TIMMERMANS OP DE PLANKEN En waar de Ster bleef stille staan in de Antwerpse K.N.S.
Daniël De Vos uit Zilveren Verpozingen van 1/12/2008.
Met een opvoering van De Ster was het succes, vooral in de Kerstdagen, in alle Vlaamse schouwburgen verzekerd In 1935 kwam het stuk voor het eerst in de Antwerpse K.N.S., in 1940 in de Gentse Schouwburg, in 1949 opnieuw in Antwerpen, met decors van Fred Bogaerts en als regisseur Maurits Balfoort. De Brusselse K.V.S. speelde het in 1950,1952 en 1957, met Huib Van Hellem als regisseur en als hoofdacteurs Nand Buvl, Cyriel Van Gent en René Peeters. In 1966 bracht het Reizend Volkstheater het in een regie van Line Geysen, nogmaals in de Antwerpse K.KS. (José De Ceulaer in Timmermans ten tonele jaarboek 1982 van het Felix Timmermans-Genootschap). Het gehele archief van wijlen de Antwerpse Koninklijke Nederlandse Schouwburg bleek gehuisvest te zijn in het Felixarchief, het nieuwe onderkomen van het Antwerpse Stadsarchief in dc Oude Leeuwenrui. Een ultra-modem uitgerust en ruim gebouw waar de toneelliefhebber urenlang kan snuffelen in oude mappen met bergen programmaboekjes, krantenknipsels en fotomateriaal. Helaas heb ik niets kunnen vinden over de eerste opvoeringenreeks in de K.N.S. uit 1935, maar wel dat er ook nog in het seizoen 1949-1950 en 1953-1954 een aantal voorstellingen plaatsvonden.
De Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen was een begrip: een huis met een traditie van bijna 150 jaar! De grootste en meest getalenteerde acteurs en actrices uit Vlaanderen stonden op de planken van de prachtige Bourlaschouwburg. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw bracht het repertoiregezelschap vrijwel wekelijks een nieuwe première. Na 147 jaar besloten de grote cultuurbonzen de gerespecteerde instelling maar op te doeken en te vervangen door het nieuwe gezelschap Het Toneelhuis. De nieuwe koers onder directeur Luc Perceval zette veel kwaad bloed. Sinds 2007 heeft Guy Cassiers de leiding. Zijn regies zijn vaak interessant omwille van hun sterk audiovisuele karakter. Voor wie interesse heeft in de fascinerende geschiedenis van het oudste Vlaamse theaterhuis, beveel ik graag het rijk geïllustreerde boek Tussen De Dronkaerd en Het Kouwe Kind: 150 jaar Nationaal Tooneel / KNS / Het Toneelhuis aan, uitgegeven in 2003. Vanzelfsprekend kwam het toneelwerk van Timmermans ook in Antwerpen op de affiche!
In het programmaboekje van de heropvoering van En waar de ster bleef stille staan (seizoen 1949-1950), schreef auteur en toenmalig directeur van de Stadsbibliotheek Lode Baekelmans: Over het toneelwerk van Timmermans wordt nauwelijks gerept. Het is begrijpelijk vermits dit gedeelte van zijn werk steeds in samenwerking met anderen tot stand kwam, met Eduard Veterman of Karl Jacobs. De boeken van Timmermans boden de stof, maar voor toneelbewerking was de hulp van een knap toneelman een vereiste. Timmermans moest voor het sappig dialoog instaan en de schilderachtige tonelen bezielen, waar een Veterman zorg droeg het geheel te binden tot een aantrekkelijk en levendig spel../.
In 1935 ging met veel succes En waar de ster bleef stille staan, een Kerstmislegende in drie bedrijven in première, weer in samenwerking met Veterman, bewerkt naar een Driekoningenvertelling.
