Over Pallieter. Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
Uit De Gooi- en Eemlander - 25/1/1919.
"Pallieter", Felix Timmermans' bekend, ja, wel beroemd boek, is het vreugdige beeld van den zonkant van het Vlaamsche natuurleven. Het is vol zuiver levensgenot en een geneesmiddel tegen alle sombere gedachten. Dat is het voor den schrijver zelf ook geweest; en daarvan kwam hij voor een stampvolle aandachtige zaal boeiend, eenvoudig-Vlaamsch en grappig vaak, vertellen.
Vooreerst zei Timmermans, dat hij over "Pallieter" zelf niets nieuws meer mededeelen kon. Al wat er in het boek staat, weet u en wat er niet in staat weet ik ook niet. Wat is er met "Pallieter" geworden, wat is er met den drieling geworden? Ik weet het niet en doe er liefst het zwijgen toe. Ik kan enkel spreken over Pallieter's ontstaan. Hij is niet uit de wolken gevallen — ik ben niet op een schoonen dag wakker geworden om te schrijven over lekker eten en veel drinken, om de menschen te laten lachen — Pallieter is de vrucht van een verkeerd geleefd leven. Er zit een zieleproces achter. Het boek is geschreven voor den oorlog, van 1914 — '18.
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/2379737-495b55113e693de81521a166d3ff4d33.jpg)
Wie het begin van Pallieter wil lezen moet mijn "Schemeringen van den dood " naslaan. Ik schreef dit boek in schrik en duisternis, onder invloed van occultisme en theosofie. Ik leefde toen nog spontaan, begon aan mijn eerste onderkin — en besefte ineens zeven lichamen te hebben in plaats van èèn. Ik verdoolde in gnosticisme, in kabalisme en in Blavatsky's geheime leer. Ik zocht den steen der wijsheid, en mijn goede moeder zeide : "Pas op, ge zult nog zot worden". Ik was ten slotte bang te leven, maar wilde voor me-zelf niet bekennen, dat ik verkeerd en ziekelijk leefde. Ik had geen houvast meer, had alles verloren, was verdwaald in het labyrinth van de metafysica. Ik zocht toen vrede in afzondering; in het woud en de kloosters. Een kuur van stilte moest ik doen. Maar in de afzondering vond ik geen vrede. Ik moest weer naar de menschen, al vond ik ze ook banaal. Ik ging toen naar de Bagijntjes, maar bleef in mijn wereld van bleeke vraagteekens, in een paddestoelenatmosfeer. Ik werd zoo mager als een paaltje. Toon schreef ik de "Schemeringen van den dood".
Ik zat in mijn donkere kamer en buiten straalde de zon, en sloegen de jubelende seizoenen over de wereld. Ik werd ziek, kwam op den drempel van den dood en had niets meer te doen dan den laatsten asem uit te blazen. Toen, bij het naderen van bleeken Hendrik, gebeurde het mirakel. Ik wilde leven. Ik snakte om te leven, haakte naar licht en zon en schitterende couleuren. Ik besefte dat ik in den kelder gezeten had, terwijl boven mij 't leven gonsde. Ik was geestelijk genezen, maar m'n lichaam lag nog altijd plat als een strijkplank. Ik wenschte licht en muziek, zon en gras — en ik genas. En m'n moeder, die 't zag, zei verrukt: "Ons manneke geneest''. Het nonneke dat mij bediende, was een blozende Vlaamsche dochter. De bracht mij een potje met hyacinthen, een roze en een blauwe.
Die bloemetjes hebben 't eerste zaad van Pallieter in mij gelegd. Ik zei bij me zelf: ik zal m'n scha wel inhalen, ik wil het leven herleven. En ik stelde mij voor een man, die goed staat met God en de menschen, die het goede van de dingen ziet. Telkens ontsnapte de figuur en toen ik beter was, smolt zij geheel, als een fondant, alleen wijl ik zoo blij was om 't leven zelf. Eerder dan ik mocht was ik in ’t veld. Ik was als het kieken, dat uit het ei komt. Ik zag de boeren, de schaapherders, de schepen. Awel, dacht ik, daar is iets van te maken. Ik wou een dagboek van de natuur maken, een loflied der aarde. Ik kocht een boekske van zacht papier, twee ronde pennen en twee kleuren inkt — ik wilde schrijven als de monniken in de Middeleeuwen. Maar na vijf dagen wist ik niets meer. Ik had den mensch vergeten.
Zoo kwam Pallieter in mijn boek, Pallieter, die het verlangen is. Hij is niet bang van een vloek, maar ook niet van het gebed, hij drinkt jenever, maar ook water, hij roemt het madeliefje, maar kan ook eten dat zijn broek los moet. Ik stuurde elk nieuwhoofdstuk naar "De Nieuwe Gids", en het werd aanvaard. Dan begon ik weer een nieuw, zonder dat ik wist wat er in zou komen. Ik heb vier jaar aan Pallieter gewerkt en het manuscript weegt wel vijf kilo. Dikwijls heb ik geweend als ik bladzijden, die te veel waren, moest wegdoen. Pallieter ging dood — maar ik zei : je moet leven. Charlotte was bijzonder weerbarstig; de pastoor was gemakkelijk. Van de vijf kilo is maar twee honderd gram overgebleven.
Pallieter is louter verbeelding, al zijn er in ons Vlaanderen, die van de streken van Pallieter weg hebben. Tijdens het schrijven van het boek ben ik eer droevig dan blij geweest; ik moest zooveel levensvreugde inhalen en dat leidde vaak tot conflicten. Ten slotte vertelde de spreker op humoristische wijze over 't ontstaan van tal van tooneeltjes uit het boek. Na de pauze las spreker brokjes voor uit zijn nieuw boek :
"De zeer schoone uren van juffrouw Symforosa begijntjen".
![](http://blogimages.seniorennet.be/timmermans_fan/2379737-ca538c343179bf0fbdfab6cd10469afd.jpg)
Het publiek vermaakte zich kostelijk en toonde zich aan 't eind hoogelijk geestdriftig.
***********
|