Laat het nu stil worden Nabeschouwingen rond Adagio
Door Herman-Emiel-Mertens - Professor aan de Katholieke Universiteit van Leuven – 7/12/1986
De Herfst is uitgeblazen op den Horen... 'Een ganzendriehoek in de luchten; nu komt de wintertijd'.
Het Felix-Timmermansjaar nadert zijn einde. Weldra zullen de laatste feestklokken uit-beieren en de jubelklanken stilaan wegebben. Er is in dit eeuwfeestjaar veel eer bewezen aan de geliefde Vlaamse schrijver en schilder, de dubbele kunstenaar: zijn plastisch kunstwerk werd herontdekt en tentoongesteld; zijn literair œuvre werd met vernieuwde interesse herlezen. De artiest met pen en penseel werd hulde gebracht door prominenten en vooral door talloze 'kleine lieden', meestal zonder veel tralala, maar waardig en gemeend. Er is de indrukwekkende lijst van de vele herdenkingsmanifestaties, die voorlopig niemand tellen kan: lezingen, voordrachten, radio- en televisie-uitzendingen, academische zittingen, eucharistievieringen, officiële plechtigheden, volksfeesten... Timmermans kreeg zijn postzegel en Pallieter zijn standbeeld. Er verschenen talloze bijdragen in kranten en tijdschriften,niet alleen om al deze memorabele feestelijkheden te relateren, doch ook om de figuur en het werk van Timmermans zelf te belichten. Nieuwe monografieën zagen het licht: De goede Fee door Gaston Durnez en Felix Timmermans, de pelgrim door Ignaas Dom. Traditiegetrouw bracht het ijverige Felix-Timmermans Genootschap zijn Jaarboek op de markt (het veertiende!) 100 Jaar Felix Timmermans (samengesteld door voorzitter José de Ceulaer). Jammer genoeg kwam er geen heruitgave van het verzameld werk waarop velen in Vlaanderen en Nederland hadden gehoopt (maar hiervoor zijn alle jaren goed!). Goddank was er in 1986 de start van de nieuwe uitgeverij den gulden engel, die als een 'goede engel' Timmermans' blijde boodschap aan den volke opnieuw zou verkondigen. Als eerste vrucht (in het beginnend literair fonds) verscheen de grafisch zo fijn verzorgde nieuwe uitgave van Adagio. Vervolgens kwam de herwerkte uitgave van Lia Timmermans' Mijn Vader. Een primeur was wel de editie van de dagboeken door Ingrid van de Wijer Al mijn dagen. Recentelijk werden de Vertelsels opnieuw uitgegeven. Ook van de vier kinderen Timmermans kon 'Den Gulden Engel' wat nieuws brengen. Vooreerst Wandelingen in Lier - een kunsteditie met reprodukties van schilderijen van Tonet met teksten van Lia. Nadien kwamen Langs de waterkant, haiku's van Clara en Zeg eens kaas van Gommaar. Den gulden engel heeft door al deze keurige uitgaven aanzienlijk bijgedragen tot de luister van het Timmermansjaar en tot de herwaardering van de gevierde auteur. De diverse plechtigheden waarop deze nieuwe publikaties aan pers en publiek werden voorgesteld waren zovele stijlvolle en indrukwekkende Timmermansherdenkingen. 'Honor cui honor'. Nu maar hopen dat dezelfde 'goede engel' de gehele blijde boodschap mag brengen door de heruitgave van het verzamelde werk. Wie weet? Veel eer is de 'goede Fee' bewezen; echter niet té veel, want een volk is aan zichzelf verplicht zijn échte groten te eren en er worden in den lande andere, mindere goden vereerd. Wij zijn een raar volkje: enerzijds wars van zogeheten elitarisme en anderzijds de sport- en andere vedetten cultus druk beoefenend. Vandaag de dag krijgt kitscherige kleinkunst soms meer applaus van de massa en meer steun van de overheid dan de echte kunst. De fakkeldragers van de échte cultuur oogsten vaak minder dank en minder waardering. Felix Timmermans, onze volkse en meest vertaalde schrijver, is echter verdiende lof gebracht gedurende dit eeuw-feestjaar. Er zijn helaas tijden geweest waarin hij werd miskend, benijd en belaagd, als mens en als kunstenaar, geheel ten onrechte. Velen te Lier en in Vlaanderen hadden wat goed te maken.
