Overgenomen uit t Land van Rijenxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Driemaandelijks cultureel Liers Tijdschrift - Jaargang VII - 1957
HET ONTSTAAN VAN F. TIMMERMANS' SCHOON LIER
In het jaar 1922 kondigde de Boekhandel De Standaard de publicatie aan van een boekenreeks die onder de leiding van steller dezes zou staan en twaalf delen zou omvatten, met dezen verstande dat elk deel van de reeks op de rug een letter zou dragen van de verzameltitel Eigen Schoon. Beide woorden zouden daarenboven door een deel met een sterretje op de rug worden gescheiden. Bedoeld was een geïllustreerde uitgave voor bibliofielen, waaraan in technisch opzicht grote zorg zou worden besteed. Als formaat werd groot-kwarto, als papier simili-japans of featherweight gekozen, terwijl de tekst met de hand uit de stijlvolle Nicholas Cochin van XVI der Franse lettergieterij Deberny et Peignot op de Antwerpse drukkerij J. E. Buschmann zou worden gezet.
De lijst met de titels der onderscheidene delen was niet van meet af aan vastgelegd geworden. Aanvankelijk werd een aantal werken weerhouden, die achteraf niet allemaal in de reeks zouden verschijnen, Zo Jong Antwerpen, door Kan. Dr. Floris Prims, dat het inleidend boek zou worden van diens monumentale Geschiedenis van Antwerpen (1).
Als eerste van de reeks kwam Beiaarden, door E. Hullebroeck, van de pers. Als tweede of derde had Jozef Muls een P. Breughel toegezegd. Inmiddels waren we in onderhandelingen getreden met onze oude kameraad en stadgenoot Felix Timmermans die, na zijn verblijf in Nederland, naar Lier was teruggekeerd, Ons was bekend dat hij af en toe een stukje stemmig proza tot lof van Lier in heden en verleden o.m. aan een plaatselijk orgaan had afgestaan.
We zonden hem dan ook op 19 maart 1924 een exemplaar van Beiaarden samen met een prospectus waarin bijzonderheden over de reeks werden verstrekt en we vroegen hem of hij er iets zou voor voelen een gelijkaardig werk bij te dragen over Schoon Lier, als typische Vlaamse stad. We stelden voor een algemene inleiding aan de sfeer van het mooie Lier te wijden, iets te zeggen over de gebouwen en de pleinen, over het Begijnhof, de deugden, en de ondeugden der Lierenaars, hun zeden en gewoonten. De fantasie van de schrijver kon daar naar hartelust mee toveren om van het werk een evenwichtig geheel te maken, dat overvloedig zou worden geïllustreerd. Mocht hij dit tegen 1 mei 1925 willen afwerken, dan kon het boek in het najaar worden op de markt gebracht.
Wij kregen antwoord per kerende post. De bemoedigende inhoud luidde :
Lier 20 Maart 1924.
Waarde Heer Cordemans,
Langs een kant valt het mee dat ik juist aan zoo iets bezig ben, feitelijk «0ud Lier», maar ge weet ook «0ud Lier» is «Schoon Lier». Dus de naam van den winkel doet er niet toe, men verkoopt er honing.
En in princiep stel ik me voor dit bij u te laten uitgeven, maar het is nog niet af, ik heb veel in handen, en 't zal zeker niet af zijn vóór July. 't Zal ook zoo groot niet zijn als «Beiaardem. Ik zou 't zelf illustreeren... en dit is de groote zaak, ik moet er eerst mijn uitgever over spreken, die ik telkens een uit te geven boek moet aanbieden. Neemt hij het dan... neemt hij 't niet... ja dan kunnen wij voortvertellen. Intusschen kan ik dan niets anders doen, dan het hem vragen, wat ik zeker deze week nog zal doen, 'k moet hem toch schrijven
Ten zeerste genegen.Felix Timmermans.
Wij antwoordden dat de titel Oud Lier reeds in 1913 door ons beider vriend R. de la Haye werd gekozen voor een album etsen met bijschriften en pentekeningen (2). We voegden eraan toe dat de ons bekende verplichting om al zijn werken eerst aan Van Kampen aan te bieden wel streng was, maar dat er wellicht toch een middel bestond om die te omzeilen. Ware het niet mogelijk de verkoop in Nederland aan de Amsterdamse firma en de afzet in België aan De Standaard voor te behouden ?
