Timmermans en Adagio
Door Frans Verstreken (Hermes) - 6/3/1948
Timmermans ' Adagio (deel 1) Een jaar reeds is het geleden dat Felix Timmermans, de beroemde zoon onzer Netestad, ons heeft verlaten. Als letterkundige was hij immers de neo romantieke verkondiger van het Lierse volksleven dat zo vergroeid is met eigen bodem. Vorige Zaterdag, 24 Januari '48, op de verjaardag van het overlijden van de grote schrijver, werd om 9 uur in de Kluizekerk een H. Mis opgedragen te zijner intentie. Vele getrouwe vrienden hebben er aan gehouden samen dit offer op te dragen, de in goede Fé indachtig. Sedert die koude sneeuwdag van verleden jaar is er in de pers en over de radio stilaan meer en meer de aandacht gevraagd voor zijn figuur. Geleidelijk en langzaam als een rustig adagio ontwaken de stemmen der critici, om Timmermans' werk te loven en zijn gaven als mens te onderlijnen. Verscheidene litteraire tijdschriften hebben de schrijver een posthume hulde gebracht. Romanciers, dichters, critici, musici en kunstschilders van diverse overtuiging spraken hun geschakeerd doch gunstig oordeel uit over Timmermans. Het is een triestige waarheid dat in dit land de kunstenaars slechts naar waarde worden geschat nadat ze hun pen of penseel allang hebben moeten neerleggen. Zelfs de meest populaire artiesten, als «onze» Pallieter, werden niet voldoende geapprecieerd. Thans echter constateer ik met genoegen dat het artistieke peil van zijn oeuvre steeds met meer objectieve maatstaven wordt gemeten. Timmermans kwam tot zijn volk; het volk stapte hem slechts traag tegemoet. Ik meen dat het niet oninteressant is een ruwe inventaris aan te leggen van wat er in de loop van dit jaar over hem is geschreven, in deze bondige bibliografie hoop ik dan de voornaamste geschriften hieromtrent aan te stippen welke sedert januari 1947 het licht zagen.
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1909630-f3ccdd27d2000e3f9255a7e3e2c48800.jpg)
Vooreerst wens ik een kort relaas te geven van de radiomontage welke kortelings werd uitgezonden, zodat ik me veroorloof de chronologische orde van dit overzicht te verbreken. Bedoelde uitzending ging door op Zaterdagavond van 21h15 tot 21h45 uur over de gewestelijke omroep van de B.N.R O. te Antwerpen, welke zender het cultureel leven in onze stad zeer genegen is. Op kenschetsende wijze werd hier uitgedrukt hoe Timmermans in zijn boeken het eigensteeds Lierse karakter vastlegt. Dit «In memoriam Felix Timmermans» gaf in een half uur een vrij volledig beeld van zijn leven en werk. Beginnend met de geboorte, de kindsheid en de jeugd van Felix, kwam het tot de ontdekking van Bruegel. Na de eerste verzen kwam de periode van twijfel en duisternis met de «Schemeringen van den Dood». Daarna verscheen «Pallieter» als de jubelende kreet van een verloste ziel, het serene werkje ontstond : «De zeer schoone uren van Juffrouw Symphorosa».
Na «Het kindeken Jezus in Vlaanderen» ging de reeks onafgebroken verder, totdat het toneel nieuwe mogelijkheden bood en andere perspectieven opende. Uit die periode dateert «En waar de ster bleef stille staan». Het succes groeide : Timmermans schreef, schilderde, etste, tekende, sneed lino's, gaf lezingen. Op dit moment werd een fonoplaat gedraaid, een opname van Pallieter's stem. Het was een fragmentje uit een lezing; ontroerend eenvoudig en treffend schoon. Het was alsof de Fé weer onder ons was. Zijn ietwat doffe stem, kabbelend op één toon, scheen ons plots weer zo vertrouwd, zo jong, zo vers. Aangrijpend door de simpelheid was dit geluid, zeer getrouw gereproduceerd. Lang nog leefde de echo ervan in onze oren. Ook van de reis naar Italië plukte Timmermans vruchten in de vorm van een reisverhaal. Op «Pieter Breughel» volgden tal van kortverhalen. Plots kwam een meesterwerk tot ons : «Boerenpsalm», de strijd van de boer. Naast boek en toneel, werd Timmermans' werk gepubliceerd langs film, radio en opera. Na de zomer verscheen de herfst met het vallen der bladeren. De Fé was ziek en schreef wonder heldere gedichten. Het was zijn Adagio : «Ik ben bereid». Het Rembrandtse licht gloorde geheimzinnig in de kamer en de dood trad binnen. Tot slot werd de droeve uitvaart in herinnering gebracht. Deze radiomontage is geschreven door dhr. Filip Smets, die flink gedocumenteerd blijkt te zijn ; medewerkenden waren Mej. Wolters van der Wey. en de heren Gust Ven en Filip Smets zelf. De voordracht was uiterst verzorgd en vlot, terwijl de gepaste muziek veel bijdroeg tot het scheppen van de atmosfeer. De «adem» van ieder werk werd uitstekend gesuggereerd door de voorlezing van een paar fragmenten, onderlijnd door een muzikale achtergrond die soms verrassend kwam aanzwellen. Hierdoor ontstond een zeer plastisch klankbeeld, waarvoor Armand Stroobants dient gefeliciteerd. Nergens deed deze montage opgeschroefd aan, waartegen zovele struikelen, terwijl muziek, aangepaste geluiden en tekst een nauwsluitend geheel vormden.'
