"Ik ben gestopt met te tellen hoeveel boeken ik geschreven heb" Gaston Durnez uit Itegem brengt nieuw boek uit op 80ste verjaardag
Door Pierre Anthonissen uit Gazet van Antwerpen van 9/9/2008 – Foto: Hilde Van Geirt
Vandaag wordt schrijver en creatieve duizendpoot Gaston Durnez tachtig. Net déze week verschijnt ook zijn nieuwste boek Vroeger waren wij veel jonger. "Ik woon nu al dertig jaar in Itegem, maar het Itegemse dialect krijg ik maar niet onder de knie", aldus de man die ondertussen acht kinderen, twintig kleinkinderen en acht achterkleinkinderen heeft.
Met zijn jongste kleinzoon
Jij schrijft nog steeds? (Verwonderd over de vraag): Deze week ligt mijn nieuwste boek in de boekhandel. Vroeger waren wij veel jonger heet het. Vroeger staat voor de oorlog, de aller slechtste tijd die er geweest is. Ik was de zevende zoon in een arm arbeidersgezin uit Wervik. In het boek schrijf ik over de eerste zestien jaar van mijn leven. Ik schrijf geen geschiedenis, maar ik schets de tijd en de situatie van een doorsnee arbeidersgezin. We hadden geen geld, maar er was genoeg om gelukkig te zijn: het echte platteland bestond nog en we konden nog op straat spelen. Weet je wat ik zo jammer vind aan deze tijd? Dat de straat van de kinderen is afgenomen. Het boek schreef ik om emotionele redenen. Veel van die mensen zijn intussen verdwenen. Ik blik terug op de dramatische omstandigheden, de oorlog, de eerste doden die ik zag...
Even later werd je journalist. Hoe ben je als plattelandsjongen in dat beroep verzeild geraakt? Tot mijn vijftiende volgde ik handelsschool in Brabant, waar wij ondertussen woonden. Ik studeerde er steno en dactylo. Ik werd aangenomen als typist bij De Nieuwe Standaard. Later schopte ik het zelfs driemaal tot Belgisch kampioen typen. Ik ben journalist gebleven tot 1992. Heel die tijd hield ik de woorden "zien, oordelen, handelen" van Cardijn in het achterhoofd. Als jongeman speelde Cardijns jongerenbeweging KAJ een belangrijke rol in mijn leven en ik vond het een passend journalistiek devies.
Hoeveel boeken heb je intussen gepend? Ik heb er geen idee van. Ik ben gestopt met tellen. Het moeten er iets meer dan vijftig zijn, denk ik. Eigenlijk zou ik het eens aan mijn dochter moeten vragen. Zij schrijft mijn biografie, dus zij moet het weten.
Op welke boeken ben je het meest trots? Ik schreef de eerste grote naoorlogse reportage over Israël in 1960. Ook Zeg mij waar de bloemen zijn, een boek met beelden uit de Eerste Wereldoorlog en interviews met oud-strijders is een belangrijk werk voor me. Mijn bekendste boek moet dan weer de biografie van Felix Timmermans zijn.
Heeft Timmermans je beïnvloed? Zeker. Er zijn twee auteurs die een grote stempel op me gedrukt hebben. Felix Timmermans is er daar een van. Door zijn origineel en geestig taalgebruik was hij voor mij dé grote schrijver van mijn kindertijd, al werd hij vaak misbegrepen. Ook zijn levenshouding en zijn leuze "En toch..." spreken me aan. Wist je trouwens dat hij ook een groot tekenaar was? De tweede auteur die belangrijk voor me was, is Chesterton Ik leerde hem kennen via Maria Roseels. Over hem heb ik ook een boek geschreven, een portret dat als kennismaking dienst kan doen. Van hem is de uitdrukking "Ga niet dood voor je sterft". Helemaal mee eens!
Uit bewondering voor Felix Timmermans stampte je zelfs het Timmermans-Genootschap uit de grond. Hoe kwam dat tot stand? De heb het genootschap in 1972 opgericht met de grote Timmermans-kenner José De Ceulaer en Frans Verstreken. Zij hebben mij naar Lier gelokt, waar ik twaalf jaar woonde.
Daarna ruilde je de Pallieterstad in voor Itegem. Ik woon hier intussen dertig jaar, maar het Itegemse dialect krijg ik maar niet onder de knie. "Pjetje" krijg ik maar niet over de lippen. Intussen schreef ik ook een boekje met cursiefjes over Itegem. De Engel op het eiland luidt de titel, genoemd naar het café van Pinzielekes.
Schrijf je nog steeds cursiefjes? Tot enkele maanden terug schreef ik om de twee weken een column in Tertio, een weekblad waar het christelijk geestesleven nog aan bod komt. Dat gebeurt elders bijna niet meer, of toch onvoldoende. In De Bond schreef ik in de jaren vijftig over mijn kinderen, onder de titel Met muziek door het leven. Daarna hield ik er een poosje mee op, maar eens met pensioen nam ik de draad weer op. Nu schrijf ik over vrienden en gebeurtenissen die me opvallen.
Zitten er intussen nog nieuwe boeken in de pijplijn? Het is vrijwel zeker dat er een vervolg komt op Vroeger waren wij veel jonger. Mijn professionele memoires heb ik in de boeken over de geschiedenis van De Standaard beschreven.
Wat steeds opvalt, is je humoristische schrijfstijl. Waar heb je die vandaan? Dat is een aangeboren gave, die ik al schrijvende heb ontdekt. Mijn humor gelijkt trouwens sterk op die van Felix Timmermans. Ik zie het als een leuke manier om verdrietig te zijn. Het is bovendien een aangename vorm van spelen met taal, of van kritiek geven op bepaalde situaties.
Spelen met taal doe je blijkbaar graag. Je komt vaak spitsvondig uit de hoek. Dat is ook een gave die je langzaamaan meer ontwikkelt. De vind het belangrijk dat het steeds spontaan blijft. Het mag zeker niet artificieel overkomen.
Je bent een echte creatieve duizendpoot. Je hebt je zelfs aan filmscenario's gewaagd. Vanwaar die interesse? In de jaren vijftig en zestig heb ik veel kabaretteksten geschreven. Ik vertaalde daarnaast veel filmteksten van documentaires. Ik schreef met Fernand Auwera en met de hulp van Louis Paul Boon en Hugo Claus ook het scenario van De witte van Sichem, de film van Robbe De Hert. De schreef vooral veel dialogen. Dat deed ik graag. Ik heb enorm veel plezier beleefd aan die samenwerking.
Jij bent ook ontzettend veel in de prijzen gevallen. Haal je daar veel voldoening uit? Zeker. Het doet altijd plezier als je een teken van erkenning krijgt.
*******************
|