DE "PALLIETER" - REL De "petite histoire" van de letteren...
Door Lode Zielens uit De Volksgazet van 8-10-1959
In het deel XII / 1958 van de «Handelingen» der «Zuidnederlandse Maatschappij voor taal en letterkunde en Geschiedenis» verscheen een belangrijke bijdrage over « De definitieve uitgave van Pallieter. » Daar wij voor de jongere generatie hetonderwerp niet van belang verstoken achten, terwijl de rijpere generatie wellicht nog slechts vage herinneringen aan de Pallieter -rel heeft, vinden wij het niet misplaatst, hier even bij bedoeld artikel van Dr. M. Cordemans stil te staan. Het was in de zomer van 1920 dat in Nederland (niet direct in Vlaanderen dus) het even voorbarige als overdreven gerucht de ronde deed, dat Timmermansꞌ «Pallieter» op de kerkelijke index zou zijn geplaatst.
Korte tijd nadien bracht de bisschop van Utrecht, die steunde op een brief van de Romeinse Congregratie van het H. Officie, de gelovigen ter kennis «dat Pallieter verboden is te lezen, maar niet vernietigd hoeft te worden.» Voor de pers ging dit natuurlijk lang niet onopgemerkt voorbij. Het liberale « Vaderland » maakte zich vrolijk over de Katholieke bekrompenheid, doch de R. K. «Maasbode » antwoordde hierop met argeloos cynisme o.m. « ’t Is misschien gek, maar we hebben geen literair geweten. We hebben maar één geweten, en dat verplicht ons ons te houden aan de geboden, die de H. Kerk. Ons stelt». Wat niets aan duidelijkheid overliet, wat het Hollandse katholieke standpunt betreft...
Ook de Belgische bisschoppen hadden het rondschrijven uit Rome ontvangen maar er, — typisch Belgische mentaliteit, zelfs bij de bisschoppen ? — het publiek alsnog geen kennis van gegeven. Hoe dan ook, een Brusselse correspondent van « De Maasbode » ging te Mechelen aankloppen en werd in kennis gesteld van het uit het Vaticaan ontvangen bericht, dat als volgt luidde : Eerwaardigste Heer en Eminentie, Onder de aandacht van de verheven Congregatie van het H. Officie is gebracht het werk, geteld «Felix Timmermans (sic) (Amsterdam P.N. van Kampen & Zoon) ».
Dit werk is na nauwkeurige bestudering door Eminenties, de Eerwaardigste Kardinalen, die gelijk met mij de opperste Inquisitie vormen, in de zitting van Donderdag de 9e van de afgelopen maand, gequalificeerd als de wellust der zinnen strelend, de godsdienstige ceremonieën op oneerbiedige wijze behandelend, terwijl het de waarheden des Geloofs als het ware bespottelijk maakt, zodat het VOOR DE GELOVIGEN VOL GEVAAR is! Daarom hebben wij gelast, dat iedere Belgische en Hollandse Bisschop de Gelovigen zal vermanen, dat dit werk niet gelezen mag worden. Terwijl ik dit aan Uwe Eminentie schrijf, breng ik U de aan Uwe waardigheid verschuldigde eerbetuiging. Van Uwe eminentie de zeer toegenege Uwe Kardinaal Mery del Val.
Men kan zich voorstellen, dat de katholiek Felix Timmermans, wiens rechtgelovigheid nooit in twijfel was getrokken in zijn vaderland, waar b.v. Rubens als één der hoogtepunten van de religieuze kunst beschouwd wordt, zich over het geval niet bepaald opgetogen uitliet, toen een medewerker van het Nederlandse en liberale «Vaderland », waarin hij trouwens zélf vaak artikels publiceerde, hem te Lier kwam opzoeken, waarna hij zelf zijn zienswijze op de zaak in een artikel kenbaar maakte (21 October '20). Hierin lezen wij o.m.: «'t Was dus waar! Ge kunt peinzen hoe ik verschoot! Zoveel jaren aan Pallieter geschreven, hem zoveel jaren gedrukt weten, en altijd gedacht hebben, dat boek heb ik als Katholiek geschreven, het is als Katholiek door Katholieken geprezen en nu duwt men, door opstook van een macht, die nooit zeggen zal : « Dat heb ik gedaan », Pallieter zo maar in een hoek.
Dat is niet fair, en ik geef gelijk waar Léon Bloy zegt: « L’index est un guichet derrière lequel l’Eglise se déshonore ».