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1909630-156005c5baf40ff51a327f1c34f2975b.jpg)
Timmermans ' Adagio (deel 2) Belangrijker nog dan het overigens interessante nummer van «Golfslag» is de aflevering van «Dietsche Warande en Belfort» aan Felix Timmermans gewijd. Onmiddellijk na het overlijden van de grote schrijver vatte de redactiesecretaris van dit hoogstaande blad, Albert Westerlinck, het plan op Pallieter's kunst langs verschillende aspecten te belichten. Na enkele maanden kwam het merkwaardige nummer van de pers; het is Westerlinck gelukt een bundel enthousiaste eerbetuigingen aan 't adres van de Lierse schrijver samen te stellen. Hij was het ook die in het debat met Toussaint van Boelare de pen heeft aangescherpt. Het redactioneel voorwoordje luidt : «Schrijvers uit alle deelen van het Nederlandsche stam- en taalgebied huldigen in deze aflevering Felix Timmermans, een bemind wonderkind van ons volk, als een aller-oorspronkelijkst artist bij Gods genade, als een goed en eenvoudig mensch. Zij weten te getuigen namens de honderd-duizenden binnen onze taalgrenzen en ver daarbuiten, die hem bewonderden en van hem hielden.»
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1909630-a90e0c2dea41c7f9bc55c5ca7f812e54.jpg)
Van Lode Baekelmans wordt het «In memoriam Felix Timmermans» gepubliceerd dat hij destijds uitsprak voor de mikro van de B.N.R.O. ; waarin hij zegt : «Wie in Timmermans den heimatschrijver bij uitstek heeft gezien en hem zijn folkloristische inslag heeft verweten, zal misschien nog tot de conclusie moeten komen dat het typische, eigenaardige Vlaamsche levensbeeld juist de aantrekkelijkheid bleek te zijn voor het Europeesch publiek dat hij wist te verwerven.» «Die Grootheid van Felix Timmermans» wordt vanuit Zuid Afrika geroemd door C. M. van den Heever. Hij schrijft o.m. over de karakteristieke eigenschappen van deze Lierenaar : «Onmiddellik wort ons verbeelding ligter en blymoediger en leer ons weer om met die oë van 'n kind na die wondere van kleur, vorm en karakteristieke trekke om ons te kyk. Timmermans werk nie met 'n pen nie, maar met 'n penseel. Alles wat hy teken, kan ons dadelik sien.»
De Noord-Nederlander Anton van Duinkerken vertelt van een tochtje op de Schelde «Aan boord met Felix Timmermans» en knoopt er vaststellingen aan vast in verband met zijn psychologie. Hij besluit: «Dit herlevend in de herinnering, denk ik aan Timmermans als aan een onverzadigbare, wiens weemoed voortkwam uit de weelde van een lyrischen aanleg, onbekwaam om alle heerlijkheden der aarde in één greep te omvatten. Toch een gulzigaard des gemoed. Een Brabander uit het barokke bisdom Antwerpen. Iemand, die niet alles zegt, die ergens in, zijn diepste ziel «gaarne stil» is. Voor het overige uitbundig als het leven.»
