DENKEND AAN ANTOON THIRY
DRIE STERREN EN EEN GEBROKEN PIJL
Door Gaston Durnez – verschenen in het Jaarboek 24 (1996) van het Timmermans Genootschap.
"Mijn vader was veel te goed, zegt Walter Thiry. Een zacht karakter. Ik was daar in een bepaald opzicht zelfs het slachtoffer van. Toen ik niet langer wou studeren en de school verliet, gaf hij toe... Hij had zich moeten verzetten, maar dat kreeg hij niet over zijn hart. Vader was een vrolijke figuur. Hij lachte heel graag en hij kon zowel mondeling als schriftelijk goed vertellen. Hij kon ook ontzettend goed knutselen. Zo heeft hij voor ons, zijn kinderen, toen wij klein waren, een poppenkast met draadpoppen gemaakt, waar wij dan stukken mee opvoerden. Die kast komt voor in het grote boek dat de folklorist Jan de Schuyter over het poppenspel heeft uitgegeven. Helaas, tijdens de feestelijkheden bij de Bevrijding in 1944 is ook die kast vernield. Vader is nooit meer helemaal dezelfde geweest. De oorlog heeft veel invloed gehad op zijn temperament..."
Walter Thiry (77) vertelt met een wat weemoedige glimlach. Stoffelijke souvenirs van zijn vader bezit hij nog zeer weinig. Die werden hem in de dramatische loop der tijden afgenomen. Tegelijk met het poppenspel uit zijn jeugd zijn heel wat familiedocumenten vernield of meegenomen door mensen die op het einde van de Tweede Wereldoorlog het ouderlijk huis hebben aangevallen. Van de meer dan 130 boeken die zijn vaders uitgeverij op de markt heeft gebracht, zitten er maar enkele meer in Walters boekenkast. Op de tafel heeft hij twee dunne mappen klaargelegd voor ons gesprek: daar vind ik enkele foto's in, plus kopies van brieven en artikels die vrienden in hun archief hebben gevonden. Een zeer actief leven is herleid tot enkele zwart-wit prenten, wat papier en herinneringen van een steeds kleiner wordende kring.
Een van de artikels in de map is de lange bijdrage die J. Bastiaensen in de jaargang 1955 van het tijdschrift 't Land van Ryen in vier afleveringen heeft gepubliceerd : "De Lierse verteller Antoon Thiry". Dat is al meer dan veertig jaar geleden en het is nog altijd het omvangrijkste overzicht van zijn werk. Sindsdien zijn wel bijdragen verschenen in verband met zijn belangrijke relatie tot Felix Timmermans (dank zij Louis Vercammen in onze jaarboeken) en over de activiteit van zijn uitgeverij Die Poorte (in de "Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen" van Ludo Simons, 1987). In verscheidene studies over de Vlaamse Beweging is bovendien Thiry 's aandeel in het Activisme duidelijk gemaakt. Ik denk aan het boek van de Nederlandse historicus Lammert Buning over "Het strijdbare leven van J.D. Domela Nieuwenhuis Nyegaard" (1976) en vooral aan het meer recente "Het aktivistisch avontuur" (1991), het omvangrijke en baanbrekende boek van de Vlaming Daniël Vanacker. Een en ander staaft de mening, dat Antoon Thiry eindelijk een nieuwe monografie verdient, waarin zowel de vruchtbare schrijver als de doelbewuste uitgever en de historische flamingant krijgen waar zij recht op hebben. Wie neemt die taak op zich?
Antoon Jan Frans Thiry, geboren te Leuven op 8 september 1888 en overleden te Antwerpen op 13 juli 1954, was het oudste kind van Frans Thiry, een katholieke onderwijzer die te Korbeek (bij Leuven) een grote rol speelde in het culturele en sociale leven. In 1898 verhuisde het gezin naar Lier, waar vader Thiry aan de Oefenschool van de Rijksnormaalschool werd verbonden. Aan deze school behaalde Antoon Thiry in 1907 her onderwijzersdiploma. Net als zijn generatiegenoten onderging hij daar de diepgaande invloed van de leraar Lambrecht Lambrechts, de dichter en promotor van de Vlaamse liedbeweging, die talrijke letterkundigen en flaminganten heeft gevormd. In 1903 maakte de 15-jarige Antoon Thiry kennis met de toen 17-jarige Felix Timmermans, met wie hij de Lierse academie bezocht en zijn eerste literaire proeven ondernam, die leidden tot hun gezamenlijke bundel "Bagijnhofsproken" (1911). Onderzoek door Louis Vercammen heeft aangetoond, dat het aandeel van Antoon daar zeker niet het kleinste in was.