Er is goddank veel goed gemaakt. De hulde was massaal, de waardering algemeen. Maar wierook blijft niet hangen en geuren. Ieder applaus sterft uit en het felste enthousiasme kan tanen. Men eert een auteur het best door zijn boeken te lezen en een schilder door zijn kunstwerk te smaken en te bewonderen. De feestroes zal vanzelf bedaren. Dat is niets. Als de boodschap maar in de oren blijft nazinderen, als wij maar verder blijven genieten van al het mooie dat de honderd-en-méér-jarige ons heeft nagelaten. Dat is het voornaamste: dat wij ons blijven verrijken met de geestelijke nalatenschap van de zo luisterrijk gevierde Timmermans. Dan mag de kermissfeer verdwijnen, dan mag het stil worden. Ik denk hierbij aan de verzen die W.H. Auden schreef ter nagedachtenis van de Ierse vrijheidsheld en dichter W.B. Yeats:
Silence invaded the suburbs, The current of his feeling failed: he became his admirers. The words of a dead man Are modified in the guts of the living.
Nu de zon van het jubeljaar is ondergegaan zijn wij, in een soort melancholie van de vervulling, geneigd te bidden: blijf bij ons. Wij, die de Fee zo dicht bij ons hebben gevoeld, zijn aanwezigheid in ons midden zo tastbaar hebben ervaren, zijn werken, - de literaire en de plastische, - hebben 'geroken', wij zullen misschien ooit heimwee koesteren naar dit Timmermansjaar. Het heeft ons zo'n deugd gedaan! Maar... 'Kom, laat het nu stil worden'. 'Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet' De tijd van rustig na-denken en intens na-genieten. Sommige werken herlezen, treffende teksten dieper laten doordringen. Misschien af en toe eens begerig teruggrijpen naar de Adagio als naar een oud, vertrouwd brevier. Ja, een 'breviarium', letterlijk een 'korte inhoud', een compendium van het gehele literaire œuvre. Alle vroegere thema's uit het proza worden erin hernomen, poëtisch gesublimeerd.
Zoals ik in de Meditaties heb geschreven, - in navolging van Albert Westerlinck-,staan de Adagio-gedichten geenszins los van de voorgaande geschriften. De dichter is dezelfde als de romanschrijver; alleen is hij nog méér zichzelf, want gerijpt als mens, gelouterd als gelovige, verinnerlijkt als kunstenaar. Wie van Adagio eens intens heeft genoten, keert ernaar terug en leest de andere werken met een andere bril. Ik citeer nogmaals Albert Westerlinck, die in zijn De innerlijke Timmermans (gepubliceerd n.a.v. de tiende verjaring van Timmermans' overlijden en herdrukt in De Herfst blaast op den horen Jaarboek 8 van het FTG) een enig mooie inleiding heeft geschreven op de Adagio-verzen: 'Zij reveleren de spiritualiteit van een dichterlijke ziel, een natuurmysticus en een gelovige, die men in zijn gehele werk ontdekken kan. Maar omdat deze spiritualiteit in de gedichten intenser en meer geconcentreerd tot uiting komt dan elders, zijn zij het prisma waarin men de geestelijke grondtrekken van heel het werk van Timmermans het best kan ontwaren'. Hoeft het nog gezegd dat de Adagio-gedichten zeer geliefd zijn bij zeer velen? Is er nog een nederlandstalige verzenbundel die zovele herdrukken mocht beleven (en met zulke grote oplagen!)? De recente editie, die ik met meditaties mocht omkransen, door DEN GULDEN ENGEL gebracht, was in feite de veertiende Adagio-uitgave. In minder dan zes maanden tijd was deze Adagio-Meditaties uitverkocht. Inmiddels is deze herdrukt; dus de vijftiende, althans wat de gedichten betreft. Menig gedicht werd vertaald in het Frans, het Spaans, het Litouws... zelfs in het Latijn en het Esperanto. In zijn geheel verscheen de bundel in het Duits en in het Japans. In het Jaarboek 8 van het Timmermansgenootschap De Herfst blaast op den horen (1980), geheel gewijd aan Adagio, schreef de samensteller Cyriel Verleyen: 'Een aantal gedichten zijn gemeengoed van ons volk geworden. We horen ze ontelbare malen citeren en er is haast geen geletterd mens, die ze niet onmiddellijk herkent. Dit is een zeldzame eer voor een dichter en het getuigt voor de authenticiteit van zijn werk'. Inderdaad. Het is met menig Adagio-vers als met het toneelstuk En waar de ster bleef stille staan: onnodig de naam van de auteur erbij te vermelden.
