Niet enkel in West-Berlijn, maar ook op de andere delen van het Oostfront trachtten de uitgeputte Duitse troepen nu met de moed der wanhoop aan gevangenneming door het Rode Legerte ontsnappen. Daarbij bekommerden zij zich nog weinig of niét om hun ultieme opdracht te vervullen ,t.t.z. : de vlucht van de burgers naar het westen dekken.
Omsingelde eenheden vielen uitéén en losten zich op in de bossen en de moerassen. Voor de ingesloten divisies in Koerland en bij Danzig bestond er geen mogelijkheid meer om te ontsnappen, buiten een levensgevaarlijke boottocht over de Oostzee. Van deze schepen werden er een tiental getorpedeerd door Russische duikboten ,waaronder de "Wilhelm Gustloff" en de "Goya" ,met samen een 20.000 (!) slachtoffers. Ook al ontsnapten er een paar overladen schepen naar Zweden en Denemarken: het gros van de achtergebleven troepen capituleerde tenslotte op 9 mei.
In Tsjechoslovakije was sinds begin mei een onrijpe en ondoordachte "volksopstand" uitgebroken tegen de bezetter ,maar het verdeelde Verzet moest al snel hulp van buitenaf afsmeken. Het kreeg die uit onverwachte hoek ,namelijk twee rebelerende Vlassov-divisies ,die hun vroergere Duitse bazen uit Praag verdreven om vervolgens naar Oostenrijk uit te wijken en daar in Britse gevangenschap te gaan.
Het gros van de Wehrmachttroepen in West-Pommeren werd zonder veel animo achtervolgd door Rokossovski. Deze maakte op 3 mei bij de Lübecker Bucht in Wismar contact met de Britten en was zodoende verplicht zijn offensief af te breken. Een hautaine Montgomery aanvaardde op 4 mei op de Lüneburger Heide de onvoorwaardelijke capitulatie van alle Wehrmachtonderdelen in Nederland, Noord-Duitsland en Denemarken en liet die van het Oostfront - met mondjesmaat én ontwapend - door zijn frontlijnen trekken waardoor ze grotendeels aan Russische gevangenschap ontsnapten. De burgervluchtelingen liet hij niét door ,waardoor dezen ten prooi vielen van de Rode soldateska.
Van het 200.000 man sterke omsingelde 9.Leger slaagden er 40.000 in op 2 mei ten zuidwesten van Berlijn naar hun kameraden van het 12.Leger door te breken, om drie dagen later broederlijk verenigd - doch sterk uitgedund - bij de Elbe in Amerikaanse gevangenschap te gaan. Maar overal moesten de verslagen Duitse legers met verbijstering vaststellen dat de samen met hen gevluchte burgers niét door de geallieerden werden toegelaten, en onverbiddelijk naar de Russen werden teruggestuurd.
Waar deze aftocht naar het westen mislukte pleegden ontelbare vrouwen met hun kinderen, maar ook partijleden en officieren, zelfmoord. Soms sloeg de panische schrik voor de "Rode Beesten" zodanig toe in de eindeloze karavanen uitgeputte vluchtelingen dat deze hysterie leidde tot een massale collectieve zelfdoding. Het meest dramatische incident gebeurde begin mei in Demmin, een klein stadje in West-Pommeren, waar de aftrekkende Duitse troepen de bruggen over de Peene-rivier te vroeg opbliezen en daardoor de vlucht naar het westen van 30.000 berooide Oost-Pruisische burgers blokkeerden. Eén kerkhofregister van Demmin vermeldt voor deze hallucinante meidagen achter 825 namen koudweg "Freitot"...(google 'Demmin' voor meer toelichting !)
Nog gruwelijkere taferelen speelden zich af in Oostenrijk, waar het Britse leger van generaal Alexander op 8 mei vanuit de Italiaanse Alpen tot Graz was opgerukt. Duitse troepen vanuit Joegoslavië poogden nog tot een week nà het officiële einde van de oorlog, samen met de Vlassov-divisies (Russische collabo's ,zie hoger) en Kroatische Ustachi-eenheden, al vechtend de Britse lijnen te bereiken, achtervolgd door het Rode Leger en de Tito-partizanen. Maar deze Russische "verraders" werden ,kort na hun gevangenname door de Britten ,opbevel van Churchill door de Britse troepen terug aan de Sovjets uitgeleverd, die hen ter plekke massaal terechtstelden. Het vermoedelijke aantal gefusilleerden - 35.000 astublieft ! - kon nooit officieel bevestigdworden omdat hun lijken onmiiddellijk werden verbrand...
Ondertussen openden de geallieerden de jacht op de nazi-kopstukken en de oorlogsmisdadigers: 150.000, volgens de lijsten die ze samen met de sovjets moeizaam hadden opgesteld. Tweederden kon nooit opgespoord worden omdat ze ofwel onder een valse identiteit waren ondergedoken, ofwel tijdens de laatste maanden van de oorlog gesneuveld waren of zelfmoord hadden gepleegd.Een typisch voorbeeld uit de duizenden persoonlijke "Endlösungen" is het lot van "Treuer Heinrich" (Reichsführer SS Heinrich Himmler). Tijdens zijn mislukte heimelijke pogingen om, via de Zweedse graaf Bernadotte, met de Brittenvredes-onderhandelingen op te starten had hij wel als teken van goede wil een 15.000 K.Z-gevangenen moeten vrijlaten, o.a. uit het vrouwenlager van Ravensbruck. Die werden in ijltempo met witte bussen van het Zweedse Rode Kruis, tussen de frontlijnen door, via Denemarken in veiligheid gebracht. Maar bij deze transactie was hij op 29/4 ternauwernood aan een moordeskader van de Führer ontsnapt en trok zich daarom op 2/5 met zijn staf lafhartig "uit de zaken terug". Met andere woorden: onze "Treuer Heinrich" deserteerde, een misdaad waarvoor zijn eigen "vliegende snelrechters" op zijn bevel de laatstemaanden duizenden losgeslagen militairen onverbiddelijk hadden opgehangen...Samen met een paar naaste adjuncten vermomde hij zich als gewone Wehrmachtsoldaat, trok op 12/5 over de Elbe en dook onder in de anonimiteit van een Brits krijgsgevangenenkamp. Himmler werd echter op 23/5 herkend en beet tijdens zijn eerste ondervraging een cyaancapsule stuk. Exit Treuer Heinrich...
Ook "Verrader Göring" ontkwam slechts ternauwernood aan Hitlers banbliksems : hij werd in Tirol op bevel van Bormann gevangen genomen door de SS ,maar kort daarop bevrijd door zijn Luftwaffe-lijfwacht. Begin mei werd hij, gekleed als houtvester door de Amerikanen 'ontmaskerd' en - zéér tot zijn verontwaardiging - samen met heel zijn hofhouding (en een hele kolonne drietonners beladen met zijn "persoonlijke" kunstschatten !) gearresteerd. Hij mocht nog een jaar de primadonna spelen op het showproces van Nürnberg maar nam in de nacht van 30 september '46 ,juist vóór zijn terechtstelling ,vergif in om aan de galg te ontsnappen.
Op de brede Hindenburgdamm ,vol stukgeschoten bomen en hopen huispuin , leek het verkeer van de Russische bevoorradingscolonnes sinds de laatste dagen nog toegenomen. Een aaneengesloten snoer van volgeladen huifkarren, bespannen met kleine ruige steppepaardjes, stroomde traag naar het centrum van Berlijn, waarboven nog steeds zwarte brandwolken uittorenden. Een ver gerommel van kanonvuur, onderbroken door korte huilbuien van de Stalinorgels, herinnerde er Joseph aan dat het afslachten onverminderd voortduurde in de gloeiende puinhopen van de Rijkshoofdstad.
Als om dit nog te beklemtonen lagen of zaten op de panjekarren, die uit de hel terugkeerden, af en toe een paar gewonde sovjetsoldaten met bebloed omzwachteld hoofd mistroostig voor zich uit te staren.
"Uitgediend kanonnenvlees..." dacht Joseph hardop, " maar voorlopig hebben ze het toch nog overleefd..."
Velen hadden niet zo'n geluk gehad, want op de lange weg terug naar huis bemerkte hij hier en daar in een parkje of een voortuin kleine, haastig ineengetimmerde mausolea van criant rood geschilderde boomstammen, bekroond met een ruwe sovjetster...Bij de Russen hadden tien doden samen recht op één ster, herinnerde hij zich...De gesneuvelde Duitse soldaten en burgers moesten voorlopig nog op hun graf wachten: men had hen, hier en daar samen met half uitgebeende paardekrengen en steenpuin in de goot getrokken om het frontverkeer niet nodeloos te hinderen...
Zoals Joseph sjokten kleine losse groepjes vluchtelingen op het voetpad, zigzaggend tussen de puinhopen en de boomstronken, met de eindeloze sliert panjekarren mee naar de stad, in de ijdele hoop hun huis min of meer bewoonbaar terug te vinden. Schichtig liepen ze om de lijken heen, als waren ze bang door deze star grijnzende, grijze getuigen beschuldigd te worden van plichtsverzuim en desertie, van lafheid om ondanks alles op de kap van de doden te willen overleven. Waren zij inderdaad niet mee verantwoordelijk voor de nutteloze afslachting van deze kinderen in hun bebloede HJ-uniform of veel te ruime soldatenplunjes?...
Maar het was nu te laat om daarover te piekeren: de uitgebluste, afgejakkerde vrouwen hadden andere zorgen aan hun hoofd en sloften moeizaam voort, de ene met een dreinende baby op de arm, de andere een oud moedertje of een halfkreupele bompa ondersteunend... Ze wisten dat het van hen zou afhangen of hun kroost, of wat daar van overbleef, de dag zou doorkomen, en de dag nadien, en de week daarop...Het zou vechten worden voor elke hap brood, voor elke rauwe aardappel. En na alles wat ze de laatste maanden hadden meegemaakt, vreesden velen nu reeds dat ze tegen de berg dagelijkse zorgen en pesterijen die voor hen lag, niet meer op zouden kunnen tornen...
Joseph dacht aan Phil. Samen zouden ze zich wel door de komende moeilijkheden slaan, zolang de Russen maar niet ontdekten dat hij een oud SS-er was...En dan nog: wie interesseerde zich nu nog voor een mankepoot als hij, een menselijk wrak op krukken? In elk geval niet deze kaki Steppetartaren, die op de bok van hun krakende panjekarretjes gestaag achter elkaar aan naar het front trokken: voor hen waren de angstig voortsjokkende burgers op het voetpad minder dan lucht en ze keurden hen nauwelijks een blik waardig. Ook de vrouwen niet... Moge het zo maar blijven duren, hoopte Joseph, terwijl hij zo onopvallend mogelijk in de grauwe sliert mee voort strompelde. Huiswaarts, wat dat ook mocht betekenen...
Op de Bahnhofplatz van Steglitz schrok hij van de ravage om zich heen: slechts enkele huizen hadden de strijd overleefd, en dan nog! Geen ruit was heel, en alle pleistergevels zaten vol puisten van de granaatscherven. Maar ze stonden tenminste nog overeind.
Het gros van de gebouwen lag echter ingestort met puinhopen tot halverwege het plein, of was volledig uitgebrand achter de zwartgeblakerde façades. Hier en daar steeg nog een stinkende rookpluim op uit de verkoolde kelderkuilen en in een flits moest Joseph terugdenken aan de prikkelende lucht op een boerenhof in Westende, als de slager bij het gekeelde varken de haren afbrandde...
Het plein lag vol bomtrechters, afgeknakte electriciteitspalen en een wirwar voedingslijnen van de stadstram. Op de hoek stond een stukgeschoten 88 Flakkanon midden een hoopje lege hulzen en de lijken van de bemanning...Voltreffer...In de rode baksteengevel van het Rathaus gaapten grote gaten en van de overkapping van het S-Bahnstation bleef geen gespante heel. Tegen de tunnel onder de spoordijk hing het karkas van een trolleybus en uit de stukgeschoten barricade onder het viaduct staken de nu vervaarlijk verwrongen metalen draagbalken, waarmee de HJ-jongens een week geleden fier hun oninneembaar weerstandsnest hadden opgebouwd. Hier hadden de kinderen hard en moedig gevochten: dat bewezen hun lijken tussen het puin en de twee uitgebrande sovjettanks in het begin van de Albrechtstrasse, dertig meter verderop...Inderdaad : dertig meter, de ideale schootsafstand voor een Panzerfaust, herinnerde hij zich bitter. En waar liggen de dode schutters ?
Met moeite werkte hij zich over het puin onder het viaduct door de smalle opening in de vernielde versperring: zijn oksels deden pijn van het lange stappen op de krukken en hij besloot, eenmaal thuis, binnenskamers zoveel als enigszins mogelijk zijn kunstbeen te gebruiken. Maar zover was hij nog niet: nog vijfhonderd meter. Van hieraf steeg zijn straat lichtjes omhoog ;lichtjes, maar toch voldoende om zich flink in 't zweet te werken...Angstzweet misschien? Wie weet stond z'n huis er nog wel...En zou hij er eindelijk Phil vinden?...
Veel was de hoofdstraat niet veranderd sinds hij drie dagen geleden weggejaagd werd: op eerste zicht waren er slechts een tiental nieuwe ruïnes bijgekomen, waarvan de brokstukken tot halverwege de rijbaan lagen en hier en daar versperde een afgeknakte verlichtingspaal het voetpad. De opgeknoopte deserteur, voor de ingestorte apotheek op de hoek van zijn zijstraat, zag hij vanuit de verte niet meer hangen...Misschien met lantaren en al omvergevallen, of door een barmhartige ziel losgesneden: Joseph loosde een diepe zucht van opluchting. Zo'n luguber beeld herinnerde hem wat àl te sterk aan zijn eerste beangstigende frontinzet bij de partizanenbestrijding aan de Wolchow...
Een ploeg Russen knipte het schots en scheef hangende net voedingsdraden van de stadsbus door op die plaatsen, waar ze het frontverkeer zouden kunnen belemmeren. Maar veel karren reden hier niet, wel kleine groepjes loslopende soldaten die fietsles namen en anderen, duidelijk belust op de vleespotten van het Westen... De évacuees uit het oosten hadden er blijkbaar geen goed oog in, terwijl ze weifelend met hun kinderwagens en trekkarretjes, beladen met povere bezittingen, tussen het puin door laveerden, terug naar huis of op weg naar de Amerikanen...
Even voor de hoek van zijn zijstraat kreeg hij last van hartkloppingen: speelde de angst hem parten voor wat hem thuis te wachten stond? Of lag de paardengoulash van deze morgen nog op zijn maag? Leunend tegen de gevel trachtte hij even op adem te komen en kneep de ogen dicht tegen een opwellende duizeligheid. Hij voelde het kille zweet langs de nek lopen. In zijn neus werd de prikkelende brandlucht plots verdreven door een warme walm van alcohol...
Hij schrok zich een aap toen hij de ogen opende en neerkeek in het getaande vollemaan-gezicht van een kaki mongool. De spleetoog staarde hem gevoelloos aan. Joseph wilde hem met een zwakke glimlach geruststellen dat de malaise al weer wegtrok, maar maakte klaarblijkelijk geen enkel emotioneel contact. Noch zijn ontbrekende been, noch de jodiumtinctuur op zijn geschramde wang weekte het verhoopte medeleven los bij dit specimen van de - blijkbaar toch niet helemaal terecht - zo lyrisch opgehemelde natuurmens...
" Uhr, Uhr! ",blafte het baasje, " Uhr, Uhr! ",en trok Joseph bij de mouw om zijn hartewens te verduidelijken : het polshorloge dat hij vorige maand van zijn nieuwe huisbaas had gepikt.
Veel zin had het niet om voor de platte neus van dit bedronken ventje met zijn valse tricolore pas te zwaaien. Van "Fransoos rabojtnik" had deze debiel toch van z'n leven nooit gehoord !...Of met hem een geopolitiek debat aan te gaan over zijn persoonlijke immuniteit als slachtoffer van het nazistische tewerkstellingsprogramma in de vroegere bezette gebieden van West-Europa...Die jongen wist met moeite z'n eigen navel liggen ! Temeer daar het manneke ongeduldig naar het trommel-MP greep op zijn rug...In deze tijd van plots sterven kon je een polshorloge wel even missen, bedacht hij gelaten, en gespte het bruine bandje los. De soldaat bekeek het nauwkeurig, hield met een dromerige blik in de spleetogen de tiktak tegen zijn oor, tot een grijns zijn leren gezicht open spleet.
"Dobre! "
"Spasibo,Tovaritch...",mompelde Joseph ontgoocheld. Attila loenste hem even wantrouwig aan, maar drentelde dan toch maar tevreden weg. Enfin, dacht hij, weer een arme Chinees gelukkig gemaakt...
Voorzichtig sloeg Joseph de hoek om naar zijn doodlopende zijstraat en nam in een oogopslag de toestand op: de uitgebrande Bierkeller van Fraulein Ilse dampte nog steeds na ,maar z'n eigen huis ,de 15 B ,stond er nog, schijnbaar onbeschadigd. Buiten de rommel die de plunderende Hunnen op de stoep hadden achtergelaten, leek alles nog zoals drie dagen geleden.
Maar...lag daar nu geen twééde zwarte gedaante op het voetpad bij zijn voordeur...?In de eerste herkende hij van ver het HJ-soldaatje, dat daar tijdens de Russische stormloop was afgemaakt... Maar dat tweede lijk...Het leek wel een vrouw... Miljaarde getaarde Godverdomme! !
Met grote sprongen haastte hij zich de hoek om, zijn wildjagend hart bonkend in zijn keel. Maar halverwege remde hij weifelend zijn vaart wat af. Dit kon Phil onmogelijk zijn: deze vrouw zag er van op afstand een stuk ouder uit...en dikker...Bij het lijk aangekomen moest hij eerst even adem scheppen. Neen, goddank, het was ze niet! Het lag voorover op de buik...een ruime besmeurde grijze rok over de open benen...bruine wollen kousen met een gat in de hiel...Een barmhartige ziel had een vod over het bovenlichaam gelegd, tegen de vliegen...Om zekerheid te krijgen schoof Joseph met een kruk het doek opzij en viel haast omver toen hij in het kalende, geschoren achterhoofd de zwarte bloedkorsten rond de schotwonde zag !
Afgemaakt...dat was nogal duidelijk, maar... een vrouw? Nee , vergeet het maar ! ...Een man in vrouwenkleren, ja !
Neergeschoten als spion, of als 'Werwolf'...Natuurlijk, zoiets spreekt vanzelf, als je vermomd als vrouw door de Russen wordt gesnapt! Je moet wel totaal idioot zijn om dàt te riskeren :je als 'lustobjekt' voordoen tussen die zatte horde oversekste steppetartaren ! Of compleet radeloos...zoals trouwens de overgrote meerderheid van de 'Parteigenossen' tegenwoordig...
Opgelucht liet hij het doek weer vallen en speurde omhoog langs de vensterramen van nummer 15 B. De meeste ruiten lagen in diggelen en stukken verduisteringspapier wiegden zacht heen en weer in de luie lentezucht. En niemand thuis, zo op eerste zicht...
Gehaast stapte hij voorbij de open voordeur de koele hall in. Tussen de glasscherven lag overal gebroken rommel, stukken plafondkalk verfrommelde papieren, gescheurde boeken en vertrapte huisraad. De jongens hadden er werkelijk een leuke boel van gemaakt...
" Phil! Phi-hiel! ",riep hij omhoog aan de voet van de trapzaal: " Phil! ...'t Benne kik! ...Joseph! " In angstige spanning wachtte hij even op antwoord.
Maar er kwam niets...
" Phil Verelst! Miljaarde nondedju, wor zitte!?..."
Maar hoe hard hij ook keelde, van boven kwam geen enkel teken van leven.
" Ze is er nog niet...", moest hij tenslotte toegeven, " maar waar mag dat stomme kieken godvermiljaarde dan toch zitten! ...Uit de kelder wegvluchten toen de Russische stoottroepen de huizen uitkamden naar partizanen, vond hij sowieso al een enormiteit! Ze had toch maar hoogstens een paar keer verkracht kunnen worden...Nou, en? Daarmee valt te leven: ze was tenslotte geen maagd meer...In Rusland waren de meisjes ook niet altijd met evenveel geestdrift op hun avances ingegaan, maar wat wil je: " Le repos du guerrier", dat hoort erbij, of je het wil of niet...En wie het minste chi-chi verkocht, kwam er het beste vanaf...Maar als vrouw over straat lopen tussen de vechtende troepen was vragen om moeilijkheden, pure waanzin verdomme! Goed, ze had het op haar zenuwen gekregen volgens de De Benzen, maar na drie dagen mocht ze nu toch al gekalmeerd zijn...
De onrust vrat aan zijn hart: neen, zolang wegblijven was niet meer normaal...Maar misschien was ze reeds lang terug en nu toevallig even buiten gegaan, water halen of zoiets...Boven zou hij wel merken of ze ondertussen al was langs geweest en in afwachting van zijn thuiskomst een beetje had opgeruimd, wie weet...
Aan zijn voet lag een open album met een postzegelverzameling. Zonder nadenken raapte hij hem op en stak hem onder zijn trui. Zittend op de trap kroop hij achterwaarts omhoog naar de tweede verdieping. De deur van hun appartement stond tegen...
" Phil! ", brulde hij, zonder veel hoop, buiten adem van de klimpartij... Geen reactie, zoals hij al had gevreesd...
Binnen heerste een ware ravage.In alle kamers lag de inhoud van kasten, schabben en schuiven dooreen gesmeten op de grond, het beddengoed in knoedels afgetrokken, de WC pot volgekakt. Zelfs in het kostbare drinkwater van de badkuip, dat ze vorige week met zoveel moeite uit de citerne van de volkstuintjes hadden aangesleept, dreef een weerzinwekkende bruine blubber. De mannen die hier hun bivak hadden opgeslagen, mochten in elk geval niet klagen over hun spijsvertering...Hoe dan ook: dàt drinken kon hij voorlopig wel vergeten!
In zijn eigen kamer hing in de hoek van het plafond de stucbezetting helemaal los en grote pleisterplaten zaten enkel nog aan een paar latjes vast. De granaatinslag op de zolder van het buurhuis had ook hier niet veel heel gelaten. Alles lag dik onder het kalkstof en de glasscherven knerpten onder zijn krukken. Het zou zeker een week werk vragen, om dit weer bewoonbaar te maken en met dat kapotte dak mocht het in afwachting liefst niet gaan regenen...
Moedeloos overschouwde hij de totale verwoesting, tot hij plots uit zijn morose overpeinzingen opschrok door stemmen in de trapzaal. Zijn adem stokte...Phil?...Russen? ...Neen, Duitse stemmen...Oude Duitse stemmen...Hij bleef nog even stil staan luisteren en sloop dan zo voorzichtig mogelijk naar de voordeur van het appartement, telkens goed uitziend voor hij zijn krukken verplaatste.
Toen herkende hij de stem van Frau Weimar.
Natuurlijk, stomme kloot! Wie had het anders kunnen zijn?! Vroeg of laat moesten deze mensen toch ook naar hun stek terugkomen!
" Hallo! Frau Weimar! ",riep hij naar beneden.
Verschrikt keken ze naar hem omhoog. Ze hadden geen andere bagage bij zich dan die vogelkooi waarmee ze drie dagen geleden op de vlucht waren geslagen. Alhoewel hij met zijn buren nooit veel contact had, schenen de oudjes toch blij hem terug te zien. Beiden waren uitgeblust en erg de put in, nu ze de verwoesting ontdekten die de plunderaars ook bij hen hadden aangericht.
Maar op één of andere manier gaf de aanwezigheid van een jonge man onder hun dak hen voor het eerst opnieuw een sprankel hoop op wat meer veiligheid, na de traumatische belevenissen van de laatste dagen. Joseph moest in zijn baard even bitter lachen, dat ze hém beschouwden als hun redplank, hun rots in de branding! Juist hem, de ondergedoken SS-er op krukken! ...Al goed dat ze van zijn waar militair verleden niet op de hoogte schenen te zijn!
Na een ietwat aarzelende aanloop, begonnen ze zijn optreden van vorige week geestdriftig op te hemelen:
" Und, Herr Josef, Sie sprechen ja so schön Russisch..."
Zie je wel: dàt was het dus! De voorbije dagen had Pa Weimar Josephs eerste "vertoning" in het kleine wijkschooltje bij die Franssprekende commandant van de stormtroepen waarschijnlijk sterk in de verf gezet. "En nu moet ik hen met mijn statuut van vreemde arbeider, van "Fransoos Rabojtnik", tegen het Aziatisch rapalje in bescherming nemen! " Mensen, waar was de fierheid van het Herrenvolkheen gevaren? Maar gevoel voor realiteit hadden ze wél!
Het verkennende gesprek kwam vlug op de verschrikkingen die ze op de korte vlucht hadden meegemaakt. Toen de Russen hen de eerste dag hadden afgevoerd naar die sinistere binnenkoer, waar Joseph door zijn tussenkomst erin geslaagd was de familie De Bens vrij te pleiten, hadden ze toch een oudere man zonder pardon neergekogeld, omdat die idioot nog een armband van de Volkssturm op zak droeg...
" Scheusslich! ",gruwelde Frau Weimar, zo maar afgemaakt voor de ogen van vrouwen en kinderen...En heel de groep werd natuurlijk volledig uitgeschud: ze moesten alles van waarde afgeven, zelfs trouwringen en horloges, en "Vati's" thermos met "Bohnenkaffee" gooiden ze stuk tegen de muur, deze beesten! Pas na twee uur van bang wachten werden ze los gelaten en de straat opgejaagd...
" Ach, Herr Josef, wir hatten bei Ihnen bleiben mussen..."
Of hij dat zo'n goed idee vond, vroegen ze zich niet af en Joseph zweeg wijselijk...Ze hadden uiteindelijk onderdak gevonden in een stille villawijk van Lichterfelde, samen met twee andere gezinnen... En toen ze 's nachts op strooptocht waren getrokken om aan eten te geraken, waren ze bijna door zo'n verdoemde dronken Rus doodgeschoten!
"Mein Gott! " huichelde Joseph vol medeleven...Hij had zich die avond dus toch niet vergist!
En de volgende dag vielen de soldaten hun schuiloord binnen, en namen de twee vrouwen mee..." Sie verstehen, Herr Josef..." Echte beesten zijn het! En toen deze, " nach vielen Stunden, ganz schmutzig zurückkamen, gab's kein Wasser zum waschen...verstehen Sie, Herr Josef...So was dreckiges! Wenn nur nichts davon kommt! " Of ze kleine mongooltjes bedoelde, of een 'dreckige' ziekte, was niet meteen duidelijk, maar Joseph dacht onwillekeurig terug aan zijn Salvarsan-project. Toen die Rus zoëven zijn horloge cadeau vroeg, herinnerde hij zich dat hij de apotheek aan de overkant volledig in puin had zien liggen...Daar moest hij zo vlug mogelijk eens een diepe blik rondwerpen...
Of ze Phil soms ergens gezien hadden? " Nein, leider...Aber die kommt schon zurück! "...Alsof ze het over een verloren gelopen hond had, verdomme! Maar dat Otto en Ilse drie dagen op broodkruimels hadden moeten leven vond ze verschrikkelijk! Het duurde even voor hij begreep dat ze het over haar twee gevederde troetelkindjes had. Het hemd was blijkbaar nog steeds nader dan de rok...
" Und der Herr Dahlmann, was machen wir damit?", vroeg ze zichtbaar verveeld, " Der kann doch nicht da liegen bleiben! " Ze bedoelde de 'dame' op de stoep, snapte hij plots! Verdomme, het was dus zijn huisbaas, die schichtige luitenant-betaalmeester van een paar nachten geleden, die de Russen als vermomde weerwolf hadden neer geknald! Frau Weimar merkte zijn verbazing en legde heel omstandig uit dat de man voor de oorlog een toneelgezelschap had geleid. Als amateur dan..." Ohne Diplom... Ein sehr anständiger Mensch! "...Ja, ja, dat zal wel, ... natuurlijk...Joseph moest dringend zijn neus snuiten.
Nou, die moesten ze dan maar als de bliksem ergens in een geschikte bomtrechter begraven, vond Joseph, samen met het HJ-soldaatje. Een paar buren konden daarbij vanmiddag, of ten laatste morgenvroeg, misschien een handje helpen?...Langer mocht daarmee niet worden gewacht, met deze warmte...
Frau Weimar begon geshockeerd te zeuren over een kerkdienst, tot haar man zich voor het eerst in het gesprek mengde om haar aan het verstand te brengen dat aan het front zo'n sommaire opruiming van de lijken noodzakelijk was om een epidemie van pest en cholera te vermijden. Nadien, als de toestand was opgeklaard, kon er nog altijd een dominee worden bijgehaald, stelde hij troostend voor.
Maar ze was niet te overtuigen. Zoiets kon de "Gute Herr Gott" nooit goedkeuren! Ook al ging de huisbaas nooit naar de tempel: " Er ist doch auch ein Mensch! "...