Intussen had de uitgeverij Van Kampen aan Felix Timmermans reeds laten weten dat zij bereid was zijn boek uit te geven, De schrijver deelde deze beslissing mede bij brieve van 26 maart, doch wees meteen de weg om over een gezamenlijke publicatie te onderhandelen.
Lier. 26 Maart 1924.
Beste Heer Cordemans,
Wel, ik had reeds geschreven naar Van Kampen toen uw tweede brief over «Eigen Schoon» mij besteld wierd. Intusschen heb ik dan antwoord van Van Kampen afgewacht, en die schrijft mij dat hij het zal en wil uitgeven. En weet ge wat ge nu doet ? Schrijf hem nu uw voorstel over die beidenuitgeverij, en dan hoor ik wel van hem wat hij daarover denkt. Zult ge dat doen ? Ik dank U al !
En ik groet U met ware hartelijkheid. Felix Timmermans.
Dadelijk werd over de mogelijkheid van een dergelijke modaliteit met Van Kampen gecorrespondeerd. Zo iets was overigens reeds met een andere uitgeverij geschied, toen De pastoor uit den Bloegenden Wijngaerdt: was verschenen. Bij brieve van 31 maart verklaarde de firma Van Kampen dat zij in principe wel iets voelde voor het voorstel. Ze wenste het echter nog nader te onderzoeken.
Eerst op 8 mei werden dan voorstellen gedaan, die zo zwaar waren, dat aanvankelijk beslist werd van deze publicatie maar liever af te zien. Bij nadere studie werden echter nieuwe modaliteiten op het oog genomen om de uitgave toch mogelijk te maken. Het honoraar moest precies worden bepaald, de oplage scherper beperkt, de illustraties nauwkeurig berekend. Van dit alles werd Felix Timmermans op 12 mei mededeling gedaan. Hij antwoordde de 21e der maand :
Lier 21 Mei 1924.
Waarde Heer Cordemans,
Over het honorarium schrijf ik U over enkele dagen. Ook zou ik willen weten op hoeveel U trekt, voor hoe lang het auteursrecht verpacht (dat is het woord!) wordt.
De illustraties zijn eenvoudige penteekeningen, houtsneeachtig, dus lijncliché. Het liefst zouden zij in kleur kunnen verschijnen, maar dat wordt zeker te duur, anders schoon, en meer bekorend. Als dit niet gaat zullen er ook enkele in stippelcliché moeten inkomen, naar gekleurde teekenigen. Ik heb hier thuis een collectieken. Kom eens zien als ge naar Lier komt, daar is voor uwe uitgave in kleur wat mee te doen. Komt ge ? En wanneer ?
Hartelijk Uw Felix Timmermans.
Uit dit schrijven maakten we op, dat de Nederlandse uitgever niet alle bijzonderheden aan de auteur had medegedeeld. Op 27 mei wezen we er dan op dat de illustraties mogelijks in kleur konden uitgevoerd worden. Dit diende echter nog nader te worden onderzocht. Daar het schip echter te onzent werd verwacht, moest het gewenste bezoek voorlopig worden uitgesteld.
Felix Timmermans hoopte dat de onderhandelingen tot een goede uitslag zouden leiden en berichtte op 7 juni :
Lier 7 Juny 1924.
Hooggeachte Heer,
Wat het honorarium betreft van «Schoon Lier» of «Oud Lier is zoals gewoontijk 1/6 van den verkoopprijs. Wordt het boek 6 frank verkocht dan is er een frank eereloon voor den auteur. Denk daar eens over na en weet het mij te zeggen! Ik verwacht U dus nog altijd voor de kleurplaatjes. Dat het schip goed aankome !
Hartelijk. Felix Timmermans
Op 10 juni was de uitgeverij in staat om de vaste voorstellen te doen. Ze maakte deze over aan de auteur. Er zouden 225 exemplaren worden gedrukt, de tekst zou 75 bladzijden beslaan en verlucht wezen met een twintigtal prentjes. Het honoraar zou een zesde van de verkoopprijs bedragen en het auteursrecht zou tot een jaar worden beperkt. Mocht de schrijver met dit alles instemmen, dan zou nadere voeling met Van Kampen worden gezocht.
Het antwoord kwam op 19 juni en luidde :
Lier 19 Juny 1924.
Waarde Heer Cordemans,
Goed, 't akkoord ! Nog een ding slechts. Ik houd er aan het honorarium bij het verschijnen van het boek te ontvangen, Stuur maar een contract, en kom eens zien naar de plaatjes, of beter naar den aard der plaatjes.