In 1908 werd vader Thiry huismeester van de Rijksmiddelbare Normaalschool in Gent, waar zijn zoon voor regent voortstudeerde. In 1910 was Antoon Thiry een drietal maanden plaatsvervangend leraar aan de middelbare school in Sint-Niklaas en in 1912 trad hij in het huwelijk met Martha van Ael (1887-1974) uit Lier, zuster van de latere activist Huibrecht van Ael. In 1913 was hij de eerste die in het Nederlands examen aflegde voor de Centrale Examencommissie. Te samen met Marcel Minnaert en Reimond Kimpe vormde Antoon Thiry de redactie van het maandblad De Bestuurlijke Scheiding dat van 1 mei tot en met 1 augustus 1914 verscheen en waaruit kort na het begin van de Eerste Wereldoorlog in Gent het radicale activisme van de "Jong Vlamingen" is voortgekomen. Antoon Thiry en zijn echtgenote stonden in voor het redactiesecretariaat. Nadien maakte hij deel uit van de redactie van De Vlaamsche Post, het activistische dagblad dat van 21 februari 1915 tot 5 mei 1916 in Gent verscheen (en waaraan ook Felix Timmermans heeft meegewerkt).
Thiry behoorde tot de medestanders van Domela Nieuwenhuis Nyegaard, de Nederlandse "Vlaming door keuze" (van Scandinaafse afkomst), die een zelfstandig Vlaams koninkrijk nastreefden, in een groot Germaans verband met Nederland en Scandinavië. Na verloop van tijd distancieerde Thiry zich van Domela wegens diens eigenmachtig optreden. In 1916 werd hij leraar aan de Rijksmiddelbare Normaalschool in Gent en toen kort nadien de Rijksuniversiteit werd vernederlandst, volgde hij daar cursussen als vrije student. Bij de oprichting van de Raad van Vlaanderen werd hij lid en behoorde hij tot de zgn. Jong-Vlaamse fractie. In mei 1918 keerde hij terug naar Lier om daar directeur van de Rijksnormaalschool te worden. Op 9 november 1918 verliet het echtpaar Thiry, te samen met het echtpaar Timmermans, Lier en week uit naar Nederland. Thiry werd bij verstek gevonnist. Hij was een van de 23 (drieëntwintig) terdoodveroordeelde activisten. Na een paar moeilijke jaren, waarin hij trachtte van zijn vruchtbare pen te leven, werd hij in juni 1921 benoemd tot directeur van de bibliotheek te Tiel. Daar bleef hij werken en wonen tot hij in december 1930 naar Vlaanderen terug kon keren. Hij vestigde zich te Oude God (Mortsel) en begon daar, in samenwerking met zijn echtgenote, een in Nederland voorbereide uitgeverij, Die Poorte. In 1933 stichtte hij ook de gelijknamige boekengilde. In de Tweede Wereldoorlog gaf Die Poorte o.m. Westland uit, een cultureel-letterkundig tijdschrift (juni 1942-augustus 1944). Peter Thiry nam, te samen met Frans van der Auwera (Bert Ranke), het redactiesecretariaat waar. Het leverde Antoon Thiry na de Bevrijding een gevangenisstraf van drie jaar op. Hij hernam zijn activiteit als uitgever en na zijn plotseling overlijden in 1954 hebben zijn echtgenote en twee zonen de zaak voortgezet tot in 1969.