De regie was van Jan Cammans. Het werd één van de meest vertoonde, oorspronkelijke werken in ons land: van 1941 tot 1946 in Vlaanderen 278 maal opgevoerd, waarvan 65 vertoningen doorgingen in 1946. Daarenboven werd de Franse vertaling 9 maal gespeeld. ./. Het toneelwerk van Timmermans behoort tot de meest geliefde van eigen bodem. Was hij niet de begaafde toneelman, de rasechte toneelschrijver, hij bracht atmosfeer, treffend dialoog en kleurige taferelen. Hij koos een medewerker waar zijn eigen aanleg te kort schoot../. Het werk van Timmermans bood immer een grote bekoring. Zo heeft hij schitterend het Vlaams toneel bij de menigte populair helpen maken.
De regie was van Jan Cammans. Het werd één van de meest vertoonde, oorspronkelijke werken in ons land: van 1941 tot 1946 in Vlaanderen 278 maal opgevoerd, waarvan 65 vertoningen doorgingen in 1946. Daarenboven werd de Franse vertaling 9 maal gespeeld. ./. Het toneelwerk van Timmermans behoort tot de meest geliefde van eigen bodem. Was hij niet de begaafde toneelman, de rasechte toneelschrijver, hij bracht atmosfeer, treffend dialoog en kleurige taferelen. Hij koos een medewerker waar zijn eigen aanleg te kort schoot../. Het werk van Timmermans bood immer een grote bekoring. Zo heeft hij schitterend het Vlaams toneel bij de menigte populair helpen maken. En hoe werd De Ster in de pers beoordeeld?
De productie in het seizoen 1949-1950 tijdens de directie van Firmin Mortier, werd geregisseerd door Maurits Balfoort de legendarische maker van de BRT-reeksen Wij heren van Zichem en De vorstinnen van Brugge met decors van Fred Bogaerts. In de rolverdeling: René Bertal (Pietje Vogel, palingvisser), Jos Gevers (Suskewiet, herder) en Robert Marcel (Schrobberbecck, bedelaar). Verder Tine Balder, Maurits Goossens, Denise De Weerdt, Nora Oosterwijk en de piepjonge Bernard Verheyden als het kindeke Jezus. Over deze productie berichtte Bert Van Kerckhoven op maandag 26 december 1949 op de radio na de nieuwsberichten van 19 u: In de week van Kerstmis, vinden de bezoekers in de hal, de verlichte denneboom en brengen de spelers op het toneel een stuk dat aan de gelegenheid is aangepast. De menigvuldige opvoeringen hebben aan de drie hoofdfiguren de bekendheid gegeven van de personages uit de Paradijsvogels. Deze figuren zijn ten andere het best getekend en geven aan de vertolkers nog steeds dankbare speelgelegenheid. Door het opzet zelf - de bekering van het ongelovige Pietje Vogel - verloopt het stuk louter toneelmatig beschouwd, eerder in een anticlimax. Naar het einde toe is er geleidelijk meer atmosfeer dan actie, meer allegorie dan werkelijk gebeuren. Hier wordt dan ook van regie en spelers de grootste inspanning gevergd. Het boeiendst is zeker het 1ste bedrijf met zijn herbergscène en de eerste tocht van de "3 koningen " Gespeeld door het trio Bertal, Gevers en Marcel, krijgt het publiek hier pareltjes van toneelspeelkunst en volkshumor. Balfoort bracht dit stemmig spel in goede voorwaarden op het toneel. Er was een verzorgde belichting en er waren mooie kerstliederen, gezongen op band door het mannen- en knapenkoor van OLV ter Sneeuw van Borgerhout. Het was schoon en ontroerend. Er was zaterdag uitbundig succes!
In Het Volk van 10/01/50 schrijft ene MVH: Timmermans 'gemoedelijke spel zal lang nog, zeer lang op het repertorium van vooraanstaande toneelgezelschappen prijken, om de bekoring welk uit de eenvoud en de ongekunsteldheid ervan straalt!
