DE WEERKLANK VAN DE HARP.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Jose De Ceulaer
Overgenomen uit het jaarboek1975 van het FT Genootschap
Toen in 1916 "Pallieter" verscheen, was dat een werk van een auteur die nog zo goed als onbekend was. Alleen de lezers van "De Nieuwe Gids" hadden het, reeds sedert augustus 1912, als "feuilleton" leren kennen. De stem van de schrijver bracht een nieuw geluid in de Nederlandse literatuur, ook voor de weinigen die de "Schemeringen van de dood" reeds hadden gelezen. De weerklank ervan drong tot ver buiten de literaire kringen en de grenzen van het Nederlandse taalgebied door.
Zestien jaar later, bij het verschijnen van "De Harp van Sint-Franciscus", was de situatie geheel anders. Nagenoeg iedereen had reeds lang zijn eigen standpunt tegenover Felix Timmermans ingenomen, velen hadden het inmiddels aangepast aan de veranderende omstandigheden. Sedert de publikatie van "Pieter Bruegel", in 1928, was er geen roman van Timmermans meer verschenen. Gedurende vier jaar had hij zich nagenoeg uitsluitend geconcentreerd op het schrijven van zijn Franciscusroman, die hij reeds lang had gepland en waarop hij in 1926 een prelude had geschreven, "Het Hovenierken Gods", nadat hij een jaar tevoren Assisi had bezocht om het milieu te leren kennen waarin Franciscus was opgegroeid. Juist in die periode van "De Harp", had zich de vernieuwing van de roman in onze literatuur voorgedaan en was een nieuwe generatie prozaschrijvers in de belangstelling gekomen. Daardoor verscheen "De Harp" in een geheel ander literair klimaat dan "Pallieter". De bodem waarop zijn Franciscusroman groeide, had de invloed van die klimaatverandering nog niet ondergaan ; pas in zijn "Boerenpsalm" zou Timmermans zich in enige mate aan het nieuwe klimaat aanpassen, zonder dat hij zijn persoonlijke visie prijsgaf.
De bedoeling van deze bijdrage is na te gaan weke weerklank "De Harp van Sint-Franciscus" had in de tijd waarin het boek verscheen.
Hoewel de auteur zelf in zijn opdracht over "verbeeldingeskes" spreekt, zoals hij in die van "Het Kindeken Jezus in Vlaanderen" over "tafereelkens" had gesproken, verantwoordt de structuur van het werk toch de gebruikte ondertitel "roman", meer dan dat het geval was voor "Pallieter" en "Het Kindeken Jezus in Vlaanderen". Bij de beoordeling van het werk diende echter rekening te worden gehouden met het feit dat het tot de hagiografie behoort.
De hagiografie had oorspronkelijk nagenoeg uitsluitend de bedoeling de lezer te stichten. Geleidelijk ontwikkelde ze zich in de beste gevallen tot een genre dat tot de literatuur mag worden gerekend. Men zou de vraag naar de weerklank van "De Harp" kunnen splitsen in twee vragen : hoe kwam het werk als heiligenleven over en hoe als literair werkstuk?