Joseph maakte aanstalten om terug naar zijn kamer te gaan, maar de twee oudjes volgden hem op de voet en keken verschrikt rond naar de ravage in het appartement van familie De Bens.
" Aber hier können Sie doch nicht leben und schlafen, Herr Josef! Alles ist ja kaputt! " Beneden, bij hen, was er veel minder schade. Waarom zou hij voorlopig niet bij hen intrekken, stelde ze voor: de kinderkamer stond toch reeds jaren leeg...
"Dat verwondert me niets", dacht Joseph, "haar overleden kinderen zouden nu zeker vijftig jaar oud geweest zijn..." Maar na wat heen en weer gepraat, ging hij akkoord: " Voorlopig, tot hij met Phil hier de boel wat had opgeruimd..." Hij wist wel waarom de oudjes zoveel waarde hechtten aan zijn aanwezigheid onder hun dak ... Fransoos Rabotnik, hé! ...Maar tenslotte was het een kwestie van geven en nemen: Frau Weimar kon waarschijnlijk beter koken dan hijzelf en al waren ze beiden stijf van de rheuma, zij beschikten tenminste toch nog over hun twee benen...Wat hij niet kon zeggen.
Dus hielp hij Herr Wilhelm bij het opruimen van de keuken, terwijl de vrouw naar de kelder ging zoeken naar iets eetbaars. Joseph gaf haar de raad ook de proviandkast van de familie De Bens af te schuimen, omdat deze naar eigen zeggen toch niet van plan was naar hier terug te keren. En indien ze één van de volgende dagen, tegen alle verwachting in toch zouden opduiken, dan moesten de Russen maar voor deze plundering opdraaien...Vreemd genoeg maakte Frau Weimar geen enkel bezwaar: haar morele grenzen tussen 'mijn en dijn' brokkelden zienderogen af, nu de honger dreigend voor de deur stond...
Veel vond ze echter niet. Ze was maar heel even beneden geweest en voelde zich misselijk worden door de benauwende rioollucht die er hing. Niet te verwonderen, vond Joseph: door al die bommen van de laatste dagen lag natuurlijk het ondergronds afvoernet in puin en zaten de hoofdleidingen verstopt. Deze stank dreigde wel met de dag erger te worden en bij de eerste regenbui kon de kelder onderlopen...Aangezien de bewoners hun meest waardevolle spullen daar tegen de bommen in veiligheid hadden gebracht, konden zij beter deze middag de kelders leeg maken, vooraleer alles bij de eerste regenvlaag door het opwellend slijk bedorven werd.
Het middagmaal stelde niet veel voor. Omdat er geen drinkbaar water voorhanden was hielden ze het maar bij fluitjesbier. De twee oudjes aten niet meer dan hun vogeltjes en Joseph schaamde zich een beetje voor zijn eigen gezonde eetlust. Maar ja, daaraan zouden ze moeten wennen: hij was tenslotte nog geen 22 jaar en had buiten die paardengoulash de laatste dagen niet veel onder de tand gekregen.
Het stonk beneden in de kelder inderdaad heel onaangenaam en Josephs eerste werk bestond erin samen met Herr Weimar de zandzakken uit de keldergaten te trekken om wat meer lucht te krijgen. Maar veel hielp het niet: de rotte stank was niet te verdrijven. Ze werkten gestaag door: eerst alle rondslingerende bagage uit hun 'Luftschutz-raum', die ook grondig door de Russen was geplunderd, voorlopig vlug in de valiezen gestouwd en naar de voet van de trap gedragen. Met een koord liet hij Wilhelm de rommel de treden optrekken: dat spaarde de benen en liet de oude man toe even een frisse neus te halen. Toen kwamen de voorraadruimten aan de beurt, waarin elke familie haar rantsoen aardappelen en bruinkoolbriketten bewaarde...
Herr Weimar zag de witgesokte voet het eerst. Hij trok nog een paar briketten opzij en vluchtte toen kokhalzend naar boven.
Het was of Joseph plots een dreun op zijn hersenpan kreeg. Veel hoefde hij niet verder te graven, voor hij het laatste glimpje zelfbedrog moest laten varen: ondanks het kolenstof herkende hij de mannenbroek waarmee ze de laatste dagen had rondgelopen om er voor de Russen zo onaantrekkelijk mogelijk uit te zien.
Op de knieën jankend als een gekwetst dier, vloekend en tierend, sleurde hij de stapel briketten uiteen, waarmee hij vier dagen geleden een schuilplaats voor haar had opgebouwd. Met elke greep bevrijdde hij wat meer de ineen gehurkte gedaante vanonder de ingestorte kolenmuur, tot hij haar stijve klamme lijk bij de broekspijpen los kon wrikken en in de vale schemer van het keldervenster trekken.
Hijgend van uitputting bleef hij een lange wijle gebroken tegen de lattendeur liggen en staarde haar wezenloos aan, zijn natte ogen verblind door het invallende licht...
Phil was dood.
Een verdovende nevel overspoelde zijn hersens en bij iedere ademstoot kreunde hij wanhopig : Dood...Dood...Dood...
Hij verloor elk benul van tijd en van de ruimte om zich heen. Dood... Dood... Dood... Nog nooit had hij zich zo alleen gevoeld.
Langzaam trok de mist voor zijn ogen op. Zijn rug deed pijn en hij trok zich aan de deur op om wat makkelijker te zitten.
Wat moest hij in godsnaam in z'n eentje beginnen? Samen met haar zou hij er zich wel doorgeslagen hebben, door alle rampen en ontberingen die in het zog van deze verloren oorlog nog konden opduiken...Maar zonder haar was het hopeloos. Op één poot, zonder inkomsten, zonder eten, opgejaagd door bandeloze bolsjevieken, midden de chaos van de inéénstorting: wat zin had het nog?...
Hij moest niet ver zoeken om een geschikte ruïne te vinden. In de eerstvolgende zijlaan lag een paardekadaver op het voetpad, naast een bomtrechter die de halve voortuin had opgeblazen. Heel de voorgevel van zijn nieuwe onderkomen - een bescheiden villaatje - was weggeslagen. Van op de straat zag je het plafond van de zitkamer schuin naar beneden hangen en wat van het meubilair op de mansarde was overgebleven stond klaar om van de scheve vloer af te schuiven. Dat was juist de bouwval die hij zocht: een haveloze puinhoop die plunderaars overduidelijk niets meer te bieden had...
Binnen lag alles dik onder de glasscherven en de pleisterkalk, maar zoals zijn ondervinding van frontsoldaat hem had geleerd was de kelder bijna smetteloos. De trap naar de eerste verdieping kraakte vervaarlijk, maar in het zolderkamertje aan de achterkant dat uitkeek op de hovingen vond hij onmiddellijk zijn gerief: een opgemaakt éénpersoonsbed, kaarsen en lucifers. Even kwam hij in de verleiding om die nacht toch maar daarboven te blijven slapen, maar wierp na kort beraad tenslotte de matras de trap af en de kelder in. Bij het licht van de kaars was zijn bedje vlug gespreid en onderwierp hij schabben en kasten aan een grondig onderzoek.
Veel eetbaars was er echter niet te vinden, buiten twee pakjes varkensvet, een doos maïsbloem, en een vijftal zakjes pudding.
Plots herinnerde hij zich het paard voor de deur,...en zijn fronttijd in de Ukraïne, begin '44: op zo'n beest had het hele peloton een week lang geteerd...Maar toen vroor het min 25 en kon je vlees moeiteloos een hele tijd bewaren. Als hij nu nog van een biefstuk wilde genieten, viel er met deze warmte geen uur te verliezen. Hij besloot te wachten tot donker, ondertussen zijn beenhouwersgerief bijeen te scharrelen en in de keuken een vuur aan te leggen om zijn buit op te roosteren: primitief maar gezond.
Al zoekend achter een geschikt mes viel z'n oog weer op het varkensvet...Met die braadpan op het schab kon misschien wel iets gekokkereld worden dat minder 'primitief en gezond' was dan een verkoolde biefstuk boven een open vuur...Toen hij ook nog uien uit de keukenkast opdiepte stond het menu vast: het zou goulash moeten worden, of iets dat daar min of meer op leek!
Met het vallen van de nacht verzwakte ook het krijgsrumoer in de verte. De vuurgloed boven het stadcentrum wierp een warme schemer tegen de brandwolken, maar onder het dikke bladerdak van de oude kastanjes lag de laan er pikdonker bij. Tegen elven waagde hij zich schoorvoetend buiten, stapje voor stapje voorzichtig tussen het puin van de voortuin door, met oog en oor gespannen peilend naar elk loerend gevaar....Niets...Geen gebrom van een patrouillerend voertuig, of geschreeuw van rondzwervende soldaten ...Niets...
Gerustgesteld wilde hij juist tastend de laatste stappen zetten om op straat een smakelijk stuk vlees uit de paardenbil te kerven, toen hij plots ontzet merkte dat er nog andere holbewoners op dat lumineuze idee waren gekomen. Een viertal schimmen hurkten zwijgend over het donkere kadaver, en aan het glimmen van de messen merkte hij dat ze met ijver compenseerden waar het hen aan deskundigheid ontbrak. Hier viel niet te treuzelen: als hij van zijn stoofpot nog iets terecht wilde brengen, moest hij het grof spelen!
Leunend tegen een boom nam hij één van de krukken onder de arm en hoopte dat de blinkende staaf van de poot in het donker voor de loop van mitraillette kon doorgaan.
" Ha-ha! Germanski kljotzàk! Partizan, da?"
Dat de schimmen zich een breuk schrokken, hoorde hij aan hun kreunende kreten: een vrouwenstem sloeg zelfs aan het janken, maar Joseph liet zich niet van de wijs brengen en raasde ruw door. In een mengelmoes van gebroken Duits doorspekt met schrikwekkende Russisch-klinkende uitroepen schreeuwde hij hen kwaad toe dat hij Germanski partizan rastaljat! Pan-pan! Schiessen! Beide talen leenden zich schitterend om een betrapte dief de stuipen op het lijf te jagen, maar het mocht niet te lang duren. Hij zag de schimmen al achteruit wijken en ronde zijn repertoire af met: " Stavoj! Zak-zak! Hop! Weck ! Schnell! ", onderwijl dreigend met de poot van zijn kruk de gewenste richting aanduidend..." Weglauf! "
Ze lieten het zich geen tweemaal zeggen en renden de nacht in, zo vlug hun benen het toelieten. En erg vlug was dat niet, want aan hun gang merkte Joseph nu pas dat hij een koppel oudjes had afgesnauwd, die ieder ogenblik een angstcollaps dreigden te krijgen...
" Herr Weimar! Beeilen Sie sich doch! ",riep een rauwe vrouwenstem hen vanuit de verte toe.
Weimar?!...Hoezo, Weimar?...Had hij soms zijn oude buren afgesnauwd en met een infarct op de vlucht gejaagd? En die stem, die rauwe vrouwenstem in de nacht...
" Phil! !", schreeuwde hij en sprong zo vlug hij kon op zijn krukken de Weimars achterna. Plotsstruikelde hij over een kookpot met paardevlees en sloeg met zijn wang plat tegen de kasseien. Maar hij voelde geen pijn en kroop moeizaam in een zittende houding tegen een boomstam.
" Phil! !", brulde hij, alle angst en voorzichtigheid over boord werpend, " Phil! ! Verdomme !"...Het galmde langs de gevels, maar er kwam geen enkele reactie. Hij zocht op de tast zijn tweede kruk, die hij bij het vallen verloren had, maar het duurde even voor hij deze tussen de afgerukte takken in de goot terugvond. Rechtstaand wierp hij door de trechter van zijn handpalmen nog een paar maal een langgerekt " Phi-hiel! !" naar het zwarte uiteinde van de laan, maar kreeg geen antwoord en begon te twijfelen of het wel hààr stem was geweest, die hij had menen te herkennen.
" Tenslotte zijn er wel meer vrouwen die zo schor kunnen roepen", dacht hij ontmoedigd, " zeker als de angst hen de keel dicht nijpt..."
Neen, zijn verbeelding was zeker op hol geslagen: indien zij het werkelijk geweest was, zou ze zonder te wachten op het roepen van haar voornaam gereageerd hebben...En of die Herr Weimar echt zijn buurman was, leek hem toch nogal onzeker: deze naam kwam wel meer voor en misschien had die vrouwenstem wel " Weihmann" of "Kaisar" of zoiets geroepen
In de verte hoorde hij een auto naderen en de schrik sloeg hem om het hart! Wat een stommiteit ook om hier als een waanzinnige te staan kelen! Dat was vragen om moeilijkheden! En met een paar grote sprongen liep hij om de bomtrechter in de voortuin heen en dook zijn bouwval in.
Maar de patrouille reed niet eens door zijn straat en na vijf minuten besloot hij toch maar het paardenkadaver terug te keren.
Voor hij evenwel tussen de takken rond de trechter het mes terugvond stootte hij op de pan waarover hij was gestruikeld en voelde daar ook een groot stuk vlees in liggen...Hij betrouwde er dan maar op dat die "Herr Weihmann" minstens zoveel benul had van anatomie als hijzelf en sloop met zijn buit vlug terug naar de veiligheid van de villa .
In het kookfornuis brandde het vuur nog. De wind waaide door de weggeslagen voorgevel binnen, dus zou de rook over de hovingen achter het huis verdwijnen en, zolang het nog donker bleef, waarschijnlijk van de straat af niet opvallen...
Het duurde tot een stuk na middernacht voor hij met de samenstelling van de goulash klaar kwam. Met twee briketten op het vuur kon het brouwsel tot de morgen blijven pruttelen en zou het fornuis wel leeg gebrand zijn vóór het licht werd. Uitgeput viel hij tenslotte op de matras in de kelder in slaap...
Hij bleef twee etmalen in deze bouwval hokken, overdag op een soort uitkijkpost onder de pannen, vanwaar hij de huizen in de omgeving min of meer in 't oog kon houden, voor zover ze niet achter het groen van de hovingen verdoken lagen.'s Nachts gaf hij de voorkeur aan de geborgenheid onder de grond, ook al was het er danig klam...Voor het slapengaan versperde hij de keldertrap telkens met wat puin en planken om niet in een sluimer verrast te worden en het voor de onverwachte bezoekers onaantrekkelijk te maken zo'n vuil hol aan een onderzoek te onderwerpen.
Zijn wang was door de val op straat lelijk geschramd, maar in het medicijnkastje boven de w.c.pot vond hij een flesje jodium tinctuur om te ontsmetten. Na de operatie leek hij wel een mislukte halfbloed, met een blauw oog en een blonde stoppelbaard! Hij zag er verschrikkelijk uit, meelijwekkend zelfs. Maar dat kon geen kwaad: Russen waren natuurmensen die vlug hun hart lieten spreken en van die inborst hoopte hij volop te kunnen profiteren.
Veel viel er voor de rest niet te doen, buiten piekeren over de toekomst en zien hoe hij aan wat bijkomend eten kon komen, om samen met de 'goulash' mee naar binnen te werken...Drinken was geen probleem: het kraantje naast zijn bed in de kelder werkte nog, zij het zonder druk en met één fles wijn uit de voorraad van de De Bensen kwam hij een volledige dag toe. Ware hij beter te been geweest, dan zou hij de schapraai van de nevenliggende verlaten huizen kunnen gaan plunderen, maar voorlopig durfde hij dit risico niet te nemen: " Pour vivre heureux, vivons cachés..."
De bedrieglijke rust in de wijk werd steeds meer verstoord door groepjes rondzwervende soldaten die in de omliggende lanen de villa's doorsnuffelden op zoek naar 'trofeeën'. Hij zag hen soms van op zijn zolderkamertje als een bende baldadig-blije kinderen bezig met alle wonderbare uitvindsels van het Westerse Genie, gaande van vrouwenfietsen,over polshorloges tot aanhoudend aflopende wekkers... Zij die meer volwassen wensen koesterden, riepen binnenskamers luidkeels " Frau! Frau! ",zonder veel spontaan respons, evenwel...
De tweede avond zag hij vanop zijn schuilplaats een joelende bende van een vijftal man optrekken met en paar flink aangeschoten Duitse 'gezelschapsdames'...
Madeliefjes van beroep, zo te zien aan de manier waarop ze onverschrokken met de jongens omsprongen en hen met overslaande stem bij de voornaam aanriepen...Joseph kreeg de indruk dat de vrouwen de Russen bij het plunderen leidden, om dan met 'Deutsche Gründlichkeit' de buit in te palmen als vergoeding voor hun liefde...Koppie-koppie, je moet er maar aan denken...Die lieve dames hadden werkelijk een gat in de markt ontdekt!
Maar de geestdrift waarmee de overwinnaars de laatste dagen op de Berlijnse vrouwen waren gekropen kon enkel uitmonden in een epidemie van venerische ziekten. Dat wist hij van in Letland: na de aftocht van de Russen in '41 kon je daar een vrouw met geen tang aanraken en in de Letse burgerapotheken waren geen medicijnen meer te krijgen. De Letten betaalden in 't zwart een fortuin voor een Salvarsan-kuur. Eén van de onderofficieren van het garnizoens-hospitaal werd toen op staande voet overgeplaatst naar het strafbataljon omdat hij een sluikhandeltje had opgezet met geneesmiddelen uit het lazaret. Deze geschiedenis moest hij in zijn achterhoofd houden, zohaast hij de gelegenheid kreeg ergens één of andere apotheek te plunderen.
Want Joseph realiseerde zich wel dat hij van nu af aan op 'eigen benen' stond - bij wijze van spreken, dan! - en voor zijn eigen inkomen zou moeten zorgen: op de Russen moest hij vast niet rekenen om zijn magere maandwedde van SS-Oberscharführer verder uit te betalen! ... Het zou voortaan behelpen worden en het werd hoogtijd om daar eens ernstig over na te denken!
Veel bezat hij niet om op te teren: het kwam er dus op aan van deze troebele tijd gebruik te maken om het één en ander te vergaren dat via de ruilmarkt zijn maag kon vullen...Wie weet hoe lang het nog zou duren vooraleer hij met eerlijke arbeid aan de kost kon komen. En aangezien hij op zijn fysiek niet moest rekenen, diende hij dringend zijn hersens te gebruiken om te overleven...
Want overleven was hij vast van plan!
Hopelijk zou Phil weer vlug opdagen: deze stond met haar beide voeten stevig op de grond en was praktisch genoeg van aanleg om hun kleine huishouding drijvend te houden...Een grote kokkin kon hij haar niet noemen, maar op culinair gebied mocht hij in de nabije toekomst geen hoogstandjes verwachten...Als ze iedere dag hun buik min of meer vol kregen, was dat reeds een hele prestatie!
Tiens, van eten gesproken: het paardenkadaver voor de deur bleef verder onaangeroerd liggen en de Weimars hadden zich niet meer vertoond...
Het doffe kanongeroffel in de verte verzwakte geleidelijk aan, en de zwarte brandwolken torenden enkel nog boven de vuurpoelen van het stadscentrum uit: in de voorsteden leek de strijd beslecht...Joseph vroeg zich op den duur af of de Führer en de andere kopstukken nog altijd in Berlijn verbleven, of niet...Misschien zaten ze al hoog en breed ergens in Zwitserland of Spanje, of anders in de Alpen-festung om van daaruit de strijd voort te zetten... Ondertussen werden hier de snotneuzen van de HJ verder zinloos in het vuur gejaagd, alsof er nog geen martelaren genoeg geofferd waren...
Zinloos?!...Ach ja, natuurlijk was het zinloos! Blijkbaar vochten de laatste verdedigers enkel nog door omdat ze geen hoop meer hadden met een overgave hun vel te redden en zich daarom liever in de ultieme gevechtsstand lieten afmaken, of de laatste kogel voor zichzelf reserveerden...
Joseph kon zich uit zijn eigen ondervinding gemakkelijk in de fatalistische gemoedsgesteltenis bij de omsingelde en afgeschreven strijders inleven: " Verdomme", dacht hij, " je bent óp van de vermoeienis, uitgeput en slaapdronken, of soms dronken tout-court...Daarbij nog vuil en smerig, met ontstoken ogen en een baard van twee weken...Je barst van de koppijn en vergaat van de honger, of van de buikkrampen wegens het bedorven eten...Je billen plakken van de diarree...en die rotluizen maar bloedzuigen tot je vel vol etterende puisten staat! ...En je ziet de ene kameraad na de andere sneuvelen, zoals toen bij Jampol! ..."
Hij zag voor zijn ogen weer de zwaargekwetste Willemans smeken om een genadeschot...In zo'n helse sfeer van godendeemstering zweefde je permanent op de rand van een zenuwinzinking en je verloor alle besef van de realiteit om je heen... Daarenboven nam je misschien wel van die rotpillen, zogenaamd "om wakker te blijven", maar ze deden je eveneens alle gevoel voor verhoudingen vergeten...Je wereld kromp ineen tot je eigen schootssector, die troebele honderd meter rokend puin voor de loop van je wapen uit...Vier-vijf man om je heen: daarbuiten was er niets...Niets dan de loerende dood, de verlossende dood...Ja, hij wist er van mee te spreken!
Komt daarbij dat het laatste carré ginds in de omsingelde binnenstad met de rug tegen de muur vocht, enkel nog geschraagd door de mystieke zelfverloochening van sekteleden die zich als martelaren willen offeren voor hun god...Een waanzinnige fanatieke obsessie van eer en trouw dwong hen om vol te houden en te vechten totterdood...En mochten ze al aan wijken denken, wisten ze dat dit " teken van lafheid in de vuurlijn, door een manhaftig strijdend volk onverbiddelijk met de strop zal worden bestraft ...", zoals het Führerbefehl destijds in Stalingrad had geluid.
Veel keus kregen ze dus niet, ginds in de middenstad: daar had Doktor Goebbels voor gezorgd met zijn laatste hoofdartikel in het Sonntagblatt van 22 april! Joseph had het zojuist in de keuken vanonder het kalkstof gehaald...Hij kende hele zinsneden uit dit barokke proza rats van buiten: " De harde geest van het front heerst nu over Berlijn, en de Reichshauptstad zal strijden zoals nog nooit in mensenheugenis is voorgekomen! Zij strijdt om het zijn of niet zijn van ons volk, en aanvaardt alle consequenties die deze veldslag van ons eist! Nu regeert enkel nog HET BEVEL! Het gebod voor vandaag, voor morgen, en voor alle komende dagen luidt, zonder uitvluchten en met de meest verbeten hartstocht: VECHT! "
Terwijl Joseph op deze overtrokken 30 april, om halfvier, in zijn uitkijkpost onder de pannen dit fanatieke dagorder beschaamd herlas, kon hij niet weten dat Hitler een paar minuten geleden zijn trouwe scheper Blondi een pil had gegeven...Juist op het ogenblik dat Joseph opkeek en peinzend door het gebroken pannendak naar de vuurhaarden in de verte staarde, zag de Führer hoe zijn jonge bruid Eva een laatste snik loosde en schoot zich onmiddellijk daarop met zijn Walther 7.65 een kogel door het verhemelte. De knal weergalmde door de kale gangen van de Führerbunker en deed er zijn stram samengetroepte generaals en zijn volgelingen toch nog opschrikken. Een wereld stortte in. In een nevenvertrek nam Dokter Goebbels zich vast voor met zijn vrouw en zes kinderen morgen zijn Führer naar het walhalla te volgen...
Had Joseph in zijn verbeelding dit éne verlossende schot ook gehoord? Hij luisterde naar het huilen van de Stalinorgels in de verte. De strijd om de binnenstad scheen plots weer in alle hevigheid op te laaien...
" Ja, kom, vecht nog maar wat voort: er zijn nog niet genoeg zombies gecreveerd!.. Waanzin...Duizend-maal waanzin..."
Waanzin, inderdaad. Indien zijn Führer deze simpele trekbeweging met de wijsvinger van zijn rechterhand zes jaar eerder had uitgevoerd, dan lag de wereld nu niet in puin en zouden op aarde door zijn schuld geen 55 miljoen mensen zijn afgemaakt, of neergeknald, of doodgebloed, levend verbrand, verdronken of gestikt.
Zonder te weten wat zich in de beschoten Reichskanzlerei op dit moment afspeelde, maakte ook Joseph een gelijkaardige balans op: " Waanzin, akkoord...Hitler heeft heel de wereld in een maalstroom van vuur en vernieling gestort, enkel en alleen omdat hij niet wilde dat Poolse douaniers het Duitse treinverkeer van en naar Oost-Pruisen controleerden. In feite, overwoog Joseph somber, waren voor de onschuldige slogan "Danzig ist Deutsch! " vele miljoenen mensenlevens geofferd.
Waanzinnig, natuurlijk, alles achteraf bekeken... Maar voor zo'n futiliteit hadden Engeland en Frankrijk hem toch de oorlog niet hoeven te verklaren! Vooraleer Adolf Hitler het besluit nam de pretentieuze Polen een lesje te leren, hadden de Grootmachten toch tot een akkoord kunnen komen, ook al waren hun leiders dan geen diplomatieke vuurtorens! ..."
Soezend op zijn warme uitkijkpost trachtte Joseph op zijn manier de politieke flaters te ontrafelen, die tot deze ramp hadden geleid, maar bitter overwoog hij dat de wereldgeschiedenis niet herschreven kon worden... Indien Hitler niet had bestaan, zou iemand anders in '39 wel het vuur aan de lont hebben gestoken...Stalin, bij voorbeeld, die had toch al twintig miljoen volksgenoten laten afmaken om in Rusland aan de macht te komen: een paar miljoentjes méér mocht het slagen van de wereldrevolutie niet in de weg staan...Of de Duce, Benito Mussolini...Aan machtsgeile dictators had het de laatste jaren echt niet ontbroken en ze waren er allen op uit geweest om de zwakke, corrupte democratieën een toontje lager te laten zingen. Of hun uitgebuite koloniën in te palmen, zoals Mussolini had willen doen...
" Tiens ja, Mussolini, waar zou die tegenwoordig uithangen?", vroeg Joseph zich spottend af." Daar horen we niets meer van! "
Hangen was inderdaad het juiste woord: sinds gisteren bungelde zijn met kogels doorzeefde lijk, samen met dat van zijn 25 jarige minnares Clara en een paar laatste vertrouwelingen, schandelijk ondersteboven aan de overkapping van een Milanees benzinestation, joelend omstuwd midden het muitend gepeupel. De schamele resten van de Duce werden door zijn dappere landgenoten uitvoerig beschimpt, bespuwd en gestampt met ware zuiderse panache...en met destemeer persoonlijke inzet, naargelang dringend een eigen verdacht verleden moest worden witgewassen..."Wie zonder zonden is..."
Wat er ook van zij, dacht Joseph somber, binnen een tijdsbestek van 24 uren verdwenen twee bloeddorstige tirannen uit dit smeulend tranendal, meegesleept door de chaos en het geweld dat ze zelf ontketend hadden.
Jammer genoeg wisten de laatste vijfhonderd getrouwen in de kelders van de Reichskanzlerei wél dat het spel was uitgespeeld, maar hun zwijgplicht en geheimhouding zou nog duizenden het leven kosten...
De morgen van de eerste mei besloot Joseph het erop te wagen: hoe vlugger hij weer in de Albrechtstrasse introk, hoe meer kans hij had er Phil aan te treffen. De Russen hadden nu drie dagen de tijd gehad om de buurt van partizanen te zuiveren: als ze daar nu nog niet in geslaagd waren, verstonden ze hun handwerk niet...
Beslaat de periode van mei Â’45 tot september Â’45 en beschrijft de chaos van de instorting, de hongersnood, het graf van Leon en een boekentas vol Reichsmarken...
C31DE EVACUATIE.
" De hoeveelste zijn we nu feitelijk, vandaag?", vroeg Joseph zich twijfelend af," de achtentwintigste zoiets?...Ja, zaterdag... ,28 april... Met al die trubbels zou een mens de tel kwijt geraken! "
In de verte hoorden ze tegen de rommelende achtergrond van aanzwellend kanonvuur plots een vreemd klagend geluid en iedereen in de kelder trachtte in angstige spanning te raden wat hen nu weer boven het hoofd hing. Eerst dachten ze aan een "Stalinorgel", maar alras bleek het een luidspreker die een paar blokken verderop een bericht omriep . Het klonk steeds sterker en duidelijker en tenslotte schalde het vlakbij door de straat:
" Achtung! Achtung! Befehl des Sovjetischen Divisions Kommandanten!... Die gesamtliche Zivilbevölkerung soll sofort die Kampfzone evakuieren und eine Kilometer zurückgehen.... Ausschliesslich zweimahl Tagenversorgung mitnehmen! Kein Gepäck! Sofortliche Ausführung! Einzelne Zurück-bleiber sind sofort wie Partizanen zu erschiessen! "
De Russen hadden klaarblijkelijk een Duitser achter de microfoon neergepind, want het bericht was niet mis te verstaan: ze moesten hier binnen de kortste keren weg! De Krijgsheren wilden geen pottenkijkers om zich heen, terwijl ze de veroverde gevechtszone uitzuiverden!
