Toespraak bij de opening van uitgeverij "Den Gulden Engel"
Door Arthur Lens - Stadsarchivaris en behoeder van 'Schoon Lier' - te Wommelgem, op 25 september 1986.
Tijdens zijn verblijf in Engeland gedurende de eerste wereldoorlog zou de Lierse letterkundige Jozef Arras zich eens hebben laten ontvallen: "Londen is Londen... maar Lier is het middelpunt van de wereld"! Het is één van die gevleugelde woorden die zijn blijven voortleven in de geaardheid van onze stad en waar de Lierenaars - zonder al te chauvinistisch te zijn - toch een kleine kern van waarheid in voelen. Mogelijk hebben wij deze lokale trots te danken aan ons rijk historisch verleden en aan onze beroemde "groten", die Lier tot ver buiten onze grenzen hebben uitgedragen.
Beschreef de 17de-eeuwse Florentijnse historicus Guicciardini Lier niet als "een fraaie en lustige stad, met een zeer goed en bescheiden volk"? Voor allen die de schoonheid, de sfeer, de geest en het karakter van de stad begrijpen, krijgt Lier een bijzondere en eigen betekenis. Felix Timmermans bezorgde Lier de epitheta ornantia "Schoon Lier" en "Lierke Plezierke", en de Lierenaars verleenden haar het predikaat "Pallieterstad", stad waar het goed is te pallieteren, een woord dat reeds in 1921 in Holland mondgemeen is geworden en intussen ook opgenomen werd in de "Grote Van Dale".
Toen Timmermans voor de reeks "Eigen Schoon" gevraagd werd een synthese over "Schoon Lier" te schrijven, liet hij de initiatiefnemer, Dr. Marcel Cordemans, weten: "Langs een kant valt het mee dat ik juist aan zo iets bezig ben, feitelijk "Oud Lier", maar ge weet ook "Oud Lier" is "Schoon Lier", de naam van de winkel doet er niet toe, men verkoopt er honing".
Zo verscheen dan in 1925 "Schoon Lier" zoals Timmermans Lier rond de eeuwwisseling had gekend en vanuit zijn jongelingsjaren in zijn hart had bewaard. Timmermans had, voor hij "Schoon Lier" schreef, de Grote Nete uit het stadsbeeld zien verdwijnen, de kade en vlietjes weten dempen en de laatste wind- en watermolens zien slopen, wat hem ertoe bracht te schrijven: "En stilaan verprutst, vergaat het oude schone Lier van binnen en van buiten". Een stadsgezicht is niet samengesteld uit individuele elementen, maar wordt gevormd door de onderlinge samenhang waaruit het geheel is ontstaan. Men bouwde met de menselijke gestalte als norm en de grote monumenten wisten zich door hun esthetische vorm in het stadspatroon te integreren. Het spreekt vanzelf dat bepaalde veranderingen en aanpassingen in de woon- en werkomgeving van de mens noodzakelijk en onontkoombaar zijn, want een stad moet leefbaar blijven, hoewel men de vraag kan stellen of al deze veranderingen wel echt noodzakelijk zijn en al dan niet oordeelkundig worden uitgevoerd. Wij stellen vast dat de mens meestal zelf er de oorzaak van was dat veel van ons bouwkundig erfgoed onnodig teloor is gegaan. Oorlogsgebeurtenissen moesten wij ondergaan, maar wat veel erger was, was de vaak onoverwogen afbraak of verwaarlozing van ons patrimonium, die onze stad fel getekend en misvormd heeft. De ruinering van Lier tijdens de eerste wereldoorlog vestigde eens te meer de aandacht op de maatschappelijke en economische betekenis van een goed functionerende oude binnenstad.
