Renaat Veremans vertelt Stadsgenoot van de Fee en dorpsgenoot van de Nest.
Door José de Ceulaer uit De Standaard van 14/08/1959 Renaat Veremans woont te Antwerpen in de Vlaamse Kunstlaan. « Zijt gij opzettelijk hier komen wonen omdat de straatnaam u aantrok of is het toeval geweest ? » Met die vraag begonnen we ons gesprek, nadat we een zetel hadden uitgekozen tegenover de vleugelpiano, waarop een Veremanskop van Maurits Van Reeth ons over de schouder van zijn model stond aan te kijken. Het zelfportret van Isidoor Opsomer knipoogde even en in onze rug voelden we de blikken van Felix Timmermans en Guido Gezelle, die hun plaats in en op de bibliotheek hebben. « Dat is natuurlijk een toeval geweest », antwoordde onze gastheer « Zoals het ook een toeval geweest is dat ik te Brugge eerst in de Vlamingstraat woonde en daarna in de Peter Benoitstraat. Maar die laatste straat kreeg na de bevrijding een andere naam, omdat Peter Benoit, zoals ge wellicht weet, een «zwarte» geweest is. Ze werd dus Manitobalaan, een naam die ik enkel kan onthouden als ik aan 'mijnen toebak' denk.»
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/2014205-b8a2b486f85d47f39804e6fee5b8e68b.jpg)
Wie biografische gegevens over Renaat Veremans wil hebben moet bij zijn vrouw terechtkomen. Zij is het geheugen van de toondichter, waarin al de verhuizingen, aanstellingen, titels van komposities en data van uitvoeringen gegrift staan. Ze reproduceert ze met de nauwkeurigheid van een elektronisch brein. Maar er is één verschil dat men zelfs voelt wanneer ze niets anders dan een datum aan het verhaal van haar echtgenoot toevoegt : haar hart is erbij! Door haar blik en haar glimlach, waarin een gelukkige en rechtmatige trots zich vermengd heeft met haar aangeboren bescheidenheid en innemende eenvoud, straalt het kleinste feit de warmte uit van een samenbeleefde herinnering. De tijd verinnigt de glans van het gedeeld geluk en verzacht de pijn van het samengedragen leed.
Op maart was het 65 jaar geleden dat Renaat Veremans te Lier geboren werd. Het heimwee drijft hem nog dikwijls terug naar zijn geboortestad, al is het maar om wat rond te wandelen op het stille begijnhof. In 1914 verliet hij de stad met de laatste trein, want enkele dagen later werd Lier door de Duitsers bezet. Hij was toen aangesteld tot organist in de Sint-Pauluskerk te Antwerpen. In 1927 werd hij benoemd tot leraar aan het conservatorium en tot 1943 was hij dirigent van de Koninklijke Vlaamse Opera. Daarna werd hij direkteur van het conservatorium te Brugge, waar hij verbleef tot 1952. Hij is er fier op dat het koor dat hij er oprichtte, tot Veremans-koor werd omgedoopt en dat het zijn naam alle eer aandoet.