Bij de beoordeling ervan bleek inderdaad voor de enen de eerste vraag, voor anderen de tweede te primeren. Over het algemeen echter steunde het oordeel over het boek als heiligenleven zeer dikwijls niet alleen op de toon, maar ook op de stijl en de taal die door de auteur werd gebruikt, zodat een splitsing van de vraag mij voor de meeste gevallen onvoldoende verantwoord leek. Dat wordt duidelijk als men b.v. de bespreking van Ernst Groenevelt in de "Avondpost" van 17 juli 1952 leest. Volgens hem is de Franciscus van Timmermans in de eerste plaats een Vlaamse Franciscus : "Vlaams om de sfeer, Vlaams om de geest van het boek ; ook Vlaams door de taal van Timmermans". Het colofon waarin Timmermans zegt dat hij het boek opgedragen heeft aan enige "simpele mensen uit onze straat", interpreteert hij aldus : "Kijk het is alsof Felix Timmermans ermee willen zeggen heeft : mijn volk heeft aan die geleerde boeken over Sint-Franciscus niets. Mijn Vlaamse volk is een primitief volk en het is dus goed dat ik deze schone heilige figuur zo aan hen voorstel, dat zij hem kunnen zien en horen en begrijpen met hun eigen verstand en hart." Daar heeft Groenevelt geen bezwaar tegen, maar, zegt hij, Timmermans heeft zijn boek niet alleen voor de simpelen van zijn straatje geschreven, "het is een boek in de literatuur dat zich erkend wenst te zien". En daarvoor heeft het "te weinig geestelijke diepte". Hij heeft vooral bezwaar tegen de "honderdduizend verkleinwoordjes" die hij erin geteld heeft. "De grote fout in dit werk is, dat de simpelheid van een Franciscus een andere is dan de simpelheid van het Vlaamse straatje."
In het "Weekblad van Rotterdam" van 25 juli 1952 legt J.M IJssel de Schepper-Becker eveneens de nadruk op het Vlaams karakter en de naïviteit van het boek. Niettemin heeft ze grote bewondering voor de beeldende kracht van Timmermans' taal en de gaafheid van het geheel.
In zijn over twee dagen gespreide bespreking in "De Maasbode" van 8 en 9 juli 1932 gaat V.D. uit van de vaststelling dat er een essentieel verschil bestaat tussen "de tastbare, zinnenzware Vlaamse vreugde voor het boordevolle leven, die in Pallieter trilde" en de "troubadouriale, Provencaalse levensmin" van Franciscus toen hij zijn hart nog "aan de glansen der wereld verpand had". De kunst van Timmermans is begrensd gebleven "door de Vlaamse horizont, misschien zelfs door de horizont der kleine Vlaamse stad. Door een bewust-gecultiveerde primitiviteit behield hij in zijn taal en voorstellingswijze al de kleurrijke oorspronkelijkheid van het Vlaamse volkseigen, in zijn levensaanvoelen de naïviteit de innigheid, de gemoedswarmte van het Vlaamse karakter..." Zomin als hij diep genoeg kon peilen in "de kosmische en tragische accenten" in het innerlijkste wezen van Pieter Bruegel, heeft hij de grootsheid van Franciscus in zijn kern aangevoeld. Hoewel het boek hem in psychologisch opzicht helemaal niet voldaan heeft, meent V.D. dat Timmermans door zijn "boeiende vertelkracht", velen, simpele mensen zowel als hoog-ontwikkelden, nader tot Franciscus zal brengen.
De "Limburger Koerier" van 9 juni 1932 gaat uit van deze vaststelling : Wat Conscience eens was, is Felix Timmermans thans : een volksschrijver van ongewone populariteit.
De recensent bepaalt zijn vooraf ingenomen standpunt als volgt : "Men weet wat men aan Timmermans heeft. Z'n boeken stellen nooit teleur, maar ook verrassen ze nooit.
De Timmermans-aandelen zijn vast, zijn constant, dalen niet, maar stijgen ook niet. Wie een Timmermans koopt, weet, dat hij danig lachen zal om die leuke lolletjes en grappige prentjes... niet het minst om dat gegarandeerd sappige Vlaams, dat in olijkheid met geen andere taal ter wereld vergeleken kan worden." Hij heeft nu ook een boek over Franciscus geschreven. En wel geen mens za gedacht hebben, dat het een heiligenleven worden zou. En een heiligenleven is het dan ook niet geworden. Om de heiligheid van Franciscus te doen uitkomen heeft hij hoogdravende zinnen gebruikt en ze afgewisseld met "Lierse lollekes".
Het boek is niet sober, niet intens, niet diep, niet ernstig genoeg, maar toch "zeer lezenswaardig".