In de woonkamer van Walter Thiry te Deurne (Antwerpen) hangt een wapenschild met drie sterren en een gebroken pijl. "De precieze betekenis daarvan ken ik niet", zegt Walter. "Maar het is het wapenschild van de Thiry's, gevonden in Frankrijk. De Thiry's moeten afkomstig zijn uit Chateau Thierry, waar ook Herman Thiery, alias de romancier en dichter Johan Daisne, zijn wortels heeft gevonden. Indertijd bestond er een vereniging van Thiry's en Thiery's en mijn vader is daar nog voorzitter van geweest." Walter Thiry is de tweede zoon van het echtpaar Thiry - Van Ael. De eerste was Peter, geboren te Gent in 1915 en overleden te Antwerpen in 1969. Walter zag het levenslicht op maandag 7 juli 1919, in Voorburg, bij Den Haag, ten huize van Dr. C. de Leeuw, aan wie de dankbare vader later zijn novelle "Meester Vindevogel" heeft opgedragen. Op die dag noteerde Felix Timmermans in zijn dagboek, dat de vader hem de geboorte van een zoontje kwam melden en meteen vroeg of hij getuige en daarna peter en Marieke, zijn vrouw, meter wilden zijn. Voor Felix was het de eerste keer in zijn leven. Diezelfde dag schreef hij een vijftal bladzijden voor de roman waar hij toen aan werkte, "Anna-Marie". Zij vormen het eerste hoofdstuk, "De Dolfijnen".
Nog een ander goed nieuws bereikte hem op 7 juli 1919: "De Amsterdammer" publiceerde een "schone kritiek" van Frederik van Eeden over Pallieter. Dinsdag 8 juli ging Timmermans de boreling en zijn moeder bezoeken. Zij lagen "op een gerieflijke zolderkamer in het huis van den doktoor". De arts kende Felix, hij had een lezing van hem bijgewoond. "Wij aten er beschuit met muisjes", noteert de peter en hij voegt er aan toe: "Dit moet eigentlijk heten beschuit met muizenkeuteltjes. Vroeger wierd verteld dat de muizen de kinderen brachten. Dan lieten zij achter (mijn mening) suikeren muizekeuteltjes"...
"Als opgroeiende kleuter heb ik hem mijn peter en meter weinig of niet gezien, vertelt Walter. Zij konden al vlug terug naar Lier wij moesten in Nederland blijven tot in 1930." "School heb ik gelopen in Tiel. Daar leefden niet minder dan achttien verschillende soorten van protestanten, maar een katholieke school kenden ze niet. Ik ben dus naar een protestantse instelling geweest, maar mijn vader wilde niet, dat ik daar godsdienstles kreeg. Het moest katholiek zijn of niks. Het werd dan maar niks."
Als auteur wiens werk in Nederland werd uitgegeven en als bibliothecaris kreeg Antoon Thiry nogal wat contact met Hollandse collega's. Walter herinnert zich levendig één van hen: de regionalistische romancier Herman de Man (1898-1946). Deze joodse Nederlander, die in 1927 katholiek is geworden, had zich in 't begin van de jaren twintig in moeilijkheden gewerkt en dook voor een tijdje onder bij de Thirys. Zijn boek "Aardebanden", dat hij in 1922 publiceerde, heeft hij opgedragen "Aan Walter Thiry, mijn tweejarigen vriend". "Maar, zegt Walter, biezonder dankbaar heeft hij zich later voor de ontvangen hulp niet getoond." "Een herinnering uit mijn kinderjaren die mij biezonder is bijgebleven, was een fietstocht met mijn ouders in Duitsland. Wij mochten in die tijd niet naar Vlaanderen maar wij reden wel naar het Rijnland dat toen door Belgische troepen was bezet. Ik zat bij moeder achterop de fiets. Het trof mij erg, dat Duitse burgers van de stoep moesten als er Belgische militairen aankwamen..." "Naarmate wij langer in Nederland verbleven, is vader meer anti-Hollands geworden. Dat was een gevolg van de levenssfeer ginder. Het had niet zozeer te maken met het protestantisme, waar hij niet wilde van weten, als vooral met de krenterigheid van de mensen. Wat is het jammer, zei hij, dat wij geen taal hebben die ons van het Noorden onderscheidt!" Die gezindheid blijkt ook uit de fotokopies van enkele brieven die Walter Thiry heeft bijeengebracht. In zijn activistentijd verdedigde zijn vader de idee van een politiek zelfstandig Vlaanderen en nadien distancieerde hij zich duidelijk van de Groot-Nederlandse richting.