In De Volksgazet (z.d.) noteert H.L.: In de vertolking van de schamele 3 koningen uit onze Vlaamse folklore, hadden Robert Marcel, Jos Gevers en René Bertal wat men noemt een kolfje naar hun hand gevonden. Zij bereikten een bewonderenswaardige eenheid en men kan moeilijk zeggen naar wie de voorkeur gaat, want alle drie waren ze schilderachtig grappig, ontroerend en authentiek, in zoverre althans een soortgelijk spel ons van authenticiteit kan laten gewagen.
Winters schrijft in zijn recensie in Gazet van Antwerpen (z.d.1949): Wij weten dat het een levend prentenboek is, meer een héél mooi en dat het ondanks de lofwaardige bewerking van Veterman geen echt toneel is en wij weten ook heel goed dat er mensen zijn die de geschiedenis kinderachtig vinden.
Maurits Balfoort had de kerstmislegende van Timmermans en Veterman vol stemming geregisseerd; we hebben slechts een klein bezwaar tegen het toneel in de woning van Pietje Vogel en zouden die liever wat Vlaamser gezien hebben, wat gemoedelijker. Tine Balder, die overigens zeer verdienstelijk speelde, hadden wij liever wat minder demonisch gezien, zelfs voor een vrouwelijke duivel...
In Het Handelsblad (z.d.1949) meldt ene J.D.S.: het stuk vertoont zwakke gedeelten voor wat de bouw betreft. Het is een te zoeterig iets en de tekst is wat al te zeer voor simpele lieden uitgesponnen van het amateurstoneel. Buitendien kan die eenvoudige symboliek geen vrome kerststemming opwekken. Meer zelfs, die symboliek wordt niet altijd door het theaterpubliek gevat, doordat de goedkope humor en die tussendoor triviale uitdrukkingen des te gretiger door de aanwezigen opgevangen worden. De roluitbeelding was rijk gekleurd en tamelijk goed de Lierse typen benaderend. Het succes was uitbundig. Niet iedereen is blijkbaar enthousiast over De Ster.
We lezen in Het Nieuwsblad (andermaal zonder datum! 1949): De vertolking van René Bertal als Pietje Vogel is een totale mislukking. De heer Bertal speelde zijn Pietje Vogel in zuivere revuestijl en dan liefst zowel zijn dramatische taferelen als alle andere, waarbij wij dan tot onze spijt een volledig tekort aan artistieke verantwoordelijkheid moeten constateren. De heer Robert Marcel als Schrobberbeeck heeft ons echter door zijn meesterlijke prestatie schadeloos gesteld. Hij heeft ons op ontroerende wijze een diep doorleefd en zielig bedelaarke ten tonele gevoerd zoals wij zelden mochten ervaren. De heer Jos Gevers als Suskewiet weet niet volledig het kinderlijk mystieke in zijn rol te ontdekken, maar mag toch op een zeer verdienstelijke prestatie terugkijken.
De ongezouten mening van Het Pallieterke mag hier niet ontbreken: Meer dan een toneelstuk is De Ster een evocatie van dat specifiek Timmermanse Vlaanderen met zijn zinnelijk mysticisme waar al zoveel over gepraat werd. Die Vlamingen, die kunnen bidden en vloeken in één adem, die de Hemel en z’n heiligen kunnen neerhalen tot hun eigen klein gedoe, en even vertrouwelijk omgaan met de sinten als met de garde-champetter Vlaanderen is ongetwijfeld ook méér en ook anders dan dat. Maar 't is beslist ook dat. En zo gezien is de Ster een welgekomen kerstspel. Welgekomen omdat het iets van eigen mensen en eigen grond is. Welgekomen omdat het wijding brengt zonder zeurende predicatie en omdat het, weze het dan ook in schuifkens, simpel vertelt van simpele mensen met simpel sterk geloof Robert Marcel als Schrobberbeeck leek mij wel de beste. René Bertal heeft Pietje Vogel niet helemaal onder de knie gekregen. Het lolliger werk knapte hij wel netjes op, maar toch met trucjes waar te veel van Bertal en te weinig van Pietje Vogel in stak. (aan Jos Gevers werden weinig woorden verspeeld: men nam het hem heel kwalijk dat hij reeds "schampavie" was bij het begin van het derde bedrijf en na de opvoering niet kwam groeten).