De heer Timmermans schijnt zich geroepen te voelen nog steeds te blijven pallieteren, schrijft B. v. Noort in de "Nederlandsche Bibliographic" van oktober 1932. Hij vindt het gehele boek te uitbundig, te veel ingesteld op de uiterlijkheid. De sfeer van het boek past niet bij de geest van Franciscus, is zijn besluit.
Roel Houwink spreekt in het maandblad "Den Gulden Winckel" van oktober 1932 de mening uit dat er weinig echt religieus gevoel in "De Harp" te vinden is en dat de voorstelling van het geloof gewild-primitief is. ,,Het verschijnen van dit boek is een aanslag op de goede smaak van het lezend publiek", schrijft hij. Als voorbeeld van smakeloosheid citeert hij : Maar hoe is een moeder? Als een van haar kinderkes gekist wordt, doen ze 't nog wollen kouskes en een flanellen ponneken aan.
Precies hetzelfde citaat werd reeds vroeger, in "De Tijd" van 2 juli 1932, door Anton Van Duinkerken gebruikt. Maar hij liet het door deze zin voorafgaan : "Soms vindt hij woorden, die door geen gedicht te verbeteren zijn in hun directe, klare eenvoud". Later haalde ook Antoon Coolen die woorden aan en hij citeerde daarbij ook nog de zinnen die er onmiddellijk op volgen : "Franciscus ging wetens en willens naar d'armoe, maar dat plezier kost hij haar toch met weigeren en ze vroeg het zoo schoon, van een schoon kostuum aan te doen". Coolen citeerde niet helemaal juist. De originele tekst is : "...ze vroeg het zoo schoon, van een goed kostuum aan te doen, een gebakken kieken mee te nemen, een fleschken ouden wijn, en ook wat geld op zak te steken".
Ik neem het citaat echter over om de commentaar van Coolen erbij : "Dit, deze visie, van de allerhoogste humor die verblijdt en ontroert en diep aangrijpt, bepaalt de ganse toon van het boek..."
De bespreking van Antoon Coolen verscheen in het "Noordbrabantsch Dagblad Het Huisgezin" van 2 december 1933. Hij schrijft daarin ook : "Timmermans heeft Franciscus in al zijn grootheid gezien en doorschouwd. Hij heeft hem vooral in al zijn levensmoed en beminnelijkheid gezien en gestalte gegeven in de verrukkelijke bladzijden van zijn boek, waaruit u in de grote adem der aarde de grote adem der eeuwigheid toewaait."
De recensie van Anton Van Duinkerken werd opgenomen in zijn "Twintig Tijdgenooten". Hij schrijft daarin: "Tegenwoordig schijnen veel mensen te denken, dat iemand slechts een goed criticus kan zijn, als hij de boeken van Felix Timmermans burgerlijk en vervelend vindt." Zelf bekijkt hij ze wel anders : "Wanneer Timmermans, of gelijk welk ander schrijver, nooit iets had voortgebracht dan dit nieuwste Franciscusleven, werd hij er op slag beroemd mee, omdat het zo goed geschreven is en zo warm gevoeld, van het begin tot het einde."
Verder komt hij nog terug op de miskenning van Timmermans : "De betrekkelijke afkeer van Timmermans, die in de laatste jaren toeneemt onder Nederlandse intellectuelen, is hierom reeds zo merkwaardig, dat dezelfde mensen 'Pallieter' hebben toegejuicht toen ze het lazen, zonder al die bezwaren te maken, terwijl ze nu zeggen : 'het is weer net als Pallieter geschreven', als beduidde dit, dat het slecht geschreven zou zijn! lemand, die 'De Harp van Sint-Franciscus' helemaal aandachtig leest (en dit doet men spontaan, als men zonder vooroordeel eraan begint) zal toch moeten toegeven, dat dit boek gebouwd is met een dramatisch inzicht, dat men in de schrijver nimmer had vermoed, zelfs niet, of zeker niet, als men zijn toneelspelen kende! Zijn stijl is verstild en gerijpt, minder uitbundig, maar nog even hartelijk als vroeger, even fris als in het 'Kindeke Jezus in Vlaanderen', maar thans dieper van toon."