In een niet-gedateerde briefwisseling met Joris van Severen uit de jaren twintig spreekt hij zijn ontgoocheling over Nederland uit: "Hoe langer ik hier in Holland verblijf, des te sterker groeit mijn overtuiging dat Vlaanderen zich op alle gebied - ook het politieke - moet ontwikkelen naar zijn eigen katholieke aard en zeden, los van iedere vreemde invloed en ook niet het minst van Holland (zoals onze grote Guido Gezelle het terecht inzag), want daardoor zou ons Volk groot gevaar lopen zijn machtige levensbronnen - waarvan wij hier in ballingschap de waarde veel meer appreciëren dan ooit te voren en die ons trots alles doen blijven geloven in zijn schone toekomst - zien gedempt te worden". In 1931 schreef Antoon Thiry de in 1932 verschenen roman "De Hoorn schalt", waarin hij eensdeels wilde laten zien, dat hij ook een probleemroman aankon, anderdeels wou uitleggen wat het activisme in zijn optiek is geweest en hoe de houding van zijn medestanders gerechtvaardigd kon worden. De stelling van Thiry luidde, dat het activisme de voortzetting was van de vooroorlogse Vlaamse Beweging. In een antwoord op een recensie in het weekblad De Noorderklok (waarvan ik de juiste publicatiedatum niet ken), beklemtoonde hij, dat hij voorstander bleef van een zelfstandige staat Vlaanderen, wat niet betekende "dat ik een samen-gaan met Noord-Nederland in een Statenbond niet zou kunnen aanvaarden". "De Hoorn schalt" was de eerste Vlaamse roman waarin de zaak stelselmatig werd behandeld. Thiry had hem begroot als een trilogie, maar de twee volgende delen heeft hij nooit voltooid. Ook documenten daarover zijn volgens Walter Thiry bij de Bevrijding vernield of verdwenen. Als literair werkstuk is het boek niet geslaagd, maar het blijft een interessant getuigenis.
In 1930, toen het gezin Thiry naar Vlaanderen kwam, was Walter elf jaar. "Ik had ondertussen, in 1924, ook een zustertje gekregen, dat bij dezelfde dokter in Voorburg is geboren en dat de naam van mijn moeder ontving. In Antwerpen liep ik school, eerst in het St. Lievenscollege, daarna in het Koninklijk Atheneum. Ik voelde mij daar helemaal niet in mijn sas en wou de school zo vlug mogelijk verlaten. Vader gaf toe. Hij nam mij op in zijn zaak." "De idee voor een boekengilde had hij in Duitsland gevonden. Vader heeft ze goed bestudeerd en ging hier en daar op verkenning. Als naam dacht hij eerst aan De Gouden Poort. Toen een gelijknamige bloemlezing van Julien Kuypers verscheen, maakte hij daar Die Poorte van. Moeder heeft bij de voorbereiding en de uitwerking een grote rol gespeeld. Terwijl vader zich vooral bezig hield met de inhoud en de vormgeving van de boeken, trad moeder op als de "commersante". Zij was een vrouw met heel veel smaak en een grote werkkracht. Wij hebben allen veel aan haar te danken gehad." Prof. Ludo Simons noemt Die Poorte (in zijn geschiedenis van de Vlaamse uitgeverijen) de belangrijkste van de "eenmansuitgeverijen" die in de periode tussen de beide wereldoorlogen in Antwerpen of omgeving werkzaam waren. In totaal heeft zij zo'n 130 boeken op de markt gebracht. Opmerkelijk is daarin het grote aandeel van buitenlandse literatuur, niet het minst uit Scandinavië. Dat is geen toeval.