Het succes van Adagio is nog steeds groeiend. Dit heb ik de jongste tijd persoonlijk mogen ervaren, niet alleen uit de reacties op de recente Adagio-editie, maar ook uit de eenstemmige, positieve houding van het luisterende publiek tijdens de vele voordrachtavonden. Aan geen thema heb ik als spreker zoveel deugd beleefd als aan Timmermans en zijn 'Adagio'. Welk een dankbaar onderwerp, zelfs voor een theoloog, want ik ben per slot van rekening geen letterkundige noch literaire criticus. Niet de literatuurstudie doch de theologie is mijn eigen vakgebied. Maar uitgerekend als theoloog kan ik de geloofsboodschap van Adagio te gelde maken, en dat in de liturgie vele Adagio-gedichten graag beluisterd worden heeft menig voorganger en voorlezer ervaren. De theologische en pastorale relevantie bepalen uiteraard geenszins de literaire waarde. Literatuur en geloof zijn twee, zoals literatuurstudie en theologische bezinning grondig van elkaar verschillen: ik heb het bij herhaling geschreven en gezegd. Maar de dichterlijke inspiratie en de poëtische expressie kunnen ook een theoloog en predikant boeien en bekoren. De dichter zegt het vaak zoveel raker, ontroerender. Als dienaar van 'Het Woord' laat ik mij graag verleiden door de diepgelovige kunstenaar van het woord die Felix Timmermans heet. Dan luistert het publiek, gespannen, dankbaar.
Om het luisterpubliek sterk te boeien hoeven de Adagio-gedichten niet eens 'ge-de-clameerd' te worden. Ze eenvoudig voor-lezen volstaat, bijna recto tono, zonder veel stemverheffing, alleen de zinsaccenten leggen en het ritme volgen. Deze verzen zijn zo subliem, zo broos, zo kwetsbaar, zo sacraal. Het zijn 'gebeden' en gebeden worden 'gelezen', zonder enige pose. Natuurlijk, met bezieling en overtuiging spreken veronderstelt steeds de identificatie met de tekst. Het in-zich-opnemen en het 'dragen' van de tekst gaat vooraf aan het open-baren, het voor-dragen, het over-dragen, zo heb ik destijds in Hoogstraten geleerd van onze bekwame leraar Ast Fonteyne. Overigens gaat het hier niet om teksten die gespeeld of opgevoerd moeten worden, doch integendeel om innige zielsgebeden van een diepgelovige en invrome mens. Gebeden worden niet 'ge-de-clameerd' of 'ge-acteerd', doch gebeden, gepreveld, schroomvol voor-gelezen. De Adagio-dichter is een biddende mens, die, eenzaam als een eremijt, zijn herfstweemoed en avondstemming, zijn vergankelijkheidsgevoel en zijn zondebesef, zijn deemoed en angst uitspreekt voor zijn God. Adagio is het zonnelied van een berooide, die in het nachtelijke duister van ziekte, hartepijn en naderende dood, zijn heimwee uitzingt naar de Beloofde Landen. Nu, meer dan ooit beseft hij dat verlost van schaduw en van schijn, wordt pijn en smart tot vreugd verheven.
Begerig naar het gloren van het Licht, zijn hele leven lang met hartstocht zoekend naar der allen dingen wezenskern, weet hij zijn doel zo na, maar ook zo ver. Hij is bereid de lange, lege, stille, schaduwrijke weg te gaan, de kruisweg, de weg naar Emmaüs.
Door de neevlen van den avond pint de horen van de maan. 'k Wacht hier op de leege baan om met U, stil in Uw schaduw mee naar Emmaüs te gaan.
