Levenslied in schemering van de dood.
Door Gaston Durnez uit De Standaard van 1965.
Pallieter, die gelukzalige zanger van het leven, die blozende genieter van al wat deugd doet en koleurig is, werd geboren op de vooravond van de eerste wereldoorlog. Op het ogenblik dat hij zijn triomftocht begon als zinnebeeld van levensvreugde, gingen in Europa de lichten uit. Voor Felix Timmermans was Pallieter de redding uit een geestelijke krisis, het einde van een ziekte die hij van zich af gooide toen hij ontdekte dat er in de schemering van de dood ook bloemen en bomen groeiden en dat het leven vruchtbaar kan zijn, met smaken van wilde aardbeien en lente. Amper was het boek klaar, of hij werd gekonfronteerd met de gruwelijkste aanval op dat leven die hij zich kon inbeelden. Terwijl duizenden dankbare lezers zich bij de lektuur beroesden en hun zwartgeblakerde tijd ontvluchtten naar het paradijs van de verbeelding, keek Timmermans ontzet naar de puinen van zijn luid en toch zo innig bezongen Pallieterland. En het duurde maanden eer hij opnieuw zijn evenwicht vond in de klaarte van het Kindeke Jezus in Vlaanderen, die tijdeloze volksprent van vergulde devotie.
Hij was nog jong toen hij in 1911 aan zijn meesterwerk begon : amper vijfentwintig. In 1912 huwde hij het zes jaar jongere Marieke Janssens en terwijl zij met z'n beidjes, net als zijn vader, een kanthandel dreven en aldus een oude Lierse traditie volgden, zong hij het levenslied van zijn blije held. Toen hij het verhaal, opgedragen aan zijn jonge vrouw, liet lezen aan Hugo Verriest, was die vol geestdrift. En Willem Kloos, de Noordnederlandse dichter die hem zo diep ontzag inboezemde, publiceerde het werk onmiddellijk in afleveringen in zijn tijdschrift, naarmate het klaar kwam.

Mevrouw Timmermans vertelt Het laatste fragment zou verschijnen in september 1914. Toen stonden de Duitsers al voor de fortenketting rond Antwerpen, waar Lier een schakel in was.
Een groot hart «Het schone boek was niet af toen de oorlog begon», vertelt Marieke Janssens, nu 72, maar nog altijd met het zacht gelaat en de glimlach van haar trouwfoto. « Wij woonden toen op Kartuisersvest, in een volkse buurt, en wij waren er gelukkig met onze kant en zijn schrijfwerk ». Succes bij de Vlaamse en de Nederlandse dichter betekende niet noodzakelijk bijval bij de uitgevers! Timmermans legde het boek aan verscheidene firma's voor, naar niemand wilde het. Spraken sommigen niet van een heidense inslag, een onkristelijke levensverheerlijking? Later zette men de schrijver onder druk om de eerste editie te « zuiveren » en enkele passages weg te laten die de puriteinen ergerden! Wie die teksten nu leest, zonder de tijdsgeest van toen een beetje te kennen, begrijpt er niets van.
In « Het Rijke Roomse Leven » vormen zij een van de typische hoofdstukken... «Pallieter kwam ten slotte bij Van Kampen terecht vertelt mevrouw Timmermans. « Daar aarzelde men ook een beetje, tot de uitgeverszoon zijn vader kon overtuigen : Publiceer dat werk gerust, ge zult vlug zien welk succes het zal worden ! »
«Pas in 1916 verscheen het in boekvorm Het zou tot na de oorlog duren eer wij goed wisten welke bijval Pallieter in Nederland had genoten en hoe bekend de naam Timmermans er plotseling was geworden Nu ontvingen wij er maar nu en dan enig nieuws over en iemand bracht ons een eksemplaar van de eerste uitgave mee. Dat was voor Felix een goede reden om feest te vieren. Ook alle andere keren dat wij goed nieuws ontvingen, hield hij kermis. Alle gelegenheden waren voor hem geschikt om familie en vrienden bijeen te roepen. Dan bakten wij pannekoeken van patattebloem of maakten iets klaar met maïs en andere oorlogskost. Felix hield er zo van, in familiekring te zijn. Hij was een goede man die de mensen gaarne zag. Dat heeft hij ook naar buiten zo vaak getoond, bijvoorbeeld toen hij mee ging helpen bij de soepbedeling en de voedselvoorziening voor arme mensen. Hij had een groot hart ».

