LEVEN MET FELIX TIMMERMANSxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Karl Jacobs
Overgenomen uit het jaarboek 1974 van het FT Genootschap
Wie oud wordt kijkt gemakkelijker achteruit dan vooruit. Stilaan ziet men gebeurtenissen en ontmoetingen uit het voorbije leven, die de loop ervan mee hebben bepaald, in een ander licht. Veel, wat aanvankelijk toeval leek, blijkt achteraf voorbeschikking te zijn, en met dankbaarheid ziet men in, dat men in de loop der jaren van meer mensen vriendschap en vertrouwen heeft mogen ondervinden dan men tot dan toe heeft willen geloven.
Tot de gelukkigste gebeurtenissen in mijn leven reken ik de kennismakig met Felix Timmermans.
Aan de oorsprong ervan lag een toeval en een besluit. Op een internationaal studentencongres ontmoetten Duitse en Vlaamse studenten elkaar. De Vlamingen waren onder de indruk van het enthousiasme der Duitse 'Wandervogel' voor de figuur van Pallieter, en nodigden ons derhalve naar Vlaanderen uit. "Zullen wij er ook Felix Timmermans kunnen leren kennen ?" Dat bleek in een landje, waar iedereen elkaar en, vooral alle prominenten kende, geen probleem.
Timmermans ontving ons in zijn buis in Lier met de hem eigen hartelijkheid : een forse, gedrongen man met een breed en goed gevormd gezicht, weelderige haargroei en een fascinerende glimlach. Onze geestdrift voor zijn boeken deed hem goed. Het interesseerde hem te vernemen waarom zijn werk in Duitsland zo goed onthaald werd, maar hij wilde evenzeer weten hoe dit land en dit volk, dat hij bij een bezoek aan zijn uitgever in Leipzig slechts vluchtig had leren kennen, bezig was op te staan uit zijn oorlogsellende.
De beroemde schrijver, die bovendien twintig jaar ouder was dan ik, praatte zo los en ongedwongen met zijn gasten, dat het studentje dat ik toen was ik moet bekennen : na lange en gerechtvaardigde twijfel! tot de gastheer een dubbel verzoek richtte.
Ten eerste verzocht het studentje Timmermans, die toen al in Nederland en Vlaanderen een goede naam had als verteller en voorlezer uit eigen werk, ook in Duitsland te willen optreden hoewel hij zo goed als geen Duits sprak. Het studentje zou dat wel voor mekaar krijgen.
En ten tweede zei de student, die net zijn eerste literaire sporen verdiend had maar die zo goed als geen Nederlands kende , dat hij er een erezaak van zou maken Timmermans in het Duits te vertalen. Dat was een vermetelheid op het randje af van de brutaliteit, en had de student zijn woorden weer kunnen inslikken, hij zou het ongetwijfeld gedaan hebben.
Doch van het eerste ogenblik van de ontmoeting af had er een zo hartelijke en zo vanzelfsprekende sympathie tussen ons bestaan, dat Timmermans op de beide voorstellen ja zegde. Geen van ons beiden kon toen vermoeden dat dit het begin zou zijn van een vriendschap die over het Derde Rijk en de Tweede Wereldoorlog heen zou duren tot aan de dood van de schrijver, bijna twintig jaar later, en die nog nadien door de familie Timmermans verder in stand zou worden gehouden.
Het studentje-van-toen kon de Westdeutscher Rundfunk en enkele literaire clubs in Keulen en Essen voor Timmermans interesseren. De lezingen wekten groot enthousiasme. Sindsdien kwam de schrijver jaar na jaar, in het voorjaar en in de herfst, naar Duitsland, naar Zwitserland, naar Oostenrijk, tot in Hongarije toe. Zodra hij in Duitsland was, woonde hij in Essen, maakte deel uit van ons gezin, speelde met de kinderen en beschouwde onze vrienden als zijn vrienden.
