Bijvoegsel van een zaterdagnummer van een krant
Literatuur - wetenschap - kunst - humor
Zondag 4 maart 1934
Nieuwe uitgave : De Krabbekoker door Felix Timmermans
In de reeks Het zilveren Bronneken (uitgave Het kompas, Mechelen) verscheen de jongste spruit van den populairsten Fé in Vlaanderen : De Krabbekoker
En nu we dit geschreven hebben, en nu we het jongste produkt dus hebben aangekondigd, blijven we een poos met het potlood in den mond zitten
Wat is er over het nieuwe boek van Timmermans te zeggen? Wat is er het goede van, wat het minder goede? En weegt het laatste niet zwaarder dan het eerste?
De Fé zelf zal zich van volgende regelen niet veel aantrekken, zelfs niet van onze bescheiden kennisgeving aan zijn adres, dat hij toch zulke abominabele taalfouten maakt, zoodat wij eigenlijk de lezing van zijn boek aan de prille jeugd moeten afraden!
(Waarom heeft Goossens deze uitgave van hem neit* eens grammatikaal doorgenomen?)
*Dit staat zo in het krantenartikel
Maar, om nu op De Krabbekoker terug te komen: in dit boek grijpt Timmermans naar familieleden van die oude bekenden van hem en ons : Suskewit, Pietje Vogel en hun confrére, wiens naam ons momenteel ontschiet.
De Fé heeft duistere bedreigingen geuit, wat hem inderdaad moeilijk afgaat. Hij zou over het Liersche volk en over de hoogere Liersche geestelijkheid gaan schrijven.
In afwachting dat hij de hoogere geestelijkheid behandelen zal (en die kan inderdaad wel tegen het wachten, Felix) geeft Timmermans ons hier een boekske dat waarschijnlijk thuishoort bij de kategorie volk, ofschoon het eigenlijk verhaalt over landlopers, die gedeeltelijk tot rust gekomen zijn.
De uitbeelding van den pittoresken kant van hun wezen is aan Timmermans veilig toevertrouwd. Wij aanvaarden deze lieden, die door ieder treffelijk burger tot het uitschot der maatschappij zullen gerekend worden, wij aanvaarden ze vooral uit genegenheid voor de Fé, die ons, met een lyrisme uit auteursliefde geboren, voorbrenkt(?)
De Krabbekoker, hun bendeleider nl. is een sympathieke kerel zooals er meer zijn in de kategorie der uitschotten ; en dat we sympathie krijgen voor hem is werkelijk een sukses voor de auteur. Welhoe, die kerel laat zijn wijf heel haar leven op vergiffenis wachten, ja, vernietigd haar bestaan, en alleen omdat ze hem eventjes ontrouw is geworden!
Hij schenkt haar alleen maar vergiffenis als ze gaat sterven, dus als het bijna de moeite niet meer is! Maar Timmermans typeert hem en zijn kornuiten zoo kleurig, dat ze toch onze sympathie verwerven en we uit genegenheid voor hem, de vraag zelfs af en toe in onzen boezem smoren, de vraag, die ondanks alles toch oprijst: van wat leven die kerels? Waar halen zij het geld vandaan om zo maar te borrelen?
Maar laat ons voortgaan: een groot moment is het als de Krabbekoker optreedt om de onschuld te wreken, den gehoornde komt dat inderdaad toe, en dat optreden valt zelfs min of meer in de lijn van zijn natuurlijke funkties! En wat een deernis hebben wij met hem als hij in zijn tragieken opzet door de mand valt! Wel aandoenlijk heeft de Fé het weerzien tusschen heer en mevrouw Krabbekoker beschreven. Dat zijn naar het ons lijkt, wel zeer treffende bladzijden door Timmermans met veel schrijfkunst en veel hart geschreven
Maar, indien de uiterlijke kant van de personages, die dit boekske bevolken, ons nog al aanstaan, ofschoon ons toch wat te nadrukkelijk hoe ze van het borrelen houden, dan blijft nog altijd de draad van de geschiedenis, het verhaal. En dat is een penibele historie!
Wij weten nu zoo zachtjes aan wel dat Timmermans geen groot psycholoog is, integendeel dat zijn talent ligt in t onbollige, kleurige, folkloristisch verhalen en typeeren. Maar de personen waarmede hij zijn boeken pleegt te bevolken, of ze nu Pallieter, Mijnheer Piroen, Breughel of zelfs Franciscus heeten, moeten in die boeken toch ook iets beleven! Het is niet voldoende dat zij door de bladzijden wandelen, pijpen smoren, eten, drinken, aan natuurlyrisme doen, zelfs schilderen of bidden. Dat zijn uitstekende
werkzaamheden (voor het bidden klinkt dat nog al oneerbiedig, maar het is niet zoo bedoeld) maar er moet toch iets gebeuren met deze menschen, een of andere dramatische of komische gebeurtenis moet hen toch op het lijf vallen; zij moeten tocht iets ondergaan, dat ingrijpt op hun leven, dat zich ankert in hun ziel en oorsprong is van een of andere evolutie
Welnu, buiten de historie van den Krabbekoker en zijn vrouw, heeft Timmermans een verhaal in zijn boek geweven (de geschiedenis eener verleiding en de dramatische gevolgen bij de geboorte) dat al te melodramatisch is om ons niet af en toe wrevelig te stemmen. Wij vragen geen psychologische verklaringen, laat staan uitdiepingen. Wij aanvaarden grif dat een verteller nogal eens doordraaft, een goede verteller boeit eerst zichzelf, maar wij laten ons toch niet zoo beetnemen als Timmermans voorneemt ons te doen.
Een jonge maagd wordt verleid. Haar papa gooit haar buiten.t Schaap gaat zich verdrinken. Zij wordt door de Krabbekokers gered. En in hun kluis opgenomen. En door hun liefdevol verpleegd.
Voor deze oude Jappen betekend zij de andere wereld, de jeugd, de schoonheid, de goedheid.
En haar kind zal hun kind zijn. De broeder van haar verleider, die onder Krabbekokers bende is, wil zich waarschijnlijk om de familietraditie voort te zetten, ook aan haar vergrijpen, maar mislukt.
Het pasgeboren kind sterft een vreeselijke dood. De vader treedt thans terug op, wil zijn dochter thans terug, afgezien van het feit dat zij met al de Krabbekokers heeft gehokt. Zij weigert. Zij volgt een Krabbekoker naar Italië! Maar tusschen die twee bestaat evenwel niets!
Als wij ons niet vergissen: hij kan haar vader zijn!...
Er is bij Timmermans een idylliek in de voorstelling der feiten, der gebeurtenissen van het verhaal, die direkt naar Conscience teruggaat. Frappant is dat bij den Pastoor van den Bloeienden Wijngaerd
En ook in De Krabbekoker is dat het geval. Het kan zijn dat het groote publiek daar nog zijn genoegen aan beleeft, wij helaas kunnen dat niet meer.
Ondertekend door de initialen : L.Z.
Tekst is integraal overgenomen van het krantenartikel uit 1934. Wie de reporter was is niet terug te vinden, evenmin de titel van de krant.
Persoonlijk vind ik de kritiek te fel en niet gepast. Gelukkig is het grote publiek er genoegen blijven in vinden. De meesten van ons nodig ik uit om het boeksken toch eens te lezen en het verhaal te ervaren als
een gewoon goed gebracht verhaal over de levenservaring van een deel van de bevolking die hun eigen leven leiden. Misschien wel op de rand van de maatschappij, maar het is hun leven.
Mon
|