In zijn bespreking zegt Van Duinkerken ook nog dat het boek geen stichtend heiligenleven meer is, maar "een vervoerend gedicht". Hij beklemtoont dat Timmermans, hoewel hij de reputatie geniet, gesloten te zijn voor tragische conflicten, omdat hij zulk een oppervlakkig gemoed zou hebben, de tragiek van Franciscus smartelijk doorvoeld heeft, maar verzoenend weergegeven, en is vol lof voor de prachtige dramatische opbouw van Sint-Franciscus' le-vensgang, waardoor zijn boek "pakkender" is als dat van Jörgensen.
Het oordeel van Maurits Uyldert was heel wat ongunstiger. In zijn uitvoerige bespreking voor het "Algemeen Handelsblad" van 19 november 1932 is geen enkel woord te vinden dat op enige waardering zou kunnen wijzen. Hij heeft in het boek geen glimp van Franciscus' wezen en aard gevonden. Timmermans blijft altijd diep, diep beneden zijn onderwerp. Pallieter is tot geen extatische vergeestelijking bij machte... Hij beeldt Sint-Franciscus niet uit, hij praat alleen maar over hem en het kinderlijke van de Heilige wordt in zijn verhaal kinderachtig.
In "De Rotterdammer" van 50 juli 1932 gaat A. Wapenaar van de blijkbaar door velen gedeelde mening uit dat Timmermans geen psycholoog is. Men mag dus van hem ook niet vragen dat hij diep zou doordringen tot de psyche van Franciscus. Maar; voegt hij eraan toe, dan is er dit bezwaar : "dat hij aan de buitenkant staat te vertellen, en toch ook telkens met de binnenzijde van zijn held te doen krijgt, zonder het geestelijk niveau van de binnenkant te benaderen." Timmermans heeft Franciscus al te romantisch in de bloemen gezet, schrijft hij en hij voegt er deze bekentenis aan toe, waarmee de ongunstige weerklank van het boek in Nederland voor een belangrijk deel kan worden verklaard : "Een Roomse gemeenzaamheid met het heilige en de heilige is ons, Protestanten, te suikerzoet op de tong." Hierbij wil ik even herinneren aan wat de katholieke krant "De Tijd" op 8 december 1917 over "Het Kindeken Jezus in Vlaanderen" schreef : "Ik kan het Kind-Jesus-verhaal niet genieten in de half-komische, half-mystiek doende omlijsting... ; dit lijkt mij niet te vallen binnen het kader van de 'letterkundige omciering',(1) veeleer te behoren tot wansmakelijke en smakeloze Vlaanderen-adoratie, die zich inbeeldt met valse mystiek het hoogstheilige te mogen fatsoeneren naar willekeur. Later, op 8 maart 1919, bleek "Het Centrum" die mening te delen voor zover de mogelijkheid dient te worden uitgesloten dat beide anonieme besprekingen uit dezelfde pen zijn gekomen en gebruikte de recensent de term "ongewilde profanatie". Karel Van den Oever, die toen in Baarn verbleef en daardoor goed geplaatst was om te weten waar hij over sprak, reageerde daarop in een artikel dat hij op 10 maart schreef en dat op 22 maart in "Het Centrum" werd opgenomen. Hij betoogde dat er, spijt psychologische tekortkomingen, van profanatie geen sprake kon zijn. Hij voegde er dit aan toe :
"Het Hollandse protestantisme verdraagt onze Vlaamse familiariteit niet met de heilige zaken des geloofs en ik zal het de Hollandse katholieken niet kwalijk nemen, dat, ongewild dit Calvinistisch rigorisme hen ook enigszins in het bloed gegaan is." Het rigorisme waar Van den Oever het toen over had, is een element waarmee rekening moet worden gehouden als men naar een verklaring zoekt van het Nederlandse onbegrip, ook bij katholieken, tegenover "De Harp" als biografie. Het lijkt mij een van de redenen waarom in Nederland zo sterk de nadruk werd gelegd op Timmermans' Vlaamse en naïeve benadering van Sint-Franciscus.
