polien, als die van de O.-L.-Vrouwkens en dit van het kindeken Jezus. De laasten in het bijzonder getuigden van kunstzin. Het grootste euvel der vertolking bleek dat de verschillende spelers dialect met een zuiver Nederlandsche uitspraak tot een niet te aanhooren mengelmoes vermengden.
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1783388-4b2137397ba23e69529f9e33da8de6e0.jpg)
"La Métropole" schrijft en looft de uitstekende vertolking: Het is het mooie avontuur van drie gezellen die drie achtereenvolgende jaren Kerstmis vieren op hun manier, 't is te zeggen dat zij als Drie-Koningen uitgedost een rondgang door de streek maken, om de milddadigheid der bewoners op de proef te stellen. De opbrengst zal hun in staat stellen om te drinken. Hoe dan, na, verbazingwekkende voorvallen, Suskewiet, Schrobberbeeck en Pitje Vogel op het rechte pad gebracht worden is op aantrekkelijke wijze in dit mysteriespel voorgelegd, in eene atmospheer van ruwe, maar gezonde vroolijkheid, waaruit eene mooie les van oprechte goedhartigheid te putten is. Ik kan u verzekeren dat de talrijke toehoorders dit spel wisten te smaken en er hun voordeel mee opdeden.
Uit « De Schelde » geven wij van het zeer waardeerend hoofdartikel, aan de « première » gewijd : Als een vroom gebed vol wijding ontroerde het mirakelstuk van Timmermans en Veterman de ziel van het publiek, dat, aangetrokken door den roem, die de opvoering was voorafgegaan, den schouwburg St-Willebrordus tot aan de balken vulde. Na Pallieter, die naar Breughel keek en als Breughel keek, ging Timmermans reeds met het «Kindeken Jezus» en vooral thans met dit tooneelwerk de wereld in, welke honderden jaren voor hem Jan Van Ruusbroec betrad. We kenden het onderwerp, dat ons alles behalve geschikt leek om als theater behandeld te worden, maar dan zal de verdienste van Veterman ditmaal wel des te grooter zijn, omdat hij Timmermans' werk heeft doen leven op het tooneel, zonder het als theater te behandelen. en over de vertolking zelf : Bij de monteering van "Waar de Sterre bleef stille staan..." heeft de regisseur, Johan de Meester, op een even groot aandeel in de verdiensten recht. Hij heeft de gedachten van de auteurs vol afwisseling belichaamd, maar ze ook hun ziel gegeven, hun eigen kleur, en hun eigen beweging, naar de beweging, naar de kleur, naar de ziel van de scheppers. Daar was een heerlijke eenheid naar den geest gekomen in het werk van deze verschillende kunstenaars, te danken natuurlijk aan hetzelfde wonder, aan hetzelfde mirakel dat hen alle drie had bezield en na hen de acteurs leidde, die we zonder onderscheid kunnen feliciteeren. Ze hebben niet gespeeld. Ze hebben gebeden en geofferd.
In de « Volksgazet » schrijft L(ode) Z(ielens) : Het tooneelwerk is, naar het mij lijkt, het mooist in het eerste gedeelte : de drie oude ventjes, die op Driekoningen-avond zingen gaan en daar lekkere brokjes en eenig geld mede omhalen. Verdwaald in een sneeuwveld ontmoetten zij daar in een foorwagen een oude man, en een jonge vrouw, die een kindje wiegt. Een zalige verrukking grijpt hen aan en zij geven alles wat zij hebben verzameld. Dat is het zuiverste gedeelte, — en... waar hier de eerste novelle eindigt, zou, volgens mijn meening, ook wel het stuk kunnen eindigen. Want het verdere tooneelstuk is maar eene illustratie van het verhaal, de dialoog ervan, die gespeeld wordt, zonder den logisch zich ontwikkelden verhaalgang te kunnen geven. Toch kwamen er na dit eerste gedeelte af en toe wel zeer ontroerende dingen : de dood van Schrobberbeeck en op 't laatst de wandelende, Lieve-Vrouwkens van Vlaanderland. Het samenwonen van Pitje Vogel met de « Zwarte Madam » — een hoofdstuk uit het tooverboek «De Zwarte Ambrosius», waarschijnlijk — kon niet bevallen.
« Het Tooneel », van zijnen kant, steekt zijne bewondering niet onder stoelen of banken : Wat we bij de lezing van het stuk reeds vermoedden, is ten volle bewaarheid geworden : het stuk van Timmermans en Veterman heeft een triomfantelijke première gehad. Minuten lang duurde de ovatie, welke de auteurs bij het einde van den avond moesten in ontvangst nemen van het aandachtige, sympathiek gezinde publiek. Voegen we er ook aanstonds bij dat het werk door het « Vlaamsche Volkstoneel » verdedigd werd met een liefde, een toewijding die ontroerend aandeed. Hierin kwam hun echter ook dien malschen, sappigen, dankbaar-om-zeggen tekst van Timmermans te gemoet, die het acteeren in zulk spel tot een genot moet maken. Merkwaardig helpt daarbij ook de scenische handigheid van Veterman, die het op de planken brengen van het mirakel heeft; aangedurfd en daarin schitterend is geslaagd.