JALOERS OP ERNEST CLAES Hij is geboren Lierenaar en aangenomen Antwerpenaar. « En toch ben ik altijd een beetje jaloers geweest op Nest Claes, zegt hij, omdat hij Averbodenaar is. Dat zal nu niet meer nodig zijn, want op 16 augustus word ik aangesteld tot ereburger van Averbode. Bij die gelegenheid zal mijn dorpsgenoot een feestrede houden en zal ik onthaald worden door de autentieke Fanfare van de Sint-Jansvrienden. Renaat Veremans en Felix Timmermans hebben zeer dikwijls samen hun vakantiedagen in Averbode doorgebracht. Tijdens een van hun wandelingen op de «Weefberg» ontstond bij Timmermans de inspiratie voor « Ik zag Cecilia komen ». Na zijn dood werd hij ieder Jaar in de gastvrije abdij door zijn trouwste vrienden herdacht. Renaat Veremans organiseerde telkens die intieme bijeenkomsten en leidde ook het gedenkboek in waarin de aldaar gehouden toespraken werden bijeengebracht onder de passende titel : « Felix Timmermans leeft voort! »
Als Renaat Veremans over de Fee begint te vertellen, geraakt hij niet uitgepraat. « We leerden mekaar kennen bij een diamanten bruiloftsfeest in onze straat. De Fee had een kartonnen karnavalsneus op, maar dat belette ons niet met het serieuste gezicht van de wereld over Beethoven en Wagner te spreken. Later heeft hij er mij toe gebracht vegetariër te worden, want ik was, volgens hem, als beenhouwerszoon de meest geschikte persoon om het vleesderven te propageren. Toen we nog niet getrouwd waren, liepen we achter een paar kostschoolmeisjes aan. De Fee stelde voor, dat wij samen een opera zouden maken voor kostschoolmeisjes. Het werk zou niet mogen worden opgevoerd tenzij in aanwezigheid van de dichter en de toondichter. Dat was het enige middel om in de kostschool binnen te geraken. Het werk bleef echter onvoltooid, maar de Fee verwerkte de stof in een van zijn Begijnhofsproken : Het Fonteintje. Een tweede poging om een opera te maken mislukte eveneens, maar veel later kwam dan toch Anna-Marie op de planken. Ik ben ook gelukkig dat ik erin geslaagd ben muziek te schrijven voor de gedichten uit Adagio, zo als de Fee mij gevraagd had. Er werden er reeds drie uitgegeven, en ik heb er pas zes andere voltooid. Ze werden geschreven voor groot orkest en altstem ».
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/2014205-934a45ad2166095f119ba2e40b7b504c.jpg)
NOG LANG NIET UITGEZONGEN En zo zijn we uit het rijk der herinneringen weer in het heden gekomen. Renaat Veremans is nog lang niet uitgezongen. Hij zit nog vol levenskracht en inspiratie. Men weet, dat hij naast tal van liederen drie opera's komponeerde — Beatrijs, bewerkt door Juul Gondry, nadat hij « Ik dien » van Teirlinck, had zien opvoeren : « Anna-Marie » dat in 1938 werd gecreëerd te Antwerpen en ook in Keulen werd opgevoerd ; de een-akter « Bietje », van Maurits Sabbe in de bewerking van Joris Diels — en twee operetten : « Het Wonderlijke Avontuur », op tekst van Jaak Ballings, en « De Molen van Sans-souci » op tekst van Harting. Naast de « Mis ter ere van Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen » die bij de Timmermansherdenking in 1957 te Lier werd uitgevoerd, komponeerde hij een «Fraciskusmis» een « Sint-Jozefsmis » en een « Mis ter ere van O. L. Vrouw van de Rozenkrans ». Zijn « Maria-oratorium voor Averbode geschreven, werd aldaar vóór de abdij opgevoerd in 1952. Zo pas voltooide hij een nieuwe symfonie.
« Ik ben ook klaar met een '' Prefatio pro defunctorum '' voor koor, soli en groot orkest. Het is een bewerking van de prefatie van de dodenmis, maar het is niet liturgisch en ook niet droevig. Het eindigt met het Sanctus en het Benedictus en de opvatting is iets in de trant van het Requiem van Brahms. Ik ben van plan een Rozenkrans te kom poneren. Pater Mesotten is bezig daarvoor de tekst te schrijven, die gebaseerd is op de mysteries van de rozenkrans. En dan zou ik nog gaarne muziek maken voor de Kruisweg van het Lierse begijnhof, maar de moeilijkheid is dat ik reeds een Kruisweg heb gekomponeerd, een bewerking van de « XIV Stonden » van Guido Gezelle. »
DE SCHULD VAN EEN GRAANKOOPMAN Wat Renaat Veremans ook nog moge komponeren, toch zal hij in ieder geval voor het ganse Vlaamse volk, dat hem zo dierbaar is, vooral de komponist van « Vlaanderen » blijven. Het was zijn derde lied. Hoe het ontstond, moet ge hem zelf horen vertellen. Maar eerst verklapte hij nog hoe hij zijn eerste lied schreef: « Er is nooit in het Sint-Gummaruskollege een slechter leerling geweest dan ik. Zekere keer zat ik in de avondstudie mijn hersenen geweld aan te doen om uit te rekenen hoeveel winst een koopman gemaakt had door een zeker aantal zakken graan te verkopen. Ten slotte liet ik de koopman aan zijn lot over en nam ik mijn bloemlezing. Ik vond daarin een gedicht, getiteld : « Liefde van Jezus ». Bij het lezen kreeg ik zoveel kompassie met het Kindje Jezus, dat daar « zo schreiend in de kribbe lag », dat ik vond, dat die woorden nog eens zo schoon zouden zijn als men ze zong. En, werkelijk, ik hoorde een melodie die paste bij de woorden. Op het blanke papier dat nog altijd wachtte op de winst van mijn vervelende graankoopman, begon ik notenbalken te trekken, en voor het einde van de studie was mijn eerste lied af. Ik liep recht naar huis om het voor mijn ouders te kunnen zingen en voor te spelen. Mijn moeder, die geen muziek kende, maar zeer godvruchtig was, vond het toch zo schoon.