(1) De recensent zinspeelt hier op Timmermans' opdracht van "Het Kindeken Jezus in Vlaanderen" : "In de kader en de landschappen van ons schoon en goed Vlaanderen, heb ik mij het Goddelijke verhaal van het Kindeken Jezus, zijne zoete moeder en zijn goeden voedstervader verbeeld, en met wat letterkunde in groot genoegen omcierd.
En vol van grooten eerbied draag ik deze tafereelkens aan Maria Viola, van Holland op."
Ook in Vlaanderen werd dat standpunt ingenomen, maar het leidde niet altijd tot dezelfde conclusies. Het weekblad "Ons Lier" van 17 juli 1932 schrijft dat men van Timmermans geen "zwaar-psychologische roman" moet verwachten, maar wel ,een onvergelijkelijke weergave van het menselijk doen en laten, van het menselijk hart, voor zover dit ligt buiten het gewoon-menselijke, buiten het alledaagse. Hij heeft het leven van Franciscus gezien door een sterk Vlaamse bril, maar daardoor doet hij de Vlaamse mensen ook heel wat beter de geest van Sint-Frandscus en zijn leven begrijpen. Toch laat de recensent, Leo Arras, niet na erop te wijzen dat het proza van zijn stadgenoot "taalkundig zo onbeholpen is" :
"Timmermans weet geen raad met zijn naamvallen of zijn vervoegingen. Hij weet zelfs dikwijls geen raad met de dialectische ingrediënten van zijn schrijftaal."
In "De Vlaamsche Gids" van September 1932 haalt Pol Anri een aantal voorbeelden van foutieve naamvalsvormen en vervoegingen aan en hij stelt daarbij de vraag of het onze taal en de faam van de schrijver zou schaden als hij correcter zou schrijven.
Anton Van de Velde had in "Boekengids" van juni 1932 reeds de mening te kennen gegeven dat Timmermans door de bloeiende jaren heen met opzet slordiger geworden was.
In het begin van zijn bespreking zegt hij : " 't Lijkt me dat ons in dit boek iets van de waarachtige Timmermans ontvalt." Voor hem is die waarachtige Timmermans die van "Pallieter" en "Pieter Bruegel". Hij vindt dan ook dat "De Harp" geen consequente factuur heeft. Herinnerend aan Bruegel, schrijft hij : "De pertige broek van Pieter komt door de pij van Frans te voorschijn." En verder, enigszins in contradictie met zijn visie op de waarachtige Timmermans : "Het is een boek van Felix geworden ; 't had het boek van Frans moeten zijn." Al meent hij een inzinking bij de auteur te moeten vaststellen, toch wijst hij ook positieve punten aan : Timmermans heeft zich in zijn relaas over de woelige jeugdjaren van Franciscus weten te beheersen en de laatste vijftig bladzijden zijn verinnigd en versoberd.
De dichter Gabriel Smit begint zijn bespreking in "De Gooi-en Eemlander" van 3 juni 1932 met de herinnering aan een lezing van Timmermans in een Nederlands dorpje.
De natuurlijke eenvoud van de auteur was hem toen het meest opgevallen. Die eigenschap had hij ook in zijn werken gewaardeerd, vooral in "Anna-Marie", die hij de beste van zijn vroegere romans noemt. Vaak, en niet ten onrechte, werd hem verweten dat hij later slordiger ging schrijven. Door zijn , "gewilde oubolligheid" geraakte hij op de achtergrond, maar met "Pieter Bruegel" sloeg hij weer de goede richting in en "De Harp" bevestigt dat.
Zijn Franciscus is wel een zonderling wezen, maar de gestalte van de heilige is met een zo grote aanhankelijkheid en overgave geschilderd, zijn gehele levenswandel wordt de onbevangen lezer in zulke frisse, sterke kleuren en blijmoedige gebaren voor ogen gezet, er is soms een zo warme waarachtigheid in de taferelen, dat men zich vrijwel onmogelijk aan de bekoorlijke sfeer onttrekken kan.