" Achtung! Achtung! "...Het klonk reeds verder weg. Er viel geen tijd te verliezen, want op straat hoorden ze de soldaten reeds "Schnell, schnell! !" schreeuwen (of een nasaal geblaf dat daarop leek), onderstreept met schoten in de lucht.
" Die klootzakken hebben toch iéts van ons geleerd...",dacht Joseph bitter. Hij smoorde vlug een begin van paniek in de kelder, want Rika wilde al zonder meer de straat oplopen: " Iedereen een deken meenemen en elk een rugzak met al het eten dat ge kunt vinden! Geen dingen van waarde, want strak worden we toch gefouilleerd! Steek het liever rap hier ergens weg onder de rommel! "
Reeds bonkten ze op de kelderdeur: " Schnell! "
" Da-da, Tovaritch! ",riep Joseph naar boven, " Padashditje!", Eén ogenblik!
" Mutti, was mache ich mit Otto und Ilse?", vroeg Weimar in paniek aan zijn vrouw.Ze hadden hun koppel parkieten nogal luguber naar hun gestorven zoon en dochter genoemd en nu stond hij hier onbeholpen met de vogelkooi te draaien.
" Mitnehmen Vati, selbstverständlich! " Ze twijfelde geen enkel ogenblik: "Und Ich trage den Bohnenkaffee! "... En als verliefd drukte ze de thermosfles met hun laatste rantsoen échte koffie aan de boezem.
Drie minuten later stommelden ze de trap op, Joseph als laatste, de vuile vale morgenschemer tegemoet. De ruïne aan de overkant gloeide nog steeds onverminderd na en de prikkelende brandlucht bezorgde Ma De Bens zo'n hevige hoestbui dat ze erbij op de dorpel moest gaan zitten. Joseph overwoog nog even hoe hij een bericht voor Phil zou kunnen achterlaten, maar de Rus dreef hem ongeduldig de straat op.
De dode soldaat op de stoep joeg de vrouwen, die nu voor het eerst met dit akelige zicht geconfronteerd werden, danig de stuipen op het lijf. Ook de buren kwamen verdwaasd buiten, met in de armen allerlei zaken die ze haastig bijeen hadden gescharreld. Al vlug stonden in hun zijstraat een vijftigtal verwaaide, bestofte vluchtelingen in groepjes bijeen geklit, hun dreigend noodlot af te wachten: angstogen in de bleke gore gezichten en óp van de zenuwen. Uit het gehuil van de Stalinorgels en het krijgsgewoel iets voorbij Steglitzer Bahnhof bleek over duidelijk dat dààr nog steeds verbeten werd voort gevochten.
" Dicht bijeen blijven! ",raadde Joseph zijn huisgenoten aan, toen hij zag hoe de oude Weimars, met als enige bagage de vogelkooi en hun koffiekan, reeds bij andere buren waren afgedwaald, "en laat u straks verdomme niet uiteen drijven! ..."
Na tien minuten waren de Russen er blijkbaar gerust in dat niemand in de kelders was achtergebleven. Met een startschot in de lucht en wat schorre kreten "Schell-schell !" dreven ze als volleerde cowboys de kop van de grauwe kudde het parkje van het dispensarium binnen, hetzelfde pad op dat hij met Weimar en Miel ook vannacht had genomen. Tussen de bomen hing er minder rook, waardoor het hoesten en rochelen in de lange stoet wat bedaarde. Achter het muurtje bij de uitgang van het park lagen nog steeds de drie lijken van de M.G.ploeg, maar nu merkte Joseph hoe verschrikkelijk en bloedig ze waren toegetakeld, duidelijk uitééngereten door een handgranaat, en reeds bedekt met zwermen vette vliegen...
De schildwachten leidden hen ruw voorbij het schooltje, waar ze vannacht zo goed waren ontvangen. De commandopost draaide nog op volle toeren, met het gerij voor de deur en het in- en uitlopen van vermoeide, met roet besmeurde soldaten.
Een paar straten verder werd de colonne een binnenkoer opgedreven, midden in een vernield huizenblok... Maar de ruïnes dateerden reeds van een hele tijd geleden, want het baksteenpuin lag langs de lege uitgebrande gevels met 'Deutsche Gründlichkeit' proper gelijnd tot manshoge muren opgestapeld. Toen de laatste slenteraars van hun haveloze groep de koer kwamen opgestrompeld, viel het Joseph op hoezeer ze van de buitenwereld waren afgezonderd en plots kreeg hij een naar gevoel in de maag: " Als die clowns hier maar geen rare toeren met ons uithalen! ..." Schichtig speurde hij in 't rond, maar vond zo direct geen uitweg: ze zaten goed en wel gevangen, aan de willekeur van een tiental Tartaren overgeleverd.
En die lieten er geen gras over groeien: met een paar ruwe bevelen en op de punt van de bajonet duwden ze alle mannen, zowel grijsaards als tienerknapen, uit de stoet naar de pokdalige muur aan de overzijde. De eersten gingen slaafs onderdanig, maar een paar voelden nattigheid en moesten met geweld uit hun gezin worden losgerukt, voor ze zich met een lijkbleek gezicht naar de overkant lieten drijven...Daar stonden ze dan, als willoze poppen, in al hun schamelheid beschenen door het harde licht van de doorbrekende morgenzon.
Joseph besloot plots zijn noodlot niet langer af te wachten.
" Kom mee! ",siste hij tegen Pa De Bens, " Ik ga die chef aanpakken voor het te laat is..." En met grote sprongen stapte hij op zijn krukken resoluut naar de bevelvoerende sergeant, stopte op twee meter en haalde zijn paspoort te voorschijn uit de binnenzak van zijn zwarte winterjas.
"Dobre,...Tovaritch...Kommandant! Padashditje..."
De vent schrok even terug en ook de soldaten bleven een ogenblik verbouwereerd staan kijken naar die brutale kreupele Mof, die hun sergeant in het Russisch 'Goede morgen' toewenste en vroeg eventjes te wachten! Om je een breuk te lachen! Joseph maakte van de onderbreking gebruik om zijn grote orgels open te trekken: hij was een Franse arbeider, géén Duitser, en de Russen waren echt zijn vrienden...Zijn stereotype opvoering verliep steeds vlotter: de kokarde op zijn revers doorbrak de muur van vijandig wantrouwen...
Toen de hufter de militaire stempel bekeek op zijn paspoort en hardop de vermelding "Vriend van de Sovjet-Unie" spelde, wist Joseph dat hij het pleit gewonnen had. Een fiere vermoeide glimlach verdreef de kwade frons op het gezicht van 'tovaritch kommandant' en met een hartelijke schouderklop verklaarde hij dat zijn 'drusjarabojtnik fransoos' de benen mocht nemen.
Het verwekte wat heibel toen Joseph kordaat heel de familie De Bens uit de wachtende groep vluchtelingen wilde meetronen, maar na een uitdrukkelijk vlaggenvertoon en vergelijking van hun paspoorten met het zijne, liet de sergeant hem met zijn gevolg toch gaan, zij het met lede ogen...Joseph zag hem misprijzend op de grond spuwen en wachtte geen tegenbevel af
Nat van het angstzweet spoedden ze zich de poort uit en op straat kreeg Ma bijna een appelflauwte, maar dochter Francoise trok haar onverbiddelijk voort, zo vlug mogelijk weg van deze plaats des onheils. Wat er achter hen met de Duitse vluchtelingen op de binnenkoer gebeurde, zouden ze pas dagen later vernemen...
Op een pleintje iets verderop kwamen ze in een druk verkeer van paardenkarren terecht, met aanvoer van bevoorrading naar het front. Joseph vond het geraadzaam uit het gewoel te verdwijnen. Ze liepen vlug een zijstraat van een verlaten villawijk in, waar schijnbaar minder hard was gevochten, want de meeste fleurige huisjes tussen het prille lentegroen zagen er, op een paar gebroken ruiten na, praktisch onbeschadigd uit. Het wegdek, dat in de straten van Steglitz alle vijf voet versperd had gelegen met puinhopen van de ingestorte huizen, lag er hier nog proper bij en er hingen ook veel minder witte vlaggen dan in de grijze woonblokken van de volkswijken die ze zojuist hadden verlaten. In tegenstelling tot de oudere stadskernen, was hier weinig platgebrand of gebombardeerd en er hing een bijna vredige sfeer, als je tenminste het woeste kanongebulder op de achtergrond kon vergeten.
Maar nergens viel er enig teken van leven te bespeuren. Waarschijnlijk waren de bewoners de dag voordien, toen de frontlijn nog hier in de buurt lag, eveneens door de Russen uit hun huizen gejaagd, volgens het ondertussen gerodeerde cascadeprocédé. Voor de évacuées behelsde dat één groot voordeel: wie vandaag een kilometer achteruit moest vluchten, vond wel onderdak in de vele woningen die gisteren waren ontruimd.
" Luister eens ",stelde Joseph voor, " er is hier geen kat te zien: laat ons in zo'n hof achter een haag voorlopig wat rusten en ons gedachten ordenen. We moeten voor de komende dagen toch een onderdak vinden en hier is er plaats genoeg...Hoe verder we nu nog lopen, hoe meer kans we hebben van midden de andere évacuées terecht te komen. Daar zullen ondertussen de woningen wel reeds overvol zitten...en dan geraken we niet meer van straat. Ik schat dat we al over de twee kilometer van huis zijn en dat is meer dan de Russen gevraagd hebben...Wat denkt ge ervan?"
Iedereen was onmiddellijk akkoord: over al deze uitgestorven lanen rondom hing een sinistere sfeer, ondanks het schijnheilig kwinkeleren van de vogels in het bladerdak. Het leek wel of de hele buurt was uitgemoord en hun groepje ieder ogenblik recht in een hinderlaag kon vallen...
Bij de eerste de beste voortuin met een geschikte dikke rhododendronhaag duwden ze het afgrijselijk piepende hek open en knielden schichtig in het malse gras neer, wegduikend in de beschutting van het wild opgeschoten struikgewas.
De tuin zag er erg verwaarloosd uit: duidelijk reeds jaren niet meer onderhouden met al dat verdorde onkruid in de perken. En uit de villa met de neergelaten afgebladderde rolluiken kwam geen enkele reactie op hun indringen. Joseph deed teken stil te blijven liggen. Maar na een moment van wurgende spanning konden ze eindelijk opgelucht ademhalen: er was schijnbaar geen levende ziel in huis en op eerste zicht bleek niemand iets van hun inbraak te merken...
Oef! Ze waren dan toch van de straat af geraakt, uit het zicht van de soldaten, en dus voorlopig min of meer veilig.
Na een half uurtje rust zakte de spanning, en het kanongebulder in de verte deed hen enkel nog opkijken als de huilende Katioucha's af en toe een schreeuwerig orgelpunt aanhielden in deze moordende kakofonie. Het geratel van lichte wapens was nauwelijks nog te horen: de Russen waren blijkbaar weer een eind verder naar het centrum van Berlijn opgerukt...
" Hoe lang denkt gij dat het daar nog gaat duren?", vroeg De Bens fluisterend aan Joseph.
" Een week...of tien dagen...wie zal het zeggen...Dat hangt af hoe hardnekkig ze zich in de binnenstad gaan verdedigen, en over hoeveel voorraden ze kunnen beschikken...Als het daar allemaal mannen van de SS zijn, kan het nog efkens duren, want die vechten 'bis zum letzten Patrone',om hun Führer te verdedigen. Als ze niet naar 't westen kunnen uitbreken, of als Berlijn niet ontzet wordt door het binnenlands leger, weten die gasten dat ze van de bolsjevieken toch geen kwartier krijgen: ze zullen zich doodvechten, liever dan te capituleren... Moest Hitler ondertussen uitgeweken zijn naar de Alpenfestung, kan er nog van alles gebeuren: Vergeltungswaffe...of een akkoord met de Anglo-Amerikanen, om samen met ons de Russen tegen te houden...Maar, mijn gedacht, loopt het toch ver op z'n einde...De merde is dat we geen flauw benul hebben wat er de laatste veertien dagen juist is gebeurd..."
" Ge gaat ons toch niet zeggen dat we daar voordien wél een eerlijk zicht op hadden, hé! Den Duits heeft ons altijd maar juist verteld wat hij kwijt wilde! ...Na fiasco Stalingrad bazuinden ze de ene overwinning na de andere uit, en toch zijn ze steeds maar achteruit getrokken, tot ze vandaag hier met de rug tegen de muur staan! ..."
" Komaan zeg! Hou op met die zever! ", onderbrak Ma De Bens haar echtgenoot bitsig, " Zie liever dat ge aan wat drinken kunt geraken, hier binnen misschien, want dat zijn ik vannacht vergeten mee te nemen...Daarbij, we krijgen honger, en we kunnen hier toch niet heel den dag achter deze haag blijven liggen! "
" Ha! Gaat gij zeggen wat we moeten doen?"... vroeg Joseph geprikkeld, want hij liet zich door dat mens niet graag op de kop zitten, of aan zijn leiderschap tornen. Maar toen het ganse gezin hem verbaasd aanstaarde, bond hij in en zei tegen Pa: " Kom, we gaan eens op verkenning..."
Alle deuren waren op slot, maar door het karton van een zijvenstertje weg te drukken geraakte Pa binnen, en opende de achterdeur voor Joseph, die na een korte rondgang door het duistere gelijkvloers de rest van het gezin binnenriep. Ze trokken de rolluiken een paar centimeter op, juist voldoende om het daglicht in dunne straaltjes tussen de latjes naar binnen te laten sijpelen...Salon en eetkamer waren gezellig ingericht, met degelijk meubilair, mooie tapijten, en kleurige schilderijen: de vorige bewoners zaten er zo te zien warmpjes in...De deur met glas-in-lood van het bureau was op slot, maar in de keuken vonden de vrouwen voldoende om een deftig ontbijt op tafel te zetten. Het butaangasfornuis werkte ook nog, en tien minuten later zat het hele gezelschap aan tafel achter een dampende mok lindethee. Hier konden ze het op eerste zicht wel een tijdje volhouden, als de Russen geen roet in het eten strooiden...
De rest van de morgen verkenden ze de kelders en de eerste verdieping. Maar Joseph moest hen regelmatig tot meer stilte aanmanen, telkens ze weer iets vonden dat de toekomst kon opfleuren... En dat was heel wat, want hoe schroomvallig ze het huis vanmorgen ook hadden betreden, des te brutaler sloegen ze nu wild aan het plunderen: schaamteloos trokken ze in de twee slaapkamers boven alle schabben van de kasten en de laden leeg, in hun jacht naar iets waardevols of bruikbaars, tot grote ergernis van Joseph.
" Jullie zijn geen snars beter dan de Russen! ", verweet hij hen, toen ze in de late namiddag aan tafel gingen om nog tijdig van het daglicht te profiteren, " en als ge van plan zijt zo voort te doen, moet ge 't zeggen, want dan trap ik het af! Ge maakt veel te veel lawaai naar mijn goesting! ...Er moet maar een soldaat langs de straat lopen, en hij hoort van op honderd meter dat hier volk in huis zit...Ge zijt danig kort van memorie, moet ik zeggen, om nu al die affaire van vanmorgen op die binnenkoer te vergeten: die mannen hadden ons daar allemaal om zeep kunnen brengen! Het is dank zij mij dat gezonder kleerscheuren zijt weggeraakt, of niet soms?"
Ze keken hem stug aan: niemand wordt graag in 't openbaar de jas uitgeveegd. Maar Joseph vervolgde onverstoorbaar: " Als ge moest denken dat ge op uw eigen houtje beter uw plan kunt trekken: voor mij niet gelaten, weet ge! Maar ik ben niet zinnens me voor een derde keer door die losgeslagen schurken te laten ondervragen. Er zijn hier huizen genoeg waar ik in m'n eentje kan onderduiken...Maar als ge wilt dat we bijeen blijven, dan is dat op mijn voorwaarden! ...We zitten te lelijk in nesten om ook maar het minste risico te kunnen nemen: één onvoorzichtigheid, en het huis zit voor ge 't weet vol soldaten, die niets liever doen dan op de vrouwen te kruipen en mij de nek af te snijden...Ik ga m'n leven geen tweede keer riskeren om jullie uit de penarie te helpen, als ge dàt maar weet! Het is dus eier of jong: ofwel doet ge wat ik zeg zonder pruttelen, en dan zal ik mijn uiterste best doen om u hier door te slepen, ofwel is het "bonjour en merci", elk voor zich! ..."
Hij keek het zwijgende kringetje rond, maar niemand verroerde een vin. Enkel De Bens blikte verdoken naar z'n vrouw...
" Luister, ik moet binnen dat en een uur weten hoe de zaken staan, want ik wil voor Sperrstunde nog de tijd hebben om een ander onderdak te zoeken, als het nodig moest zijn..."
Dat was voor Ma blijkbaar teveel: ze kon niet zonder meer toelaten dat haar autoriteit werd aangetast.
"Joseph, jongen, ge ziet het totaal verkeerd... Akkoord, ge hebt ons met uw kennis van het Russisch vantijd goed geholpen, en daarvoor moet ik u bedanken...Maar, al zeg ik het niet graag, als we straks misschien weer voor de soldaten moeten gaan lopen, moet ge toch inzien dat ge met uw krukken een blok aan ons been zijt..."
" Ma, weglopen voor de soldaten is het stomste wat ge kunt doen, want dan schieten ze u neer lijk konijnen! "
" Wel, jongen, dan zijn we maar stom! Ik blijf niet staan, als ze mijn gezin willen vermassacreren!"
Joseph schudde meewarig het hoofd: tegen zoveel onbegrip bij dat mens kon hij niet op. Francoise wilde haar moeder nog in de rede vallen, maar deze legde haar met een afwerende hand het zwijgen op. Pa keek mistroostig in z'n bord. Die kende zijn vrouw al langer.
" Bon, Madame, ge moet het zelf weten...",zuchtte Joseph, " maar ik geef u toch de raad wat stiller te zijn, als ge geen bezoek wilt krijgen...Ik ga mij voor een dag of twee-drie in een ander kapotgeschoten huis installeren: dat is stukken veiliger...en minder interessant voor de plunderaars. En zohaast het kan, keer ik terug naar de Albrechtstrasse: tegen dien tijd zal Phil daar dan wel weergekeerd zijn, hoop ik...Ik zie jullie thuis wel terug, volgende week."
" Reken er niet te sterk op ", waarschuwde Ma." In deze villa zitten we veel comfortabeler dan in de Albrechtstrasse: zolang de vorige bewoners niet terugkomen, blijven wij hier...Misschien komen we bij ons thuis volgende week in de rapte wat spullen ophalen, maar alles van waarde zal toch wel geplunderd zijn, vrees ik....Alhoewel ", besloot ze, " gij kunt het daar wat in 't oog houden, vanals ge terug moogt..."
Joseph was ervan overtuigd dat het mens nog een 'dank u' van hem verwachtte, maar hij kon het niet over zijn lippen krijgen. Hij pakte, terwijl zij nauwlettend toekeek, zijn deel van het brood en de beschuiten in zijn rugzak...En even dreigde er een rel los te barsten, toen hij aan kleine Miel vroeg een paar flessen wijn uit de kelder te halen. Maar ze bond vlug in.
" Ge wilt me toch niet zonder drinken laten gaan, hé! ", zei hij bitter. Drinken was van meer belang dan eten, dat had hij in Rusland wel ondervonden. En in de ruïne waar hij nu naar toe trok, zou wel geen water meer zijn...
Met een stevige omhelzing, die weer naar Soir-de-Paris rook, en een kus op de wangen werden ze luidruchtig uitgewuifd en door hun Tartaarse schildwacht terug naar de Albrechtstrasse geleid. Halverwege het parkje, even voorbij de drie dode Duitsers, gaf de oude Weimar alle kostelijke gaven tegen een boom over en kwam even bleek terug thuis als toen hij vertrokken was.
Hun straat lag er nu verlaten en slordig bij: de prikkelende rookwolken hadden de soldaten blijkbaar voorlopig verdreven. De brand aan de overkant was ver geluwd, maar uit de kelder straalde nog een felle gloed, waartegen de eens zo mooie gevel zwart afstak als het lugubere decor in een Javaans schaduwtheater. Het lijk van het gesneuvelde HJ-soldaatje in de goot voor hun deur was duidelijk geplunderd: alle kleren losgerukt en de zakken omgedraaid...
Hun bewaker wenste hen met een stalen gezicht beleefd een goede nacht " Dobre, dobre..." en verdween in de rosse mist naar de hoek van de straat. Het was halfzes, maar door de weerkaatsing tegen het lage wolkendek van de flakkerende brandhaarden verderop in de wijk, viel van een nakend ochtendgloren niets te merken.
" Mutti, wir sind wieder da! Alles in Ordnung! ", riep Weimar in de hal geruststellend naar beneden. Maar pas toen de mannen de pikdonkere kelder op de tast waren binnengedrongen, roepend op de vrouwen en de meisjes, welde als enige reactie plots een hysterisch huilen en snikken vanuit de verste hoeken op. Bijgelicht door een aansteker trok Joseph de zandzakken uit het venstergat en in de vale schemer ontwaarden ze de ravage om zich heen en de vuile betraande gezichten van de vrouwen. Iedereen sprak door elkaar, in een wirwar van troostende omhelzingen, die pas wat kalmeerde toen iemand erin slaagde een kaars aan te steken.
Joseph kon Phil in het duister niet ontwaren en vroeg aan Francoise waar deze naartoe was.
" Efkens naar achter..."
Toen barstten de verhalen los, in een mengelmoes van stukken en brokken en iedereen wilde gejaagd de eigen belevenissen kwijt, de doorstane doodsangst heftig van zich afpraten, de korte opluchting over de veilige ontknoping, het medeleven met het zenuwslopend afwachten van de vrouwen in het donker...
En nog was Phil niet terug...
Na een tijdje kreeg iedereen min of meer zicht op de gebeurtenissen van de voorbije nacht. Toen de mannen uit de kelder werden gedreven, wilde Ma De Bens haar echtgenoot naar boven volgen, maar de tweede soldaat, die bij hen in de kelder was achtergebleven, had haar met een paar kolfstoten neergeslagen. Op haar gekerm was eerst haar jongste dochter Rika uit de schuilplaats achter de bruinkoolbriketten te voorschijn gekropen, om haar moeder te helpen. En ondanks de waarschuwende kreten om zich te blijven verstoppen, was nadien ook Francoise toe gesneld.
" En Phil?",drong Joseph aan, " Waar blijft die toch zo lang, verdomme?"
Plots voelde hij nattigheid: " Wat is er met Phil gebeurd?" Even was het stil.
" Ik denk dat ze naar buiten is gevlucht...",zei Rika zacht, " Ze heeft zeker geprofiteerd van het lawaai om weg te lopen..." Er klonk een nauwelijks verholen verwijt in haar stem door over deze vaandelvlucht, maar ze vergoelijkte onmiddellijk: " Ze had voordien al veel last van de zenuwen..."
Ma De Bens voegde er wijselijk aan toe: " 't Is het verstandigste wat ze kon doen, want die Rus had het lelijk zitten... Hij heeft ons hier in de hoek bijeen gedreven met zijn geweer en we moesten alle valiezen open doen... Hij heeft eruit gegraaid wat hem interesseerde..., m'n colliers onder andere, en onze horloges afgepakt... En in 't weggaan heeft hem de lamp meegenomen en overal in 't plafond geschoten lijk ne zot, in alle hoeken en kanten! ... Wij bleven achter in den pikkedonkere, maar we zagen de vlammen van z'n mitraillette, en de kogels ketsten in 't rond! ...Ik dacht dat ons laatste uur was geslagen! Maar dan kwam zijn baas roepen dat hem ermee moest ophouden en die heeft hem dan meegenomen. Dan hebben we hier in 't donker blijven wachten: we wisten niet wat er met u was gebeurd, maar we waren bang dat ze u hadden afgevoerd en misschien wel doodgeschoten..."
Ze kreeg weer een huilbui in de armen van haar man.
Haar dochter Françoise vervolgde: " Het was dan op straat wat gekalmeerd met schieten en na een tijdje wilde Ma naar buiten gaan om u te zoeken, maar we hebben haar kunnen tegenhouden. En toen zei Madam Weimar hier: ik ben de oudste, mij zullen ze niet veel doen: als 't licht is zal ik ze wel gaan zoeken....En dan zijn we hier in 't donker blijven wachten, totdat gij zijt gekomen..."
" Hoe lang is Phil al weg?",moest Joseph weten, " Ze ziet toch ook dat alles nu rustig is op straat! Ze zou nu toch veilig terug kunnen komen! Miljaarde nondedju, waar zijn haar gedachten om in zo'n omstandigheden buiten te gaan lopen!"
" We hebben haar niet meer gezien, vanals die Rus kabaal is beginnen schoppen: ik heb geen horloge, maar 'k schat twee uur geleden. Nu het begint te lichten zal ze wel weer komen opduiken, als ze haar zenuwen weer meester is...Ge kunt niet beter doen dan wachten, en wat geduld hebben..."
In de donkere kelder van de 'Kleine Albrechtstrasse15 B' klitten de negen bewoners angstig in de verste hoeken bijeen. De brandende kaars op het tafeltje in het midden bescheen hun bleke schimmen, maar ze hadden geen oog voor elkaars van spanning verwrongen gezicht. Alle aandacht was gespitst op de scherpe geluiden, die tegen de verre achtergrond van hels oorlogskabaal vanaf de straat tot hen doordrongen.
" Daar zijn ze! ",mompelde Joseph schor en Phil dook nog wat dieper in de bescherming van zijn oksel weg. Het klepperen en snerpend piepen van de rupskettingen was nu helder te horen: een T 34..., neen, een stuk of drie van die monsters kwam met brullende stoten van de motoren steeds duidelijker dichterbij. Het was of hij weer in zijn schutterskuil lag, daar ergens verloren in de Russische steppe, met dàt verschil dat hij hier door geen enkele wapenbroeder gesteund werd en géén Panzerfaust in de hand klemde om de vijand af te slaan...De nachtmerrie, die hem zo dikwijls in angstzweet had wakker doen schrikken, was nu opnieuw de beklemmende werkelijkheid geworden.
De tankkanonnen schoten er driftig op los en ze voelden de keldervloer onder hun voeten daveren, als verderop met zwaar gedruis een huis instortte...De vrouwen kreunden telkens wanneer de granaten dichterbij ontploften en de kaarsvlam flakkerde in een neerruisende sliert kalkstof. Niemand durfde de paniekerige gedachten verwoorden die door hun hoofd flitsten, maar de mannen wisten hun laatste uur geslagen en trokken in wanhoop hun lief, vrouw, of kind troostend dichter tegen zich aan.
Phil en de dochters De Bens doken zo diep mogelijk weg voor het schrikbeeld van de onweerstaanbaar naderende overweldiging door de wrede steppebeesten.
Het einde kwam nog verrassend vlug. Na een paar zware krakende ontploffingen hoorden ze door het keldergat in het Duits een paar haastige bevelen schreeuwen en spijkerlaarzen voorbij hollen onder het geratel van machinepistolen. Een ogenblik later - het scheen wel een eeuwigheid - snerpten "Hoeree! " kreten door destraat, knalden een paar handgranaten en weerklonken commando's in een onverstaanbaar koeterwaals: ze komen!
Phil kreeg een zenuwtoeval en ook de dochters De Bens begonnen te janken, maar werden links en rechts door de oudere vrouwen sissend tot de orde geroepen. Joseph schoof met de hulp van Pa Weimar vlug een paar zandzakjes in het keldervenster als bescherming tegen een mogelijke handgranaat.
In de gang boven hen hoorden ze plots gestommel en schorre dierlijke kreten bij het brutale openstampen van de binnendeuren in de hal. Joseph voelde instinctmatig dat hij iéts moest doen om het onheil af te weren en ging aarzelend op z'n krukken de schuilplaats uit en onderaan de keldertrap staan, een wit fluwijn in de hand. Waar hij dàt vandaan haalde heeft hij nooit geweten.
" Nu of nooit! ",flitste het door zijn hersens en zo hard als hij kon schreeuwde hij naar boven: " Drousja, Tovaritch! Drousja , Tovaritch! "Vrienden, kameraad! Hij herinnerde zich plots dat de Russen dat ook altijd riepen als ze zich overgaven! Soms hielp het...Soms niet.
De kelderdeur zwaaide krachtig open en scherp afgetekend tegen het harde daglicht verscheen traag, achter de nog rokende loop van een machinepistool met schijflader, de ronde gedrongen gestalte van een achterdochtige mongoolse soldaat. " Drousja, ...drousja! ",riep Joseph nogmaals naar boven en zwaaide onhandig met het witte fluwijn. De Rus riep schor iets, waarvan hij enkel "Stoy!" verstond. Achter de soldaat verscheen diens tweelingbroer en terwijl ze hem beiden onder schot hielden met hun stormgeweren stommelden ze de keldertrap af. De eerste porde hem venijnig met de loop van zijn wapen achteruit tegen de muur, zodat hij bijna van zijn krukken viel, en vroeg: " Germanski soldatt?"