Bij de heropbouw hield men rekening met de schaal en de verhoudingen zoals die in de binnenstad golden. Men wilde met de reconstructie duidelijk maken dat men een oud stadscentrum beschouwde als een merkteken van een eigen cultuur, iets waarvan men de identiteit van de bevolking moest kunnen aflezen. Men meende het misschien wel goed met de wederopbouw — in-oude-vorm met alle mogelijke neo's, maar het gevolg was dat het "witte" stadje Lier er ouder ging uitzien dan voor de oorlog, wat Timmermans deed schrijven: "Lier is er levend uitgekomen, maar is invalide, met valse armen en benen". Toen reeds voelde Felix Timmermans het grote gevaar van de slopers van gisteren en deze van morgen. Hij wees erop dat alles van waarde weerloos wordt indien wij niet de nodige zorg besteden aan de actieve herwaardering van wat wij aan potentieel waardevolle gebouwen en kleine monumentjes hebben geërfd.
Slechts enkele jaren voor zijn heengaan, schreef Timmermans nog een felle aanklacht: "Men is Lier zo stilaan aan 't verneuken. Men ontneemt het zijn karakter en zijn geest. Men doet het misschien met de beste wil van de wereld, met de zuiverste inzichten, onder allerhande voorwendsels, met kleine zeupkens, alle uren een lepel, zodat het bijna niet de aandacht trekt. Maar men doet het! Men doet het reeds lang van voor de oorlog en men doet het nog"!
Nu worden wij blij verrast met een nieuw boek, "Wandelingen in Lier" door Lia Timmermans, rijkelijk geïllustreerd met het werk van haar zuster Tonet. Lia studeerde kunstgeschiedenis en archeologie aan de Leuvense universiteit, vandaar haar blijvende belangstelling voor haar geboortestad Lier. Tonet illustreerde reeds in 1944 "Anne-Mie en Bruintje", een kinderverhaal van haar vader, wat op een zeer jonge belangstelling voor het plastisch werk wijst. Zij volgde samen met haar broer Gommaar de schilder klas bij Oscar Van Rompay in 't Soete Naemken op het begijnhof. Schilderen is bij Tonet het transfigureren van een gevoel dat uit haar hart is gegroeid, iets waarvan zij houdt, door middel van kleur en vorm.
De persoonlijkheid van de kunstenares maakt het mogelijk in het kunstwerk dermate zichzelf te zijn dat men haar scheppingen steeds onmiddellijk kan herkennen. Beeldend gezien, maken haar schilderijen duidelijk dat zij een eigen stijl heeft verworven, waarvan zij geen afstand doet: "de naïeve romantiek". Zij schept in haar schilderijen een sfeer die iedereen kan genieten. Haar portretten zijn in een nieuwe, haar eigen revisionistische stijl geschilderd. Het boek "Wandelingen in Lier" kunnen wij benaderen met de woorden van Lia in haar voorwoord bij de recente herdruk van "Mijn Vader": "het is goed deze herinneringsbeelden weer open te bladeren en ons te verheugen in de glimlachende kleur van een ver verleden". Het boek geeft ons een boeiend beeld van Lier voor de tweede wereldoorlog, zoals Lia Lier heeft gekend, vooraleer zij de stad verliet met bestemming Oostende.
"Wandelingen in Lier" ademt de nostalgische poëzie van de oude schoonheid uit. Het werk is allerminst een kunsthistorische wandeling of toeristische gids, alhoewel de nodige informatie niet ontbreekt. Lia Timmermans heeft geen heimwee naar of vertedering over een soort afstervende biotoop willen losweken of geen wegkwijnende herinneringen... te voorschijn gehaald. Het is enkel haar bedoeling het ruimtelijk leefbeeld waarin zij opgroeide te herontdekken en te verwijlen op die plaatsen die op haar een diepe indruk hebben nagelaten. In deze wandelingen ziet zij dikwijls juister en dieper dan wij, zij ziet wat wij, in onze haast en door onze beslommeringen heen, niet zien. Het is ook in menig opzicht een verrassend boek over dingen waaraan wij jarenlang zijn voorbijgegaan en waar wij nu weer mee geconfronteerd worden.