Smit haalt dan het begin van de roman aan en geeft er deze commentaar bij : "Dit is Timmermans in zijn geheel en op zijn best. Er is vrijwel niemand onder de hedendaagse Nederlandse schrijvers die zo scherp en zo snel een ganse atmosfeer tastbaar kan oproepen als Timmermans in het eerste zinnetje deed."
Nu is het wel merkwaardig dat die eerste zin, "De zon was gezonken als een goudvis.", door twee andere, reeds vermelde recensenten, eveneens werd aangehaald, maar negatief beoordeeld.
Anthonie Donker werd gehinderd door de "literaire inslag" ervan en Maurits Uyldert zegde dat de schrijver a1 dadelijk met de eerste zin faalt om voor zijn verhaal de juiste toon te vinden. Verscheidene recensenten hebben zich uitgesproken over de hagiografische waarde van het boek. De vraag is nu hoe de "vaklui" daarover hebben geoordeeld.
Het in Helmond uitgegeven "Maandschrift voor de leden der Derde Orde" van augustus 1932 wijdt er slechts zeven regels aan, maar het oordeel is positief. P.G. vindt dat Timmermans met het werk zeer veel goed (zal) kunnen doen, omdat de geest van Franciscus er doorheen waait en omdat alles zo schoon is verteld.
Belangrijker is de bijdrage van Pater Maximilianus in "Francis-kaansch Leven" van oktober 1932. Zijn oordeel is genuanceerd, maar positief : Timmermans heeft bewezen de moeilijke stof aan te kunnen en hij heeft vooral de tragiek doorvoeld bij wat hij noemt "het kanaliseren van Franciscus' ideaal". Ook Pater Henricus reageert positief op het boek in "Christus Koning. Weekblad van de Nederlandsche Provincie der Capucijnen en hare Missies" van 28 September 1932.
Pater Norbertus de Antverpia wijdde in 1933 een korte bespreking aan het boek in de "Collectanea Franciscana" (Assist). Hij zegt dat het met geen enkel ander kan worden vergeleken en zo persoonlijk is dat het enig is in zijn genre.
In "Boekenschouw" van 15 September 1932 schrijft Anton Reichling S.J.: "Wat Timmermans tot hiertoe schreef was een voorschool. Hier is de hand van de meester." Men kan bezwaren hebben tegen het boek, maar het belangrijkste is dat Timmermans Sint-Franciscus gezien heeft zoals Sint-Franciscus zichzelf moet gezien hebben : klein tegenover God. Timmermans vertelt hier soberder dan hij het gewend is.
In "Vox Carolina" van 25 november 1932 benadert L.W. het boek uitsluitend als hagiografie. "Als Franciscus in onze tijd leefde, schrijft hij, zou men hem zo al niet voor een krankzinnige dan toch voor een monomaan gehouden hebben ; Felix Timmermans weet ons dit heiligenleven voor te stellen zo eenvoudig, zo natuurlijk, dat ons ook het buitennissige, het extremistische als logische consequentie van Gods inwerking op de natuur voorkomt."
Maar hij heeft ook oog voor de literair-esthetische waarde, zoals blijkt uit zijn besluit : "
De harp van Sint-Franciscus is een boek dat u uw godsdienst dieper doet beseffen, een boek waaruit de geest van het evangelie u tegemoet komt; een boek dat u, al is het enkel om de schone vorm, telkens weer zult herlezen."