Het "scandinavisme", de beweging ten voordele van een toenadering tussen de Scandinavische volkeren, die in de negentiende eeuw ongeveer tegelijk met de Vlaamse Beweging ontstond, is bij ons niet zonder invloed gebleven. Via mensen als de dichter Eugeen van Oye en de activistische voorman Domela Nieuwenhuis Nyegaard, met wie Thiry heeft samengewerkt, werd de idee van een bond tussen "Nederduitsers" en de Scandinaven ook even in onze gewesten gepropageerd. Belangrijker is de culturele invloed geweest van de herlevende Noorse taal en de schrijvers uit die periode, van Bjornson tot Ibsen, Lagerlöf, Undset en Hamsun. Antoon Thiry, die zelf tot de literatuur was gekomen via Hans Christiaan Andersen, heeft zijn leven lang interesse gekoesterd voor het Noorden. Zijn uitgeverij bereidde hij o.m. voor met een essay-bundel die in 1934 bij het Davidsfonds verscheen onder de titel "Vikingers". Het Davidsfonds liet er 10.000 exemplaren van drukken! Thiry prees om te beginnen Bjornson "om de bruisende, nooit versagende geestdrift waarmee hij (zijn land) wekte tot nieuw en zelfstandig leven". Ook de vier andere auteurs over wie hij schreef (Lagerlöf, Lie, Hamsun en Undset) stelde hij de Vlamingen tot voorbeeld. Wie de figuur van Antoon Thiry nader wil leren kennen, moet ook de polemiek bestuderen die hij in hetzelfde jaar voerde met de toen nog katholieke Gerard Walschap. In tegenstelling tot Felix Timmermans was hij een man die echt kon polemiseren. Zo ontpopte hij zich als een der felste bestrijders van Walschaps opvattingen, waarbij hij zowel van artistieke als katholieke motieven uitging. In januari 1934 publiceerde hij in het tijdschrift "Boekengids" zijn 'Kanttekeningen bij Trouwen" van Gerard Walschap", en in april 1934 maakte hij in hetzelfde blad een "Kanttekening bij de heden-daagse roman". Walschap liet zich niet onbetuigd en titelde in zijn weekblad "Hooger Leven" (18 februari 1934): "De oude garde valt aan". De kontekst van dit alles (dus ook De Pelgrim-beweging) wordt beschreven in het doctorale proefschrift van Lut Missine: "Kunst en leven, een wankel evenwicht. Prozaopvattingen tijdens het interbellum in Vlaanderen (1927-1940), een onderzoek van tijdschriften en week-bladen" (K.U. Leuven, 1992).
De twist met Walschap zal de literaire reputatie van Thiry buiten de eigen kring geen goed hebben gedaan. Op termijn won de jonge voorvechter van de "nieuwe zakelijkheid" het pleit met zijn sterke pen en zijn moderne artistieke opvattingen. Onder de oorlog ging Walter Thiry lessen volgen aan de "Meisterschule fur Grafische Gewerbe" in Duitsland en in 1942 nam hij de technische kant van Die Poorte op zich, terwijl zijn broer Peter voor de eigenlijke uitgeverij zorgde. "Peter heeft bij ons ook eigen verzen uitgegeven. Helaas, ik bezit er geen enkel exemplaar meer van." Lang heeft de samenwerking van de zonen niet geduurd, want Walter meldde zich voor het Oostfront. "Vader geloofde dat de Duitsers de overwinning zouden behalen en dat het voor de Vlamingen nu zaak was, hun plaats te veroveren in het door hen overheerste Europa. Ik geloofde dat ook." Het kostte Waker Thiry vijftien jaar gevangenisstraf waarvan hij er vijf heeft "gezeten". Nadien heeft hij opnieuw voor Die Poorte gewerkt, tot hij in 1964 door Antoon Sap werd aangeworven als vertegenwoordiger van zijn Standaard Uitgeverij, speciaal gelast met het fonds voor de basisscholen. Dat is hij gebleven tot aan zijn pensionering.
De echtgenote van Walter Thiry is een Nederlandse, "maar van heel dichtbij". Julia ("Juul") Groffen is afkomstig van Hoogerheide, vlak over de grens, bij Putte, op de rand van polder en heide. Haar vader was een aannemer van bouwwerken die heeft samengewerkt met Flor van Reeth, de schilderende architect die zo' n grote rol heeft gespeeld in leven en werk van Timmermans. Flor van Reeth heeft een tijd in Hoogerheide gewoond en daar was het, zegt Walter Thiry, dat hij de zgn. Walkurenrit uit "Pallieter" heeft meegemaakt. En dat hij zijn naam in de sneeuw heeft geplast. Een fantastische man, die Flor! Wat hebben wij allemaal gelachen en plezier gemaakt als hij er bij was." Talrijke anecdoten, geestigheden, uitdrukkingen uit de brede Lierse vriendenkring van die jaren zijn, al dan niet vertekend en bijgekleurd, terechtgekomen in het werk van "de goede Fee". Dat was ook het geval in de verhalen van Antoon Thiry: "In mijn vaders geschriften vind ik vele Lierse en andere persoonlijke elementen terug. Zo kun je zijn roman "De zevenslager" uit 1934 bijna autobiografisch noemen. Tussen haakjes: weet je dat het boek in de Nederlandse editie "De zevenklapper" moest heten? Een zevenslager kennen ze ginder niet. Waar het kon, bleef mijn vader de Vlaamse kleur van zijn taal verdedigen."