Wij stellen vast hoe ontstellend veel de laatste jaren is veranderd en constateren de zorgeloosheid in de evolutie van het stedelijk landschap. De nieuwbouw die sedert 1945 in onze stad verrees, hield nauwelijks of geen rekening met de schaal en de vormgeving van de al aanwezige gebouwen die het verleden ons heeft nagelaten. De alom geprezen kleinschaligheid werd doorbroken en grote, weinig- of nietszeggende appartementsgebouwen, administratieve complexen en smakeloze winkelpanden werden ingeplant en ontsieren nu onze smalle straten. Deze ontwikkeling tast de kwaliteit van ons leefmilieu aan, omdat de stedelijke omgeving misvormd en ontmenselijkt wordt. Men kan zich afvragen of de huizen in onze winkelstraten nog een woonfunctie hebben. Deze ontwikkeling werkt duidelijk de verkrotting van deze panden in de hand omdat men enkel nog oog heeft voor de commerciële winkelruimten, die op hun beurt om de haverklap veranderen en nieuwe banale opschriften en lichtreclames vergen.
Het Buildragershuisje en het Steen waren na de oorlog 1914-1918 richtingbepalend bij de wederopbouw van de Vismarkt. Spijtig genoeg dacht men er in 1958 helemaal anders over. Het Buildragershuisje werd uit zijn passende historische omgeving weggerukt en zwaar verminkt, totaal zin- en waardeloos heropgebouwd aan het Felix Timmermansplein. Zelfs de Grote Markt, thans een showroom voor auto's, moest onverklaarbare en onverantwoorde miskleunen ondergaan. Thans bedreigt een groot gevaar onze kerkelijke bouwkunst. Onze prachtige collegiale St. Gummaruskerk verheft zich blijkbaar op auto's. De grafzerken zijn verdwenen, auto's kwamen in de plaats. Grote brokstukken arduin vallen van onze schone barokke Begijnhofkerk, de Kluizekerk staat leeg, wat voor dit monument een uitermate zwakke positie betekent zodat ze na verloop van tijd alleen nog maar in de weg zal staan, klaar om opgeruimd te worden. En moet de laatst gebouwde Jezuïetenkerk in ons land een parking voor auto's worden? Dit ter wille van de vooruitgang of de toekomst, typische normen van onze huidige maatschappij.
Gelukkig maar zijn er de laatste decennia ook enkele waardevolle initiatieven genomen voor het behoud van ons patrimonium. Het heeft geld gekost, maar het was meer dan de moeite waard. Laten we hopen dat men, in deze tijd van bezuinigingen, de noodzaak durft erkennen van het opnieuw in gebruik nemen van de waardevolle gebouwen die verlaten staan en dat men deze opnieuw functioneel zal maken. Wij denken hierbij aan het oud-weeshuis aan de Huibrechtstraat, de infirmerie op het begijnhof, de tiende schuur aan de Heilige Geeststraat. Elders kan het, waarom dan ook niet in Lier?
Geachte familie Timmermans, ik verontschuldig mij dat ik in deze inleiding zover ben afgeweken van het boek "Wandelingen in Lier" zelf. Dit komt omdat het boek ons de gelegenheid geeft ons te bezinnen over onze stad en onze bezorgdheid uit te drukken om dat weinige dat ons nog rest van het verleden te behouden voor de toekomst en te trachten verdere, onverantwoorde ingrepen te voorkomen. Wij koesteren de hoop dat honderd jaar na het verschijnen van "Schoon Lier" en vijftig jaar na "Wandelingen in Lier" men nog steeds de gelegenheid zal hebben in een gunstige zin over onze Pallieterstad te schrijven.
Mij rest nog enkel Lia Timmermans oprecht geluk te wensen met dit nieuwe boek en haar zeer speciaal te bedanken voor de meer dan vererende opdracht. Tonet moet ik feliciteren voor de vele en prachtige illustraties met een oprecht proficiat. Ten slotte wens ik de heer Frans Smits en de uitgeverij "Den Gulden Engel" nog veel en meerdere successen toe in hun ondernemingen en met hun nieuwe uitgaven.
|