Bedenkingen !!
Op 24 januari 2017 zal het 70 jaar geleden zijn dat de Fé is overleden. Bij de begrafenis was het toen een berekoude winterdag. De Sint-Gummaruskerk zat afgeladen vol met mensen die afscheid namen van hun schrijver, dichter, schilder en stadsgenoot.
Op 14 november 2014 is Timmermans, eindelijk, als ereburger van de stad Lier gehuldigd. Verleden jaar, 2016, is Lier overspoelt met vieringen en activiteiten die de 100 jarige Pallieter in het middelpunt plaatsten. We houden ons hart vast wat er gaat gebeuren in 2018 als men het Timmermans-Opsomerhuis gaat sluiten en te koop stellen. Als dank voor alles wat Felix Timmermans heeft gedaan voor zijn "Schoon Lier" gaat men hem voor de tweede keer begraven. Dit is echt kl...
Bij een begrafenis.
In Memoriam – Felix Timmermans
Door R.v. d. Moortel uit De Gentenaar van 29/01/1947 Gisteren werd Felix Timmermans op plechtige wijze te Lier ten grave gedragen. Een onzer medewerkers wijdt aan den grooten Vlaamschen romancier en graaggelezen verteller een «In Memoriam » dat gewis de figuur van den « Fee » nog beter zal beletten.
* * *
De taal der poëzie is vaak de taal der hoogste werkelijkheid. In zijn laatste levensmaanden heeft ook Felix Timmermans die taal gesproken om ons, in verklaarden eenvoud, mede te deelen wat zijn uiterst gevoelige kunstenaarsziel bleef beroeren. Uit de enkele gedichten, welke we van hem te lezen kregen, blijkt dat onze zoo begaafde prozaïst in wonderbaar-verblijdende verdieping en heldere berusting den zin van het leven heeft weten te doorpeilen en doorvoeden. Hoe kon hij anders schrijven ?
De kern van alle dingen is stil en eindeloos. Alleen de dingen zingen. Ons lied is kort en broos.
En donker zingt mijn bloed, van heimwee zwaar doorwogen. Ik zeil langs regenbogen Gods stilte gemoet.
Hij die in zijn jeugdjaren tastend zijn wegen zocht doorheen het schaduw-sombere gebied van de « Schemeringen van den Dood » evolueerde tot de milde en levenswijze man, die in gerijpte bezinning zijn eigen schoonheidsdroomen overpeinst en op den drempel van de eeuwigheid, met de sublieme simplicitas van zijn kinderlijk gemoed, tot zijn Heer en Meester, het Oorbeeld aller echte Schoonheid, zeggen kan: « Ik ben bereid ». Het nevelig-herfstuur, waarin zijn ziel zich, zonder beeld of woorden, in zaligheid aan Gods wil mocht overgeven, is het blijvend nu van den tot eeuwigheid gestolden tijd geworden.
Alles wijst er op dat we uit den aangekondigden verzenbundel, die velen « Adagio » zal heeten, een dichter zien te voorschijn treden, welke er velen toe nopen zal hun beeld van den mensch en den kunstenaar Timmermans grondig te herzien. Door de schuld van een vrij oppervlakkig gebleven kritiek is dat beeld te allen tijde zeer eenzijdig geweest; men heeft zich vergaapt aan folkloristische eigenaardigheden en Pallieteriaansche zwelgpartijen, doch men vergat er bij dat er achter de kleurige tafereelen en vermakelijke buitelingen van zijn ongedisciplineerd-oerkrachtige verbeelding, een kunstenaarsvisie schuilging waaraan ook «De zeer Schoone Uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen» — dat eenig pareltje ! — en het lyrisch-getinte, maar gave werk « Ik zag Cecilia komen » ontsproten waren.
Wanneer men eenmaal de synthese zal wagen van Timmermans' leven en werk, zal daarin ook gewag dienen gemaakt van den stillen en bezonken weemoed, die hem met verzoenen- begrijpenden glimlach deed kijken naar het rustelooze bedrijf der menschen en den wisselenden gang der dingen. Er moet een synthese komen, waarin alles wordt verwerkt tot hoogere eenheid en waarin al de disparate bestanddeelen in de eigen harmonie van een fundamenteel-persoonlijke evenwichtigheid zijn samengebracht.
Bij dit graf, dat nog maar pas in onze goede Vlaamsche aarde werd gedolven, achten we het niet gepast in te gaan op zeker giftig, onvruchtbaar en onzalig gestook, dat voor onze letterkunde geen enkel nut of voordeel kan bijbrengen, omdat het gesteund is op een spijtige verwarring tusschen essentieel verschillende sferen en belangen — waarmee bovendien enkel wordt geschermd om persoonlijke ambities vrijen teugel te kunnen laten —, doch we kunnen over Tirnmenrnans niet spreken zonder in herinnering te brengen dat hij zoowel buiten als binnen onze grenzen behoort tot de meest gelezen Vlaamsche prozaschrijvers.
Van iemand, van wie, naar het heet, in zeventien verschillende talen werk over de wereld werd verspreid, mag wel gezegd dat hij de rol speelt van kultureelen gezant bij de andere volkeren. Het is ook het oogenblik niet om de waarde van zijn oeuvre tegen die van andere belangrijke tijdgenooten af te wegen. Het weze voldoende te mogen vaststellen dat Timmermans iemand is geweest die uit innerlijken aandrang tot scheppen werd aangepord; met dit kenmerk van het echte kunstenaarschap moet ieder boek voor hem een vreugde en als het ware een gave zijn geweest. Uit de vele honderden bladzijden, die hij heeft geschreven, is er heel wat dat na weinige jaren zal vergeten geraken, doch daartegenover staat werk dat onvergankelijk blijft.
Naast zijn volste en meest menschelijke boek, dat « Boerenpsalm » is, staat er nog menig ander, dat hem niet slechts een eigen en onvervreemdbare plaats zal bezorgen in de geschiedenis van onze literatuur, maar dat zal worden tot een levend bezit van de volgende generaties. We zouden zelfs durven beweren dat dit werk, over een afstand van jaren gezien, belangrijker zal worden geacht dan nu het geval is of hier en daar wordt ondersteld. Losser van tijd, zal het meer en beter voor zichzelf kunnen spreken ; de toevallige elementen, waaraan men zoo gemakkelijk grooter belang gaat hechten dan redelijk is, zullen naar den achtergrond verdrongen worden en we zullen een juisteren kijk en beter inzicht krijgen betreffende alles wat den grond kunstenaarsvisie aangaat.
Wanneer weldra zijn nieuw werk « Brouwer » verschijnt, zullen we daar verder op ingaan. Nu konden en wilden we slechts een verren en dankbaren groet brengen aan hem, die doorgaat als een meesterlijk schrijver, en in wien we tevens den nobelen mensch met het groote en goede hart blijven zien.
*************
|