Zeer hartelijk uw Felix Timmermans
Andermaal werd op deze basis met de firma Van Kampen gecorrespondeerd. Er kon echter nog geen vergelijk worden bereikt, al bleek de Nederlandse uitgeefster bereid 100 exemplaren voor vaste rekening te nemen. Ten slotte werd van Vlaamse zijde een uiterste toegeving gedaan, op voorwaarde dat de hele reeks in Nederland door Van Kampen zou worden geëxploiteerd.
De lange duur dezer onderhandelingen bracht echter mede dat Schoon Lier niet als tweede, maar wel als derde deel der reeks zou verschijnen, terwijl de P. Breughel, door Jozef Muls, die intussen was klaar gekomen, tweede zou worden.
Inmiddels was het schip aangekomen en het meisje werd Anne-Marie genoemd.
F. Timmermans vond dat sympathiek en bedacht het borelingske met een kleurig getekende triptiek waarvan de zijluiken de patroonsheiligen voorstelden. We zochten de schrijver op te Lier en bespraken de geplande uitgave in het lang en in het breed. Felix Timmermans bewoonde toen nog nummer 34 der Boomlaarstraat. Vele herinneringen werden opgehaald, die het heden weer vastknoopten aan het verleden. De auteur spreidde een schat van schetsen en prentjes ten toon op een tafel die onder duizend lees-, schrijf- en tekenbenodigdheden verdween.
Voorgenomen werd 20 originele prentjes in de tekst op te nemen en deze ook te verluchten met 14 fotos naar werken van Lierse kunstschilders als b.v. Isidoor Opsomer en Raymond de la Haye. De letterkundigen zouden niet worden vergeten. Daarenboven stond Felix Timmermans erop dat een reproductie zou worden gemaakt naar een typisch mannekensblad, het leven en de verering van Sint Gommarus voorstellend, met prettige rijmpjes onder vergeelde houtsneden. Een «unicum» had Gustave Van In gezegd, toen hij het Felix voor de oorlog ten geschenke gaf. Mijn vriend verschoot, toen ik hem verzekerde dat ook ik, voor de oorlog, van mijn olijke kozijn een gelijkaardig «unicum» had ontvangen, dat echter in 1914 met geheel ons huis in de vlammen was opgegaan. Daarenboven zou een reproductie worden opgenomen naar een oude prent, een werkelijk unicum, met de nieuwjaarsgroeten van de nachtwaker, dat het eigendom was van archivaris Julius Van In (3).
De indeling der stof werd besproken. We schikten dat, na een aanhef, gehandeld zou worden over het verleden, het heden, het volksleven en de kunstgeschiedenis van de stad, alles te gaar 75 bladzijden tekst.
Op 5 September vroegen we nog of de uitgeverij de oorspronkelijke prentjes mocht behouden. Deze konden dan in een extra-exemplaar, op keizerlijk Japans met gulden initialen, worden gemonteerd en tegen overeen te komen voorwaarden aan de markt worden gebracht.
De auteur vond dat best en meldde op 15 September :
Lier 15 September 1924.
Waarde Heer,
Goed ge zult 20 kleine prentjes krijgen. EN HET BOEK WAARIN DE TEEKENINGETJES VESCHIJNEN. EN MET GOUDEN LETTER, IS HIER REEDS VERKOCHT ! Maar nu moet ik gaan werken! Ik koom van een ardennensche reis. Stapels brieven, voordrachten, en kleine opstellen, boeken lezen, Breugel, en op de hoop toe nog «Schoon Lier». De Force-ballen moeten gezwollen worden.
Ik zal mijn best doen. en zend U eerstdaags al een paar bladzijden !
Hartelijk uw Felix Timmermans.
Intussen was de boekhandel der N.V. De Standaard omgevormd geworden tot de N.V. Standaard-Boekhandel die voortaan de vroegere Standaard-afdeling zou vervangen. Felix Timmermans had zich dadelijk aan het werk gezet. Telkens hij over enige vrije tijd beschikte - en die werd hem dat najaar zeer krap toegemeten - schreef hij enkele bladzijden voor Schoon Lier om dan weer op reis te gaan en in binnen- en buitenland zijn graag beluisterde voordrachten te houden.
Op 3 October ontvingen we de eerste bladzijden van de aanhef tot het boek, zeer haastig en met vlugge pen gekrabbeld.
Lier 3 October 1924.
Waarde !