Mijn vader, die wèl muziek kende, zegde eenvoudig : « Manneke wa zulde nog veel moete liere » Mijn moeder nam hem dat halvelings kwalijk en verklapte aan Pater Standaert, die Jezuïet en muzikant was, dat ik een lied had geschreven. Op 'n donderdagnamiddag zou ik hem mijn eerste muzikale zonde gaan opbiechten. De pater vroeg mij glimlachend waarom ik de begeleiding voor harmonium had geschreven. Zeer bedeesd antwoordde ik dat zo'n religieus lied het best kon vertolkt worden met harmonium-begeleiding. Hij vroeg me dan om het eens op het harmonium te spelen. Toen ben ik lelijk in affronten gevallen, want ik die dacht dat een harmonium dezelfde omvang had als een piano, had hetgeen de linkerhand moest spelen zo laag geschreven en hetgeen de rechter moest spelen zo hoog, dat er geen enkele van al mijn noten op het klavier te vinden was. Dat was allemaal de schuld van die graankoopman. » Daarna schreef hij de muziek voor een Liefdelied van zijn vriend Jos Arras. En dan komponeerde hij « Vlaanderen ».
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/2014205-8feec71da8a79398d8e97cc7ed741b34.jpg)
« Ik was zestien jaar en organist in de Kluizekerk, toen mijn vriend Nand De Prince mij vertelde dat er te Mechelen een vereniging gesticht was « Voor Taal en Volk » met de bedoeling het Vlaamse volkslied te verspreiden, en er was een wedstrijd uitgeschreven onder de Vlaamse komponisten. Mijn vriend zei dat ik moest meedoen. Ik dacht er niet aan, maar hij bleef zolang aandringen, tot ik ten slotte zei dat ik toch geen tekst had. Maar mijn vriend had een tekst meegebracht en haalde «Vlaanderen » boven, dat toen nog niet van Veremans, maar van Willem Gijssels was. Ik schreef dan toch maar de muziek. Ik speelde het mijn vriend voor, maar toen hij mij zijn « Drie kussen » van Ledeganck, op zijn beurt had voorgespeeld, vond ik zijn lied zodanig schoon, dat ik mijn «Vlaanderen» stilletjes in een schuif wilde gaan opbergen. Maar Nand De Prince hield zolang vol, tot ik het dan toch maar instuurde. Ik had echter vergeten mijn adres op de inzending te vermelden.
Nand De Prince kwam na enkele tijd met het nieuws af, dat men hem gevraagd had of hij te Lier soms geen Renaat Veremans kende. Ik moest naar Mechelen en belde aan bij Dokter Magnus, voorzitter van « Voor Taal en Volk ». Het was in mijn vegetariërstijd en ik was zo graatmager dat de Dokter mij vroeg wat ik mankeerde. Niets, zei ik, maar ik ben Veremans. Zeg dan aan uw vader, dat zijn lied « Vlaanderen » bekroond is zei de dokter. Dat is niet van vader, meneer doktoor, dat is van mij, zei ik. Nooit heb ik een mens meer zien verschieten dan hij. Ik was echter helemaal niet blij, want ik was leerling aan het Lemmens-instituut en het was verboden iets uit te geven zonder toelating van de direkteur. Ik smeekte de dokter om het lied niet te laten uitgeven, maar het was bekroond en het zou uitgegeven worden.