Augustus 1914. Te Lier begon de eerste wereldoorlog alsof het een verhaal van Timmermans was: een dag te vroeg en met een koddige burgerwachtpaniek, een verstoorde gouden bruiloft en een onderbroken prijsuitdeling van het college.
Toen men hoorde over de moord in Serajewo en over « de internationale spanning » las in de kranten, kon niemand geloven dat het ernstig zou worden. Toch niet voor België, dat al zo lang neutraal was kunnen blijven. De herbergstrategen verwezen naar vroegere voorbeelden van grote conflicten waarbij «wij» ons hadden mogen beperken tot bewaking van de grenzen. Na de eerste opschudding hernam het Kempense stadje — met nog geen 25.000 inwoners besloten levend tussen zijn oude groene vesten, in de atmosfeer van de negentiende eeuw of nog vroeger — zijn rustige gang. In de wijkkomitees herbegon men de voorbereiding van de grote Sint-Gummarusfeesten die om de 25 jaar moeten plaats hebben en die nu in 1915 zouden worden gevierd. Sint-Gummaras, de patroon van de stad, zou van zijn beschermelingen een kleurrijke stoetenkermis krijgen. Niet voor niets heetten zoveel Lierenaars Gommaar!
Maar de zomer vorderde, de spanning verminderde niet en de mobilisatie werd afgekondigd. Lier kende plotseling een luide drukte. Buiten de stadspoorten begon het paar forten van de grote Antwerpse gordel zijn magere kanonnen te poetsen en binnen de stad kwamen de opgeroepenen zich aanmelden in de opslagplaatsen. Nog kon men niet geloven dat het zover was. Men dacht aan vroegere oproepingen die ook op niets uitdraaiden. Een veiligheidsmaatregel mensen, méér niet!
Maandag 3 augustus had in de feestzaal De Valk op de Grote Markt de plechtige prijsuitreiking plaats aan de leerlingen van het Sint-Gummaruskollege. Voor een stampvolle zaal, met vooraan « Monseigneur de Afgevaardigde van Zijne Eminentie de Kardinaal », de deken, de directeur, de burgemeester en de notabelen, voerden de jongste studentjes een soldatentoneeltje op. Daarna werd er gedeclameerd en begonnen de grotere jongens aan een bijbels toneelspel, « Gekruisigd ». Om 11 u., op het ogenblik dat het Sanhedrin begon te twisten over het lot van « die volksopruier en -misleider », kwam een stadsbediende de zaal binnengelopen, recht naar de burgemeester. Hij fluisterde hem iets in het oor. De burgemeester zette zijn pence-nez recht verliet in zevenhaasten de voorstelling, weldra gevolgd door de priesters en de deftige heren van de eerste rij die de ontstellende boodschap hadden gehoord. Achter in de zaal vertelde de stadsbediende welk nieuws hij was komen brengen en daar stoof men ook al buiten. De spelers op het toneel gooiden hun bijbelse mantels af en sprongen naar beneden. Ergens begon iemand « De Lamp des Heiligdoms » en andere prijsboeken-goed-op-snee zonder verder omhaal uit te delen en in algemene verwarring snorde men naar huis.
De Stormklok Op het stadhuis werd de burgemeester opgewacht door de militaire bevelhebber van de streek die 't gezag kwam overnemen. Hij toonde een telegram. De staat van beleg was afgekondigd. De vijand kon spoedig voor de vesting opdagen. Iedereen moest helpen om de forten in verdediging te brengen! Binnen weinig minuten stond heel Lier op stelten. Een stadsbode werd naar de Sint-Gummarustoren gezonden om de stormklok te luiden. Bij de ingang van de kerk botste hij op een stoet van witte maagdjes, lustig blazende muzikanten en rijtuigen vol mensen in zondagse zwarte pakken en met bloemen in de armen. Een gouden bruiloft die arriveerde voor de plechtige dankmis! « Halt! riep de bode en sprong voor de feestelingen. Halt! Het vaderland is in gevaar! Iedereen naar huis om bijlen en rieken en gaffels. Ge moet gaan helpen in het fort! » Door de straten van de stad rende de belleman om het mansvolk bij mekaar te rinkelen. Men greep de gereedschappen die men vinden kon, ledigden ijzerwinkels en smidse. Tamboers roffelden en in groot ornaat, met blinkende zwarte hoeden en witte handschoenen, kwam de burgerwacht aangesneld. Het volk liep de huizen uit. Op de Markt werd appèl gehouden.
Toen bleek de vergissing. Het telegram was niet bestemd voor Lier maar voor Liers, aan de Duitse grens. De Garde Civique ging in de herbergen haar mondvoorraad opeten en haar emotie doorspoelen met een flinke pint, en de hulpverdedigers keerden terug met hun blinkend alaam. Men herademde en lachte. Daags nadien kwam er een nieuw alarm. Een echt. (1).

(1) De geschiedenis van de prijsuitreiking wordt uitvoerig verhaald door Modest Geuens in het Jaarboek 1956 van het Lierse Sint-Gummarus-kollege. De anekdote van de gouden bruiloft wordt beschreven in « De eerste oorlogsjaren in het land van Sint-Gommarus » door Frans Verschoren.
******
|