Hierbij reeds de eerste bladzijden van Schoon Lier. Maar nog niet weergeven! Ze zijn nog niet af ! 't Is maar om U te laten zien wat het wordt.
Ja kom ! En best Dinsdag a.s. na de noen. Dan kan ik U uitleg geven, alsmede een keus van platen voorleggen, en dan kunnen wij over het een en het ander spreken!
Breng in elk geval de pampieren mee terug, anders kan ik niet voort, en 'k heb er maar één afschrift van, hetgene ge nu hebt ! Ik verwacht U zonder wederantwoord.
Zeer genegen Uw Felix Timmermans
N.B. Na de gebouwen volgt het Begijnhof. Dan een dag te Lier. Dan het volksleven, nadien historieële verbeelding, om te eindigen met de invloed op de kunst. Ik hoop het levendig te houden, en in geen gezaag te vervallen. Oordeel er dus radicaal over.
Toen we hem deze eerste bladzijden bij ons bezoek terug bezorgden, hebben we ze samen nog eens overlezen en de vaak geciteerde aanhef luidde ten slotte als volgt: ... «Daar waar de drie kronkelende Nethen een zilveren knoop leggen, waar plots het spekbuikige, overvloedhoornige Brabant zich scheidt van 't mijmerende, magere Kempenland, daar is het. Daar troppelt Lier met zijn roode daken en witte trap- en krolgevelen, met zijn torentjes, tuintjes, straten en bruggen uit het weerspiegelende, olijfgroene water op, eenvoudig, rustig, kleurig, zonnig en gelukkig als een droom van Vermeer van Delft.»...
We hebben dan een heel stel prentjes en platen uitgekozen, die voor reproductie door de clicheur in aanmerking konden komen. Na revisie, zou de definitieve tekst van de eerste proeven spoedig volgen. Dan kon de drukker beginnen zetten. Of de tekst inderdaad spoedig zou volgen ? Zeker. zeker !
Felix Timmermans las en herlas zijn tekst steeds vele malen. Hij stond erop al maar door verbeteringen aan te brengen, zelfs wanneer het fiat noodgedwongen gegeven was. En hij had het werkelijk druk met steeds nieuwe opdrachten en voordrachten. Vijf dagen daarna kregen we een heel haastig kaartje. Blijkbaar had hij zijn plannen gewijzigd :
Lier 8 October 1924.
Waarde!
Nog niets laten fotograferen. Bernard fanssens heeft van alles de fotos, ook van de dingen die ik U meegegeven heb.
1k krijg die dan wel terug. Ik heb schoone plaatjes gevonden bij Jules Van In.
Hartelijk Uw Felix Timmermans.
Dan werd het stil tot 22 October en berichtte de auteur :
Lier 22 October 1924.
Beste:
Van vandaag eerst kan ik beginnen te werken! Maar einde Oktober krijgt ge toch al een groot stuk. Ik zal moeten scharren ! Wat de platen betreft daar kan ik nog niets over beslissen. Morgen ga ik naar Jules Van In, de collectie die ik gezien heb, halen. Ik stuur U die dan, en zeg dan uwe meening. Ik vreesde dat er niet genoeg houtsneeden, of lijncliche zal zijn. Dus Zaterdag kunnen wij daarover de beslissing weten. Moesten er fotos in komen, dan zijn die toch al af.
Met beste groeten Uw Felix Timmermans.
Inmiddels was het prospectus klaar gekomen. Eer dit werd rondgezonden, was de publicatie van Schoon Lier in de pers ruchtbaar gemaakt. De intekeningen lieten niet op zich wachten. De beschrijving van de oplage wijst uit dat alle prachtexemplaren vooraf reeds waren verkocht, De tekst luidde :
«Bij de N.V, Standaard-Boekhandel, verschijnt omstreeks Nieuwjaar het derde werk der reeks Eigen Schoon onder leiding van Dr. M. Cordemans, Het zal een letterkundige evocatie bieden van «Schoon Lier» door Felix Timmermans. De bekende schrijver van «Pallieter» wil hulde brengen aan het heerlijk verleden van zijn geboortestad, waar de geur van oude tijden door de stille straten waart. Hij wil ze roemen om haar schoonheid, om haar oude gebouwen, haar eenig-vreedzaam Begijnhof, haar weidse landbouwen, die ze omstrengelen als een krans. Hij wil niet het minst de kunstenaars gedenken, die er in zoo grooten getale verbleven en er nog werkzaam zijn.