Vóór hij de eerste maal in Duitsland een lezing hield, had hij Duits willen leren. Maar hij had er slechts een paar uren de tijd voor gevonden. Ik vreesde een ramp. Er bleef niets anders over dan op zijn hotelkamer de voorziene teksten samen in te oefenen. Timmermans had een zeer fijn gehoor en een oorspronkelijke, intuitieve verhouding tot de taal, en leerde dan ook verbazend snel. En precies het ietwat komisch-onbeholpene van zijn debiet maakte de charme van zijn voordrachten uit; vooral in het Rijnland beleefden de toeschouwers genoegen aan zijn Nederlandse tongval. Later heeft Timmermans uitstekend Duits geleerd, niet zozeer door systematische studie als wel door praktische oefening, zodat hij zelfs in de conversatie los en soms creatief met het Duits wist om te springen. Het overkwam hem te zeggen dat hij het nu niet meer 'perfecter' mocht leren, want dat dan de charme van zijn voordrachten verloren zou gaan...
Ook de student had intussen Nederlands geleerd en begon te vertalen. Niet de grote romans, die bij de Insel-Verlag verschenen en die vertaald werden door een Vlaming die bij Insel zelf werkte, maar wel vele korte novellen en verhalen, die in Duitse dag- en weekbladen en tijdschriften het licht zagen.
Toeval ? Voorbeschikking ?
Ik geloof dat hier twee mensen elkaar hadden ontmoet die op dezelfde golflengte uitzonden. Het was sympathie op het eerste gezicht, en bij nadere kennismaking kwamen steeds meer contactpunten aan het licht, zowel op artistiek als op religieus en politiek gebied.
Het bleef niet bij vertalen alleen.
Ik interesseerde mij voor het toneel en schreef theaterstukken. Natuurlijk kreeg Timmermans ze te lezen. Van hem waren reeds enkele boeken tot toneelstukken bewerkt door de Nederlander Eduard Veterman en zowel in Nederland als in Vlaanderen opgevoerd. Timmermans interesseerde zich voor mijn pogingen, en daaruit ontstond een samenwerking, die aanleiding gaf tot veelvuldige gesprekken en brieven over principiele en over detailkwesties. Eerst bewerkte ik Het Kindeke Jezus in Vlaanderen, dat hij dan weer uit het Duits in het Nederlands vertaalde ; dan schreven wij gezamelijk Die sanfte Kehle, een stuk dat de Lierse historic van de 'koninklijke vlaai' uitspon en dat in Duitsland, na de succesrijke première in Keulen, meer dan honderd keer door belangrijke theaters in Hamburg, Leipzig, Essen en Mannheim vertoond werd. Timmermans, die met zijn vrouw en een bevriende familie naar de première gekomen was, was verscheidene keren op het toneel geroepen en nam het applaus van zijn vele vereerders gezapig maar zichtbaar blij in ontvangst. De creatie in de KNS te Antwerpen verliep minder gelukkig. In Vlaanderen moest Timmermans altijd rekening houden met bedrijvige tegenstrevers.
Tijdens de oorlog verbleef ik als tolk in Gent. In de eerste dagen van de bezetting reed ik naar Lier om te zien hoe de familie Timmermans de schrik van de overrompeling had doorstaan en wat ik voor hen zou kunnen doen. Timmermans was nog maar sinds enkele dagen weer thuis. Hij en zijn gezin waren mee op de vlucht geslagen, maar bij de Franse grens in de buurt van Menen waren ze niet meer verder geraakt.
Timmermans was letterlijk ontdaan. Bij alle vrolijkheid en bij alle geneigdheid tot optimisme was hij in de grond een angstig en kwetsbaar man. Bovendien was zijn hartletsel er met de jaren niet op verbeterd, zodat hij zich niet meer opgewassen voelde tegen de verschrikkingen van een oorlog en de vermoeienissen van de vlucht. Zijn geloof in de goedheid van de mens was aan het wankelen gebracht. Het enige wat hem gelukkig maakte, was dat hij met zijn familie weer in zijn vertrouwde omgeving was teruggekeerd, in zijn geliefd (en gelukkig gespaard gebleven) Lier. Het was een treurig weerzien, maar ik werd spoedig gewaar, dat de oude vertrouwelijkheid tussen ons niets geleden had. Ik heb Timmermans in de oorlogsjaren nog vaak ontmoet, sporadisch in Lier, vaker in Antwerpen, o.a. bij de uitreiking van de Rembrandtprijs, waarmee de Hamburgse universiteit hem vereerde. Hij ervoer die prijs als een eerbetuiging, maar besefte tegelijk zeer goed dat de hele zaak in de gegeven omstandigheden een politieke bijsmaak had, die hem niet zinde. Tegenover het regime dat in Duitsland aan de macht was stond Timmermans, die alleen kunstenaar wilde zijn en wiens aanzien in Duitsland uitsluitend op zijn literaire prestaties berustte, geheel en al vreemd.