Ernest van der Hallen neemt verder «Afscheid van Felix Timmermans», en spreekt hem toe : «Gij waart een der dwaze, roekeloze verkwisters die vele duizenden innerlijk rijk gemaakt hebben, en wier sterven ieder van ons armer gemaakt heeft.» Een zeer geestdriftig opstel is van de hand van Maxime Deswarte, professor aan de Universiteit te Rijsel : «Timmermans populaire et sympathique». Het stuk eindigt met volgend alinea : «Il nous charme par sa bonhomie, sa sympathie à l'égard du peuple et des choses de Flandre, sou hilarité désarmante; il fait penser à Daudet et à Pagnol. Il a été le héraut de la Flandre et des incomparables richesses de son peuple et de son art auprès d'un public non averti. Il a écrit mainte page digne de Rabelais, souhaitons que ce pionnier ouvre la voie à un fulgurant successeur. Il soulève de multiples problèmes auxquels on anporte des solutions divergentes. Une formule qu'il a trouvée lui même pourrait peut être lui convenir : «'t Geen da'ge peist is 't nie». La définition que nous lui donnerons ne sera jamais exacte.»
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1909630-e3f39c0669950f0eaad25b8bc0e626bb.jpg)
De meest uitgebreide en tevens interessante studie is het «Overzicht» van onze stadgenoot José de Ceulaer. In deze bladzijden overloopt de jonge doch reeds verdienstelijke criticus Timmermans' omvangrijk werk, van een opstelletje «De taal is gansch 't volk» tot de bundel «Adagio», over de hoogtepunten heen. Dit zeer lezenswaardig artikel, dat talrijke nieuwe gezichtspunten naar voren brengt, wordt aldus besloten : «Wanneer men zich dan tenslotte afvraagt of het werk van Timmermans zijn tijd zal overleven, dan kan men niet aarzelen die vraag bevestigend te beantwoorden. Timmermans, met werken als «Pallieter» en «Boerenpsalm», met figuren als Symforosa, Cecilia, Leontientje en Kruisduit en met zijn «Adagio», zal blijven zoolang er van een Nederlandsche letterkunde zal gesproken worden. Timmermans had iets van den primitieven middeleeuwer, den mysticus, den miniatuurschilder; hij had iets van Bruegel en iets van Rubens' zinnelijke uitbeeldingskracht. Hij was een dichter, die met de spontane verwondering en maar brozen schijn als om, dieper in hen, «de kern van alle dingen», waarin hij God eenvoudige bewondering van een kind de dingen als voor het eerst zag en er zich over verheugde, zoowel om hun schoonen weervond.» Dan volgt een ernstige, uit gewerkte «Bibliografie», waarna Dr Oscar van der Hallen een diepzinnige maar duistere bijdrage publiceert over «Timmermans de gelovige».
Frans Verstreken behandelt «Timmermans en het Boek». Waar deze het heeft over de boekillustraties, schrijft hij; «Men zou tevergeefs deze persoonlijke verluchtingen toetsen aan het oeuvre van anderen. Slechts bij Max Elskamp vindt men onbewuste reminiscenties. Deze xylograaf streefde in sommige prenten naar een gelijkaardige folkloristische kinderlijkheid, zoo eigen aan de volksprenten van Epinal. De Lierenaar bereikt een ongekunsteldheid die vaak herinnert aan de primitief sobere houtblokken uit een Biblia Pauperum. » Tot slot worden de eerste hoofdstukken opgenomen uit «Adriaan Brouwer», doch hierop kom ik later terug.
Timmermans' Adagio (deel 3) Wanneer we de dag- en weekbladpers onmiddellijk na 24 Januari 1947 raadplegen, valt ons oog op enkele in memoriam-artikels. Deze bijdragen, meestal in journalistieke stijl gesteld, handelen over de betekenis van Felix Timmermans als schrijver en als mens, doch de meeste belichten geen nieuwe aspecten van zijn oeuvre. Gelukkig zijn er enkele bladen die interessante studies publiceerden en nieuwe gezichtspunten naar voren brachten. Graag wil ik hier een keuze doen.
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1909630-df3b1db801252464c0761153c12ab995.jpg)
«Zondagsvriend»(1) brengt een stukje over «Timmermans, de schrijver van de gemoedelijke romantiek» en omschrijft de sfeer waarin Timmermans' hoofdfiguren leefden. Originele foto's en enkele schetsen van de auteur maken deze pagina tot een nuttige documentatie. Op de bladzijde « Kunst en Kennis » drukt het Brusselse blad «Het Volk» (2) een artikel af van André Demedts, die chronologisch diens werk overloopt en besluit : « Zijn afwijking van den algemeenen Europeeschen geest, dankte hij aan zijn Vlaamschen aard : aan zijn geloof en zijn pratte zinnelijkheid, aan die mengeling van eenigszins rauwen realiteitszin, van jool en baldadigheid met een sluwe menschenkennis, oprechte bewondering voor het natuurlijke leven en kinderlijk teedere godsdienstigheid. Daardoor verdiende hij zijn, schoonsten titel : de meester van de atmosfeer.» Inleidend wijst de redactie op de verliezen in onze letteren sedert de bevrijding : Lode Zielens, August Vermeylen, August van Cauwelaert en de Fé. Verder wordt een brief gepubliceerd van de schrijver waarin hij vertelt hoe «Anna-Marie» is onstaan. F. Deruyter schrijft in «Taptoe» (3), de geïllustreerde weekrevue van «Ons Volk», een hulde adres aan de grote Lierse letterkundige. Het nummer bevat bovendien enkele buitengewoon merkwaardige snapshots uit het dagelijkse leven en in zijn omgang met mensen op het Begijnhof. Het omslagportret is eveneens zeer geslaagd. In een brief lezen we hoe de Fé tot zijn Kerstmislegende «Waar de ster bleef stille staan» is gekomen.