" Njet, drousja! ",hield Joseph benepen vol. De tweede drong verder de donkere kelder binnen in de richting van de angstig jankende vrouwenstemmen en schamperde, wantrouwig rondloerend: " Drousja?..Niks drousja!.." Een polyglot met gevoel voor humor...
Maar voor ze de soldaten de tijd kregen venijnig te worden, stond plots een officier in lederen jekker en slappe kepi met getrokken pistool bovenaan de trap en bulderde een bevel naar beneden. Als door een wesp gestoken renden beide boemannen de kelder uit en de treden op, zonder Joseph nog een blik te gunnen.
Beklemmende stilte.
" Scheisse! ",zei Pa Weimar plots hardop, " ich habe das Führerbild im Wohnzimmer hangen lassen! ...",maar niemand durfde nog een vin te verroeren. Enkel de vrouwen snikken wat angstig na, maar als dàt de gevreesde machtswisseling was tussen de nazi's en de bolsjevieken, konden ze niet klagen: ze waren er tot nu toe bijna zonder kleerscheuren doorgerold...Daarmee bedoelden ze in feite enkel "we léven nog" ,want ze wisten instictmatig dat ze hoe dan ook aan die "kleerscheuren" niet zouden ontsnappen.
Het krijgskabaal van ratelende mitrailletten, knallende handgranaten en schor geschreeuwde bevelen deinde uit de straat weg, maar werd nu overstemd door het klepperend krijsen van rupskettingen en het op en af golvend gebrul van tankmotoren. De kelder daverde van de korte kanonschoten, waarmee de stalen monsters de weerstandsnesten verderop en de barricades rond Steglitz-Bahnhof opruimden, alvorens weer met snerpend gepiep en brullende motor een huizenblok dieper tussen de wanhopige verdedigers door te stoten.
Het duurde een eeuwigheid voor het kabaal wat luwde en het daverend instorten van laaiende gevels, zoals de paukenslagen bij 'De Godendeemstering', een voorlopig einde maakten aan dit oorverdovende inferno .Tijdens de korte pausen horen ze een jonge mannenstem vlak bij het keldervenster aanhoudend "Mutti" kreunen en klagend "Bitte Hilfe!" smeken, tot na een eindeloos uur een korte knal hem uit zijn lijden hielp. Iedereen herademde beschaamd en opgelucht tegelijk: beter zo, dacht Joseph, ze waren toch niet bij machte om op de smeekbeden van die sukkelaar in te gaan...
Het liep reeds tegen de middag, maar niemand durfde aan eten te denken. Joseph werd herhaaldelijk geprezen om zijn tussenkomst bij de inval van de soldaten in de kelder, tot hij er tureluurs van werd: als ze hem toch zo'n held vonden, kon hij hier beter zonder meer de leiding nemen. Met zijn ondervinding en taalkennis zou hij er in de komende uren misschien in slagen hun kleine groepje voor stommiteiten te behoeden, die voor iedereen faliekant zouden aflopen.
Laat ons alvast beginnen met de petroleumlamp aan te steken, dacht hij: de Russen moeten met één oogopslag goed kunnen zien dat hier enkel onschuldige burgers hokten...En aan de vrouwen gaf hij de opdracht onmiddellijk kleine Belgische rozetjes ineen te flansen en bij iedereen aan de revers vast te naaien.
De oude Herr und Frau Weimar keken wat verongelijkt toe, toen Joseph besliste hen van het vlaggenvertoon uit te sluiten. " Jammer, mensen, maar als de Russen het bedrog zouden ontdekken, riskeren we er allemaal aan te gaan! ...We kunnen onze eigen veiligheid niet in gevaar brengen, begrijp je wel?"Maar de oudjes begrepen helemaal niets! ...
Naarmate in de late namiddag het keffen van lichte wapens in de verte verzwakte, begonnen ze opgelucht vlug wat beschuiten te knabbelen en oud brood dik besmeerd met de buitgemaakte margarine en bietensiroop. Dat alles wat naar stof en pleisterkalk smaakte, scheen niemand veel te deren...
Maar de betrekkelijke rust was maar van korte duur: plots joeg, met een oorverdovend staccato als van een gigantische politiesirene, een Katioucha-batterij van dichtbij in de Albrechtstrasse zijn 36 raketten in een razend tempo naar het stadscentrum! Het helse lawaai dreef hen in een mum terug naar de donkerste hoeken van de kelder. Het was werkelijk of de wereld instortte.
" Es sind nur Raketenwerfer! " trachtte Joseph hen stoer gerust te stellen, maar toen dit zenuwslopend gehuil na een kwartier even onverwacht hernam, dook iedereen toch weer in zijn hoekje! En een kwartier later opnieuw het zelfde gehuil: juist de tijd om het vuurspuwend monster met een nieuwe dodende garve te herladen. Joseph trachtte met een deskundige uitleg de gemoederen wat te kalmeren: deze batterij, hier in de straat, wees erop dat de frontlijn reeds minstens een kilometer verderop lag. Zo te zien was de vuurzee aan hen voorbij gegaan, zonder al te veel schade...
Met het vallen van de avond rukte ook dit 'Stalinorgel' verder naar voor, om met zijn moordend requiem het Laatste Oordeel over andere stadswijken uit te bazuinen. Het zag er dus werkelijk naar uit dat Joseph en zijn huisgenoten de oorlog hadden overleefd en als om dat geruststellend feit te bezegelen, klonken dreinend door het keldervenster flarden harmonicadeuntjes, onderbroken door uitbundig geschater van jonge soldaten die wat verder in de straat hun nachtbivak hadden opgetrokken. Het eeuwenoude " Kalinka" scheen nog steeds goed in de smaak te vallen...
In de verte donderden nog wel dof de kanonnen en in de kelder hing een steeds sterker prikkelende brandlucht, afkomstig van het laaiende 'art-nouveau-huis' aan de overkant, maar de vrede scheen toch in aantocht. De scherpe uithalen van een dronken vrouwenstem tussen het feestgedruis van de joelende soldaten klonk wel niet erg geruststellend, maar kom...Bij elke uithaal wierpen de mannen in de kelder elkaar bij het schijnsel van de petroleumlamp veelbetekenende blikken toe en de bedrukte vrouwen trokken zich hurkend terug in de duisternis van het kleine gewelf.
Joseph begreep al vlug dat die zatlappen vroeg of laat op bezoek zouden komen en besloot de koe bij de horens te vatten...Elk inwonend gezin beschikte hier over een aparte voorraadruimte, afgesloten met lattendeuren voor de verluchting. Na een korte discrete verkenning dacht hij wel een paar geschikte schuilplaatsen te kunnen vinden voor de jonge vrouwen van het bange gezelschap. Hij trommelde Pa De Bens op en maakte met hem in de opslagruimten van elke familie een klein hok achter de stapels bruinkoolbriketten voor elk van de meisjes. Een vuile karwei, en het moest vlug gaan! Veel geestdrift was er niet, toen hij hen verplichtte daarin weg te kruipen en nog minder toen ze de ingang afdekten met wat lichte wrakke meubelen en vuile planken...
Nauwelijks waren ze klaar, of er klonk door de hall boven hen het vrolijk geroep van de joelende jagers: " Frau! Yoe-Hoe! ...Frau! "en iets dat leek op " Ja loubljou dewidza germanska! " Joseph begreep er wel uit dat de liefde voor Duitse meisjes om hun hart was geslagen, want iets dergelijks hadden zijn eigen maats destijds in Tarrasowa en aan de Wolchow eveneens geroepen, maar dan naar een pronte 'Ruska'...
Reeds bonkten de Casanova's de keldertrap af: " Hoe-yoe! Maria! Frau, komm! Schnaps! Wodka! " Die waren vast van plan er vannacht eens driftig in te vliegen!
Toen ze in de lichtkring verschenen, stond Joseph hen op zijn krukken op te wachten en zei, kordater dan hij zich voelde: " Ha, tovaritch! ", alsof hij een oude bekende begroette. De ongenode bezoekers twijfelden even, als overrompeld door deze vriendelijke ontvangst en Joseph vervolgde: " Drusja, njet dewidza: Matka! ", waaruit zijn nieuwe 'vrienden' wel begrepen dat hier geen meisje te versieren viel, enkel een oud moedertje.
Joseph wees verontschuldigend naar de gerimpelde 'Matka' Weimar, die geschrokken door de plotse wellustige aandacht, angstig tegen haar echtgenoot wegdook. Joseph liet met tekens gemaakt-lachend verstaan dat hij hen voorlopig niets beters kon aanbieden.
De gulzige geestdrift bestierf op hun gezicht, tot hun oog op Moeder De Bens viel en de grootste van de twee wittekoppen haar aanwees, als een kind een pop in de speelgoedwinkel." Frau, komm: wodka! " nodigde hij koppig, maar met heel wat minder enthousiasme en zijn maat zwaaide lokkend met een halflege fles Birkenwasser.
" Njet, njet! ",wierp Joseph zich ertussen, " Matka niks Germanska! "En wijzend naar het driekleurige rozetje op zijn eigen revers: " Beljiekski! Polemaj?"... Of de Russen er veel van begrepen, was zeer de vraag. Daarom drong hij nogmaals aan door op eigen borst te kloppen, als bij een aftelrijmpje: " Ja Beljiekski", en vervolgens Pa en Ma De Bens aan te wijzen: " Pan Beljiekski, Matka Beljiekska! Polemaj?" De jonge soldaat zag zijn speelgoed ontsnappen en vroeg nors in het zelfde embryonaire Volapuk: " Niks Germanski?" met een intonatie van Maak-dat-een-ander-wijs-hé.
Maar Joseph hield voet bij stek: "Njet, Tovaritch! Niks Germanski! Drusja Beljiekski! " En om Ivan helemaal plat te slaan diepte hij uit de binnenzak van zijn overjas zijn identiteitskaart op, die hij met kleurpotloden van een mooie tricolore baan had voorzien. Afgaand op de foto kon de soldaat het document rechtop houden en deed een stap dichter bij de lamp om het met een ernstig gezicht te controleren. Maar Joseph wist dat Ivan geen westers schrift kon lezen en enkel een show opvoerde. Daarom legde hij met handen en voeten uit dat de smerige Duitsers hem verplicht hadden hier te komen werken :" Rabojte, polemaj?"
" Da,da: tovaritch Fransoos! " riep de Rus plots opgewekt alsof hij een openbaring uit zijn schooltijd kreeg en voor Joseph hem een snelcursus aardrijkskunde kon geven, had deze hem reeds stevig omhelsd en een kus op de wang verkocht.
De vent stonk verschrikkelijk, niet zozeer naar de gebruikelijke dierlijke vuiligheid van de frontsoldaat, maar naar een moordende cocktail van Kölnisches Wasser en Fleur de Paris. Als hij hoopte daarmee zijn kansen bij de 'Fraulein' te vergroten, had hij zich op zijn plundertocht werkelijk geen moeite gespaard...
Nummer twee, die wantrouwig achteraf was blijven staan, drong nu ook blij naar voor om op zijn beurt zijn liefde te betuigen.Heel het peloton had blijkbaar de zelfde apotheek bezocht, want hij stonk juist hetzelfde. Dat verwonderde Joseph nauwelijks, aangezien het assortiment in de 'afdeling reukwaren' van deze winkels de laatste tijd aardig was gekrompen...Plots, toen hem ter bezegeling van de vriendschap de fles Birkenwasser werd opgedrongen en nummer één nader kennis wilde maken met Ma De Bens, ratelden buiten een reeks schoten!
Iedereen schrok op. Laarzen renden voorbij het keldervenster en hard geschreeuw van bevelen weergalmde door de straat.
Het aardrijkskundig fenomeen riep tegen zijn maat iets over " Partizanski! "en beiden stoven vierklauwens de keldertrap op, met achterlating van de fles drank. Misschien een excuus om straks terug te komen? De vijf bewoners staarden elkaar versteend van schrik aan...
" Verdammte Werwölfe! ", vervloekte de oude Weimar de ultieme uitvinding van Herr Goebbels, die vorige maand nog kinderen fanatiek had opgezweept om de bolsjevieken ook achter de frontlijn te blijven bekampen, naar het voorbeeld van de partizanen in Rusland.
Het geschreeuw op straat, onderbroken door korte ratelende vuurstoten, scheen hen een eeuwigheid te duren en toen ze de soldaten in huis tierend de trap hoorden opstormen naar de bovenverdiepingen hield iedereen ontzet de adem in: hun leven hing aan een zijden draadje...
Het einde kwam brutaal en even plotseling als onverwacht. Twee mongolen sprongen als duivels uit een doosje de kelder in, met een nog narokende mitraillette voor zich uit. De eerste wees met de loop naar Joseph en Pa De Bens en riep woest iets onverstaanbaars in het Russisch. Iedereen versteef van angst en toen de mannen niet reageerden, schreeuwde hij " Raus-raus! " terwijl hij een kort oorverdovend salvo in het plafond schoot. Het kalk-stof warrelde melkachtig in dikke wolken naar de petroleumlamp en bezorgde de astmatische Weimar een verstikkende hoestbui.
Voor Joseph zich goed realiseerde wat er gebeurde, stond hij met de oude Pa Weimar ,vader De Bens en de 15-jarige Miel naast elkaar tegen de voorgevel, hel verlicht tussen de rondvliegende genstergarven van het brandende Art-déco-huis aan de overkant. In de goot aan hun voeten lag de jonge HJ soldaat, die ze vanmorgen nog om " Hilfe! " had horen smeken. Na de koele kelder leken ze hier plots in de gloeiendhete hel beland, en door de prikkelende rook-slierten in de straat vertroebelden tranende ogen elk verder zicht om hen heen. In de ros-gele mist renden de soldaten wild aan hen voorbij en Joseph zag aan het uitgestreken smoelwerk en de kille ogen van de gedrongen Tartaar die hen onder schot hield dat zijn laatste moment was aangebroken.
Plots dook uit het portiek van de buren een soort officier naast hen op, een jonge vent in lederen jekker en een blinkende rode ster op de slappe pet. Hij duwde onbewogen de soldaat wat opzij en wees met zijn pistool naar de borst van Pa De Bens: " Du, Partizan? Germanski soldatt?" Hij was duidelijk van plan er korte metten mee te maken. Joseph ondernam een wanhopige laatste poging: " Njet Tovaritch Kapitan ...Drusja, drusja! " De officier keek hem misprijzend aan, als was hij een hoop stront op krukken.
" Drusja, hein...", smaalde hij hooghartig, maar liet zijn wapen toch wat zakken, wat Joseph de moed gaf aan te dringen: " Da-da, Tovaritch Kapitan: drujsa! Njet Germanski: Fransoos rabojtnik! Fransoos rabojtnik! " Zenuwachtig greep hij naar z'n revers om de tricolore kokarde onder de aandacht te brengen en zag de Rus even twijfelend naar de rozetjes van de vader en zoon De Bens kijken. Toen keerde hij zich om naar de soldaat achter zich, zwaaide even met zijn pistool en zei iets waarvan Joseph enkel " Kommandant" kon opvangen. Het gevreesde doodvonnis " rastaljat! " hoorde hij in elk geval niet uitspreken en hij loosde een zucht van opluchting toen de soldaat een bevel schreeuwde en met zijn mitraillette het parkje aan het einde van hun doodlopend straatje aanwees.
Met knikkende knieen en nat van het angstzweet schoven ze achter elkaar tussen de glasscherven en het pleisterpuin langs de hete gevels de straat uit en het parkje in. Joseph sloot rillend van alteratie de rij, wat onhandig met kleine sprongen op zijn krukken voortstrompelend. Het flakkerende gele licht van het laaiende buurhuis wierp zelfs tot hier spookachtige schaduwen tussen de bomen, maar een fris windje deed de rook en de hitte van zoëven vlug verflauwen, tot de koude rillingen hem over de rug liepen. De Tartaar liep dreigend met zijn MP schuin achter hem en het was of Joseph de hete adem van de dood in zijn nek voelde. "Hier komt het dus tóch..."
Maar het einde van het bospad gaf uit op een andere zijstraat en bij het hek moesten ze over de lijken van drie Duitse soldaten stappen. Zware boomtakken en brokstukken van vernielde tuinmuren versperden de laan, waarin een zwartgeblakerde T-34 nog stinkend nawalmde. Verderop, in het diffuus geel weerschijnsel van de brandende huizenblokken achter hun rug, stonden en zaten Russische troepen in ruststelling rond hun gerij: een dampende veldkeuken, een ambulance, wat vrachtwagens en een paar huifkarren waarvan de paarden zich tegoed deden aan de bloemen en het frisse groen in de voortuintjes.
De soldaten keken nauwelijks op, toen de bewaker hun sjofele groepje voorbij leidde naar de ingang van een buurtschooltje, een paar woorden wisselde met de schildwacht in het portiek en hen vervolgens de gang in stouwde. Hij maakte hen met een paar pijnlijke porren van zijn wapen vlug duidelijk dat hij hen graag naast elkaar met het gezicht naar de muur had gezien, de handen omhoog, voor hij de baas erbij wou halen.
Het was erg druk in het gebouwtje, ordonnansen liepen aan en af en aanhoudend werden kreunende gekwetsten achter hun rug voorbij geholpen, op een bebloede draagbaar of steunend op de schouder van een kameraad. Toen de oude Weimar medelijdend zo'n triest toneeltje over zijn schouder gade sloeg, verkocht een vermoeide verpleger hem geprikkeld zo'n danig harde schop tegen de schenen, dat de oude man door de knieën zakte.
Gelukkig konden ze zich aan de lange rij kapstokken vasthouden, want het duurde wel even voor een officier zich verwaardigde hen in het klaslokaal binnen te roepen. Hun Tartaar bracht verslag uit bij twee kopstukken die ietwat slordig, schuin in een schoolbank gekneld, uit een Amerikaans fruitconservenblik de laatste slokken siroop slurpten.
En toen begon opnieuw het stilaan goed gerodeerde scenario van vraag en aanbod: neen, ze waren geen sluipschutters of Duitse soldaten, maar - als verplicht tewerk gestelde Belgische arbeiders - de oprechte vrienden van het Russisch leger!
Wat? De schildwacht had hen aangemeld als Fransen! Voor de goede orde radbraakte de ondervrager fier een paar woorden in de taal van Voltaire: " Pas vrai?"
" Si, si! ", speelde Joseph met de moed der wanhoop het spel mee, maar legde vlot in een mengelmoes van zijn halfvergeten Frans uit dat ze uit het kleine buurland'Belgique' kwamen: " Vous comprenez, mon Commandant, la Belgique très petit, et le camarade Capitaine là-bas a pas compris, cause de bruit de canon et de mitraillette: rakke-takke-tak, boum-boum! "
" Ha, wie-wie! " lachte 'mon commandant' begrijpend, maar liet voor alle zekerheid een schoolatlas opduiken, waar ze met verenigde krachten geestdriftig "Petit Belgique" ontdekten. De Rus moest toegeven dat ons vaderland inderdaad "beaucoup très petit" was en de "camarade Capitaine là-bas" het daarom maar bij Frankrijk had geannexeerd. Begrijpelijk, met al die rakke-takke-tak, boum-boum! En waren ze allemaal van "Petit Belgique"?
De oude Weimar lag uitgeput voorover te snikken op een schoolbank en werd wat meewarig in de nek bekeken. Als een uitgetelde bokser werd hij discreet gerust gelaten toen Joseph de rozetjes bij de De Benzen aanwees en fluks zijn eigen paspoort bovenhaalde.
" Wie-wie, okee! ", weerde mon commandant polyglot af, " et pardon: c'est mauvais compris de camarade capitaine là-bas! " verontschuldigde hij voor het spijtige misverstand...
Weimar was ondertussen wat gekalmeerd, maar zijn gezicht zag nog witter dan een laken en de Russen vonden het geraadzaam daar vlug iets aan te doen. Om het goed te maken werd rap de vodkafles gehaald en een stel stoffige glazen uit de schoolkantine om een toast te brengen op"Petit Belgique" en "Grand Stalin". Dat de oude Duitser daarbij "Prosit" zei viel niet eens op....Ze kregen ook elk een blik perziken van Libby's voorgeschoteld en een doosje cornedbeef...De officieren toonden fier hoe ze eerst de siroop met behulp van nog een borrel vodka moesten uitdrinken om in het fruitblik plaats te maken voor het verbrokkelde vlees. Dooreen geschud een ware kapitalistische delicatesse, verzekerden ze...
Het werd drukker op de commandopost, en Joseph wilde na het verorberen van z'n vreemdsoortig voer niet langer "misbruik maken van de gulle gastvrijheid van hun bevrijders". De ene officier liet nog vlug een soldaat aandraven met vier blikken fruit en vier doosjes cornedbeef en stopte elk een pakje buitgemaakte Juno sigaretten in de hand. Onderwijl sloeg de andere een stempel op de voorzijde van Josephs paspoort, en schreef erbij: "Vriend van de Sovjet-Unie".
Vier onleesbare woordjes ,onbenullig en banaal ,maar die hem later z'n leven zullen redden...
Leon loerde vanaf de derde verdieping van het hoekhuis, tussen de stenen stijlen van het balkon,de rechte uitgestorven straat af, vlak tegen de morgenzon. Al was er van die zon nog steeds weinig te merken, door al de zwarte brandwalmen verderop en de kalkgrijze stofwolken van de instortende gevels. Maar van hieruit had hij toch een onbelemmerd dieptezicht rechtdoor van een drie-vierhonderd meter, en zijdelings in het doodlopende zijstraatje een vijftig meter tot aan het parkje daar in de achtergrond. Volgens die bullebak van de Volkssturm zou de Rus aanvallen vanuit de nevels aan het begin van de lange rechte straat, en oprukken naar het versperde spoorviaduct op een tweehonderd meter àchter het hoge weerstandsnest van Leon. Zijn opdracht was met zijn drie Panzerfausten de stormloop van de Russische tanks naar het S-Bahnstation voortijdig af te stoppen en de vijand zo lang mogelijk op te houden. Vanaf welk moment hij de stelling mocht opgeven, om beschutting te zoeken àchter de spoordijk, had die paljas er natuurlijk niet bij verteld. In soldatenjargon heette zo'n opdracht een 'Himmelfahrtkommando'...
Gust Tierentijn lag hier op dezelfde mansardeverdieping in een kamer achter de hoek, om hem met een lichte M.G. dekking te geven tegen het geweervuur van de rode stormgrenadiers die achter de tanks zouden oprukken. Monika was voor het ogenblik nog bezig zijn been te verzorgen waar de 'slager' eergisteren in de Ratskeller een mooie granaatsplinter had uitgehaald. En nadien zou ze het eten klaar maken en zorgen dat de twee mannen zich eindelijk eens deftig konden wassen en scheren. Dat was schijnbaar geen overbodige luxe na die zwerftocht van een week, van de Oder tot hier in Berlin-Steglitz, al had hijzelf nog niets vuils geroken...
Hoe hij hier uiteindelijk op deze verloren voorpost van de Festung Berlin terecht was gekomen, lag aan een lange cascade van verkeerde, stomme beslissingen. Voor hetzelfde geld had hij nu in een lazaret bij de Amerikanen gelegen en zich te barsten gevreten aan hun wereldberoemde 'cornedbeef'! Maar Monika moest zo nodig een goede Berlijnse kliniek vinden voor de zestien gewonde Langemarckers die aan haar zorgen waren toevertrouwd! In plaats van, na het fiasco van Ravensbrück, zoals ieder zinnig mens recht naar het westen te rijden, verdomme! Neen, die koppige geit moest absoluut een grote bocht naar het zuiden maken, tégen het verkeer in, want enkel in Berlijn waren de geneesheren goed genoeg om de gekwetste Vlamingen terug op te lappen! Maar toen ze met veel moeite eindelijk in de hoofdstad binnen geraakten, waren er al acht man gecrepeerd. Acht van de zestien! En in het noodlazaret - of beter gezegd: het afschuwelijke slachthuis - onder het Rathaus van Steglitz konden de zogenaamd hoogbegaafde geneesheren enkel schuddebollen toen er na twee dagen weer vijf waren gestorven.
Een ware hel was het daar geweest, in die Bierkeller! Met amputaties aan de lopende band, de laatste uren zelfs zonder verdoving, érger dan in de middeleeuwen...Dat aanhoudend gillen, janken en kreunen was écht om zot te worden! Vooral als je er zelf niet zo erg aan toe bent... En stinken, Mariètte! Reken daarbij ook nog de wanhoopsdaden van hen die het écht niet meer zagen zitten of aan de pijn ten onder gingen... Leon had regelmatig een scheermes zien doorgeven tussen de gewonden die in lange rijen urenlang in de gewelfde gangen lagen te wachten op een ingreep. Om nog te zwijgen over zij die juist brutaal door de zogenaamd "hoogbegaafde geneesheren" gekortwiekt werden en vervolgens de psychologische schok niet meer aankonden...
Het was dan ook een hele opluchting geweest toen er plots een SS-officier met een adjunct het lazaret kwam uitkammen op zoek naar lijntrekkers, om met hen de weerstandslijn van het S-Bahnspoor mee te bemannen. Leon had zich onmiddellijk gemeld, ook toen Monika de officier liet verstaan dat haar patiënt door de hoofdwonde een hersenschudding had opgelopen en af en toe psychisch door sloeg of, erger nog, bijwijlen blind werd...
"Ach zuster, het is maar voor effe, hoor...Als onze lijn het een kwartier kan uithouden, zijn we al gered. Komaan, Sturmmann van de Langemarck, maak wat voort: voor het Ritterkreuz moet je wel effe uit je pijp komen! "
Pas onder het gewelf van de ingang, waar de officier de schrale oogst van zijn drijfjacht verzamelde, kon Leon plots die man plaatsen: SS-Hauptsturmführer van Praet tot Slooten, het hoofd van de Nederlandse 'Kulturstelle' aan de Fehrbelliner Platz...Dezelfde jonker die als luitenant in mei '40 met zijn afdeling marinefusiliers-per-fiets in de haven van Nieuwpoort de 'Josephine' van schipper Titteca had gestolen voor de mislukte overtocht naar Engeland! Wel-wel-wel...Meneer had het zo te zien ondertussen toch al tot kapitein geschopt, mooi uitgedost als geharde krijger met volle wapenuitrusting: alles erop en eraan, hoor...Enkel dat deftig glad geschoren gezicht misstond een beetje in het beeld van de Germaanse held dat hij wilde uitstralen, de pretentieuze zot!
Zohaast de groep voltallig bleek naar de zin van de Jonker, staken ze in looppas, zigzaggend tussen de granaattrechters, het vernielde stationsplein over naar de versperde viaduct onder het Bahnhof. In de bagagekamer, nu omgevormd tot munitiedepot, kregen ze alles wat een 'Himmelfahrtkommando' nodig had: dat wil zeggen veel wapens en granaten en een klein noodrantsoen eten. Daar kon Leon voor het eerst - en het laatst - vluchtig kennis maken met zijn lotgenoten: drie vuile bleke snotapen van de Hitlerjeugd, vier stugge Noorse en twee Franse SS-vrijwilligers, en één Langemarcker... Gust Tierentijn uit Mol! Deze laatste herinnerde Leon zich uit de goeie oude tijd van 'Adlershorst', toen hij er als onnozele schacht de chauffeursopleiding kreeg op de 2cm-pantserwagen...
Een onderofficier van de Volkssturm, een bullebak van een nazi, legde hen met krijt op een soort schoolbord vluchtig uit wat hen te doen stond. De straat waaruit ze de sovjets verwachtten liep, vanaf de viaduct, licht omhoog en was afgezoomd met flink bottende platanen, waardoor de verdedigers van het station nauwelijks vrij zicht hadden over de eerste honderd meter. Om niét plots onder de voet te worden gelopen door de oprukkende Russische stoottroepen moest het groepje van Leon, op tweehonderd meter vóór de viaduct, ttz bovenop de helling van de straat, een voorpost uitbouwen die de eerste tanks moest afstoppen...Hen enkel wat vertragen was blijkbaar niet goed genoeg...
Als doodsvonnis kon het niet duidelijker. Maar de nazi stelde hen gerust: in de bovenste verdieping van de hoekhuizen op dat kruispunt waren ze praktisch onkwetsbaar. De tanks konden immers van dichtbij hun kanonloop niet hoog genoeg heffen om hen daar te raken, terwijl zijzelf met hun Panzerfaust die monsters van bovenuit konden afschieten lijk plaasterpijpen in een schietkraam...Ja-ja...Steeds dezelfde versleten tirade.
Juist toen ze naar hun positie wilden vertrekken kwam Monika aangelopen, gehelmd en gespoord in een te ruim velduniform en zwaar beladen met twee eerste-hulptassen. Tegen de bullebak, die voor zijn groep verworpenen zo direct de noodzaak van medische hulp niet inzag, zei ze wat wrang dat ze óók met de Panzerfaust om kon gaan, en dat ze sowieso niet in de rattenval van de Bierkeller wilde sterven...Als doorslaand argument flapte ze er nog vlug uit, wijzend naar Leon: " Und der da ist mein Verlobter: wir bleiben zusammen..."