Is het waar, dat de wederwaardigheden van Die Poorte enige wrijving tussen Antoon Thiry en Felix Timmermans hebben teweeggebracht ? Amper gestart, kreeg de uitgeverij sterke concurrentie. De jonge Mechelse schrijver Korneel Goosscns, die in 1929 met Nederlandse hulp de uitgeverij Het Kompas had opgericht, gaf de firma in 1933 de vorm van een naamloze vennootschap. Goossens' echtgenote, Livine de Weert, was een nicht van Felix Timmermans. En die werd een van de zeven "comparanten" bij de oprichting van de N.V Nog in hetzelfde jaar 1933 begon de uitgeverij met de succesrijke Feniksreeks, die via abonnees een bepaald aantal boeken per jaar verspreidde. In haar selectie zaten zowel Vlaamse als buitenlandse auteurs, niet het minst Scandinaafse... "Naar de mening van mijn vader heeft Het Kompas de idee van onze uitgeverij overgenomen. Het deed hem iets, dat zijn vriend Felix daar bij betrokken was. Dat conflict is tussen beiden nooit uitgepraat. Ik heb dat altijd jammer gevonden."
Mogelijk was er op de achtergrond nog een ander punt van wrevel overgebleven: de wijze waarop de literaire critici de roman van Thiry "Het schone jaar van Carolus" hadden vergeleken met "Pallieter". Timmermans zelf heeft aanvankelijk zeker gedacht, dat zijn vriend hem een vlieg wilde afvangen. In zijn dagboek noteerde hij op 15 juli 1919, acht dagen na de geboorte van Walter, dat hij vlug doorwerkte aan zijn roman "Anna Marie" : "Ik zou heel dit ding zo rap niet laten drukken, maar A.T maakt om zo te zeggen mijn werk en is zinnens het gauw uit te geven, daarom wil ik hem voor zijn. Het gaat in dezelfde tijd, in dezelfde stad, en met dezelfde specialiteiten. Had ik er over kunnen zwijgen, 'k zou nu mijn werk in vree kunnen maken. Ik heb mij voorgenomen geen bijzonderheden meer over mijn werk te vertellen.
Ingrid van de Wijer tekent daar in "Al mijn dagen "(1986) bij aan, dat Thiry zijn manuscript al in 1913 grotendeels had voltooid. Heeft hij het in 1919 afgewerkt en misschien nog bewerkt? In elk geval, "Het schone jaar van Carolus" verscheen in de zomer van 1920, nog voor "Anna-Marie". Vaak werd sindsdien op de overeenkomsten gewezen, niet met dit boek maar met "Pallieter". Het kan niet anders of dat moet beide auteurs en vrienden enigszins gegriefd hebben. Ik kan mij voorstellen, dat Antoon Thiry zich tekortgedaan voelde. Na zovele jaren heb ik "Carolus" herlezen en ik vind er natuurlijk taal- en andere gelijkenissen in, maar vaak een heel andere sfeer en bedoeling. Ja, ik denk dat de roman niet op zijn juiste waarde is geschat. Walter Thiry glimlacht als ik daarover praat. Bescheiden doet hij geen uitspraak over de artistieke waarde van zijn vaders werk. Hij herinnert zich wel met spijt, hoe Antoon Thiry op een bepaald moment in zijn leven zichzelf als "een schaduwfiguur" heeft gezien. "Daar leed hij onder."
"Toen vader in 1954 onverwachts overleed, hebben wij hem op het kerkhof van Lier laten begraven. Dat was zijn wens. Alhoewel hij sinds de Eerste Wereldoorlog niet meer in Lier had verbleven, wilde hij daar een rustplaats krijgen. Hij heeft zich altijd een Lierenaar gevoeld. Dat dankte hij aan de invloed van Timmermans. Het moet tussen hen beiden een geweldige vriendschap zijn geweest. Ondanks de verkoeling in de jaren dertig heeft zij innerlijk altijd standgehouden." Antoon Thiry ligt op het kerkhof niet zo ver van zijn jeugdvriend. Op zijn grafsteen is de toren van Lier afgebeeld en een opschrift verwijst naar de titel van een zijner verhalenbundels: "Hier rust Onder St. Gummarus Wake de Vlaamse schrijver Antoon Thiry ".
*******
|