Toen ik het enkele weken later zag liggen in een uitstalraam, ben ik die dag wel tien keren voorbij de winkel gewandeld om mijn naam gedrukt te zien en ik had goesting om aan al de mensen die voor het winkelraam stonden, te zeggen: Die Renaat Veremans van dat lieke, dat ben ik ! Maar mijn vreugde was minder groot, toen ik bij de direkteur van het Lemmens-instituut geroepen werd, die mijn lied in handen had. Ik deed heel verbaasd en zei : Kijk, die komponist heeft juist dezelfde naam als ik. Dat is er een uit Turnhout, dat is nog familie, maar al jaren spreken we daar niet tegen. Een paar jaar geleden heb ik pas vernomen dat ik niet helemaal gelogen had.
Toen ik de muziek schreef voor de film « Helpende Handen » in opdracht van de Broeders van Liefde, moest de muzikale opname gedirigeerd worden door Broeder Alberic, in de wereld Renaat Veremans, en... van Turnhout ! Uiteindelijk liep het echter nog goed af in het Lemmens-instituut, want in plaats van mij aan de deur te zetten, speelde de direkteur mijn lied op het klavier en hij zei : « Manneke, dat is een schoon lied ! En dan heb ik ten slotte maar bekend, dat ik het geschreven had.»
DE BRIEF VAN MARIEKE Renaat Veremans is nu bijna vijftig jaar ouder geworden. Bij zijn vijfenzestigste verjaardag hebben zijn vrienden hem een gedenkboek aangeboden. We hebben er samen met hem in gebladerd. Er staan tekeningen in van Baron Opsomer, Saverijs, Flor en Maurits Van Reeth, Dirk en Gerard Baksteen, Fred Bogaerts, Frans Mertens en nog zoveel anderen. Verzen van Albert Westerlinck en andere dichters, huldeblijken van Mgr. Van Waeyenbergh, van Victor Leemans en van toondichters als Emiel Hullebroeck en Armand Preud'homme, hartelijke woorden van tientallen vrienden. Met een zekere ontroering leest hij de namen van Jef Van Hoof, Edward Verheyden en Blanka Gijselen, die inmiddels reeds gestorven zijn, maar het sterkst heeft ons de brief getroffen van Marieke, de weduwe van zijn dierbaarste vriend, Felix Timmermans, omdat ze zo eenvoudig en zo hartelijk zijn :
Beste René, Indien Felix nog leefde, dat weet gij goed genoeg zou hij hier, dadelijk een gedicht geschreven hebben en een tekening gemaakt voor zijn beste vriend. Nu ben ik het, René, die in mijn naam, en in de naam van Felix, u veel geluk wens met uw vijfenzestigste verjaardag, met al het schone dat gij aan ons volk geschonken hebt ; met de hartelijkheid, die altijd van u uitstraalde. René, en ook Maria, onze wederzijdse vriendschap en genegenheid is altijd iets speciaals geweest, sereen en duurzaam en trouw. Ik ben blij dat die vriendschap tussen u en Felix tot zoiets hoog en schoon is uitgegroeid. Ik ben blij u te mogen kennen en wens u nog veel geluk, veel vreugde en veel inspiratie.
Uw Marieke Timmermans.
« Schoon, hé! » zegt Renaat Veremans. Hij trekt even aan zijn sigaartje en drinkt nog een teug koffie. We zitten even te zwijgen en we vragen ons af waar naar hij in die stilte zit te luisteren. Is het naar een van zijn jongste Adagio-liederen of hoort hij reeds in zijn verbeelding de fanfare van de Sint-Jans vrienden de ereburger van Averbode verwelkomen?
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/2014205-daa79432b242c16e82493597a4d8c41f.jpg)
************
|