De bullebak had Monika de apotheek links op de hoek van het kruispunt aangeduid - blijkbaar een instinctieve reflex in verband met haar Rodekruis-tassen - en haar in een romantische bui de twee Langemarckers toegewezen. Het huis was volledig door de bewoners verlaten en reeds lelijk toegetakeld met in alle kamers knisperende lagen glas en plafondkalk. Enkel de mansardes zagen er nog goed bewoonbaar uit en die werden dan ook onmiddellijk door de mannen aangeslagen, terwijl Monika haar licht ging opsteken in de stock medicijnen van haar confrater-pillendraaier.
Op de twee hoekgevels had het huis op elk verdiep een balkon en de mannen moesten niet lang prakkezeren waar ze zich het beste in hinderlaag konden leggen: Leon met de Panzerfausten en Tierentijn met zijn lichte M.G. Ze hadden allebei van boven uit een goed dieptezicht in de hele straat en konden in het hoekhuis aan de overkant zien hoe hun twee Franse collega's zich op een gelijkaardige wijze installeerden. Leon zwaaide even met de hand naar hen, maar kreeg geen enkele respons...
Bon, dan niét: hij herkende die arrogante eigendunk van de Franse seizoentoeristen aan de kust en besloot de twee blaaskaken verder maar te negeren. Waar de Noren zich ergens hadden ingenesteld kon hij nog niet ontdekken, maar de Hitlerjongens betrokken reeds hun uitkijkposten op balkons een honderd meter verderop in de straat en maakten hun positie met breed armgezwaai duidelijk kenbaar aan Leon en Tierentijn, zodat die hun schootsveld konden aanpassen. Dat was dus in orde...
Veel extra eten had Monika niet gevonden, buiten een paar dozen babymeel en een spiritusvuurtje in de reserve van de apotheek. Ze hoopte tegen de middag toch met een soort warme pap voor de proppen te kunnen komen, want ze had ook wat melkpoeder ontdekt en het bad van de tweede verdieping stond half vol water...
In de mansardekamers leken de bewoners hoofdzakelijk hun afgedragen spullen op te slaan, want één ingemaakte kast puilde uit van oudmodische vrouwenkleren, een àndere hing vol met de garderobe van een welgestelde bompa. Zo te zien had de apothekersfamilie nog nooit gehoord van de klereninzameling door 'Winterhilfe' ten behoeve van de 'Ausgebombte' medemens, of wollen truien afgestaan als 'Kriegsspende' voor de bevroren frontsoldaat in Rusland.
Het festijn dat Monika uiteindelijk op tafel toverde kon nog wél een 'finishing touch' van de chef verdragen. Eerlijk gezegd had het meer weg van behangerslijm-met-brokken, maar het was kokend warm en - volgens haar dan toch - volledig geschikt voor menselijke consumptie...
In hun omgeving was het kabaal van de beschietingen sinds de middag fel verzwakt en na die héérlijke maaltijd kregen ze alle drie de weerslag van hun culinaire uitspattingen. Na strootje-trek mocht Leon als eersteeven op het heerlijke bed van de meidenkamer een uiltjeknappen. Maar het sombere idee spookte door zijn hoofd dat hij misschien voor de laatste keer van zijn leven eens rustig alles op een rij kon zetten, en overwegen waarvoor alles, wat hij de laatste jaren had betracht, feitelijk had gediend...Dat hij in de volgende uren zou sterven, daar had hij zich ondertussen bij neergelegd. De omstandigheden waarin hij sinds zijn vlucht uit Westende was verzeild geraakt hadden hem onweerstaanbaar voortgedreven naar deze mansardekamer in Berlijn. Das Schicksal, daar was nu eenmaal niet aan te ontkomen...Maar zou de opoffering van zijn jonge leven ergens een waardevol doel dienen? Niet dus...Wat voor zin had het dan? Hij was vast onder een zeer kwaad gesternte geboren om reeds in zijn achttiende levensjaar geslachtofferd te worden op het altaar van een bloedige ideologie die hem in feite gestolen kon worden...
Het zal ver vijf uur in de namiddag geweest zijn toen Monika hem wakker schudde. Zohaast hij merkte dat hij in een zolderkamer op een warm zacht bed lag, dacht hij even dat hij op zijn jongenskamer in de barak van de Bassevillestraat had liggen dromen en verwarde haar gezicht met dat van zijn moeder...Maar wat deed Marie verdomme met die Duitse helm op haar kop?!
" Kom maatje, wakker worden! Het zit er hier beneden bovenarms op! De bewoners van het omliggende willen onze bullebak dwingen ergens ànders soldaatje te gaan spelen! Ik denk dat we achteruit moeten..."
Achteruit, dacht Leon: mogelijk tot achter de spoordijk? Dan kon hij misschien tóch nog aan zijn noodlottig einde ontsnappen? Met pijnlijke knoken stapte hij naar het balkon. En ja, inderdaad: achter de hoek van het zijstraatje stonden een tiental vrouwen rond de bullebak van de Volkssturm te kijven, terwijl deze poogde al blaffend de meute van zijn lijf te houden. Zij wezen hem gebiedend de richting van het station aan, en of hij alstublieft lijk een gesmeerde bliksem met zijn klotekrijgers naar dààr wilde 'abhauen '!! Er kwam uit een van de huizen zelfs een mankepoot op krukken zich in het dispuut mengen, maar de krijsende vrouwen konden het blijkbaar ook zonder de hulp van zo'n sjofele vent wel klaren. Dachten ze toch, want ze negeerden de invalide volkomen.
Toen de bullebak niet vlug genoeg afdroop, trok een pinnige voorvechtster hem lijk een stout kind bij de mouw achteruit, waardoor de man bijna struikelde. Om zijn figuur te redden trok de Volkssturmer daarop zijn pistool en schoot een paar maal in de lucht. Het leek alsof bij toverslag de tijd even bevroor: heel de kring verstijfde van angst en deinde een ogenblik later vlug uiteen toen de held met zijn wapen in aanslag de halve cirkel zwaaiend op de korrel nam. Tien seconden later waren alle demonstranten van de aardkorst verdwenen en stapte onze sheriff met stijve benen de saloon, pardon: de Bierstube naast de hoek binnen...
Van achteruittrekken naar de spoordijk bij het station zou voorlopig wel niets in huis komen, vreesde Leon...
Monika had, na een strooptocht in de verlaten huizen van de buren, in de loop van de namiddag met gedroogde aardappelschilfers, spliterwten en een stuk worst dan toch iets deftigs gekookt dat op een stamppot trok. In de Bierstube had ze niet alleen een kruik slappe Pilsner ontdekt, maar ook alvast twee van de vier Noren teruggegevonden, die er poepeloere zat achter de toog hun roes uitsliepen...
Na het 'laatste avondmaal' was het de beurt aan Leon om achter de stenen balustrade van zijn balkon de wacht op te trekken en kon Monika even gaan liggen. Tierentijn had in zijn eigen mansarde een slaaphoek gemaakt met een kapokzak van beneden. Maar slapen scheen hem niet goed te lukken, deels door de spanning voor het nakende gevecht en deels ook door de Russische beschieting die gestaag in kracht toenam en waarvan de granaten en raketten steeds dichterbij insloegen. Tegen middernacht kwam hij dan maar van pure miserie bij Leon een pijpje roken, in afwachting dat hij om twee uur de wacht zou overnemen.
Veel zinvols hadden ze elkaar niet te vertellen. Soms loste Tierentijn een bedenking over familie in Mol, die - volgens het laatste wat hij ervan had gehoord - voor eengroot deel daar ergens in den bak zat. Leon had geen zin om op deze afgezaagde verhaaltjes in te gaan: de aangehaalde namen zegden hem niets, en het triestig lot van die mensen was zo alledaags en algemeen verspreid dat het niemand meer ontroerde. Maar toen Leon hem om twee uur de wacht wilde overgeven om nog even te gaan liggen, kwam de kat op de koord.
" Monika heeft mij vanmiddag doen beloven haar dood te schieten vooraleer we door de Russen overmeesterd worden. Ze wil niet levend in de handen van die beesten vallen, zei ze...Heeft ze u daar ook over gesproken?"
Leon schrok van deze brutale uitlating, ook al had hij wél verwacht dat Monika hém, als haar beste vriend, vroeg of laat met deze ultieme smeekbede zou opschepen. Met die Ilse von Leberwurst als antesedenten kon hij daarenboven op ondervinding bogen...Dat ze dit nu éérst aan zo'n wildvreemde tjeef als Tierentijn gevraagd had deed hem wél even pijn.
" Nee, ik weet van niks...En ge hebt dat dus moeten beloven? Gij zijt in de Limburg toch stijf katholiek? Gaat ge dat over uw geweten kunnen krijgen? Het leven is toch heilig volgens dat de pastoor zegt?"
" De pastoor...de pastoor! Die heeft gemakkelijk te spreken: die zit hier nu niet op een zolder in Berlijn met een vrouwmens dat seffens door de Rode beesten misbruikt gaat worden! Ten andere, toen ik de laatste keer in verlof was heb ik hem te biechte iets in dien aard gevraagd...Van: hoe heilig is het leven in oorlogstijd? En weet ge wat hij zei? In de oorlog staat God naast u en zal zorgen dat gij het goede doet..."
" Bon, dan zijt ge daarmee gedekt, als ik het goed verstaan! Luistert, ik ga nog wat liggen, maar waagt het niet mij af te schieten moest ik in mijn slaap beginnen roepen hé! Moest ik u vannacht in mijn kamer horen rondsluipen, dan zijt ge een lijk vóór dat ge 't weet! " Verdomme ,Monika willen afmaken ! Hij kon die slijmerige pilarenbijter uit de diep godvruchtige Kempen plots niet meer uitstaan!
Hij lag nog maar pas neer en daar knielde dat spook reeds voor zijn bed! Maar vooraleer hij hem een muilpeer kon geven voelde hij plots een zachte hand op zijn mond. Monika? Ja natuurlijk, wie ànders, verdomme! Zóveel vreemde vrouwen dwaalden er niet door deze verdieping! En zonder er nog woorden aan vuil te maken schoof ze bij hem op de smalle matras...
" Ik heb jullie daarjuist bezig gehoord over mij." fluisterde ze kalm in zijn oor: " Ik kan ook op u rekenen, nietwaar, als het zover komt? Ik weet uit eerste hand wat de Russen uitsteken met al de verpleegsters die ze levend kunnen pakken...We hebben er vorig jaar in Praag twee moeten verzorgen die tijdens een tegenoffensief uit hun klauwen bevrijd werden...Ik wil niet dat mij zoiets overkomt, hé Leon! En ik ben zeker dat, moest ge de juiste toedracht kennen, ook gij geen ogenblik zult twijfelen om mij te helpen! En wacht daar alstublieft niet mee tot het te laat is, want voor dat ge 't weet zijt ge zelf getroffen en niet meer bij machte u nog te verroeren. De loop onder mijn kin zetten en afdrukken: één schot en ik ben gered...Beloofd?...Vanals ze hier in huis zijn en de trap opkomen? Ik reken op u, hé! "
Wat kon hij ànders doen dan knikken?
Ze was tot de morgen dicht tegen hem blijven liggen en de Gust had hen niet gestoord. Blijkbaar geroerd door de troostende zoenen op haar betraande ogen had ze zonder schroom haar lippen aangeboden en spontaan haar uniformjas losgeknoopt. Er was geen échte drift geweest, enkel een innig strelen, want het naderende trommelvuur maakte het onmogelijk zich verder in elkaar te verliezen. En toen ze tegen de dageraad dan toch maar opstonden voelden ze zich wél getroost, maar niet voldaan. Toen Leon in een opwelling van tederheid haar hand kuste merkte Monika dat hij verwonderd naar het gouden ringetje keek met de kleine robijn.
Ze glimlachte wat triest en fluisterde: " Souvenir de Prague...Mooi hé?...Nog gekregen van uw broer Joseph..."
" Ik heb u dat nooit weten dragen..."
" In dienst kan dat niet, hé...Maar nu: 'Il faut finir en beauté', zoals de Fransmans zeggen..."
De Fransmans! Leon schrok op. Hoe zouden die van de overkant het nu stellen, want eerlijk gezegd, voor de strijd die er aankwam konden ze elke hulp goed gebruiken.
Ze stonden op en gingen eens loeren, maar van de wapenbroeders was niets te bekennen...
De Gust zei beschaamd - en waarschijnlijk om hun gevoelens van privacy niet te kwetsen - dat hijzelf tijdens zijn wacht ook even was ingedommeld , ondanks de zware beschieting. Hij was wakker geschrokken door fel geruzie in een vreemde taal juist voor hun deur maar kon daar beneden in het donker niets ontwaren. Hij veronderstelde dat die zatte Noren, die Monika in de half-uitgebrande Bierstube ontdekt had, een dronkemansgeschil hadden uitgevochten of bijgelegd. Maar na dat incident had hij dubbel zo scherp naar alle geluiden geluisterd, zei hij met een vette lach...
Monika besloot nog een toertje te doen langs de voorraadkasten van de buurthuizen om iets samen te schrapen dat voor een ontbijt kon doorgaan. Onderwijl speurden de mannen in het vale daglicht rond of ze een glimp konden opvangen van de Fransen aan de overkant, of van de H.J.-jongens op hun vooruitgeschoven uitkijkpost...
Plots kwam Monika buiten adem de trap op gestormd.
" Verdikke, Gust, gij hebt toch een gezonde vaste slaap, man! Tijdens uw wacht hebben ze hier voor ons deur een soldaat opgehangen, zonder dat ge alarm slaat! "
Tien seconden later stonden ze alledrie in het deurportiek voorzichtig te loeren naar de typische laarzen die voor hun neus bungelden: typisch omdat enkel de SS-ers van de 'Nordland divisie' zo'n sneeuwlaarzen hadden... De gehangene droeg enkel nog de broek van zijn uniform en een gebreide borstrok op zijn bleke behaarde bast.
Na de eerste schok zei Monika walgend: " Da's één van die twee zatte Noren die gisterenavond hun roes lagen uit te slapen achter de toog van de Bierstube ginds. Toen ik ze daar vond, lagen ze er al zo bij: half in hunnen bloten...Maar ik herkende zijn kameraad aan dat groot vers litteken over zijn kaak..."
Tierentijn wendde zich af: " Die jongen heeft geen chance gehad: strontzat van de straat opgepakt door de vliegende krijgsraad zonder de minste papieren, en het dan waarschijnlijk in het Duits niet al te goed kunnen uitleggen...Die moordenaars gaan er geen tolk bijsleuren hé: vier vragen zonder antwoord en hop, ge hangt aan de lantaarnpaal, zonder veel complimenten! "
Plots viel een honderd meter verder, ongeveer waar de Hitlerjongens gisteren hun uitkijkpost hadden ingericht, een hele rits katjoucha-raketten.Aan weerszijden van de straat storten met veel gedruis een paar gevels in, en toen hij van de schok bekomen was hoorde Leon achter het dikke stofscherm in de verte het gekende geklepper van naderende T-34 tanks. Nog steeds versteven van de schrik riep hij schor: "Kom, terug naar boven! 't Is aan ons! "
Nauwelijks hadden ze op de balkons van de mansarde hun schietstellingen weer ingenomen of daar dook uit de stofnevel aan het einde van de straat voorzichtig het eerste stalen monster te voorschijn. Tweehonderd meter, schatte Leon. En zestig meter is de beste trefzekere afstand voor een Panzerfaust, prentte hij zich in: " Zestig...dat is daar bij die dikke afgerukte tak van de plataan, midden in de rijweg...Wachten, Leon, rustig..."
Nadrukkelijk probeerde hij de spanning van het komende gevecht weg te werken door zijn gedachten op iets ànders te concentreren...Die dode hier beneden...Het beeld van de opgehangen Noor voor de deur stond met gloeiend ijzer diep in zijn hersens gegrift. De scheef getrokken kop, dehalfnaakte torso, de armen op de rug gebonden... het deed op een misselijke manier denken aan het slachten van een varken op een boerenhof, destijds in Westende. Die Noorse jongen was vast geen deserteur geweest, maar gewoon wat gratis willen gaan zuipen in die Bierstube en verklikt geworden door de cafébaas wegens de onbetaalde rekening. Eén zaak stond voor Leon vast: op dié manier wilde hijzelf nooit aan zijn einde komen. Maar wegvluchten kón niet meer, daar was het nu te laat voor. Zoals hij hier eenzaam op zijn vooruitgeschoven schietstelling geprangd lag tussen de oprukkende Russen op nauwelijks honderdvijftig meter vóór hem, en de Duitse hoofdweerstandslijn in de viaduct tweehonderd meter àchter hem. Zijn ultieme redding lag dus in deze apotheek, of ze lag nergens!
Vannacht had hij overwogen zo rap mogelijk nà het komende gevecht hier ergens onder te duiken, samen met Monika als het kón, of ànders alleen...Want sneuvelen voor een waardeloze zaak zag hij écht niet meer zitten... De moeilijkheid was natuurlijk op zo'n korte tijd in de buurt een schuiloord te vinden, waar hij het een paar dagen kon uitzingen tot de storm was uitgeraasd...Wat geschikte burgerkleren vinden tussen de afdankertjes van de apotheker was op zich geen probleem. En voor de verdere vlucht bezat hij nog altijd de valse papieren van die overleden Waal, die hij bij Ilse von Witzleberhof had begraven, twee maand geleden...
Maar eerst moest hij sowieso vechten, daaraan viel nu niet meer te ontsnappen.
Het schoot hem plots te binnen dat hij en Tierentijn best alle twee tezamen het vuur zouden openen. En dat ze daarover, verdomme, na al die uren dat ze hier bijeen hadden gelegen, onderling nog geen énkele tactische afspraak hadden gemaakt! Als de Gust er plots op los begon te vlammen, terwijl de T-34 nog buiten de schootsafstand van de Panzerfaust stonden, werd dat hier een ramp! Van op honderd meter kon zo'n tank de kanonloop hoog genoeg opheffen om hen hier met een rechtstreeks schot weg te blazen. En dat zou zeker gebeuren als de Gust te vroeg met zijn M.G. begon te vuren en zo hun hoge positie zou verraden...
De zon brak door de nevels en na de eerste T-34 ontdekte Leon er nog twee, iets meer achteruit. Ze waren daar waarschijnlijk op een weerstandsnest gestoten dat eerst opgeruimd moest worden, en rukten in elk geval niet verder op. Dat gaf Leon even de tijd om naar de andere kamer te lopen, waar Gust achter zijn M.G. lag te mikken en Monika de patroonband klaar omhoog hield.
" Denkt eraan, Gust, dat gij niet schiet voor ik de eerste tank getroffen heb! " En, vooraleer rap terug naar zijn eigen balkon te kruipen, wees hij op zestig meter de tak aan waar hij de T-34 zou vernietigen .
Al bij al had hij zich niet zo moeten haasten, want de Ivans namen er hun tijd voor. Leon zag hoe ze methodisch en kalm de weerstand opruimden, en dàn pas weer een paar huizen verder reden...Weer een paar kanonschoten links of rechts en de stormfuseliers de boel verder laten zuiveren: het leek wel een goed geolied ritueel, waarvoor ze alle tijd namen.
Plots, iets vóór het wrak van de uitgebrande Panzer IV die de 'Nordland' daar gisteren verloren had, werd de op kop rijdende T-34 door een Panzerfaust getroffen. Na een kleine flits op de romp sloeg een steekvlam de koepel opzij, en een paar man die achter de tank beschutting hadden gezocht, bleven voor dood liggen.Wie deze raket afgevuurd kon hebben, was voor Leon een raadsel, want hij wist niet dat vóór hem nog bevriende troepen lagen...Zijn twee Franse overburen misschien, die het hoekhuis niet zo een goed idee hadden gevonden, en zonder boe of ba zich een blok verder in stelling waren gaan leggen?
Geen tijd echter om daarover te mediteren: De tweede T-34 gaf met huilende motor plots volle gas en kletterde voorbij zijn laaiende lotgenoot.En terwijl hij onder zijn rups een gevallen soldaat verpletterde vuurde hij kort na elkaar twee schoten in het gelijkvloers van een huis. Met een plotse kramp en dikke grijze stofwolken door deuren en vensters leek dat zijn laatste adem uit te blazen. Eén ogenblik later stortte de hele voorkant, drie verdiepen hoog naar beneden, tot midden in de straat...En de verlammende gedachte flitste door Leons hoofd: dàt staat ons ook te wachten! ...
Als een slaapwandelaar trok hij de veiligheidspen uit de eerste Panzerfaust, schoof de kop tussen de stenen stijlen van de balustrade en mikte langs de opzet naar zijn brullend slachtoffer beneden. Alsof het monster een voorgevoel had van zijn naderend einde rolde het tergend traag dichterbij en leek het een eeuwigheid te duren vóór het eindelijk over de fatale tak reed. Nu! ! Hij voelde de zware terugslag nauwelijks, maar volgde met opengesperde ogen en versteven van de spanning de rechte baan van de raket die...óver de tank vloog en midden de wegduikende stormfuseliers ontplofte.
Hoezo, óver de tank!?...Had hij dan de verkeerde opzet gebruikt?! Natuurlijk, verdomme: die opzet diende voor horizontaal vuur! Hij schoot echter naar beneden en had de halve afstand moeten kiezen! Nog terwijl hij zich zelf zo uitkafferde had hij al de tweede Panzerfaust ontzekerd en aangelegd. Hij hoorde Tierentijn als een ware bezetene tekeer gaan met zijn M.G., en een paar stormtroepers tegen de gevels aan de overkant wegmaaien. Kalm koos hij nu de middenste mikkorrel van zijn opzet en vuurde. Een seconde later vloog de Rus met een enorme knal aan dingelen.
In de stilte die daarop volgde hoorde hij geen MG-vuur meer van Tierentijn. Plots gilde Monika. Leon liet zijn derde Panzerfaust liggen en kroop rap naar binnen. De Gust, die zelf stevig bloedde uit zijn gezicht, sleepte haar bij de kraag over de vloer naar de veiligheid van het smalle trappenhuis.
"Schouderschot! " riep hij naar Leon: " En ik steensplinters in m'n smoel van een onverwachte rafale op de balustrade: da's niks! Schiet rap de laatste raket af en dan zijn we weg! "
" Weg?? Naar wààr verdomme?!"
Plots voelde hij kort opeen twee zware ontploffingen onder zijn voeten en begreep in een flits dat ook voor hem hier alles eindigde. Want als in een vertraagde film trilde en schokte met een oorverdovend geraas de kamer heen en weer. De gevelmuur schoof in een verstikkende stofwolk vóór z'n ogen naar beneden en sleurde de versplinterende plankenvloer van de mansarde mee in de afgrond. Leon poogde nog greep te krijgen op een losschietende draagbalk, maar werd dan bedolven onder het instortend plafond en een regen van dakpannen. Van de klap waarmee de diepe val eindigde heeft hij niets meer gevoeld.
De hectische tocht met hun camion van Ravensbrück naar Berlijn - hoop en al een tachtig kilometer - zou uiteindelijk zesentwintig uur in beslag nemen. Maar véél kon Leon er zich nadien niet meer van herinneren. Wél dat hij meestal zélf gestuurd had, terwijl Monika in de laadbak de gewonden zo goed mogelijk verzorgde en te eten gaf. En dat ze in feite héél die weg bijna stapvoets van de ene opstopping naar de àndere gesukkeld waren. En dat overscherende Rata's hen ondertussen vrolijk hadden afgeschoten, lijk plaasterpijpen in een schietkraam. Enkel tijdens de nacht hadden ze wat respijt gekregen...
Maar de nieuwe dag had helemààl een gekkenhuis geleken. Ze waren Spandau, aan de noordgrens van Berlijn, tot op een 15 kilometer genaderd door tot dàn toe steeds met de hoofdstroom van de aftrekkende troepen mee te drijven. Doch vanaf de vroege morgen van 24 april kreeg hij de indruk plots tégen stroom in de varen: steeds méér tegenliggend verkeer van militair gerij, gemengd met slierten zwaarbepakte burgervluchtelingen te voet, stremden zijn pogingen om nog in de 'Festung Berlin' binnen te geraken. Eerst dacht hij beschaamd dat hij in de verwarring van de nacht ergens verkeerd naar links was afgeslagen, in plaats van naar rechts. Maar toen Monika uiteindelijk navraag deed bleek inderdaad dat al deze mensen van de Reichshauptstad wég vluchtten, en zijzelf ver de énige idioten waren om daarhéén te rijden!
Monika was van oververmoeidheid in tranen uitgebarsten toen hij haar voorstelde ook maar naar het westen af te slaan. Maar ze herpakte zich snel: Of hij ook soms wist aan welk hospitaal zij daar de gewonden kon overdragen, Vlaamse jongens waarvoor zij tenslotte de verantwoordelijkheid had aanvaard? En hij had mooi pleiten dat er nu van hun gewonden alle drie-vier uur één de pijp uit ging, zij was er vast van overtuigd dat 'haar jongens' het meeste kans op een gespecialiseerde verzorging konden verwachten in een Berlijnse kliniek.
Haar redding was tegen de middag plots uit een zéér onverwachte hoek opgedoken. Achter hen was plots een kleine, maar zwaar gewapende colonne van de Franse SS divisie 'Charlemagne' beginnen kabaal maken. Voorop reden een paar 2cm pantserwagens die Leon een warm gevoel van herkenning hadden bezorgd, ware het niet dat ze dreigden hem mét camion en al van de baan af de gracht in te duwen. Zijn vrachtwagen - en nog wel één met het embleem van de SS 'Langemarck' op de laadklep! - versperde hen de weg naar Berlijn! Het zicht van Leons bebloede uniform en zijn berenpostuur had hen vlug gekalmeerd. En zohaast die woeste bende besefte dat ook 'cette belle infirmière flamande' met haar lading gewonden in de hoofdstad wilde geraken, moest Monika niet lang meer parlementeren. Achteraan aansluiten, was het parool! Of, zoals de Adjudant in de eerste '2cm' het met een vet lachje dubbelzinnig uitdrukte: " Je prend la tête, ma soeur, tu prends la queue! " Waarop heel het groepje macho's, dat uitgestapt was om de oorzaak van hun oponthoud eens rap de gracht in te duwen, in jolig gebrul uitbarstte. Het korte besluit van de chef bleek daarenboven wonderwel geschikt als wisseltekst voor de schlager 'Tout va très bien, madame la marquise! '...
Het was kantjeboordje geweest om, onder de neus van de omsingelende sovjettroepen door, de smalle opening in de 'vestingmuur' binnen te glippen. In de dichte bossen van Spandau waren ze zelfs zijdelings onder infanterievuur gevallen. Maar de Fransen bleken over bergen munitie te beschikken en de colonne sneed als een slagschip, vurend naar alle kanten, ongedeerd de 'veilige haven' binnen.
Hoe dan ook, in de late namiddag laveerde Leon tussen de vele bomtrechters de brede Spandauer Damm af naar het voornaamste noodhospitaal in het prachtige gouden Schloss Charlottenburg. Maar hoe Monika ook aandrong, de receptie daar weigerde kortaf haar gewonden over te nemen wegens overbelasting. Probeer het liever in het klooster van de Savignyplatz, kregen ze als troost mee. Maar ook dààr vingen ze bot. De Neue Kirche bij de Fehrbelliner Platz, het volgende noodlazaret, deed bij Leon een belletje rinkelen: die buurt kénde hij. Maar hérkennen was iets héél ànders want de bureelblokken waar hij gewerkt had lagen grotendeels in puin of waren uitgebrand. Het deed hem, ondanks zijn uitputting, écht pijn aan het hart: als een thuiskomst van de verloren zoon die aan de gesloten poort klopt en hoort dat zijn familie vertrokken is. En ook in de Neue Kirche konden ze hen enkel de raad geven het in de Ratskeller onder het stadhuis van Steglitz te proberen...
En dààr lukte het inderdaad, wonder boven wonder...
Joseph kreeg juist op tijd, na lang zoeken en vloeken, zijn zelfgebouwde kristalpost op de Deutschlandsender afgestemd. Hij had al bijna heel de namiddag aan 'zijn bureel' op de tweede verdieping zitten prutsen om dat onding, dat hij op een sigarenkist van Dahlmann had gemonteerd, aan de praat te krijgen. Ondanks het gevaar van wéér een granaatinslag zoals bij de buren, en aanhoudend gestoord door het golvend lawaai van het steeds naderende oorlogsgeweld, was hij tóch boven blijven doorwerken. Immers, voor de montage had hij volle daglicht nodig, en voor het testen van de ontvangst hing hij af van de Dahlmanns antenne. Na lang testen leek het bouwschema, zoals hij het zich van zijn vriend Arthur Birnbaum meende te herinneren, toch eindelijk te willen werken. En inderdaad juist op tijd voor het dagelijks Wehrmachtbericht dat toch nog wat zweverig en vol gekraak in zijn koptelefoon klonk.