Tooneelwereld oordeelt : « Als de sterre bleef stilstaan » is en blijft een religieus sprookje, een mirakelspel, tot een tooneelstuk is het niet gegroeid. Daar ontbreekt lijn aan, al de tooneeltjes zijn als fragmenten uit een boek, maar de samenhang ontbreekt, en als wij twee of driemaal het doek hebben zien dalen, kennen wij de personen reeds door dik en dun, wij begrijpen hun doening en raden al gauw hoe dit alles zal eindigen. Saai is de handeling ook uiteengesponnen, bondigheid had de schrijver tot richtsnoer moeten dienen, want het stukje is een als de ster der koningen, die immer rond zijn en draait. Vol bewondering staan wij voor de vertolkers.
De Antwerpsche tooneelrecensent van Het Laatste Nieuws, een realistisch tooneelschrijver, geeft het minst gunstige oordeel : Na « Mijnheer Pirroen » kunnen we dit nieuwe stuk van Timmermans en Veterman bezwaarlijk een vooruitgang noemen. Men had het op voorhand aangekondigd als een meesterwerk. Dat scheelt hem nogal heel wat. Den leutigen, plezierigen Timmermans met zijn echt volksche gezegden, vindt men ook hier in terug, en sommige tafereeltjes op zich zelf beschouwd, vooral dan degene waarin stemming wordt gegeven doen het wel. Maar — er is geen stuk en vijftig maal wordt hetzelfde herhaald, tot in den treure. De leider van het Volkstooneel, de heer Johan de Meester Jr., heeft ook hier weer zijn regiekunst laten spelen, en verscheidene tafereelen samengesteld die van een innige stemming waren, ware schilderijen vormden en dan ook wijding over de zaal brachten.
De Brusselsche tooneelrecensent van hetzelfde blad schreef : « Met ware dramatiek hebben we tot dusver niet te doen gehad, wel met zeer plezierige schilderingen, mooi in de kleur en waar de drie koningentypes flink in uitgeteekend zijn, met liefde. Het verveelt geen oogenblik, al blijft er allicht geen bezieling van over. De gestyleerde dekors, vooral van het sneeuwland met den foorwagen en de ster zijn van een zeer deugdelijk streven van boeiende aanpassing van de enseeneering met den tekst. Was het spel in den aanvang met zijn kermisleute wat verward, daar ontgroeide met des te meer felheid het schitterende werk van de Drie Koningen.
Eerste indruk : geen gaaf tooneel, maar werk waar men gaarne op kijkt, dat in zijn onderdeelen boeit, en dat allicht met zijn kleurig-mystischen ondergrond in Vlaanderen een blijde omreis zal doen. » Ten slotte spijt het ons dat de tooneelkritieker van De Gazet van Antwerpen — die wij voor dit geschrijf niet aansprakelijk willen maken — tegen dit werk te keer gaat als een duivel in een wijwatervat, dan als «hij» geen enkel woord van afkeuring over had voor een anti-katholiek werk als « Jeanne d'Arc » : « Het schijnt of de auteurs met de toehoorders een loopje willen nemen. Veronderstellen zij het publiek — ons katholiek publiek — zoo onnoozel, zoo dom, zouden wij bijna zeggen, om dat alles maar als klokspijs te slikken. Meer zelfs, er komen menige uitdrukkingen in het stuk voor die voor katholieke toehoorders niet zouden mogen uitgesproken worden. En 't schijnt wel of beide auteurs maanden en maanden lang hebben honger geleden, want ze doen niets dan spreken van eten en drinken : van dikke buiken, nog dikke buiken en weer eens dikke buiken, van engeltjespis (wijn), vleesch met mostaard, vitriool (genever), en andere flauwigheden meer.»
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1783388-8a3023986d06343a19dba5d2f50b6fae.jpg)
Dan schijnt hij bedacht te hebben en om het voorafgaande goed te praten : « Het eenige wat in « En als de ster bleef stille staan », enkel waarde heeft, zijn een drietal korte tooneelen : « de dood van Suskewiet », de « bekeering van Pitje Vogel en die van Schrobberbeeck ». Daar schuilt poëzie in, al is het ook meer uiterlijk weergegeven dan innerlijk aangetoond. Dat kan onze katholieke toehoorders ontroeren en stichten. Is er voor een christen iets meer dichterlijk en iets meer verheven denkbaar dan de reine gegevens betreffend O. L. Vrouw, ons aller goed, reine Moeder, en het lieve Kindje Jezus? Als het werk van Timmermans en Veterman verdient opgevoerd te worden, is het ook enkel daarom. Uit de rest moeten zij veel onkruid wieden en weren, want het overwoekert er de witte rozen en leliën der christelijke, reine onschuld en zuivere schoonheid. »
Deze tooneelrecensent is de eenige in heel de katholieke pers van Antwerpen en Brussel, die van meening is dat er in « En waar de Ster bleef stille staan » slechte uitdrukkingen voorkomen. In Holland werd o.a. door EE. PP. Jesuieten en Dominicanen niet de meest uitbundigen lof over het werk geschreven en geen enkele heeft één opmerking gemaakt over een woord in het stuk. Maar deze geheel alleenstaande uitspraak — die van een raar oordeel getuigt — kan geen afbreuk doen aan de waarde, ook niet aan de godsdienstige waarde van het werk van Timmermans en Veterman, die van andere zijde algemeen erkend worden.
N. v. d. R. — Wij zullen aan dit kurieus overzicht een der volgende dagen een beknopt overzicht laten volgen van de Brusselsche en de buitenlandsche pers.
*****
|