Meer nog dan het Hollandsche Laren, evenals Laathem aan de Leie, verdient Lier aan, de Nethe een huldebetoog, om het als kunstcentrum in breede kringen te wijden.
Dit boek zal als een loflied in heerlijk proza zijn, gesproten uit de ontroerde aanvoeling der dingen, welke den schrijver als met open gelaat omgeven. Afwisselende mystiek en blij realisme scheppen er die echt Vlaamsche atmosfeer, welke de werken van Timmermans zoo aantrekkelijk maakt.
Aan de uiterlijke verzorging dezer reeks wordt veel zorg besteed. De werken worden uitgegeven in groot kwarto formaat, met de letter en versiering van dit prospectus. Het boekdeel «Schoon Lier» is uitvoerig verlucht met twintig oorspronkelijke teekeningen van den schrijver in den tekst, naast een aantal buitentekstplaten en reproducties van oude prenten.
De oplage is beperkt tot 301 exemplaren, waarvan een op Keizerlijk Japansch papier met gouden initialen, bevattende de twintig oorspronkelijke teekeningen van den schrijver, onder perkamenten omslag met goudopdruk (verkocht), 25 op simili-japansch papier, onder perkamenten omslag met goudopdruk, met den naam van den inteekenaar op de pers genummerd van 1 tot 25 (verkocht) en 275 exemplaren op Engelsch Featherweight, waarvan 50 gebonden in witten kartonband met blauwe lettering, genummerd van 26 tot 300. Ieder boekdeel van de reeks zal op den rug eene letter dragen van de spreuk «Eigen Schoon» om achtereenvolgens op het boekenrek dit motto te voltooien,»
Tien dagen daarna is de definitieve tekst van de eerste dertig bladzijden klaar. De schrijver is in zijn vuur geraakt. Geestdrift voor zijn onderwerp heeft hem aangegrepen. Waar hij aanvankelijk vreesde niet voor 75 bladzijden te kunnen instaan, vraagt hij zich nu af, hoe hij het ontworpen geheel binnen het gestelde raam zal kunnen houden.
Zo schrijft hij op 31 October 1924 :
Lier 31 October 1924.
Beste Marcel!
Eindelijk een gedeelte 30 bl waar het alleen gaat over het aanschijn van de stad. Hoe ik de andere 40 bl zal moeten klaar krijgen met nog over HISTORIE, EEN WANDELING, HET VOLKSLEVEN en de KUNST te spreken. dat is mij een raadsel. 'k Zal alles moeten inkrimpen, en de HISTORIE laten vallen, geloof ik.
Hierbij al zes prentjes. Zijn ze naar uw zin ? Ik heb eerst geprobeerd ze een plaats te geven, maar daar er te veel zijn, soms te dicht opeen, ga ik daar niet mee voort. Ik laat het dus aan U over ze maar ergens te zetten. Er moeten er nog veel komen. 't Komt toch op geen tien plaatjes op aan ? Zoo bv. bij de KUNST kan ik er geen zetten, en toch zou ik er plaatsen al stond er een Sint Pieters-Kapelleken.
Hierbij ook de plaat van Sint Gommarus. De kast komt, daar waar ik over de schatten der kerk spreek. En ook de plaat hierbij van de toren. Maar de clicheur zal de zwarte lijnen moeten ophalen. Zijt ge soms zinnens die in kleur te geven, dan zal ik er kleuren over vagen.
Die plaat van Sint Gommarus kunt ge hier en daar verdelen, met de rijmkens er bij. Voor het Volksleven moet ik nu ook nog plaatjes maken. Ik schat het geheel der plaatjes van mijne hand op een 30 tal.
Ik hoop dat ge nu al kunt beginnen te drukken. Als plaatjes voor UITZICHT en VOLKSLEVEN (voor 't andere gedeelte is niet te illustreeren), maak ik nog een POMP. LIEVROUKEN .BROUWERIJSTRAATJE. FOLKLOR1STISCHE SPELEN, enz... Ik geloof dat ik nu alles goed heb uitgelegd. Einde November hoop ik, heel de rest te zenden! Maar dan zal ik moeten jakar geven!
Zeer hartelijk Uw Felix Timmermans.
N.B. - Ik voeg hier enkele fotos bij naar kopergravuren. Indien ge die niet met lijncliche kunt drukken, doe het dan niet. 't Best ware nog bij den TORENWACHTER, SINT GOMMARUS en mijne teekeningen te blijven niet waar?
ft.
|