De beste inleiding op Adagio is het verhaal van 's dichters leven en boodschap, van zijn schoon gezin en van zijn intieme vriendenkring, van zijn letterkundig en plastisch werk, van zijn liefde tot zijn volk en zijn inzet voor Vlaanderen; de tekening van zijn levenslustige aard en van zijn romantisch, fijnzinnig gemoed. Zijn hele leven is één onverdroten zoektocht geweest naar de échte schoonheid, naar de onvervalste waarheid, naar de zuivere liefde. Wie na de meditatie op Adagio de Timmermansliteratuur herleest wordt verrast door nieuwe perspectieven. Omgekeerd is ook waar. Slechts de lezer die vertrouwd is met het prozawerk, ontwaart de verre horizonten, ontdekt de diepe gronden van de wereld van de mystieke Adagio-gedichten. Alle thema's kwamen in het vroegere werk reeds aan bod: leven en dood, schuld en zonde, stilte en inkeer, bevende bewondering van de sterrenhemel, intens levensgenot, heimwee naar schoonheid, licht en liefde, tijd en eeuwigheid, geloof en vroomheid... De 'Sitz im Leben' van Adagio is het levensverhaal én het levenswerk van de dichter. Aangrijpend stil wordt het gehoor wanneer verteld wordt over de laatste maanden van de grote kunstenaar en fiere Vlaming: hoe deze teergevoelige, bescheiden, milde, ingoede man, door de slepende hartkwaal aan zijn bed gekluisterd, belasterd en belaagd in de onzalige tijd van de hatelijke Belgische repressie, vereenzaamd en gepijnigd, zijn kracht put in de genegenheid van vrouw en kinderen, in de vriendschap van enkele getrouwen, in het gebed tot zijn God. De maanden waarin het merendeel van de Adagio-gedichten ontstonden als neerslag van zijn gelouterd geloof. In Naar waar de appelsienen groeien schreef Timmermans: 'er zit een onvoldane trek in de mensen, een herhalende honger naar het nieuwe, het vreemde, naar iets dat ons voor eeuwig zou moeten bevredigen, en 't niet kan. 't Is als een echo van den trek, den honger naar God'. Nu, in de vroegtijdige herfst van zijn leven, bij 't vallen van de avond van zijn zonnige bestaan, nu ziet hij hoe vergankelijk de aardse schoonheid is terwijl de goddelijke 'Eeuwigheid' heet. Nu bidt hij welbewust:
'O zalig uur, waarop de ziel, gerijpt van zangen, zonder beeld of woorden Gods wil begrijpt'
Adagio klinkt zijn afscheidslied: ontroerend en betoverend als een zwanezang. Het mag nu stil worden: in hem en rondom hem. 'En laat ons zwijgen en verlangen'. Een voordracht over Felix Timmermans en zijn Adagio laat ik steeds beginnen met de lezing van de eerste bladzijde van Adriaan Brouwer en eindigen met de laatste bladzijde uit diezelfde roman. Om twee redenen. Meer dan in welk ander boek laat de auteur hierin zichzelf kennen. 'Het is toch het boek waarin men vele gedachten van vader terugvindt', zo getuigt Lia Timmermans in Mijn Vader. Vervolgens moeten deze bladzijden geschreven zijn in ongeveer dezelfde periode waarin vele Adagio-gedichten het licht zagen. Adagio en Adriaan Brouwer, beide posthuum gepubliceerd, zijn van dezelfde hand, zijn geestelijk aan elkaar verwant. Timmermans' geestelijk testament herinnert sterk aan de afscheidswoorden die hij de stervende Brouwer in de mond legt: 'Kom, laat het nu stil worden. Wij kletsen te veel over die dingen, 't Komt omdat wij er niets van af weten. Wij zien, om zo te zeggen, alleen de waterspiegeling van de bomen en de huizen. Het water rimpelt, golft, kabbelt, en we denken dat zo de huizen en de bomen zijn. De echte huizen en bomen zien wij niet, zien we nooit. Slechts als het water heel stil kan zijn, zodat g'er kunt op schrijven, kunnen wij ons een gedacht beginnen te vormen, hoe de echte huizen en de echte bomen kunnen zijn. Maar dan moet het heel stil zijn, heel stil in het hart, zonder rimpel, zonder gebabbel...'
*****************
|