..." De Führer heeft, zoals reeds door Gauleiter en Rijksverdedigingskommissaris Jozef Goebbels verklaard, de verdediging van de Rijkshoofdstad op zich genomen...Wehrmacht, Volkssturm en...zijn met de vaste wil bezield de bolsjevistische....doodsvijand overal te verslaan... Partijgenoten staan op bedreigde straathoeken met Panzerfaust en Machinepistool klaar..aanval bloedig af te slaan...
"...Ten zuiden van de stad vingen... bolsjevistische tankspitsen op langs de lijn... Belitz-Trebbin-...Köpenick werd heroverd... doorbraak in de Prenzlauer Allee werd afgesneden...pogingen...Havel in het noorden van de stad te overschrijden werd afgeslagen..."
Plots schrok Joseph zich een aap: de telefoon op het bureel belde! Na even twijfelen haakte hij af en hoorde een vrouwenstem een beetje hysterisch roepen: " Mit Herr Dahlmann? Wird bei Ihnen in Steglitz schon gekämpft? Sind die Russen schon da?...Herr Dahlmann ? Mir reichts aber :wir machen schluss ! Wir waren glücklich Ihnen gekannt zu haben...Also ,Grüssgott..." Maar voor hij kon antwoorden werd de verbinding al weer krakend verbroken... En wat erger was: ook de Deutschlandsender gaf enkel nog fluittonen in zijn koptelefoon. Joseph voelde zich even verlaten als Robinson Crusoë op zijn eiland die een schip aan de einder weg ziet varen...
Wie deze bange vrouw aan de telefoon wel geweest kon zijn is hij nooit te weten gekomen...Eén van de velen die het niet meer wilde beleven ,blijkbaar...
Met het vallen van de duisternis vervaagden alle banden met de omgeving en de groeiende nachtblindheid verzwolg ook alle relatieve zekerheden die het leven overdag een beetje houvast gaven. De beschietingen namen nog in hevigheid toe, had hij de indruk, toen hij een laatste maal zijn hoofd buiten stak. Steeds meer huilende vuurstaarten van katjoecha-raketten schoten als vallende sterren langs de nachtelijke hemel, richting centrum.
Beneden hurkte de keldergemeenschap dicht bijeen in de warmgele schijn van de stormlantaren en Joseph kreeg erdoor bijna een gelukkig gevoel van gezelligheid. Ma De Bens deelde weer aan alleman een bord dikke goulashsoep uit. Wel zei ze er nadrukkelijk bij dat dit de laatste was, waarschijnlijk ter intentie van de oude Weimars. Want die moesten niet denken dat ze voor eeuwig bij 'die Ausländer' aan tafel konden aanschuiven hé!
Lang werd er gepalaberd of de buren, met al dat schieten en de granaatinslagen t' allenkant, de beide dames Schinsky vannacht nog deftig zouden kunnen begraven. Een paar vrouwen van 15C en 15D hadden de twee lijken in jutezakken genaaid, en iedereen was het er roerend over eens dat dit waarschijnlijk voor de gevoelige zielen een fameuze karwei was geweest. Maar de grafput in hun achtertuin was nog geen halve meter diep: dus dààr zouden de mànnen nog aardig wat werk aan hebben. En die zagen het blijkbaar niet zitten om daar in het donker aan voort te doen...En zéker niet nu de beschieting weer stukken heviger werd !...
De volgende morgen werd Joseph wakker van de vreemde stilte om hem heen...Geen granaatinslagen of huilende raketten...niets... Enkel het ver geratel van machinegeweren en af en toe een doffe ontploffing wezen er op dat de oorlog nog niet voorbij was. Wél hoorde hij door het afgedekte keldergat gedempte gesprekken in een onbekende taal tegen een achtergrond van een roezemoezende menigte en af en toe een hard bevel...in het Duits! Oef, wat een opluchting! Want één moment meende hij dat de Rùssen voor de drempel kampeerden!
Toen hij de voordeur opentrok was het wel even een verrassing. Zijn doodlopend straatje lag vol rustende troepen van de 'Nordland Panzergrenadier Division' rond een dampende veldkeuken, en op de hoek van de apotheek stond een Pantzer IV ter beveiliging op de uitkijk. Veel gasten zagen er totaal afgepeigerd uit met al de stigmata van een dagenlange frontinzet. Anderen sliepen in de onmogelijkste houdingen onder hun regenponcho op het voetpad langs de huisgevels. Maar de dappersten waren zich aan 't wassen en scheren rond de blusvijver in het parkje van het preventorium. Joseph stapte met grote sprongen op zijn krukken naar de tank en klampte in het Duits een bemanningslid aan dat juist tegen de rups had staan wateren. De Noor was niet erg spraakzaam, en stak achteloos zwaar inhalerend een verkreukte sigaret op zonder Joseph een blik te gunnen. Pas toen deze zich voorstelde als een ex-Oberscharführer van de SS-Langemarck keek de viking even naar de opgespelde broekspijp en zuchtte ontmoedigd.
Hoe lang ze het nog dachten uit te houden? De man schokschouderde eens: ze hadden nog munitie voor één aanval, straks...En dan op hoop van zegen, tot de brandstof op was...
De tankoverste mengde zich in het hortend gesprek. De eenheid zou, als alles opgebruikt was, zich in groep of individueel doorslaan naar het westen en met alle macht proberen aan Russische krijgsgevangenschap te ontsnappen.
Steeds herhaalde hij als in zelfhypnose: " Ich komme durch! Ich komme durch! " Hij zou er zich wel doorslaan...En alsof hij ergens een spoor wilde nalaten begon hij tegen Joseph zijn leven te schetsen. Hij heette Lothar Reinhart en kwam uit Minden in de Harz. Hij leerde 'Feinmechaniek' toen hij in '38 voor twee jaar opgeroepen werd als dienstplichtige 'beim Kommiss'. Maar toen brak die verdomde oorlog uit en bleef hij zes jaar aan één stuk in dienst. En al die tijd toch steeds veel 'Schwein gehabt': alle watertjes zonder ongelukken doorzwommen. Eerst altijd vooraan in de tankspitsen door 'La douce France', dan de Balkan en later Rusland...Nadien altijd als laatste tank in de achterhoede en toch steeds veilig weggeraakt...Ook nu weer: vorige week waren ze in Müncheberg, dertig kilometer ten oosten van Berlijn, nog met tien tanks geweest in zijn eskadron om de aftocht te dekken. Nu was hij de enige die overbleef: "Ein Glückschwein, was! Deshalb: ich komme durch, Kamerad! "
Joseph kreeg er krampen van in de buik en wenste de man verder het beste: " Na Lothar: Hals- und Beinbruch! "
Bij de kruidenier werd niet meer aangeschoven voor die ranzige boter. De voorraad was wél niet helemaal uitgeput, maar de winkelierster was opgepakt door de politie. Niet omdat ze bedorven waar verkocht had, maar wél omdat ze er geen rantsoenbonnen meer voor vroeg...Hij sloot dan wat verderop maar aan bij de slang voor de beenhouwer die, volgens de hoopvolle vrouwen, een half pond vlees gaf per gezinskaart.
In zo'n slang kreeg je in elk geval meer nieuws te horen dan bij de Deutschlandzender. Zo moest de Volkssturm van de wijk om twaalf uur verzamelen op het goederenstation om een munitietrein te lossen, en wie soms dacht zich aan deze gevaarlijke karwei te onttrekken mocht zich aan de kogel verwachten. Opmerkelijk was wel dat deze vrouwen rondom hem openlijk en hardop het een echte schande vonden om hun oude vaders nu nog zo'n risico te laten lopen. Anderen hadden dan weer commentaar op de 'Herr Professor' die vanmorgen, daar aan de overkant, op zijn dorpel gevonden werd met overgesneden keel, en op zijn deur stond 'Verrader' geschreven met zijn bloed...Ze fluisterden dat de Werwolf hem gesnapt had toen hij zijn oude officierstenue verbrandde, tenue dat notabene nog stamde uit de 'Grosse Krieg' van 14-18!
Joseph was blij toen hij tegen één uur zijn half pond vlees bemachtigd had want het Russisch geschut was al weer een hele tijd katoen aan het geven. De Noorse SS-ers waren uit zijn straatje verdwenen maar verderop in de Albrechtstrasse stond het wrak van een 'Pantzer IV' walmend uit te branden... Zijn gebuur, de blokoverste Krüger, stond met een Volkssturmer bij de apotheek voorzichtig op de hoek te loeren omdat er door de hitte af en toe nog steeds munitie in het wrak ontplofte. Joseph vroeg of hetdezelfde tank was die hier in de vroege morgen op wacht had gestaan? Ja, natuurlijk, dat was toch de énige! Een stomme gelukstreffer van de Russische artillerie toen de Noren uit rust langs de Albrechtstrasse terug naar de vuurlijn trokken!
Al vond Joseph het woord 'geluk' ietwat misplaatst.. Zéker in verband met Glückschwein Lothar uit Minden...
Ma De Bens liep met roodbetraande ogen rond. Ze had de twee dames Schinsky vanmorgen in het koertje van de buren zien begraven : " Lék nen 'oend ", zonder de minste poespas, en dat had haar danig aangegrepen. Nu wachtte ze al een paar uur op haar dochter Rika, die maar niet terug kwam van haar aanschuiven bij de slager. Miel was er al eens opuit gestuurd om te zien waar ze bleef, maar had haar nergens kunnen vinden. Tegen zessen dook Rika dan toch op met vier broodjes. En, om haar verdwijning te rechtvaardigen, in een krant een pak lauwe zuurkool met een stuk worst: zojuist na een leuk potje haarkepluk veroverd bij een veldkeuken die dringend moest opkramen.
Françoise en Phil waren die middag water gaan halen bij de pomp van de volkstuintjes en vertelden dat daar 's morgens een granaat was ingeslagen dicht bij de aanschuivende vrouwen. Resultaat: drie doden en een stuk of tien gewonden. Maar zohaast die 'opgeruimd' waren, was het pompen gewoon door gegaan...
De artilleriebeschieting van de wijk nam nu inhevigheid toe, met af en toe inslagen in de zolders van de huizen rondom. De lucht was bezwangerd met carbidrook en kalkstof en in de Bierstube naast de hoek was brand uitgebroken. Joseph twijfelde nog even of het in die omstandigheden wel de moeite zou zijn om met zijn kristalpostte proberen het Wehrmachtbericht op te vangen. Maar hij beet door, al duurde het even voor hij door het trillen van zijn vingers de Deutschlandzender gevonden had. En blijkbaar té laat want er was enkel nog wat sprake van Berlijn...
..." Op 25 april wordt in de Rijkshoofdstad om elke voet bodem zwaar gevochten...De Bolsjevieken drongen van uit het zuiden tot de lijn Zehlendorf vooruit, en tot Nauen in het westen van de stad..."
De rest ging verloren in het kabaal van de Russische beschieting en hij vond het plots hoogste tijd om naar de kelder te vluchten. Langs de trapleuning twee verdiepingen naar beneden glijden maakte hem wél op slag tien jaar jonger, maar het ontbrekende been bemoeilijkte zijn evenwicht en vergalde al zijn jongensachtige plezier.
Tegen middernacht daverden in de verte kort opeen een viertal zware ontploffingen en toen viel de kanonnade op de stationswijk van Steglitz stil. Het was bijna volle maan. Naar het brandende stadscentrum verderop werd nog fel geschoten met veelkleurige lichtspoormunitie en katjouscharaketten, maar zolang het voor 'de ànderen' bestemd was, trok hiérniemand er zich iets van aan...Heel hun straatje lag weer vol rustende Wehrmachttroepen, Duitsers ditmaal. Met daar tussen opvallend veel giechelende meisjes en vrouwen die het blijkbaar met de soldaten goed konden vinden. Zelfs zéér goed, want in het parkje van het preventorium waren de 'ontboezemingen' niet van de lucht...Heel die opgepepte sfeer deed Joseph wat terugdenken aan de amoureuze losbandigheid in de struikjes rond 'Den Tap', na de filmvoorstelling van Pater Morion in Westende,destijds...
Alhoewel, de wat hitsige kermiszotheid van toén werd hier overspoeld door de wanhopige chaos van het laatste oordeel: hélemaal niét meer om te lachen...
De mistige volgende morgen bleken de feestgangers van vorige nacht verdwenen en in hun plaats rustte er nu een flinke groep geniesoldaten voor de deur. Joseph vernam dat ze gisteren tegen middernacht ten zuiden van Steglitz de laatste vijf bruggen over het Teltow-kanaal hadden laten springen: of hij dat soms niet gehoord had, vroeg een grijze sergeant ironisch, fier op het gedane werk.
" Ik kan het alleen jammer vinden van al die mooie bruggen..." antwoordde Joseph voorzichtig tegendraads.
De man schokschouderde: " Dat kanaal loopt langs de volledige zuidergrens van Berlijn: zonder al deze bruggen is daar een mooie defensiestelling van te maken. Voldoende om de Russische opmars toch een dagje of zo af te stoppen, zodat we weer even op adem kunnen komen. De jongens hebben het broodnodig, weet ge! "
"Akkoord: een dagje uitstel...en dàn? Het kanaal ligt hier hoogstens een kilometer vandaan: zonder brug is de Rus verplicht heel de noordelijke oever over een voldoende diepte plat te schieten als hij veilig met bootjes wil oversteken. En ik weet het uit ondervinding - Joseph sloeg tegen zijn beenstomp - dat onze Ivan met 'voldoende diepte' op geen honderd meter ziet! "
De sergeant bekeek hem even wantrouwig en haalde dan zijn schouders weer op: " Bang van nù nog de pijp uit te gaan, jongen?...Wat moeten mijn mannen dan zeggen?! Na zes jaar miserie de oorlog toch nog verliezen! Al die opofferingen voor niéts! ...Geloof me, iederéén voelt zich daarin bedrogen...Want ook voor ons is elke dag dat wij langer moeten vechten, er één teveel! Aan tien doden per uur zal het nu waarschijnlijk rap aan mij zijn... En àls ik het er levend vanaf breng, weet ik nog niet wat er met mijn familie gebeurd is. Volgens hun laatste brief zaten die in Danzig te wachten op een boot... Dat was in februari...Ik zal misschien met mijn mannen, na deze zwijnerij hier, kunnen doorbreken naar het westen. Maar wat voor zin heeft dat nog als mijn vrouw en mijn twee dochters verkracht en vermoord werden door de Rus?!"
Zijn laatste zin eindigde in een snik en de man keerde zich beschaamd af. Dantzig...Boot...Februari...Joseph dacht aan de ramp met de "Wilhelm Gustloff" en vond er niets beters op dan zachtjes te vertrekken...
Tegen de middag kwam er nog even een veldkeuken voor de geniesoldaten, en toen die hun buik vol hadden mochten de burgers de ketel met griesmeelpap leegschrapen. De onderburen van Joseph, de tandeloze Vati en Mutti Weimar vraten bij dit feestmaal alsof hun leven er vanaf hing tot ze letterlijk geen pap meer konden zeggen!
In de late namiddag poogde Joseph opnieuw op zijn kristalpost contact te krijgen met de Deutschlandzender, maar vergeefs. Door het salonraam had hij, ondanks de rook- en de stofwolken, een beter zicht op de branden in de omgeving. Plots hoorde hij, boven het kanongedonder in de verte, opnieuw kabaal van schreeuwende stemmen op de straat beneden. Blokoverste Krüger en nóg een paar oudere buurvrouwen hadden het blijkbaar serieus aan de stok met een adjudant van de Volkssturm. Joseph begreep dat die hier een vooruitgeschoven weerstandsnest wilde opstellen om de versperring onder het stationsviaduct te beschermen, en dat de inwoners van de buurt dat niet zo'n goed idee vonden...Immers: een weerstandsnest betekende straatgevechten, en gevechten betekenden nog méér bommen en granaten! En dààr scheen de buurt nu langzamerhand toch de buik van vol te krijgen! Ma De Bens meende dat Joseph, als oud-Langemarcker, voldoende gewicht in de schaal kon werpen om de Volksturmman tot betere gevoelens over te halen. Bon, in godsnaam dan maar... De kristalpost had voorlopig toch niets zinnigs te melden...
Toen hij zich beneden in de discussie wilde mengen bleek dat de adjudant zijn groep al over verschillende huizen rond de hoek had verdeeld. En Joseph begreep onmiddellijk dat die nieuwbakken Napoleon zijn wankel gezag nooit op het spel zou zetten door nu reeds de aftocht te blazen. Toen, tijdens het bekvechten, het nadrukkelijk wijzen van oost naar west overging in stompen en duwen, trok de Volkssturmer zijn pistool en schoot tweemaal in de lucht. Aangezien hij daarmee waarschijnlijk duidelijk wilde maken dat, wat hém betrof, de brainstorm ten einde was, dropen de muitende buren mokkend af en kroop ieder voor zich in zijn onderaardse hol.
Joseph had niet veel honger, deels door de griesmeelpap van deze namiddag, maar deels ook door de stijgende spanning om de nakende inval van de roodgardisten. Hij wist bij ondervinding dat het er bloedig zou toegaan. Hij zag dat ook Phil en de De Bensen onder de gele stormlamp in bange verwachting wat versuft voor zich uit zaten te staren...De Weimars baden de rozenkrans, want het 'Laatste Oordeel' kon nu ieder ogenblik losbarsten en al de vervloekten in een hel van brandende pek storten.
Joseph telde mentaal het stijgend aantal inslaande granaten en wist dat de Ivans klaar stonden om niet alleen Berlijn ,maar heel de wereld, waarin hij was opgegroeid en zijn zekerheden had uitgebouwd, met één laatste vuurwals te vergruizen...
Hitler had bij de machtsovername op 30 januari 1933 zijn volgelingen een nieuwe wereldorde beloofd waarin het Derde Rijk de eerstvolgende duizend jaar een beslissende rol zou spelen. In de lente van '45 was het voor iedereen evenwel overduidelijk dat dit "Duizendjarige Rijk" een dertiende verjaardag (ongeluksgetal !) nooit zou beleven.
De grootste bedreiging voor deze vroegtijdige ondergang kwam van de Russen ,die begin april 1945 met drie reusachtige onderdelen van het Rode Leger langs de (huidige) Oder-Neisse-grens ongeduldig in het slijk stonden te trappelen om elk hùn deel van het Derde Rijk te overrompelen. Deze drie 'monsters' heetten ,van noord naar zuid :
a) " Het 2. Witrussische Front" van Maarschalk Rokossovski met vijf legers langs de benedenloop van de Oder ,van de monding bij Stettin tot Schwedt.(200 Km front).
b) " Het 1. Witrussische Front" van Maarschalk Zjoekov met twaalf legers langs de middenloop van de Oder ,van Schwedt tot de monding van zijrivier Neisse.(300 Km)
c) "Het 1. Oekraïense Front" van Maarschalk Koniev met zeven legers langs de Neisse, van de monding tot de grens met Tsjechië.(200 Km front)
N.B. :Wat de Russen een "Front" noemen is een legermacht van +/- 850.000 man ,tot de tanden gewapend en verdeeld over een 70 actieve divisies ,waarvan de helft gepantserd. Ter vergelijking : het Belgische Leger had op 10 mei 1940 een getalsterkte van ongeveer 610.000 man in 24 divisies ,waarvan er echter slechts 8 "actief" waren en 1 zogenaamd "gemotoriseerd" ; de rest zat - slecht of niét gewapend - in eerste of tweede reserve of was in opleiding... Waarmee ik maar bedoel :een getalsterkte zegt niet zoveel ;er is ook het moreel van de troepen ,de bewapening ,de vechtlust . En op dat gebied stonden de opgehitste "steppehorden" roodgloeiend ,kwijlend om weerwraak te nemen voor het leed dat de Duitsers hun "Moedertje Rusland" hadden aangedaan ! Daarbij dachten ze in de eerste plaats aan 'vrouwen-verkrachten' ,als persoonlijke genoegdoening...Met stelen van polshorloges en plunderen van de westerse vleespotten als toemaatje. In elke veroverde stad zouden ze drie dagen hun lusten mogen bodvieren...Als oppepper van het moreel kon dat tellen !
Vóór dageraad op 16 april schoten de troepen van Zjoekov en Koniev in gang ,de eersten richting Berlijn om de hoofdstad langs noord en zuid te omvatten ,de tweeden om richting Leipzig en Beieren door te stoten. De Duitsers hadden bevel gekregen hun versterkte stellingen op de westelijke oever van de Oder tot de laatste man te verdedigen.
En wat gebeuren moést ,gebeurde... Schukovs centrum botste onmiddellijk na de overtocht van de Oder op de sterkste verdediging van het Duitse 9.Leger vóór Berlijn en verloor daar vier dagen tijd en een massa mankracht .Ondanks zijn reusachtige overmacht vorderde hij slecht voetje voor voetje. Enkel zijn vleugels schoten wat vlugger op. Stalin was op z'n zachtst gezegd niet erg tevreden...
Want Koniev daarentegen was moeiteloos over de Neisse geraakt en stootte succesvol door naar het westen. Stalin was echter énkel geïnteresseerd in een snelle verovering van de Duitse hoofdstad ,als zetel van het Nazisme (en dit vóór de neus van de Amerikanen...) :Leipzig en Beieren kon hem gestolen worden ! Dus gaf hij Koniev op 19 april bevel met de tankdivisies van zijn rechtervleugel naar het noorden te zwenken ,àchter de rug van het Duitse 9. Leger ,en zo zijn concurrent Zjoekov een handje toe te steken bij de omsingeling van Berlijn. Dat dit meesterlijk maneuver op 23 april meteen ook uitmondde in een vlotte omsingeling van het zuidelijke Duitse Oderfront ,was aardig meegenomen...
Na deze eerste gezamenlijke omsingeling van het 9.Duitse Leger in de bossen ten zuidoosten van Berlijn ,maakten op 25/4 de tankspitsen van Zjoekov (vanuit het noordwesten van de hoofdstad) en Koniev (vanuit het zuiden) bij Potsdam eveneens contact en sloten daarmee de stalen ring rond de volledige agglomeratie met zijn 1,8 miljoen inwoners en zijn 60.000 verdedigers. Slechts een kwart van deze soldaten behoorde tot het geregeld leger ,waaronder ongeveer 3.000 Waffen SS-ers. ,de rest was een samenraapsel van grijsaards en kinderen en droeg als énig uniform een armband met de bombastische naam "Volksturm" .
Maarschalk Konievs 5. Gardeleger ontmoette diezelfde dag - 25 april - 100 km meer naar het zuiden bij Torgau aan de Elbe officieel het Amerikaanse 1.Leger ,harmonieus en met veel blijde schouderklopjes in scène gezet ten behoeve van de internationale pers. De vorige dagen hadden in dezelfde streek al meerdere vluchtige contacten tussen Russische en Amerikaanse patroeljes plaats gevonden die echter minder vriendschappelijk waren verlopen ,en daarom niet door de "geschiedenis" worden erkend.
Het omsingelde deel van het Duitse 9.Leger zou echter de daaropvolgende week wél geschiedenis maken ,door - tégen de bevelen van Hitler in - zijn verdediging van de Oder op te geven en rechtsomkeer te maken ,om in een laatste krachtinspanning naar het westen uit te breken ,dwars door de achterhoede van Konievs Panzerdivisies !
Ondertussen was op 20 april ook Rokossovski met drie legers uit zijn bruggenhoofd ten zuiden van Stettin gebroken en bedreigde Prenzlau, zonder nog veel georganiseerde weerstand te ontmoeten. Onder zijn vuurwals werden daar o.a. de laatste resten van de Vlaamse 27.SS-Freiwilligen Grenadier Division "Langemarck" verpletterd...Op 26/4 viel Stettin.
De bloedige straatgevechten in de Berlijnse binnenstad zouden nog één week duren. Aangezien de uitkomst bij voorbaat vaststond was van een "slag" geen sprake, van een "slachting" echter wél: er vielen in die zeven dagen méér dan 180.000 doden, vooral dan bij de burgerbevolking... Vanuit het noorden, oosten en zuiden brandden acht Rode Legers van Zjoekov zich gestaag een weg door het puin van de walmende voorsteden, recht naar het regeringscentrum rond de Brandenburger Tor. Hun aller doel was het halfverkoolde en reeds jaren leegstaande Reichstaggebouw, dat ze vreemd genoeg nog steeds als het symbool van het nazisme beschouwden.
In de bossen en parkwijken van West-Berlijn bleef het daarentegen opvallend kalmer en langs daar slaagden nog veel vrouwen met kinderen er in naar het westen uit de hel te ontsnappen, ook al moesten ze er een paar verkrachtingen op de koop bij nemen.
Gaandeweg verloor Hitler in zijn bunker de greep op zijn wijkende troepen, zowel buiten als binnen de stad. Diep onder de grond miste hij elk contact met de realiteit en niemand waagde het hem de waarheid onder ogen te brengen. Hij had immers reeds zes generaals laten fusilleren wegens defaitisme en in de walmende wijken van het verpulverde stadscentrum lieten fanatieke "vliegende snelrechters" een spoor van opgehangen deserteurs ,zwakkelingen en defaitisten achter.
Adolf Hitler bleef evenwel doorlopend achterhaalde orders spuien en liet op zijn stafkaarten reeds lang vernietigde spookdivisies nog krachtdadige aanvallen uitvoeren. Toen hij vernam dat de Russen langs de tunnels van het stedelijke ondergrondse spoorwegnet (de U- en S-Bahn) infiltreerden, beval hij op 28/4 zonder verpinken het onderwater zetten van de U-Bahn-tunnels, ook al zaten die propvol met dakloze vluchtelingen, noodhospitalen en commandoposten van zijn troepen: " Wie sterk genoeg is om eruit te geraken hoort niét in een schuilkelder maar wél aan het front! "
Op 28/4 hoorde hij op de BBC dat Göring en Himmler onafhankelijk van elkaar vredesonderhandelingen poogden aan te knopen met de Westersen.
Onmiddellijk stuurde hij razend de nieuwbenoemde bevelhebber van de Luftwaffe Veldmaarschalk Greim met een klein vliegtuigje er op uit om de verraders te straffen.
Toen hij de volgende dag, vooraleer de laatste radioverbinding verbroken werd, de gruwelijke dood van zijn vriend Mussolini vernam ,dicteerde hij zijn testament waarin hij Dönitz tot Reichspresident benoemde en zijn trouwe Goebbels tot kanselier. Dié nacht trouwde hij met Eva Braun.
Op 30/4 om 15.30 uur hielp de Führer zijn nieuwbakken bruid vergif innemen en schoot zichzelf door het hoofd. De SS verbrandde hun lijken in een bomtrechter terwijl 350 meter verder de Roodgardisten van de 150.Divisie Stoottroepen voor de derde maal vergeefs de Reichstag bestormden.
Tijdens de dageraad van 1 mei trachtte Hitlers stafchef Krebs, op aanstoken van Goebbels, gedurende 10 uren de Russen toch nog te overhalen een zéér politiek getint wapenstilstandsakkoord af te sluiten. Toen dat mislukte doodde Frau Goebbels haar 6 kinderen met cyaankali en pleegde samen met haar man om 20.15 u "zelfmoord" ,ttz ze lieten zich samen door een ss-er doodschieten. Na een mislukte poging om ook deze acht lijken te verbranden trok Bormann met zijn SS lijfwachten door de tunnels van de U-Bahn naar het westen. Van hem is nooit meer iets vernomen...tenzij via journalisten met teveel verbeelding.
In de vroege morgen van 2 mei bood de Berlijnse garnizoenscommandant Generaal Weidling de onvoorwaardelijke overgave van zijn resterende troepen aan. Met luidsprekerwagens werd de capitulatie in de stad omgeroepen. De laatste SS-ers vochten zich echter een weg naar het westen van de stad en braken tijdens de nacht van 2 op 3 mei uit langs de zwakbezette bruggen over de Havel in Spandau, een stroom paniekerige burgers in hun zog meesleurend. Bij deze wanhopige vluchtpogingen zouden nog 20.000 slachtoffers vallen onder de Russische artilleriebarrages of verpletterd worden onder de kettingen van de overgebleven, roekeloos naar het westen wegijlende Duitse tanks.
Slechts enkele 'gelukkigen' bereikten uiteindelijk 60 kilometer meer naar het westen de Amerikaanse lijnen aan de Elbe, maar vonden er meestal geen brug meer om over te steken...
Eergisteren was de verhuizing van Joseph en Phil uit hun ruïne in Dahlem naar de woonst van de familie De Bens in Steglitz al bij al heel vreemd verlopen. De Italiaanse krijgsgevangenen hadden de weinige bezittingen van het koppel, plus twee matrassen en wat geredde kleinmeubelen uit de bouwval, wel in een mum van tijd op de boerenkar geladen. En de rit naar de Albrechtstrasse had een beetje geleken op de uittocht van Egypte, met 'Maria' onwennig op de bok naast een stijve omzwachtelde Joseph. Deze had zelfs met drie cigarillo's de verhuizers kunnen omkopen om het hele zootje binnen te dragen in het opengebroken atelier van de blijkbaar failliete 'Radioreparaturanstallt Dahlmann', op het gelijkvloers van huisnummer 15B. Wat die mannen ook luid zingend deden... Dus: klaar was Kees, zou je zo denken! ...