Mijn plan om zijn boek over Brueghel voor het toneel te bewerken kreeg zijn instemming en gaf nog eenmaal aanleiding tot de intense samenwerking van vroeger. Het stuk werd op vele plaatsen in Duitsland een succes, in Antwerpen niet.

Ik had bij het snuisteren in Vlaamse almanakken en volksboeken vastgesteld dat de Vlamingen rijk waren aan verhalen en grappen in de trant van Uilenspiegel. Oud, wijd verspreid volksgoed. Dat interesseerde Timmermans vanzelfsprekend. Hij moedigde mij aan om het te verzamelen en uit te geven. Hij gaf mij aanwijzingen, en zijn aanbeveling opende voor mij vele deuren van privébibliotheken en uitgeversarchieven. Toen het boek klaar was, leverde hij een reeks illustraties. Het boek verscheen ook in het Nederlands, met zijn tekeningen, bij Elsevier onder de titel Lachend Vlaanderen.
In het voorjaar van 1944 moest hij een afspraak afzeggen, omdat een hartaanval hem bedlegerig had gemaakt.
Het bericht van zijn dood in januari 1947 las ik in de krant. Een tijdlang bleef het contact met Lier uit.
Op een dag midden in onze na-oorlogse ellende reed een Belgische wagen bij ons huis, dat half in puin lag, voor. Lou Aspeslagh, Timmermans' schoonzoon, wilde weten of wij de oorlog overleefd hadden, bracht voor onze kinderen chocola en bananen mee de eerste bananen van hun leven ! en vertelde ons van de zachte dood van Timmermans en van zijn laatste levensjaren, die overschaduwd waren geweest door de beschuldiging van collaboratie. Ik werkte in die tijd aan een biografie van de schrijver, die in 1949 verscheen.
Lia Timmermans, die intussen ook de pen was gaan hanteren, stelde voor, ze in het Nederlands te vertalen. Haar uitgever was echter terecht van mening dat de dochter van de schrijver genoeg eigen herinneringen te boek te stellen had, en zo werden de rollen omgekeerd : Lia schreef haar boek Mijn Vader, en ik vertaalde het voor de Insel-Verlag in het Duits.
Na de oorlog verminderde de belangstelling voor het werk van Timmermans niet. Adriaan Brouwer verscheen nog in het Duits evenals de dichtbundel Adagio, verder, door mij vertaald, Naar waar de appelsienen groeien, zijn bekoorlijk, idyllisch vakantiedagboek Minneke-Poes en, onder de titel Die unsichtbare Hand, een aantal minder bekende verhalen.
Het contact met de familie Timmermans, zowel met mevrouw als met de kinderen, bleef dus bestaan. Ik reisde ook weer naar België, bezocht de familie te Lier en te Oostende, sprak in het Nederlands over Timmermans op een feestzitting in de abdij van Averbode en ontmoette Ernest Claes, met wie ik het natuurlijk over Timmermans had. Bij de 25e verjaardag van zijn overlijden, in 1972, kon ik ervoor zorgen dat de tentoonstelling van zijn schilder- en tekenwerk ook naar Duitsland kwam ; zij lokte in Essen, Munster, Hannover, Frankfurt en Osnabrück talloze bezoekers en scherpte de belangstelling voor de schilder-schrijver weer aan, nadat het rond zijn letterkundig werk, deels ten gevolge van ongunstige ontwikkelingen in de uitgeverswereld, in Duitsland stiller geworden was.
Tentoonstellingen duren enkele weken, in het beste geval een paar maanden, en verzinken dan weer in de vergetelheid. Gelukkig heeft het Mercatorfonds de herinnering eraan bestendigd door een boek over de mens, de schrijver, de tekenaar en schilder Felix Timmermans, waarvan ook een Duitse vertaling verscheen. Dat ik die vertaling heb mogen maken en er nog enkele bijdragen aan heb mogen toevoegen, beschouw ik als de afsluiting en de bekroning van mijn nagenoeg vijftigjarig "leven met Felix Timmermans".
****************
|