In een boekbespreking voor de radio heeft Lode Baekelmans op 11 januari 1933 de voorlopige balans opgemaakt : "Is men niet op weg Felix Timmermans onrechtvaardig te behandelen? Wat gisteren als een aardigheid of als originaliteit in zijn werk geprezen werd, wordt heden misprijzend als fout aangerekend. Het begon reeds met zijn "Bruegel" en ook "De Harp van Sint-Franciscus" moet het ontgelden. Vooral niet dwepen met Timmermans, schijnt thans het parool." Dat de meningen over "De Harp" zeer verdeeld zijn, vindt hij haast een bewijs dat het werk verdient gelezen te worden. Katholieke en ongodsdienstige beoor-delaars verwijten het werk gemis aan diepte en innerlijkheid. De Franciscanen en sommige critici blijken opgetogen over het verbeeldingrijke levensverhaal van de heilige van Assisi. Wat zal het publiek zeggen? Publiek en kritiek hebben niet zelden zeer uiteenlopende meningen. Hij waarschuwt ten slotte voor een voorbarig oordeel : "Wanneer Timmermans zijn levenswerk zal hebben voltooid, dan wordt de balans opgemaakt... Tijdens ons leven wordt immers bij voorkeur het minder gunstige geboekt." Hij voegt eraan toe, dat, wanneer hij in het buitenland een werk van een Vlaming in het raam van een boekhandelaar vond, het een van Timmermans' werken was. Wellicht herkende men op af stand ook ruimer en beter zip eigenaardigheid en zijn waarde.
Dat "De Harp" tot ver buiten onze grenzen weerklank had, bewijst het aantal vertalingen. Het boek werd vertaald in het Duits, Tsjechisch, Frans, Sloveens, Engels, Hindi, Zweeds, Portugees (uitgegeven in Brazilië), Chinees, Japans en Slowaaks. Van verscheidene uitgaven verschenen licentie-uitgaven en nieuwe drukken. Er kwamen zelfs twee Engelse vertalingen tot stand. De vertaling van Molly Bird werd onder de titel "The Harp of Saint Francis" door de Catholic Press in Ranchi (India) gedrukt in 1949 en door A.R. Mowbray and Co. in London uitgegeven in 1954, onder de titel "The perfect Joy of St. Francis". Onder die titel werd het ook door Raphael Brown vertaald en door Strauss and Young in New-York uitgegeven in 1952. Na twee herdrukken kwam er een licentie-uitgave in de "Image Books" (New-York) die vier herdrukken kreeg. Of dit onloochenbaar succes bij de buitenlandse lezers, ook voor de buitenlandse literaire kritiek geldt, is moeilijker te achterhalen.
De eerste reacties komen uit Duitsland, waar ook de eerste vertaling, reeds in 1932, tot stand kwam. Ze werd door Peter Mertens, een uitgeweken Vlaming, die aan het Insel-Verlag, dat het boek uitgaf, verbonden was, gemaakt en door Dr. Karl Jacobs, die zelf een fragment van "De Harp" vertaald had, dat reeds op 13 januari 1932, voor de originele uitgave bij Van Kampen werd gepubliceerd, in "Germania" verscheen, besproken in twee Duitse kranten, in 'Germania' van 14 en in de 'Deutsche Allgemeine Zeitung' van 26 oktober 1932.
Dr. Karl Jacobs meent te mogen zeggen dat de kunst van Timmermans gerijpt, verdiept en vergeestelijkt is. Vroeger schilderde hij met ongebroken tonen, nu is er een rijkdom van tussentonen, die van de feestelijke jubelklanken van het Zonnelied tot vertwijfeling afdalen. "Auch der erzählerische Stil, die Diktion, ist anders geworden, er vermeidet alles Laute, Effekthafte, ist selbstverständlicher, gemessener geworden. Der Stil strömt eine rührende, kaum zu überbietende Schlichtkeit aus. Vielleicht hat er an Farbigkeit eingebüsst, dafür ist er geschmeidiger, mannigfalter, unabsichtlicher und kontrastreicher geworden. Der knappe Satz wird bevorzugt, aber er fliesst und ist voll innerer Musik." Merkwaardig is dat Jacobs opmerkt dat de kleurenpracht van Vlaanderen in de beschrijving van de Italiaanse landschappen ontbreekt en meent dat menige lezer van Timmermans dat betreurt. Zelf gelooft hij echter dat Timmermans met opzet minder aandacht schenkt aan het landschap, omdat hij het accent van het zinnelijke naar het geestelijke heeft verlegd."Das Umweltliche ist nicht mehr Selbstzweck, es ist unter die Idee gezwungen und überwuchert sie nicht mehr."