Joseph kon hen op de koop toe zelfs met een fles wijn en 15 Reichsmark overhalen 's namiddags nog rap drie kamers vrij te maken, en de ordeloze massa van opeen gestapelde radiowrakken naar het achterkoertje te versjouwen. Ze werden wél tijdens de hele operatie driemaal door een vliegeralarm onderbroken, maar de Italianen 'werkten' op hun duizend gemakken voort. Schuilen in een donkere kelder scheen hen te macaber: als ze toch moesten sterven, dan liever in de volle zon, lachten ze!
Maar - en nù komt de kat op de koord - juist toen Phil en Miel, het jonge broertje van Françoise, met een brede sneeuwschop plus twee emmers de hopen glasscherven en pleisterkalk in de voorplaats te lijf wilden gaan, stapte een achterdochtige Schupo - zeg maar wijkagent - brutaal de kamer binnen.
" Wel, wat moet dat hier? Wie gaf u toelating om hier in te breken? Hebt gij al deze dure radiomeubels op de koer gesmeten? Zijn die uw eigendom, soms? En wat voeren die Schijt-Macaroni's hier verdomme uit? Die horen in een strafkamp! "
Phil was even uit haar lood geslagen maar counterde de scheldende Duitser op haar beproefde Feldwebel-manier: door 'unverschämt' (schaamteloos) nog harder te roepen.
"Zeg Agent, kan het wat rustiger?!...Ik ben buitenlandse medewerker van het SS-Hauptamt op de Ferhbelliner Platz. Ja? Goed verstaan?... Wij werden vorige week volledig 'ausgebombt' en het 'SS-Nothilfeamt' heeft ons dit afschuwelijke krot toegewezen...Ja, u verstaat toch Duits: SS-Hauptamt op de Fehrbelliner Platz ! Als u met deze toewijzing soms problemen heeft, agent, zal ik u met alle plezier het telefoonnummer van mijn dienstoverste SS-Sturmbannführer in kwestie geven. De Heer Majoor zal u met genoegen de bak volladen, als u daar werkelijk aan houdt. Zoniet hadden wij graag voort gewerkt, ja?!... Pardon, u staat in de weg! "
De oude boeman was door dat SS-gedoe reeds zichtbaar van zijn melk gebracht, toen op dat cruciale ogenblik twee storingen hem helemaal van zijn voetstuk deden donderen: Joseph kwam op zijn krukken de kamer in - weliswaar in burgerkleren maar met een hoog opgespelde broekspijp en de minerve rond de hals - en vroeg met luide kazernestem wat dàt verdomme te betekenen had. En terzelfder tijd begonnen de alarmsirenes weer te huilen om het volgende luchtbombardement aan te kondigen. De grijze agent wist zich eventjes met zijn houding geen raad, wees dan maar betekenisvol naar de denkbeeldige vliegtuigen op het plafond, salueerde zelfs en verdween.
In de kelder werd het incident eerst nog schroomvallig besproken door de andere huurders van het gebouw, maar toen het alarm blééf duren en de bommen blijkbaar ver weg vielen kwamen de tongen los. De oude dame van het eerste verwittigde hen: de eigenaar van het gebouw - en ook van de radiowerkplaats op het gelijkvloers - was een zekere Herr Dahlmann: een vrijgezel van tegen de zestig. Sinds '42 was die gemobiliseerd als d.d. officier in de politiekazerne van Spandau. Het lag voor de hand dat deze meneer zijn mannetje gestuurd had, toen hij - waarschijnlijk via de bloktoezichter - vernam dat er een wildvreemd buitenlands koppel zijn stilgelegde herstelwerkplaats met de grove borstel aan 't omvormen was tot een paar leefbare kamers...
De oude dame, die blijkbaar van Phils SS-intimidatie niets had gehoord, gaf Joseph maar weinig kans om de kamers op het gelijkvloers ook effectief in huur te krijgen van deze politieofficier. En gezien onze vriend voortaan onder zijn nieuwe identiteit als 'Fremdarbeiter Jean-Marie Peeters' door het leven wenste te gaan, kon hijzelf bij zijn huisbaas en zijn medebewoners moeilijk met zijn oud militair statuut staan zwaaien... Dat Phil, en vooral haar collega Françoise, daarentegen wél kwistig met hun SS-relaties pronkten, maakte hen in deze onzekere tijden met een rotvaart steeds minder populair bij de bange vergrijsde keldergemeenschap van huisnummer 15B...
Françoise zag rap klaar in Josephs dilemma en opperde dat 'Herr und Frau Peeters' - gezien de doorlopende bombardementen - voorlopig misschien toch beter in de kelder zouden leven en slapen, net zoals de rest van de bewoners...En als woonruimte konden ze op de flat van De Bens gerust over de gemeubelde living-met-canapé beschikken, al ware het enkel maar om er hun garderobe uit te hangen...De drie Italianen konden morgen de radiomeubels van het koertje op hun gemak weer binnen opstapelen in de achterkamer van de werkplaats, kwestie van Herr Dahlmann niet nodeloos te krenken. Hij was tenslotte toch ook een officier, nietwaar...
Phil voelde wel dat ze daarmee teruggefloten werd en haar scheldpartij met de Schupo niet in goede aarde was gevallen. Maar aangezien tot ieders verwondering Ma De Bens akkoord ging met het voorstel van haar dochter en Joseph onmiddellijk dankbaar knikte, besloot ze enerzijds haar trots maar in te slikken en anderzijds haar geil-kwispelende vriend voortaan kort aan de lijn te houden...
Diezelfde avond nog moesten - als klap op de vuurpijl - de Petré's en heel de voltallige keldergemeenschap vaststellen dat de huisbaas zich niet door de SS had laten intimideren. Want ditmaal stuurde hij niet één maar twéé Schupos plus een oude slotenmaker om de deur van het gelijkvloers officieel te verzegelen en met een zwaar hangslot te vergrendelen. Punt, aan de lijn! Voor Joseph en Phil was dàt het einde van hun eigen 'nieuwe woonst'. Voortaan mochten ze zich gelukkig achten met de canapé in de living van de familie De Bens...Wel te verstaan énkel als er overdag eens een paar uur géén vliegeralarm werd gegeven. Want de rusteloze nachten brachten ze vanaf die dag sowieso door op hun klamme kapokmatras in een donker kolenkeldertje...
Françoise en Phil waren de laatste dagen enkel nog om beurten even gaan 'werken', kwestie van voeling met het frontgebeuren te houden en mee te profiteren van de speciale bedelingen uit kantine en refter. Want voor de rest lag de activiteit in de 'Kulturstellen' praktisch stil en de personeelsbezetting liep sterk achteruit. Maar in alle afdelingen viel er doorlopend wel iets te vieren als uitloper van 20 april: 'Führergeburtstag'...Er werd ook veel getoost op de gezondheid van 'Onze-Jongens-Aan-De-Oder', want die zaten daar in slechte papieren. Een lugubere 'Plakpot Martens' hield nog steeds - en blijkbaar met een sardonisch genoegen - zijn bevlagde frontlijnen bij, zowel die van oost als van west, en volgens hém bleef er van het Derde Rijk maar weinig meer over. Berlijn was al tot vesting uitgeroepen en zou ten laatste tegen 25 à 26 april omsingeld zijn. Maar vreemd genoeg nam iedereen dat nogal filosofisch op: Leningrad had het zo 900 dagen vol gehouden, Duinkerke en de Franse Atlantische havens al zeven-acht maanden. Als ze het hiér nog dertig dagen konden uitzingen, was tegen dàn de oorlog al lang gedaan!
Op zaterdag 21 april had Joseph zijn SS-verleden letterlijk onder het puin van zijn mini-vilaatje in Dahlem begraven en liet zich verder op het werk niet meer zien. Verre verplaatsingen waren ten andere door het uitvallen van het openbaar vervoer toch praktisch onmogelijk geworden. Veel volk liep er niet meer op straat, en dan énkel nog slechts vrouwen. Alle mannen van 14 tot 65 jaar waren gisteren opgeroepen voor de Volkssturm, zodat hij als invalide flink in de kijker zou lopen. Hij maakte zich dan maar nuttig door voor de schaarse winkels in de buurt 'slang' te gaan staan, tot Ma of Pa De Bens hem kwam aflossen. Om een weinig feestelijke 'Führergeburtstag' te vieren, hadden de Berlijners een speciale toewijzing gekregen van 1 pond vlees, 1/2 pond peulvruchten, 1 pond suiker, 1 blik conserven, 100 gram moutkoffie en 30 gram échte bonenkoffie. Op papier althans, want ondanks urenlang geduldig aanschuiven voor achtereenvolgens drie-vier verschillende winkels kreeg hij nog dikwijls het deksel op de neus: voorraad uitgeput! En als ze dan tóch iets hadden veroverd, was er meestal geen stroom of gas meer in de leidingen om het klaar te maken.
Die nacht kregen ze in hun kolenkelder geen bomalarm meer te horen. Pa De Bens beweerde fluisterend dat de Britse RAF waarschijnlijk bang was de Russen te treffen, die - afgaand op het kanongedonder in de verte - inderdaad de Rijkshoofdstad al beangstigend dicht genaderd waren. Af en toe daverden door de nacht ook zwaardere explosies, die Joseph herkende als het opblazen van bruggen en viaducten door de genietroepen...
Ook zondagmorgen liet de Amerikaanse luchtmacht het afweten, ondanks het prachtige weer en de heldere voorjaarslucht. Het zag er werkelijk naar uit dat Pa De Bens nog gelijk zou krijgen. Na de middag besloot Joseph het erop te wagen en op nieuwsjacht te trekken.
Buiten klonk het kanonvuur ook veel duidelijker, en de Franse krijgsgevangenen die aan de waterleiding werkten keken raar op toen die 'éénpoot' hen in tamelijk vloeiend Frans vroeg wanneer in de 15B opnieuw de kraantjes zouden werken.
"Pas avant la fin de la guerre, fiston! " spotte de graver in de put brutaal, en zijn maat die aan de schep hing deed met "Faut demander ça aux Russes! " ook zijn défaitistische duit in het zakje. Maar de 'ploegbaas' was diplomatischeren legde kort uit dat de hoofdleiding voor de Albrechtstrasse op zeven plaatsen kapot was en dat de herstellingen met een beetje chance toch nog een volle week konden duren...Ja, dacht Joseph na een neutraal afscheidsknikje, dan kan ik het inderdaad beter aan de Russen vragen!
Onder de viaduct van het U-bahnstation 'Steglitz Rathaus' werkte een ploeg grijsaards van de Volkssturm zich flink uit de naad. Zuiver met mankracht wilden ze daar een zware tankversperring inéén knutselen met verroeste metalen balken en baksteenpuin van de uitgebrande hoekhuizen. Zo te zien zouden zij daarmee nog wel een drietal dagen zoet zijn. Joseph bleef er een uurtje staan kijken. Een rij berooide vluchtelingen uit de oostelijke voorsteden moest er aanschuiven om met hun karretjes huisraad door de steeds nauwere doorgang te glippen. Joseph verwachtte ieder ogenblik een opstootje met de kippige vrouwen, die dat bazig gedoe van de bouwheren en hun manier om er eigenmachtig het vluchtverkeer te regelen alles behalve konden waarderen!
Op de grond vond hij een nog proper exemplaar van 'Der Pantzerbär', het noodkrantje van het Berlijnse Partijbestuur, gedateerd op 20 april. Hij raapte het op en overliep vluchtig het heel beknopt - en blijkbaar ook héél uitgezuiverd - nieuws van de krijgsverrichtingen. Oud nieuws, merkte hij al vlug, want het laatste 'Wehrmachtsbericht' sprak nog van de harde afweergevechten bij Frankfurt a.d.Oder, dat ondertussen al twee dagen gevallen was. En van het rampzalige succesvolle Russisch offensief in Neubrandenburg, waar - voor zover hij wist - ondertussen de Langemarck in mootjes werd gehakt, was nog helemaal geen sprake...Wél interessant vond Joseph de uittreksels van Goebbels' radioredevoering bij 'Führergeburtstag', zuiver en alleen omdat die vent - als geen enkele àndere volkstribuun vóór hem - gebakken lucht kon verkopen!
Hier, bij voorbeeld: "...Nu strijdt Berlijn en aanvaardt alle consequenties die deze veldslag, om het zijn of niét-zijn van ons volk, van ons vereist! Nu regeert enkel nog HET BEVEL! Het gebod voor vandaag, voor morgen en voor alle komende dagen luidt, zónder uitvluchten en met de meest verbeten hartstocht: vécht! !"...
En dan bedenken dat nog tienduizenden pubers van de Hitlerjeugd daarin zouden trappen en zich voor die misvormde dwerg zouden laten doodschieten... Walgelijk, vond Joseph!
Terug thuis merkte hij dat iedereen verdwenen was om water te halen bij de pomp van de beschermde volkstuintjes. De werkploeg Franse krijgsgevangenen was er dus tóch in geslaagd om paniek te zaaien. En toen de huisgenoten twee uur later terugkeerden van hun expeditie wisten ze te vertellen dat de Russische artillerie zich had ingeschoten op de Tiergarten, in het centrum van de stad. Wat betekende dat het front al tot maximum vijftien kilometer van de oostelijke voorsteden was genaderd. Of, als 'Plakpot Martens' gelijk had met zijn voorspelling dat de Rus bezig was Vesting Berlijn te omsingelen, kon het sovjetgeschut net zo goed uit het zuiden komen, en nu vóór Steglitz staan. Aan het brede Teltowkanaal daar konden ze misschien nog één-twee dagen opgehouden worden...Maar hoe dan ook: binnen de week zouden ze hier voor de deur staan, tenzij...Ja, tenzij het gerucht bewaarheid werd en ze van plan waren Berlijn enkel te omsingelen om het uit te hongeren, zoals de Wehrmacht destijds met Leningrad had gedaan...
Na het avondeten in de gezamenlijke kelder werd nog wat voort geleuterd over de verslechtende situatie waarbij elkeen zijn cent in 't zakje deed. Maar voor de vrouwen mondden alle rampscenario's uit op één dilemma: waren ze in een grootstad niet beter tegen de 'uitspattingen' van de Rus beschermd dan in een plattelandsdorp?...De vreselijke beelden in de laatste 'Wochenschau' van al die geschoffeerde meisjes leken meestal opgenomen in de vrije natuur of op boerenhoven. Hopelijk zouden die Rode beesten zich hier, door de sociale controle, wel wat inhouden. En hoogst waarschijnlijk zullen die steppetroepen, na de maandenlange uitspattingen in al hun opeenvolgende veroverde steden, ondertussen seksueel wel een beetje verzadigd zijn zeker, de varkens!
Joseph vreesde al dat de dames er hém ,als deskundige ,zouden bij roepen en voelde zich, als enige geslachtsrijpe man van de keldergemeenschap, fameus geviseerd door al die feministische pruderieën. "Ach ,alle Männer sind ja gleich ,die Schweinehunde !" Hij trok zich met Phil dan ook vroeg terug in hun kolenkelder maar bleef nog uren klaar wakker voort piekeren over wat onverbiddelijk komen zou. De dreigende daver van het geschut was dwars door de kapokmatras reeds duidelijk voelbaar...
De volgende morgen was maandag en zowel Phil als Françoise besloten het 'buro' maar te vergeten. Miel, die sinds zes uur bij de bakker had aangeschoven voor brood, kwam met het nieuws dat de barricades van de drie verdedigingsgordels rond Berlijn rond de middag gesloten zouden worden. Dus ook die onder de viaduct van het station, waar de Hitlerjongens reeds volop bezig waren hun weerstandsnest uit te bouwen.
Joseph had de pest in dat hij door toedoen van die stomme huisbaas niet meer over een eigen privé woonst kon beschikken, zelfs niet over een eigen W.C.: hij kreeg de indruk dat Ma De Bens aanhoudend op zijn vingers stond te kijken. Uit wraakzucht en verveling brak hij in 'zijn' living dan maar de grote boekenkast van Herr Dahlmann open. En zoals verwacht vond hij daarin hoofdzakelijk de klassieke nazi-literatuur over Hitler en de partijbonzen , plus de luxueuze platenboeken van de 'Olympiade Berlin 1936' en de tentoonstelling over arische beeldhouwwerken. Met nogal veel blote helden, vond Joseph. Verder een paar fotoalbums van zijn huisbaas zélf over diens naaktstrandvakanties met vrienden aan de Oostzeekust en de hoge wandeltochten in de Beierse Alpen...Plus drie boeken met oude postzegels en een duur fototoestel...
Als de binnenrukkende Russen deze nazi-literatuur zouden vinden, dan staken ze vast het kot in brand! Dat was toch wat hijzelf in Rusland had gedaan als ze in een bepaald huis veel sovjetpropaganda ontdekten. Mits wat gekleurde toelichting zou Ma De Bens wel akkoord gaan om daar de keukenstoof mee te voeden: dat waren weer zoveel briketten uitgespaard. De postzegels en de Pentax verborg hij in de springveerbak van de canapé, als appeltje voor de dorst. Een dorst die nu vast héél vlug zou komen...Hoé vlug, dat had hij natuurlijk wel graag geweten.
Nu Phil en Françoise niet van plan waren nog te gaan werken, verloor hij natuurlijk zijn enige geloofwaardige contact met de wereld buiten deze vier muren. In de hoek van de living stond wel een prachtig radiomeubel, maar erg gesofisticeerd, en zonder elektriciteit was daar natuurlijk niets mee aan te vangen. Hij besloot daarom zo vlug mogelijk een galènepost inéén te knutselen, zoals hij vóór de oorlog had gedaan samen met Arthur Birnbaum. Op de koer zou hij zeker spoelen, condensatoren en koptelefoons bij de vleet vinden in de afgedankte radiotoestellen die daar nog steeds opgestapeld lagen. De antenne van Dahlmanns meubel had hij maar aan te schakelen en een platte batterij van 4,5 volt zou hij wel vinden tussen al die kisten rommel van het atelier.
Juist toen hij aan de slag wou gaan, kwam Rika, de jongste zus van Françoise binnengestormd. Ze had een gerucht opgevangen bij de rij 'aanschuivers' voor de slager dat op Steglitz-Bahnhof een goederentrein in brand stond en de politie er een 'Notausreichung' aan de bevolking organiseerde. Wat in feite neer kwam op een toegelaten plundering van een levensmiddelendepot.
Onmiddellijk trok de Plunderploeg Petré-De Bens er op uit met boodschappentassen, emmers en rugzakken, en Joseph had op zijn krukken alle moeite om zijn losgeslagen kudde bergafwaarts te volgen. Want er liep aardig wat volk de Albrechtstrasse mee af naar het station, waar niemand nog oog had voor de heldhaftige jonge verdedigers van de viaductversperring. Wat verderop, de rechter zijstraat in, kon je, via een bomtrechter in de steunmuur, zonder al te veel moeite op de spoordijk geraken...als je jong van leden was, tenminste! Maar een paar oudere vrouwen geraakten slechts halfweg de klim en versperden met hun geklungel de doorgang van de opgehitste plunderaars-in-spee. Met brutaal trek- en duwwerk én wat haartje-pluk werden deze hindernissen vlug, maar zeer onelegant 'beseitigd'...
Boven op de dijk, midden een mierennest van vechtende plunderaars, stond inderdaad een lange goederentrein die al op twee plaatsen laaiend brandde. En terwijl nog geen kilometer verder het Russisch geschut een hele stadswijk in vuur en vlam schoot, sjouwden vittende vrouwen tussen de sporen hun kostbare buit naar huis. Oudere mannen, die toch nog spierkracht genoeg hadden om zich trekkend en stompend door het gewriemel naar voor te worstelen, gaven geen pardon als ze bij een wagondeur een halfvolle doos margarine kunnen bemachtigen. Men vloog elkaar in de haren voor een blik vlees of een bus bietensiroop, en vocht onvervaard om uit een aan duigen geslagen vat varkensvet met de blote hand zijn deel te graaien. Vlak naast de citerne slaolie die walmend leegbrandde, trachtte een politieman, midden de verpestende rookwolken, met getrokken revolver vergeefs wat orde te brengen bij het leegroven van een wagon vol dozen suikerklontjes...
Joseph kon in dat reusachtig handgemeen op zijn krukken weinig uitrichten, en bleef dan maar wat op de achtergrond de bizarre buit bewaken van alles wat zijn huisgenoten gejaagd uit de brand konden slepen. Maar tegen twee uur in de middag sloegen een paar granaten reeds tussen de sporen in en Joseph verwittigde zijn huisgenoten dat dit proefschoten waren en dat de Rus nu vlug met een moordende barrage zou vervolgen. Hoogtijd dus om alle schatten thuis in veiligheid te brengen!
Beladen als pakezels - Joseph met een zware rugzak op de schoft - vluchtte de ploeg terug naar de kelder. De vrouwen verdeelden er onder elkaar wat pinnig de veroverde schatten. Maar toen Françoise tegen haar moeder fluisterde dat ze de Weimars, het oude koppel van de eerste verdieping, had zien wenen van spijt over de gemiste kans, besloot Ma grootmoedig heel de keldergemeenschap als avondeten op een vette goulashsoep te trakteren.
Dat was geheel in de lijn van de vigerende volkswijsheid: "Laten we liever nu nog éénmaal goed dóór eten tot we barsten, want morgen zijn we misschien allemaal wel dood..." En dat ze voor een deftig kookvuur op de koer ook een paar houten radiomeubels van Dahlmann aan spaanders moesten slaan, scheen iedereen er met plezier bij te nemen: de vernislaag brandde schitterend.
Françoise en haar zuster Rika waren na de raid op het goederenstation nog vlug de deur uitgegaan: de eerste om twee emmers water te halen aan de pomp bij de volkstuintjes, de jongste om aan te schuiven bij de kruidenier. Daar werd zonder bon ranzige boter verkocht, een pond per klant. Juist vóór 'Sperrstunde' kwamen ze beiden terug thuis, fier op hun buit en hun hoofd vol gonzende geruchten. Bij de pomp had men het met gemengde gevoelens over de 'Jonge Divisies' die de Amerikanen aan de Elbe de rug hadden toegekeerd en naar hier oprukten om de verdediging van Berlijn tegen de Russen te versterken. En ook uit het noorden kwam het Derde Pantzerleger toegesneld, zeiden ze. Maar toen een vrouw het uitschreeuwde dat die zwijnerij beter zo vlug mogelijk moest eindigen werd ze door een Schupo uit de rij gesleurd en afgeranseld tot ze bleef liggen. De andere vrouwen keken onderwijl enkel apathisch toe. En Rika vertelde dat ze tijdens het aanschuiven voor de boter wel gemerkt had dat er achter de hoek een opstootje was, maar pas bij het huiswaarts keren merkte dat ze daar een deserteur hadden opgehangen...
De blokoverste kwam ook even op de reuk van de vette goulashsoep af, maar kreeg niéts. Joseph kon Ma De Bens tijdig in plat Vlaams verwittigen dat dié vent hoogst waarschijnlijk de bezetting van het gelijkvloers verraden had aan Herr Dahlmann en ook nu weer vies naar de brandende radiokasten had gekeken. Bij het afdruipen zei de man kortaf dat de doorgangen in de verdedigingsgordels, zoals de versperde viaduct van de Albrechtstrasse onder het Bahnhof, om 22.00 uur definitief gesloten zouden worden. Nog verder voor de Rus uit vluchten naar het stadscentrum konden ze dus vergeten: ze zaten voortaan geblokkeerd tussen de lijnen...Iedere vrouw die dan nog zonder speciale 'Schein' en ver van huis op straat aangetroffen werd ,kon als spionne neergeschoten worden, en iedere strijdbare man onder verdenking van desertie onmiddellijk opgehangen...
Als om iedereen te overtuigen dat het nu ernst werd sloegen die nacht de eerste zware artilleriegranaten in op de huizen van de Albrechtstrasse. Eén zelfs in de mansarde van 15C, bij hun buren. Frau Witwe Schinski en haar oude moeder waren daar in hun zolderflatje blijven rommelen, omdat er tóch geen vliegeralarm meer gegeven werd dat hen normaal naar de kelder had gedwongen. Ze lagen alle twee naast elkaar dood in bed, vertelde de blokoverste later, en hadden niet geleden... Mooie dood voor een alleenstaande weduwe en haar seniele moeder, die in betere tijden in een gesticht gestorven zou zijn...Of noem het "platgespoten" ,zoals je verkiest...En al bij al nog een geluk dat er door de inslag geen brand was uitgebroken in dat rommelkot...
Midden in de nacht schrok Joseph uit zijn zoveelste hazenslaapje wakker en merkte dat een Officier met een sterke zaklamp zich fluisterend met de oude Herr Weimar van het eerste verdiep onderhield en kort daarop nogal luidruchtig weer vertrok. 's Morgens hoorde Joseph dat de late bezoeker 'Herr Oberleutnant Zahlmeister Dahlmann' in hoogsteigen persoon was geweest. Vroeger woonde die heer op de tweede verdieping, maar sinds de familie De Bens daar verplicht was ingekwartierd, betrok hij nu nog enkel een kleine krottige 'garçonnière' op de zolder. Veel zagen ze hem hier niet meer: hij verbleef permanent in de Polizeikazerne in Spandau en kwam hier slechts uiterst zelden nog eens slapen. Volgens Herr Weimar was de huisbaas enkel komen kijken in hoever de granaatinslag bij de buren zijn eigen dakkamertje had beschadigd. En dat bleek nogal mee te vallen...Dat blitzbezoek van Dahlmann had dus niets te maken met de inbraak op het gelijkvloers... Joseph kon gerust zijn: hij zou van Herr Dahlmann niets meer horen, suste Vati Weimar...
Maar Joseph vertrouwde al lang geen voorspellingen meer, en dat hij volkomen gelijk had zou vlug blijken.
Hoe lang hij buiten westen had gelegen, kon Leon zelfs niet bij benadering zeggen, en in feite interesseerde het hem ook niet. Wél waar hij voor het ogenblik ergens làg, hier in het donker en met die barstende koppijn! In elk geval niét meer in het frisse natte gras naast de polderdijk bij de Autobahn, daar moest hij niet aan twijfelen... Eerder ergens binnenskamers, op de vreemde stank af te gaan: een mengsel van pis, stront en lysol dat deed denken aan de soldatenlatrines in 'Adlershorst' op de Lüneburger Heide. Hij lag op een tegelvloer, voelde hij: ijskoud, de paardendeken onder hem kon daar niets aan verhelpen. En voor de rest hoorde hij geen blaas door het hoge fluiten in zijn oren, maar voelde wél dat rondom hem veel lawaai moest zijn...Vreemd...Het was er ook pikkedonker, zó donker dat hij wel leek of hij in een doodskist lag.
"Toch niet levend begraven, zeker!?" flitste een angstschicht door zijn pijnlijke hersenen, maar zijn tastend zwaaiende arm botste nergens tegen een planken wand. Wél tegen iets dat deed denken aan een kuit. Een kuit in een wollen kous...juist onder de rand van een vrouwenrok. Maar een verdere verkenning werd fiks de kop ingedrukt door een tik op zijn pols. En hij meende even later een warme schaduw te voelen op zijn gezicht toen een voorzichtige vrouwenhand een verband over zijn pijnlijke ogen herschikte...Een verband voor zijn ogen? Ja natuurlijk, dààrom zag hij verdomme geen blaas! Opgesloten in een doodskist: belachelijk zeg!
" Bon " vatte hij opgelucht samen: " Ik lig ergens geblinddoekt - maar niét blind! - in een bevriende verbandplaats - en dus niét bij de Russen, want die schoppen in plaats van preuts te tikken! Daarbij lig ik bínnen, dus hopen ze mij nog te repareren..."
Want iemand die het kon weten - Schwester Monika, als hij zich goed herinnerde - had hem vroeger eens verteld dat de frontlazaretten, in crisissituaties, de afgeschreven gevallen maar bùiten lieten liggen, om daar zachtjes dood te bloeden of te bevriezen, al naar gelang. Dus al bij al mocht hij hier niet klagen, vond hij: hij lag binnen! En wàt er bij hem stukgeschoten mocht zijn zouden de dokters wel weer repareren...Die barstende koppijn zou hij met ter tijd wel overleven,ook als hij voor het ogenblik door dat harde piepen in zijn oren zelfs zijn eigen stem niet kon horen...
Toch eens voorzichtig testend riep hij, ondanks de pijnscheuten in zijn hersenpan, zangerig de eerste naam die in hem opkwam: " Mo-nííí-ka, Mo-nííí-ka...". Waarschijnlijk een instinctieve associatie met de ziekenhuislucht in de kamer...En schrok zich een aap toen hij een zachte vrouwenhand kalmerend op zijn lippen voelde! ...
