Bejaarden in rusthuizen slikken teveel (zelfs foute) medicijnen.
In een artikel van het dagblad Het Laatste Nieuws stond het nog maar eens te lezen: bejaarden in een rusthuis worden teveel medicijnen toegediend. Onlangs was het ook nog in het nieuws op televisie. Vooral antidepressiva en kalmeringspillen worden al te gemakkelijk voorgeschreven. De bejaarde betaalt gemiddeld een maandelijks bedrag van 50 Euro aan medicatie.
Ook mama hoort sinds haar opname in het rusthuis daarbij. Ze neemt als Alzheimerpatiënt het geneesmiddel Aricept (de werkzame stof van dit geneesmiddel heeft een stimulerende invloed op het zenuwstelsel), zogezegd om het hoofd toch nog wat wakker te houden. Ze neemt dat pilletje bij het avondeten.
Slechts enkele uren later krijgt ze haar kalmeringsdrankje Risperdal sol (behandelt alle vormen van schizofrenie?) en haar halve slaappil Lormetazepam (psychotroop medicijn dat op het centraal zenuwstelsel werkt; het vermindert angst en spannin-gen, werkt rustgevend en bevordert de slaap). Over wakker blijven gesproken!
Mama heeft inderdaad een hoge bloeddruk, waarvoor ze thuis ook al medicatie nam: Emconcor (beta-blokkerend medicijn voor verlaging bloeddruk en regeling hartritme). Op de maandelijkse betaalstaat vinden wij ook nog de volgende medicamenten vermeld: Sipralexa (anti-depressivum), Moxonidine (tegen verhoogde bloeddruk), Loramet comp (een ander psychotroop medicijn dat op het centraal zenuwstelsel werkt; het vermindert angst en spanningen, werkt rustgevend en bevordert de slaap)
Ik heb met onze huisarts over haar medicatie gesproken. Ik vind dat mama op korte tijd zeer snel achteruit is gegaan. Ze is er bepaald niet vrolijker op geworden en zoals elke Alzheimer-patiënt reageert zij vlug agressief.
Het is zondagnamiddag. Mama ging die dag altijd zo graag op stap. Dat weten wij, dus we gaan haar toch maar even verlossen uit het rustoord.
Ze is goed vandaag (op zijn mamas zoals wij nu zeggen), ze geniet van een portootje en wat hapjes in het late herfstzonnetje op een terrasje. Als ze hoort dat ik duifjes heb gebakken, en we die vanavond bij ons thuis gaan opeten, kan haar dag blijkbaar niet meer stuk.
Ze wil bij ons als aperitiefje nog een porto. En dan bij het duifje nog een lekker glaasje Franse rode wijn, zoals ze het vroeger ook gewend was. Och, dat kan nog wel denken wij. Ze zal vannacht goed slapen.
Veel te snel is het alweer 9 uur s avonds: het moment dat we haar stilletjes aan terugbrengen moeten. Alles gaat goed, tot we de oprijlaan inslaan van het home: Jullie gaan me hier toch weer niet naar toe doen, hé? Ze zullen me weer opsluiten, ik kan hier niet meer uit. Dat is ook zo, Mama zit op een gesloten afdeling voor dementerende oudjes. Het kan niet anders, ook al doet dit ons nog zoveel pijn. Wij begrijpen waarom, mama niet!
Gelukkig eenmaal binnen op haar kamer gaat het weer wat beter. Ze zegt zelf dat ze goed zal slapen. Ik vraag de verpleger (die zoals elke avond al klaar staat met het slaappilletje en het kalmeringsdrankje): of die pillen nu nog wel nodig zijn vanavond? Hij zal wel zien
Mama slikt braafjes haar medicatie. Zal ze vannacht, totaal verdoofd, weer in haar bed plassen?
Binnenkort is het dus al een jaar dat mama in het rustoord verblijft. We kunnen niet in haar hoofd kijken, soms lijkt ze gelukkig, maar hoe vaak poets ik niet de opgedroogde tranen op haar brilleglazen? Het is een lijdensweg voor haar, maar ook voor ons. Ik wil met dit dagboek mijn verdriet van mij afschrijven.
Het kon het echt niet meer. Wij konden niet dag en nacht voor haar zorgen. We moesten voor haar de beslissing nemen: mama moest worden opgenomen in het rustoord.
Op 2 november 2006 was het zover. Mama besefte eigenlijk (en gelukkig maar) niet ten volle wat haar overkwam. Ze had die morgen nog haar bed netjes opgemaakt. Ze verliet haar mooi en ruim appartement en moest dat inruilen voor een leefkamertje (een ziekenhuisbed, een tafel, twee stoelen, een zetel) en een badkamer. Wij hebben diezelfde dag nog ons best gedaan de kamer wat op te fleuren met haar TV en nog wat persoonlijke spulletjes. Maar toen we haar daar s avonds moesten achterlaten, brak ons hart.
Mama woonde nog steeds zelfstandig op haar appartement en had zelf niet het minste ziektebesef. Ze had voortdurend meer hulp nodig. Zelf eten maken lukte niet meer. De was doen werd onmogelijk, het strijken werd vergeten, poetsen deed ze de hele dag door, ze begon steeds opnieuw.
Midden in de zomer kwam ik haar in een winkel op ons dorp tegen met haar winterjas aan (ze had het koud was haar uitleg). Langzaam verloor ze al haar mogelijkheden om voor zichzelf te zorgen en ze was alle besef van tijd kwijt. Alleen zij vond dat er nog niets aan de hand was, alleen wat vergeten!
Ondanks onze dagelijkse zorgen, verloor ze in enkele maanden tijd 15 kilo. Er bleek na inwendig onderzoek niets mis te zijn. Alzheimer had er blijkbaar niet genoeg aan met het kapot maken van haar hersens, neen, hij was bezig haar helemaal op te vreten.
Dus na de zomervakantie gingen we naar de neuroloog voor onderzoek. De diagnose was vlug gesteld: mama had dementie van het type Alzheimer. Op dat moment stond de wereld voor ons even stil. Haar vader heeft dezelfde ziekte gehad. We weten maar al te goed wat Alzheimer met een mens doet: Grootvader leefde jarenlang, "zonder erbij te zijn".
Het moet zowat twee jaar geleden begonnen zijn. Mama was toen 75 jaar.
Wij, haar kinderen (ik, haar dochter Ellen en mijn man Arsène) hadden het wel door dat het bij mama niet alleen vergeten was. Er haperde iets meer. En op onze laatste reis samen naar de Provence, waar ze na de dood van haar man, altijd met ons naar toe ging, werd het ons duidelijk. Mama vond haar slaapkamer niet meer terug, midden in de nacht kleedde ze zich aan in de veronderstelling dat ze een middagdutje had gedaan, ze merkte niet eens meer op dat het buiten donker was