Al de andere rollen zijn episodisch en van zeer ondergeschikt belang. De voornaamste onder hen, en zeker in de regie-opvatting van Maurits Balfoort, is de duivel in zijn dubbele gedaante. Mevrouw Tine Balder en Piet Bergers stonden hier voor in. Eerstgenoemde kon, als de roodharige verleidster, de expressionistische kapriolen van haar eega' s Studio (*) demonstreren en deed dat met de lenigheid van een turnmonitor en de charme van een Esquire pin-up, terwijl Bergers van zijn kant eens dapper kon uitbrullen. De dames Cary Fonteyn, Denise De Weerdt en Nora Oosterwijk waren Lieve-vrouwkes die eerder tot een vrij profane devotie opwekten en mevrouw Lombaerts een Maria die om haar geluid- en bewegingsloosheid dient geprezen! Mevrouw Germaine Loosveldt was een potige Polien Pap en Free Waeles een Sint Jozef bij wie Maria -because z'n zaagtoon- het zeker niet plezierig had. Verder gezellig decorwerk vanwege Maurits Goossens, Lode Van Beek, Piet Van den Bosch, René Serval en een onbekende artist van de open-en-toe.
(*) De echtgenoot van Tine Balder was de geprezen Fred Engelen, acteur, regisseur en vooral befaamd lesgever aan de Studio Herman Teirlinck, instituut voor opleiding in de Dramatische Kunsten in Antwerpen en tegenhanger van de toneelopleiding van het Antwerpse Conservatorium.
In het seizoen 1953-54 werd liet stuk nogmaals hernomen. Directeur Firmin Mortier schrijft: Een herneming omdat Felix Timmermans in De Ster tot het leven heeft gewekt, al de tegelijk innige en simpele vroomheid, al de poëzie en ook al de naïeve levenslust van eenvoudige mensen. Over dit spel van drie rabauwen hangt, hoe fel het ook in de kleur is gezet, de ontroerende wijding van deernis met de mens en van het geloof in zijn hoge bestemming. In de bezetting vinden we opnieuw het trio Bertal, Gevers en Marcel en daarnaast o.a. Jeanne Geldof / Piet Bergers (duivel), Luc Philips (koster), Ketty Van de Poel (OLV van de Stilte) en Suzanne Juchtmans (Maria).
Nog enkele reacties in de pers: Het stuk zelf doet het niet meer zo best, èn omdat het, scenisch gezien, vrij onhandig in elkaar gedraaid is, èn omdat de gemiddeld ontwikkelde toeschouwer niet meer zo heel vlot in deze landelijke schijnvroomheid pleegt te trappen. Waarbij komt dat Timmermans' tekst uitermate schraal is en dus werkelijk in de mate van het mogelijke, door de regisseur en de acteurs moet gered worden. Bij de première afgelopen zaterdag bleef de zaal slechts schaars bezet, wat een weinig feestelijke aanblik bood. Regisseur M. Balfoort heeft gered wat er te redden was, en dankzij de smakelijke vertolkingen van een sterk verinnerlijkte Jos Gevers, een grappig-vlotte René Bertal en een prachtige Robert Marcel, werd de nagedachtenis van de auteur van Boerenpsalm geen al te grote schade berokkend. Nochtans hebben we op onze stoel over en weer zitten schuiven uit gegeneerdheid voor de acteurs die zulke kinderachtigheden moesten debiteren, doch het deden met een ijver een beter doel waardig. Hoe de andere acteurs ook hun beste beentje voorzetten in kleine, rudimentaire rollen, zij slaagden er niet in de dramatische solden-atmosfeer uit Vlaanderens eerste schouwburg te weren. (H.L. in De Volksgazet)
Eugeen Winters in Gazet van Antwerpen (21/12/53) is een stuk milder: Voor een ongezellig slecht bezette zaal werd zaterdag door de KNS het bekende En waar de ster bleef stille staan, hernomen. Nochtans is dit werk met al zijn gebreken als toneelstuk, in zijn ontwapenende naïviteit en zijn van kerstwijding doortrokken atmosfeer, kleurig en sappig genoeg om volle zalen te wettigen.