Verder voegde de zich beheersende, doch diep gekrenkte en begrijpelijkerwijze verbolgen schrijver er aan toe, dat hij uit goede bron wist, dat het initiatief tot het inquisitoriaal ingrijpen niet van de bisschop van Utrecht, noch van die van Mechelen uitging, maar dat deze kool hem in elk geval via Holland gestoofd was geworden. Langs katholieke Nederlandse zijde werd hem dit stuk ten zeerste kwalijk genomen, ofschoon hij er nochtans in verklaard had, dat hij bereid was zich «voorwaardelijk » te onderwerpen, op conditie te weten, waar het schoentje precies knelde. Om hierachter te komen zou hij dan ook onmiddellijk de nodige stappen aanwenden, wat misschien op het eerste gezicht niet bepaald dapper kan schijnen, doch uit menselijk opzicht begrijpelijk is voor een man, die b.v. niet over de strijdlustige en onvermoeibare natuur beschikte, die Walschap tien jaar à vijftien jaar later aan de dag zou leggen.
Hij riep de tussenkomst in van mejuffrouw Maria Belpaire, die grote invloed in de katholieke middens had, en zich onmiddellijk tot de eerwaarde heer Dr. Theodoor Van Tichelen wendde. Deze priester schreef terstond terug, dat Timmermans moest gered worden uit de klauwen der ketterjagers en erkende grif dat hij zich in de plaats van de schrijver veel verbolgener zou hebben gevoeld! In een volgend schrijven van deze priester heette het: «Die Hollandse kerels hernemen de drijverijen der voormalige ketterjagers.
De Hollandse kath. moesten ze maar eens flink tot op hun huid uitkleden, 't Is het enige middel om ze mak te maken » Hieraan moet evenwel toegevoegd worden, dat de ergernis van Dr. Van Tichelen hoofdzakelijk werd ingegeven, door de gedachte, dat Pallieter voorgoed de katholieke lezers verboden zou worden, en dat hij tegen een eventuele zuivering blijkbaar geen bezwaren koesterde.
Tenslotte trad Mechelen in verbinding met Rome om het verbod te verhinderen, door alle storend geachte passages en uitdrukkingen uit de tekst te verwijderen. Een Romeinse monsignore merkte in dit verband schamper op : «Pallieter zuiveren? De tekst verbeteren? Jawel. Maar wat doet U met de geest van het boek? Wanneer U een kopje koffie krijgt en deze U met suiker wordt geserveerd, terwijl U die zonder suiker zoudt willen, hoe moet die suiker er dan uit verwijderd worden? Dat gaat niet meer. » Hoewel, van het inquisitoriaal standpunt uit, deze opmerking nog niet zo gek was, werd er tenslotte een modus vivendi bereikt. Er zou op initiatief van Dr. Van Tichelen een gezuiverde tekst tot stand worden gebracht en deze zou als definitief worden beschouwd en gebruikt voor de zestiende druk, die in 1930 verscheen. Waaruit moge blijken, dat men niet naar de schier onvindbaar geworden eerste druk van de « Pallieter » hoeft op zoek te gaan om het boek in zijn oorspronkelijke conceptie te lezen, zoals sommigen het zich verkeerdelijk voorstellen. Zonder dat wij het geval willen minimaliseren, moeten wij hier echter aan toevoegen, dat het met de wijzigingen en weglatingen zo geen vaart placht te lopen, tenzij men het betreurt, dat het vaak om details gaat, waarover op de huidige dag wellicht noch de katholieke autoriteiten, noch de katholieke critici, noch de katholieke lezers zouden struikelen. Zinnen of zinsneden als de volgende werden o.m. weggewerkt: « Nu is het leven zot lak ’n hiet maagdeke » / « O Sinte Franciscus, die scheel zaagt van de honger! » / « ...en met onzere tanden beet hij heur in de malse hals en in de kaken. » / « Wa veur nen uil kan er nog nen hemel verlangen als hem zo iet ziet! / « Maar zij waren gewillig als ꞌt vlees van een jonge vrouw ». Voegt men hierbij nog een paar olijke zinspelingen op pilaarbijterijen en kwezels, zo is ongeveer het belangrijkste in verband met deze weglatingen aangestreept.
Begrijpelijkerwijze heeft deze quaestie destijds heel wat Stof doen opwaaien en in de niet-katholieke middens, waar men belangstelling voor de literatuur koestert, heeft men Timmermans zijn concessies nooit helemaal vergeven. De Vlaamse katholieken waren trouwens ook helemaal niet opgetogen over het geval, doch gaven de schuld aan de Hollandse pastoors, die de kat de bel hadden aangebonden en hierbij blijken van Calvinistische kortzichtigheid hadden gegeven. Ondertussen ware het een beetje overdreven, dertig tot veertig jaar na de feiten, er de schrijver nog een kwaad hart om toe te dragen. Als mens, die aan het begin van zijn carrière stond, legde hij om diplomatische redenen het hoofd in de schoot. Hij was geen held of geen vechter. Doch naderhand hoeft hij nooit het essentiële wezen van zijn kunstenaarschap verloochend. En toen hij éénmaal zijn « Boerenpsalm » had geschreven (1935) bleek het duidelijk, dat hij zijn artistenziel niet voor een schotel linzen verkocht had...
|