In de rubriek «Kunst en Letteren» van «Het Handelsblad» (4) vraagt Maurice Gilliams zich af «Is het gewenscht dat er om Felix Timmermans een strijd zou ontbranden ?», en waarin hij de houding van Toussaint van Boelaere hekelt. Deze criticus, die vroeger Timmermans alle lof toezwaaide, had even plots als ongepast in het socialistische «Parool» een onbesuisd artikel geplaatst, Gilliams handelt over de «litteraire kanker». Hij gaat dan verder over de volkse elementen in Timmermans' werk, en peilt naar de waarden van zijn proza. Hij eindigt met een vermaning en een goede wens. «Het Volk» (5) vraagt de aandacht voor «Het onvoltooid werk van Felix Timmermans». Onze stadgenoot José de Ceulaer put in zijn licentiaatsverhandeling enkele voor velen onbekende feiten. Hij vertelt over Pallieter's lectuur en over de wijze van zijn schrijven. Tot slot vermeldt hij enige onvoltooide en zelfs ongeschreven verhalen waarover Timmermans sprak. Ik noem een roman «De Kardinaal», het komische «Wambas»,een werk over de liefde van Jan van Eyck. een boek over Thomas à Kempis, en «De Mensen van Lier». Anton van Duinkerken schreef in 1938 een brief waarin hij zijn vreugde uitdrukt bij het lezen van «Ik zag Cecilia komen». De tekst werd hier ook gepubliceerd, waaruit blijkt dat deze Hollandse schrijver Timmermans spontaan huldigt.
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1909630-1a2dbc8435c9797f52bdf439c1825184.jpg)
Tekening die op de laatste brief aan zijn petekend Toontje Felix stond.
De laatste brief die Timmermans schreef op zijn ziekbed, daterend van 22 Januari 1947, werd in facsimile overgedrukt in « De Gazet van Antwerpen » (6) . Hierin vertelt de Fé aan zijn petekind «eindelijk weer een beetje aan de beterhand» te zijn. Helaas heeft de dood hem enkele uren later verrast. Deze brief betekent een waardevol document; ik zou hem hier graag in extenso overnemen doch nadruk blijkt verboden. «Bibliogids» (7) laat in twee nummers een persoverzicht verschijnen. We vernemen dat de ontzettende doodsmare op 27 Januari in zeven Zwitserse couranten werd gecommenteerd. Twee dagen later werd het bericht te Berlijn bekend gemaakt en op 31 Januari pas te Parijs. Hij haalt citaten aan uit de Europese pers waarvan sommige zeer tegenstrijdig zijn. Hij sluit met een brief van de Zwitserse Nobelprijswinnaar Hermann Hesse gericht aan mevrouw Timmermans na het overlijden van haar man. Hesse betuigt hier zijn rouw bij het heengaan van Vlaanderen's grote literator.
(1) Zondagsvriend, Antwerpen, 30 Jan. 1947. (2) Het Volk. Brussel, 2 Febr. 1947. (3) Taptoe, Brussel, 6 Febr. 1947. (4) Het Handelsblad, Antw., 9 Febr. 1947. (5) Het Volk, Brussel, 9 Febr. 1947. (6) De Gazet van Antwerpen, 18 Maart 47. (7) Bibliogids, Antwerpen, Mei-Juli 1947.