Prof. Dr. Trusen reageerde van een protestants standpunt uit geheel anders op "De Harp" dan vele van zijn Nederlandse geloofsgenoten. Dat blijkt uit een bespreking in een protestants blad, waarvan het eerste deel op 7 en het slot op 8 december 1932 verscheen.
Hij wijst erop dat de auteur eenvoudig en eerlijk heeft naverteld wat er in de oude bronnen over Franciscus te vinden was en er een sluitend geheel van gemaakt heeft waarvan de lectuur tot het einde boeit. Hij zegt dat het hem bijzonder verheugd heeft dat de katholieke Timmermans het levensverhaal van de heilige als een tragedie behandeld heeft, waarin de historische waarheid te zien is die door de katholieke geschiedschrijvers meestal overtrokken wordt. Uit de door Timmermans beschreven conflicten met de kerkelijke overheden blijkt dat Franciscus eigenlijk thuishoort in de rij van de middeleeuwse "protestanten".
Merkwaardig is dat ook de Jezuïet Peter Lippert in "Stimmen der Zeit" vooral getroffen werd door de tragiek in het Franciscus-leven van Timmermans. Zijn bespreking werd opgenomen in zijn boek "Aufstieg zum Ewigen" onder de titel "Die Tragik der Heiligen".
Hij begint weliswaar zijn bijdrage met erop te wijzen dat het boek het werk is van een "Dichter" een woord dat in het Duits een veel ruimere betekenis heeft dan in het Nederlands en niet van een historicus en dat niet de historische, maar de legendarische, misschien slechts de Timmermansiaanse Franciscus hier uitgebeeld wordt. Hij stipt ook aan dat Timmermans soms sentimenteel wordt en aan zwart-wit schildering doet. Maar hij legt vooral de nadruk op de tragische tweespalt tussen het ideaal dat Franciscus en zijn gezellen nastreven en de harde werkelijkheid. Dat heeft Timmermans de lezer "mit unvergleichlicher Kunst nacherleben machen".
Ook in Frankrijk had "De Harp" een gunstige weerklank. "Depuis longtemps, il ne nous avait été donné une uvre aussi prenante et aussi bienfaisante." Zo begint Ch. Chenoy zijn bespreking in"La Revue des Auteurs et des Livres". Timmermans heeft een boek geschreven dat als model kan dienen voor auteurs die zich niet laten afschrikken door de formidabele taak het leven van een heilige binnen het bereik van het volk te brengen. "D'aucuns reprocheront à ce livre certaines lourdeurs passagères ou certaines déficiences dans une subtilité analyse psychologique. Soit! Mais ce n'est pas dans cet esprit de minutieuse critique qu'il faut lire ces pages débordantes de véritable vie, de réalisme familier et de christianisme authentique et intégral."
Als men een conclusie zou willen trekken nit de verschillende reacties die "De Harp" uitlokte, dan vallen de tegenstrijdigheden daarin het meest op. Het verwijt dat het meest werd gemaakt, is dat de auteur in psychologisch opzicht zou hebben gefaald en te veel aan de oppervlakte zou gebleven zijn. Over de motivering van dat verwijt bestaat nochtans geen eensgezindheid. Daarvoor bleken de standpunten van waaruit het boek werd benaderd, meestal te subjectief.
In niet-katholieke, meer bepaald protestantse kringen in Nederland werd de weerklank van "De Harp" in mindere of meerdere mate als een wanklank gehoord. Het is natuurlijk de vraag of die communicatiestoornis eerder aan het stemmen en bespelen van "De Harp" dan aan het luistervermogen van het gehoor was te wijten.
********
|