De gerespecteerde toneelcriticus Maxim Kröjer schreef in Het Handelsblad van 21/12/53: Het gebeuren van dit stuk, hoe naïef ook, blijft ons steeds interesseren. Het noopt ons toe te kijken en te luisteren en het fascineert ons omdat het in iedere Vlaamse mens een snaar beroert die lang blijft natrillen Dat is nu eenmaal het geheim van onze enige Timmermans../. Naar onze mening heeft regisseur Maurits Balfoort het geheel te realistisch gehouden en er ontbraken de wijding en de onmisbare ontroering die ons het fantastisch gebeuren moet doen aanvaarden.
In de recensie in De Nieuwe Gids (geen auteur) van 21/12/53 lezen we: Het hangt ervan af vanuit welk standpunt men dit werk gaat bekijken. Groots toneel: neen! Schuifjes die aangrijpen en u de innigheid van het Kerstgebeuren, met de nadruk op het wonderlijke eensdeels en de deernis over de lijdende mens anderdeels doen aanvoelen, dan geeft men zich gewonnen Timmermans had die fijne toets een sfeer te treffen, zo diep menselijk zo volks en kleurig, dat men hoe ook gestemd, zich uiteindelijk moet gewonnen geven, getroffen door het fluïdum van zijn visie, zijn sfeer, zijn types. Dat zijn m.i. de elementen die "De Ster" jong en fris houden. Timmermans heeft dit werk ook niet geschreven om groot toneel te maken, waarover de kritiek dan ellenlange artikels en beschouwingen zou kunnen brouwen. Maurits Balfoort heeft dit volkse Kerstspel gehouden in een kleur en een rhythme die het paste. Elk schuifje wordt een beeldeke voor een kerstkaart. Het kleurige tafereel bij Pollen Pap, het wonder der H. Familie, de tafereeltjes bij de hut van Suskewiet, waren even zoveel pareltjes van interpretatie en scenische ontroering. Er was zelfs een grote ontroering bij het publiek bij de dood van Suskewiet.
Tot slot de visie van ene Locant in De Standaard van 21 /12/53: De voorstelling werd zo een beetje van uit de verte ineen getimmerd. Dat is niet zozeer de schuld van de regisseur Balfoort, als wel van de individuele prestaties van sommige leden van het gezelschap, die niet voldoende gevoel voor de vroomheid en de poëtische inslag van dit succesrijke kerststuk aan de dag hebben gelegd. Wij moeten herhalen dat René Bertal als Pietje Vogel geen ogenblik de wijding van het stuk ondergaat en aan zijn personage een gestalte verleent, die bezwaarlijk is te aanvaarden. Bertal, evenals Jos Gevers als Suskewiet trouwens, speelt die rol met een nuchterheid en een realisme die deze kerstlegende niet verdraagt en die ons geen ogenblik kan doen geloven aan de folkloristische kerstlegende. Suskewiet wordt naar ons gevoelen al te verstandig en te toneelmatig onder de schijnwerper gebracht. Gevers slaagt er niet in de ontroerende eenvoud van deze schoon-kinderlijke figuur te belichten. We willen echter aan Robert Marcel als Schrobberbeeck geen lof onthouden.
Hier hadden we werkelijk met de bedelaar van Felix Timmermans te doen!
**********
|