Timmermans' Adagio (deel 4) Onder de titel «Kerstmis in het Werk van Felix Timmermans» verscheen van de hand van José de Ceulaer een artikel in «Het Volk». Hij wijst er op dat Timmermans dichter bij de Middeleeuwer stond dan bij de moderne mens ; dit is ook de reden waarom sommigen zijn werk niet ten volle begrijpen. Bij hem is de primitieve eenvoud van de gelovige nog te vinden, vooral in zijn passages waar de Kerst-idee tot uiting komt. Timmermans was eenvoudig en vroom van natuur. Geïnspireerd door de vertellingen van zijn vader, schreef Timmermans reeds vroeg gedichten en liederen in verband met Kerstmis en Driekoningen. Dit motief wordt verder uitgesponnen in «Het Kindeke Jezus in Vlaanderen» en «Driekoningen-tryptiek ». Verscheidene Kerstverhalen verschenen in tijdschriften of gebundeld in een boek. Ook in vertaling werden Timmermans' Kerstvertellingen zeer gesmaakt.
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1909630-6bb1d9fdb3ee14b1504514cf5e598c74.jpg)
Deze bijdrage, rijk aan documentatie, is bovendien geïllustreerd met enkele tekeningen en reproducties naar schilderijen die Pallieter maakte op dit onderwerp. Zijn dochter, Tonet Timmermans, tekende tevens 'n paar prettige en knappe illustraties. In het maandblad der Esperantisten « Espero Katolika », officieel orgaan van de I.K.U.E. , schreef E Paesmans uit Antwerpen «Felix Timmermans mortis». Na een inleiding met karakteristiek geeft hij een vrij uitvoerige biografie. «Flandra Esperantisto», tijdschrift voor Esperanto-onderwijs en propaganda, publiceerde een gelijkaardig In memoriam. In dit nummer werd verder gewezen op Kerstvertellingen van Timmermans en inzonderheid op de vertaling van «Een Kerstsprookje» (1921) die in 1933 in het blad in het Esperanto verscheen. Tot slot werd gehandeld over Timmermans' laatste jaren en over de schrijver en het Esperanto. Als illustratie vinden we o.m. Een Kerstkribbetje, getekend door de grote Lierse auteur, met als embleem «Paco per Esperanto».
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1909630-577a35079ff28993cc722e87345f878b.jpg)
Het verwonderd natuurlijk niet dat ook dichters naar de pen grepen om hun triestig gevoel bij het heengaan van de Vlaamse schrijver te vertellen, 'n Drietal gedichten zijn mij bekend.
Remi de Cnodder begint zijn « In memoriam » aldus : Het raam waarin de tuin te glanzen stond is nu gesloten, op de brede tafel ligt nog wachtend blank papier. De stille kamer is van een vreemde huiver overgoten, en deze dode hier bewenen al de klokken van het stadje Lier.
Na de tweede strofe volgt dan dit slot : En kost dit afscheid pijn, er is zoveel van u gebleven, er is van u het geestlijk zaad dat niet vergaat ; en nimmer overwint de dood uw zang aan 't leven, en nimmer breekt de band der trouwen die gij achterlaat.
Realistischer is het vers van Walter Mets dat ik hier overneem : Gij hebt dit land bemind, de morgenmist omheen zijn beemden, het jong geluid, dat als een kind U diep beroerde, als die vreemde stem, het hart van vogels en van bloemen, een weerklank in uw eigen droomen vond van het wezen, dat zóó noemen die dwazen zijn en dichters voor een stond...
Maar ook het leven hebt gij liefgehad : van den boer in vleesch en bloed gestoken het felle hart, dat eenmaal lont geroken zijn rapen en zijn mest vergat.
De brandewijn, de geur van de sigaren, de smulpaap die den hemel dankt, de trotsche koning der fanfare, en de hond die langs de straten jankt.
Gesnoven hebt gij aan de geuren die de oude Breughel ons behouden had, kwistig rondgedeeld aan andere deuren als Franciscus nog in stilte bij U bad.
Nu is dit hart niet meer. Hoe zou in ons het dwaze hart bekennen, dat ieder vloek en ieder kus zoo zeer als gij heeft liefgehad, daaraan niet kan gewennen ?...
Jowan de Kever schreef op 27 Jan. '47 een gedicht, dat later gebundeld werd in «Roeping». Deze «Kleine Biographie» begint aldus : Hem was de zon zo zoet! En iedre dag was als een honingraat die hij uit 't brede leven brak, en iedereen te proeven stak, met bloemen op zijn blij gelaat, want hij had de zon in 't bloed.
De laatste strofe luidt : Hem was de zon zo zoet, want lente was zijn laatste droom... Toen heeft de Imker hem geplukt, hem in zijn Zomermond gedrukt. Die druipend werd van honingroom... Hem was de Zon zo zoet !
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/1909630-30e62fddc14c05988b44e7c02788e187.jpg)
**********
|