Okee, lief zustertje, knikte hij dankbaar: ik zal braaf zijn en m'n manieren houden...Al zou bijvoorbeeld een bakharing met ajuinsaus daartoe veel kunnen bijdragen, want hij had honger als een paard...Voor zover hij zich vaag herinnerde was die schep soep in de vroege morgen van de twintigste zowat het laatste wat hij in zijn maag had gekregen. Welke dag het nù was wist hij niet, maar schatte, afgaand op dat holle gevoel in zijn buik, toch dat hij ondertussen al achtenveertig uur op zijn kin had geklopt... Dus graag een volledige menu met gebakken haring, als het enigszins kan...Of liever nog de bloedpens met appelmoes en 'Bratkartoffel', die Phil op tafel toverde toen hij bij haar logeerde. Man-man! ...Er bestond dus nog zoiets als het paradijs, ergens, vér weg...En in afwachting van nog meer hemelse visioenen besloot hij éérst maar zijn tekort aan slaap van de laatste dagen wat in te halen...
Hij werd wakker van het drukke gedruis rond hem. En onmiddellijk stelde hij vast dat hij nù het rumoer wél kon hóren, wat hem het gelukzalige gevoel bezorgde dat hij aardig aan beterhand moest zijn en een flinke trek geslapen had. Ook het geschut buiten kon hij nu al veel duidelijker waarnemen dan, laat ons zeggen, gisteren...Gedreven door zijn optimisme lichtte hij voorzichtig de windel voor zijn ogen wat op. Maar dat viel lelijk tegen: zijn oogleden leken wel vastgeplakt en al turend kon hij enkel vage schimmen in zijn gezichtsveld zien bewegen. Zuchtend berustte hij er dan maar in dat hij op het herwinnen van de arendsblik, waarmee hij nog geen jaar geleden als scheepsmaat de verre horizon afspeurde, nog even zoumoeten wachten. Dat zijn kop nog flink pijn deed nam hij er dan ook maar bij: hij lag daar zalig en als ze nu eens met wat eten wilden komen, had hij voor de rest sinds maanden zeeën van tijd...
Dacht hij toch...Maar naarmate hij zich meer op het lawaai om zich heen concentreerde, kwam hij tot de conclusie dat de verplegers veel van zijn lotgenoten haastig wegdroegen en ànderen - voorlopig? - lieten liggen. Dat deed erg denken aan een spoedevacuatie van het lazaret, vond hij, en dat stonk! Negen kansen op tien was de Rus dus verder doorgebroken - wat hem helemaal niet verwonderde en hem, zolang hij mobiel was en mee achteruit kon wijken, ook nooit speciaal in paniek had gebracht...Maar nu hij hier weerloos als een mummie verpletterd dreigde te worden onder de rupsen van hun oprukkende tanks, kreeg hij het toch wat warm!
In feite mankeerde hem niets aan armen of benen, bedacht hij vlug, toch niets dat hem zou kunnen beletten om er samen met zijn lotgenoten vanonder te muizen. En reeds rolde hij zich op handen en knieën, als een eerste stap om weer de status van Homo Erectus te bereiken. Maar als een zwaar doorzopen zatlap zakte hij weer in elkaar: er was blijkbaar ook met zijn vroeger evenwichtsgevoel iets niet helemaal in orde...
Juist toen hij verbeten aan zijn tweede poging wilde beginnen, voelde hij zich door helpende armen recht getrokken. De verpleegster - waarschijnlijk die met de mollige kuiten - schreeuwde in zijn oor: " Petré, gij zijt tankchauffeur hé!? Zegt dat ge een camion kunt besturen, als ze u iets vragen! Opgepast, ik zal het verband voor uw ogen weg doen, maar ziet niet naar het licht! Uw kop naar beneden hé! "...Zij trok zijn rechter arm over haar schouder en leidde hem strompelend naar buiten. Maar al na een paar passen viel zij geprikkeld uit: "Zeg, potverdorie Leon, als ge niet achtergelaten wilt worden, moet ge rechtop lopen, hé vent, op uw eigen benen! Komaan! En hierzie: doet uw koppelriem om en neemt uw ransel mee, dat presenteert beter! "
Aan de tafel waar, in volle tumult maar toch met echte 'Deutsche Grundlichkeit', de uitschrijvingen nauwkeurig werden genoteerd, maakte de bewaking toch geen opmerking dat een halve blinde een vrachtwagen met zestien zwaargewonden ergens ver weg naar het hinterland zou rijden. Toen de verpleegster hem een minuut later bij de stuurcabine loste en hij zich aan de linker deurkruk moest vastklampen om niet te vallen, trof het absurde van heel die toestand hem als een vuistslag tussen de ogen. Het zweet brak hem uit bij het idee alleen al blindelings een wildvreemde vrachtwagen te moeten besturen...Maar plots leek de zuster hem te omhelzen en sprak duidelijk naast zijn oor: " Instappen en doorschuiven: IK rij! En doet dat verband maar weer rap voor uw ogen! "
Het gedonder van het front klonk hierbuiten veel scherper door en zelfs het gerakketak van de mitrailleuses was helder te horen. Leon schatte dat de gevechten inderdaad al tot op een drie-vier kilometer waren genaderd: hoogtijd dus voor de lazaretten om hun personeel en de gewonden uit de aanstormende vuurlijn te evacueren.
"Waar zijn we hier ergens?" vroeg Leon, toen ze de tegensputterende motor na de derde poging had gestart.
"Penkun" antwoordde de verpleegster: " In vogel-vlucht een vijftien kilometer achter de Oder. Maar de Russen zijn sinds gisterenmiddag sterk doorgebroken en er is nog maar weinig om hen tegen te houden..." Dat de meeste trostroepen dat ook niet van plan waren, kon hij afleiden uit het drukke heen- en weergeloop in de straat voor hem. En het kerkplein leek wel een verstrooid mierennest met al die evacuerende diensten...
Ze hobbelden voorzichtig de rokerige dorpsstraat uit tussen twee brandende gevels door, toen plots drie Rata's over de daken scheerden. Leon lette er nauwelijks op.
"En waar gaan we naartoe?"
" Prenzlau, op dertig kilometer, als 't God belieft" schreeuwde ze boven het kabaal uit: " Maar moest het verkeer goed vlotten: voor mijn part een heel pak vérder. Naar Ravensbrück bij voorbeeld, nóg zestig kilometer voorbij Prenzlau op dezelfde baan. Daar zal de Rus ons de eerste veertien dagen wel gerust laten en die tijd zullen onze zestien gekwetsten vanachter in de bak goed kunnen gebruiken op weer min of meer op adem te komen...Maar dan moet het wél goed vooruit gaan, want zo nog vele uren in die laadbak liggen schudden houden ze niet uit..."
" En wat mankeert er aan mij?"
" Aan u? Niks...Wel veel geluk gehad, vooral: een schampschot langs uw schedel en een lichte hersenschudding die u een tijdje doof en blind heeft gemaakt. Al bij al iets om te lachen, ware het niet dat ge veel bloed hebt verloren, lijk dat ge wel aan uwen tenue kunt zien."
Hij knikte, en plots schoot hem iets te binnen: " Ge hebt mij daarjuist 'Leon' genoemd, hé?! Hoe zijt ge achter mijn naam gekomen? Ik heb die toch niet gezegd..."
Hij meende haar stil te horen lachen: " Onnozelaar! Hebt ge mijn stem dan nóg niet herkend? Uit het lazaret 'Adlershorst' op de Lüneburger Heide? Als ge nu eens efkens niét aan die barmeid Hélène zoudt denken, die tenandere veel te oud is voor u..."
Twijfelend wierp hij een balletje op: " Monika?... Schwester Monika?..."
Ze aapte het bazuingeschal van een prijsuitreiking op de foor na: " Tarattada! Ieste praajs vo dieje schele kloeffer neffest de chauffeur! Proficiat fiston! Enne kus van de juffra! " Ze zuchtte als uitgeput: " Ge zijt mij dus nog niet vergeten?"
Hij moest even bekomen, maar verdook toen zijn ontroering achter een bombastische uitroep die hij onthouden had uit één van zijn 'Ricardo's Liefderomans': " O, gij bloem van mijn leven! Hoe zou ik u kunnen vergeten! " Om dan ernstiger te vervolgen: " En zijt ge nog altijd kwaad op mij?... Want toen ik vertrok uit Adlershorst hebt gij mij aardig de broek uit geveegd, weet ge nog?..."
"Ach zot! Dat doen wij, zusters, toch met iedereen, zuiver om wat afstand te bewaren... Beroepsmisvorming, zeg maar. Maar nu moet ge zwijgen: met al dat volk te voet of op karren en camions rond mij, doen ik strak nog een ferm accident! Pakt liever een stuk commiesbrood, daar uit dat karton en drink wat koffie uit de container..."
Dat moest ze geen twee keer zeggen, ook al was het dan geen bakharing met ajuinsaus!
De eerste vijftien kilometer tot het viaduct onder de Autobahn moesten ze bijna stapvoets rijden. En telkens de Rata's in scheervlucht vooraan een wagen in brand hadden geschoten duurde het soms een eeuwigheid vóór de weg opnieuw was vrijgemaakt en de colonne weer in beweging kwam. De gekwetsten in de laadbak leken bij de andere vluchtende auto's veel eerder schaamte op te wekken dan echt medelijden, en Monika profiteerde daar dan ook ongegeneerd van, om bij iedere opgedrongen stop, rondom rond wat eten en drinken af te persen. Het commiesbrood en de maltkoffie in de cabine hield ze voorlopig achter, als een soort appeltje voor de dorst.
Eens de oprit van de Autobahn voorbij ging het vlotter, omdat hele delen van de colonne blijkbaar dachten op die moderne dubbelbaanse macadam rapper vooruit te komen, richting Berlijn. Maar Monika had een reisbevel naar het Kreisspital van Prenzlau en hield zich koppig aan de rechtstreekse provincieweg daarheen.
Doch toen ze tegen valavond eindelijk in het brandende Prenzlau aankwamen bleek het gebombardeerde Kreisspital al lang geëvacueerd naar Ravensbrück, zoals gezegd zestig kilometer meer naar het westen. Monika moest uitgeput even de tranen bedwingen en Leon kon haar zachtjes overhalen, na een vluchtige verzorging van de gekwetsten in de laadbak, tóch tot middernacht in het hospitaal uit te rusten: er waren immers nog onbeschadigde bedden genoeg. Twee zaaltjes 'werkten' nog: burgerslachtoffers verzorgd door een afgepeigerde dokter en twee overjarige verpleegsters. Ook een paar 'ausgebombte' gezinnen hadden hier hun toevlucht gezocht en een zaaltje ingepalmd. Maar al de rest lag leeg, zij het in de grootste wanorde.
Alhoewel nog zwak te been, kreeg Leon in het donker al een beetje zijn zicht terug... En gedreven door zijn trots besloot hij van morgen af zijn 'appelflauwte' maar te vergeten...
Na een hazenslaapje schoot Schwester Monika tegen één uur 's morgens weer in gang. Navraag bij haar twee 'burgercollega's' leidde haar naar de apotheek van het hospitaal, waar ze een flinke voorraad medicijnen en verbandrollen insloeg zogenaamd voor de rest van de rit... De verzorging van haar zestien gewonde passagiers nam ruim een uur in beslag en voor twee onder hen kwam deze hulp een beetje te laat. Voor ze die sukkels met de hulp van Leon en een oude dominee deftig geïdentificeerd in het overvolle dodenhuisje hadden gedeponeerd, was het al drie uur geworden. Hoogste tijd dus om hun biezen te pakken!
Buiten had het rond die tijd nog pikkedonker moeten zijn, ware het niet dat de vuile gele mist van de verwaaide brandwolken Monika toch een wazig beeld liet van de weg vóór haar afgeschermde koplampen. Vlugger dan 15 per uur durfde ze voorlopig niet te rijden. Hoe dan ook: de hoop om vóór dageraad in het hospitaal in Ravensbrück aan te komen, konden ze dus al vergeten.
Er liepen weinig vluchtelingen langs de straten en ook het verkeer van boerenkarren was praktisch stilgevallen. Maar wegens de puinhopen vóór de ingestorte gevels konden ze er zelden méér dan een pover slakkengangetje op na houden. Nog steeds stonden er langs hun weg hier en daar huizen uit te branden, zonder dat iemand zich daarom serieus bekommerde. De vuurhaarden waren in zoverre zelfs welkom omdat ze tenminste de rijbaan wat verlichtten en Monika toelieten tijdig de vele bomtrechters te vermijden.
Doch eenmaal buiten de stad ging het stukken beter omdat de baan afgezoomd was met bomen waarop met fluorescerende witte verf een dikke ring was geschilderd. Ook bomtrechters kwamen ze nog maar uiterst zelden tegen. Van colonnerijden was nu geen sprake meer: het schoot wel vlugger op, maar daardoor was ze ook de houvast kwijt die het rode achterlicht van haar voorganger haar tot nu toe had geboden. Daardoor moest Monika af en toe op de rem springen om de wrakken van vernielde voertuigen te vermijden die plots midden op de rijbaan uit het donker opdoken of schots en scheef in de zijberm waren geduwd. En daarbij hard op de tanden bijten om de pijnlijke gillen van haar menselijke lading niet te horen.
Maar ze hadden geluk. Alhoewel het rond vijf uur licht begon te worden hingen de wolken zó laag dat ze van Rata's geen last hadden. Tegen zevenen klaarde het wat op maar toen doken ze uit het zicht van de eerste vliegtuigen weg in de 'beschermende' zijstraten van Ravensbrück.
In de stad heerste een vreemde stemming. Bij een controlepost op een kruispunt wilde Monika de weg vragen aan een Feldgendarme, maar die liet haar niet uitspreken.
"Al de ziekenwagens en gewondertransporten naar het verzamelpunt! " snauwde hij haar af: " De wegwijzers 'D.R.K.-Sammellager' volgen! " En hij wees haar gebiedend de eerste pijl aan.
Nadien was het even weifelend zoeken naar het volgende plakkaat, maar met de hulp van Leon liep dat steeds vlotter. Hij stelde tot zijn grote vreugde vast dat zijn zicht er zodanig op vooruit was gegaan, dat hij sommige wegwijzers nog vóór Monika ontdekte! En hij merkte eveneens dat die pijlen hen verdomme ùit de stad leiden, récht de bossen in! Was dat dan soms een valstrik om van hen àf te geraken?...
Een heel eind buiten de stad zaten ze plots, midden in een bos, muurvast in een opstopping. En eindeloze rij autobussen stond langszij geparkeerd, zichtbaar in alle haasten volledig wit gespoten, zélfs de ruiten! Een kado voor de Rata's om zo'n opvallend doel op een dienstbord aangeboden te krijgen, ware het niet dat op de flanken in koeien van letters geschilderd stond 'Red Cross Sweden'!
Sweden? Zweden, verdomme?! Die waren toch neutraal in de oorlog? Het Rode Kruis van Zweden, kwam dat hier meehelpen de duizenden gekwetsten verzorgen? Of hen met die bussen ophalen om ze in Zweden te hospitaliseren? Leon voelde de hoop in zich opwellen, want voor ieder die ze meenamen was de oorlog definitief gedaan! Misschien kreeg hij hier de kans zijn militair avontuur zonder verdere kleerscheuren af te sluiten? ALS ze hem meenamen, natuurlijk, want hier waren zeker duizend kameraden die er veel erger aan toe waren dan hij...
Monika was al uit de camion gesprongen: " Ik gaan is zien of ik geen hulp kan krijgen voor mijn gekwetsten... Een dokter die eens wil komen kijken... Misschien kan ik mijn gastjes wel met de Zweden meegeven, dan maken ze tenminste nog een kans... Kruipt gij maar alvast achter het stuur tegen dat ik u roep: ik zal eens testen of het nog iets uithaalt als ik wat knoopkens van mijn bloes losmaak", besloot ze bitter.
Hij schoof door en van op de chauffeurszetel kreeg hij een mooi overzicht op het mierennest rond de eerste bussen in de verte, aan de kop van de colonne. En inderdaad, het leek wel of er een lange grijze rij mensen, geflankeerd en ondersteund door medisch personeel in witte hospitaaljassen in de voorste bussen werd geholpen. Geleidelijk, maar uiterst langzaam, naderde de schijnbaar eindeloze troep instijgende buspassagiers de uitkijkpost van Leon en hij kreeg steeds érger de indruk dat het géén militairen waren die naar binnen geholpen werden. Tóch leken ze allemaal een soort Feldgrau uniform te dragen...
Plots stond Monika weer naast de camion, zichtbaar uitgeblust en met tranen in de ogen. Leon begreep direct dat hij zijn uitstapje naar het vredige Zweden op zijn buik kon schrijven.
" Wel wat is 't Monika? Geen doktoor gevonden?" vroeg hij ,meer om haar te troosten: " Ge hebt misschien geen knoopkens genoeg losgedaan aan uw bloes, hé! ," Ze glimlachte door haar tranen heen.
" En ons ook niet aan de Zweden kunnen verpatsen?"
Ze schraapte haar keel en herpakte zich: " Ze nemen geen militairen mee...Alleen een paar duizend doodzieke buitenlandse vrouwen uit het concentratiekamp wat verderop: ze zijn wel uitgeput maar tóch nog sterk genoeg om de lange busreis te overleven...De rest van de gevangenen - maar naar het schijnt toch nóg een paar duizend - heeft tyfus en dysenterie en moet voorlopig achterblijven...Waarschijnlijk definitief, door de epidemie. Al bij al is het hier dus niet erg gezond, maar we gaan pas uit de verkeersknoop geraken als eerst al die bussen vertrokken zijn."
" En waar rijden we dan naartoe? Ligt dat hospitaal dat we zoeken hier ergens in de bossen?"
" Neen, in de stad, maar dat is ook al geëvacueerd, naar ze zeggen... Verder naar westen rijden heeft ook geen zin, omdat de Amerikanen op de Elbe blijven staan en niemand uit het oosten over de stroom laten komen... Een officier van de Medische Dienst raadde mij dan maar aan naar Berlijn te rijden: dat wordt binnen kort tot vesting verklaard en zal de belegering wel uithouden tot de oorlog gedaan is. Hij sprak van maximum een drie-vier weken: dan is al dat zinloos moorden eindelijk gedaan en vallen we onder de bescherming van het Internationale Rode Kruis. Dat zal er wel voor zorgen dat de Russen met hun bandeloze wreedheden stoppen... Ik denk dus serieus dat wij ons het best in Vesting Berlijn opsluiten: dààr zijn er goed gespecialiseerde hospitalen bij de vleet, en nadien zien we wel weer... Ondertussen zal ik eens zien of onze gasten in de bak nog leven en, wie weet, soms honger hebben"...Uit haar sarcasme maakte Leon op dat ze over haar inzinking heen was.
De rij gevangenen kwam steeds dichter bij, en de ene bus na de àndere werd nauwkeurig gevuld met een groep van veertig vrouwen. Hij kon de gezichten al goed onderscheiden, ook al waren de meesten uniform kaalgeschoren of droegen een zelfde grauwe bandera op het hoofd. Het waren vooral de ogen die hen van elkaar onderscheidden: moedeloze, apathische blikken hiér, koortsachtige, hongerende dààr... Leon kon al in gedachten meetellen en als God de Vader beslissen wie de laatste passagier voor bus 27 zou zijn en wie als eerste op de 28 moest...
Vlak voor zijn neus ontstond er wat heibel omdat twee sukkels niet gescheiden wilden worden en zich pathetisch aan elkaar vastklampten om samen in bus 32 te geraken. Vooral de langste van het koppel trok zijn aandacht, omdat het mens haar vriendin zo innig omarmde. En plots kwam dat gespannen gezicht hem bijna bekend voor. Aan wie kon deze afgepeigerde kop hem in godsnaam doen denken...
Juist toen het incident over de scheiding van het koppel beslecht leek, schoot het hem te binnen. Een laatste indringende blik nam alle twijfel weg, en reeds deed hij de deur open om op de grond te springen.
" Rachel! Hey, Rachel! " schreeuwde hij zo hard hij kon om boven het omringende geroep uit te komen.
Traag leek de vrouw rond te kijken om te ontdekken wie wàt van haar wilde..." Rachel! ! Hier verdomme! !" En zonder nadenken liep hij door het volk naar haar toe.
" Rachel! Herkent ge me niet? Leon, Leon Petré uit de Bassevillestraat! De gebuur van Jetje! "
Twee sterke witte jassen hielden hem tegen, en éven waren hun blikken zó intens in elkaar verweven dat het leek alsof ze heel alleen op de wereld stonden. Maar toen sloeg de verbazing in haar ogen om in ergernis en haat. Hij zag haar lippen vol minachting vertrekken en het volgende ogenblik spuwde ze een vette rochel op de grond voor zijn voeten.
Zonder één woord liet ze zich door de verpleger in de bus helpen en zag niet meer om.
" Wie was dàt?" vroeg Monika verbaasd toen hij weer in de cabine klom: " Dat zijn toch gevangenen van het concentratiekamp verder op?! Ként gij daar zo iemand? Ge weet toch dat het voor een buitenstaander strengst verboden is met zo'n crapuul contact te hebben! Zij, in elk geval, was er blijkbaar niét op uit om met ù contact op te nemen! Lijk dat vuil wijf op uw uniform spuwde! Chance dat er geen kampbewaker bij stond... En gij ként zo iemand? Daar ben ik nu écht van verschoten, zie! "
Leon trok de schouders op: " Ik ook...Want ik dacht mijn vroegere buurvrouw te herkennen die veroordeeld werd voor belediging van de Kriegsmarine, en een dik jaar geleden naar Duitsland werd gedeporteerd...Maar op de vijandige manier waarop ze reageerde, ben ik al zo zeker niet meer. Want toen ze naast ons deur ondergedoken zat hebben wij haar altijd beschermd en te eten gegeven...Ze zou mij eerder dankbaar moeten zijn...Daarom twijfel ik of zij het wel was: míjn Rachel was vroeger een stijf schoon mokkel, ferm geschminkt...magnifiek zwart bekhaar, goed in 't vlees en fier als een gieter...Déze hier had dat allemaal niet. Ze trok eerder op een struikelende kapstok, een wandelend geraamte vol ontsmettingspoeder zonder de minste charme...Maar die hevige blik uit die zwarte ogen zou ik nochtans uit de duizend herkend hebben..." Leon schudde twijfelend het hoofd.
"Bon, " besloot Monika ongeduldig: "Best niet meer aan denken! En houdt u gereed om het stuur van tijd eens over te nemen, want naar Berlijn is het nog een hele trek met waarschijnlijk veel hindernissen, en ik ben ver kapot!"
Als een machtige maaier op het einde van zijn korenveld, wierp Pietje-de-Dood zijn zeis over de schouder en stapte naar zijn volgend pand. Dat leek een heel stukje meer naar links te liggen van de 'Kompanie Dillinger', zelfs buiten de frontlijn van de Langemarck. Terwijl Leon het aantal inslagen vóór zich rap zag afnemen, verdubbelde dààr links de vuurwals in alle hevigheid. Nu ook de vuile carbidwolken voor zijn ogen verwaaiden en hij weer wat opgelucht kon ademhalen kreeg hij ook een beter zicht op de verwoesting in zijn schootsveld. De dwaze vreugdekriebels over zijn eigen redding werden al vlug overweldigd door zijn afgrijzen voor de slachting die het trommelvuur onder de soldaten van de strafcompagnie had aangericht. Nu hoorde hij ook het huilen van de gewonden, en zag tussen de bomtrechters hier en daar een arm vertwijfeld naar de hemel grijpen...
Strikt volgens het boekje mochten buitenstaanders zich niet met het wel en wee van de gestraften bemoeien, en ook hun gekwetsten moesten niet op veel vreemde hulp rekenen. Maar nu de kanonnade definitief was overgedreven en er blijkbaar in hun sector geen Russisch voetvolk oprukte, sprongen hoe langer hoe meer Langemarckers het slagveld in om deze verdoemden te helpen. Het moest echter zeer vlug gaan, en reeds strompelden een paar anciens terug met, in pompiersgreep, een kreunende gekwetste dwars over de schoft. Hier en daar sleurde ook een groepje van vier een zwaargewonde in een tentzeil tot achter de schuur naast de stelling van Leon, waar ze voorlopig veilig lagen. Doch daar snerpten reeds de fluitjes van het kader om iedereen tot de orde te roepen...
Blijkbaar was de Rus doorgebroken bij de linker buur en moest Langemarck front maken naar daar om de doorbraak af te grendelen. Jachtige bevelen blaften door de morgenmist en reeds trokken de eerste groepjes weg naar links, hun noodlot tegemoet. En terwijl ook Leon zijn rupswagen brullend keerde, knalden in het omploegde walmende niemandsland de eerste genadeschoten voor de stervende gestraften die het tóch niet gehaald zouden hebben...
Onder een mager lentezonnetje had Chef Dillinger tegen tien uur de 2cm kanonnen van zijn beide pelotons verdeeld over de nieuwe verdedigingslinie van de 'Kampf-gruppe Langemarck'. Die liep nu vanaf de Oder pal west, met front naar het noorden. Op hun horizon lag nu niet meer de stroom, maar de dijk van de Autobahn die rechts plots eindigde bij de gesprongen Oderbrug. Op deze plek hadden de Russen vannacht massaal het Duitse front doorbroken en stootten nu via de Autobahn langzaam maar zeker het hinterland in. De eenheid die ter plekke de vreselijke schok van deze Russische doorbraak had moeten opvangen bleek later de 'Kampfgruppe Wallonie' te zijn. Het centrum van dit regiment was evenwel tijdens de Rode artilleriebarrage totaal verpulverd, terwijl de linker- en rechtervleugel van de Waalse frontlijn onder druk van de doorbraak als een parkpoort was opengedraaid. De opgelapte Langemarck lag dus àchter de Walen in tweede lijn om de zuidelijke vleugel te verankeren en verder oprollen van het front in deze sector te beletten.
Dillinger had met de verdeling - om niet te zeggen 'versnippering' - van zijn pantserwagens over het volledige Vlaamse front in feite zijn eigen eenheid ontbonden en elk kanon vrijheid van handelen gegeven. En dat zou Leon vlug fataal worden. Want zijn stukoverste Uschaf Devreese, die wél correct gegeven bevelen kon uitvoeren, bezat niet de minste zin voor initiatief om deze gekregen vrijheid in daden om te zetten. Tot overmaat van ramp kwam de strenge richtlijn, om uiterst spaarzaam met de munitie om te springen, goed van pas om hem helemaal te verlammen. Leon zag de nabije toekomst dan ook zéér donker in, want van Rik en Stan, die twee bange Limburgse parkieten in de bak bij het kanon, moest hij ook al niet veel heil verwachten...
Tegen de middag lanceerde de Rus met veel kabaal van Katjoesja's zijn zoveelste aanval op de 'Wallonie' om de bres rond de Autobahn te verbreden. Leon had de pantserwagen achter een vernielde stal in stelling gebracht en de bemanning bekeek in bange afwachting vol afgrijzen de afslachting van hun landgenoten op nog geen kilometer vóór hun neus. En ditmaal scheen het de Russen ook te lukken. Want uit het verwaaiende nevelgordijn van de zwarte carbidwolken kwamen op den duur steeds meer soldaten in groepjes van twee-drie op de Vlaamse tweede linie toe gestrompeld. Velen ondersteunden blijkbaar een gewonde kameraad, aan het vallen en weer opstaan te zien...Aangrijpende, tragische vlucht van moegevochten, uitgeputte soldeniers "die het christelijke Europa tegen het Rode Beest hadden willen beschermen."Deze bombastische zinsnede uit het laatste frontblaadje van 'De Vlaamse SS-Man' dat hij gisteren op de latrine had gelezen - en hoogst waarschijnlijk nog geproduceerd door zijn broer Joseph - schoot Leon plots door de geest. En ondanks zijn angst voor zijn eigen naderende dood liepen tranen van deernis hem over de wangen.
Een struise gast liep, zijn gewonde makker ondersteunend, zwaar hijgend recht op de pantserwagen van Leon af. Hij legde zijn maat voorzichtig naast de rupsketting neer en zeeg toen kreunend ineen, het diepgebogen hoofd schokkend van het wenen. Leon kroop rap uit zijn stuurcabine, zonder op Uschaf Devreese te letten, en boog zich over de gekwetste Waal: roos schuim op de lippen, borstschot, duidelijk een vogel voor de kat...In deze omstandigheden zeker de moeite niet om daar nog veel tijd aan te verspillen...
In de volgende tien minuten zou het leven van Leon een totaal nieuwe wending krijgen. De Waal met zijn longschot stierf nog vóór de 'Sani' (brancardiers) zich over hem konden ontfermen. Maar toen ze er dan tóch doorkwamen mochten ze meteen Uschaf Devreese meenemen met minstens twee granaatscherven in zijn lijf: schouder en bovenarm, bloedend lijk een rund...In een opwelling van leiderschap was die onnozelaar even aan de àndere zijgevel van de stal poolshoogte gaan nemen of hij geen betere schietstelling voor het 2cm kanon kon vinden. Akkoord om zoiets te verkennen tijdens een rustpauze van het gevecht, maar toch niét als de Rus zich begint in te schieten om met een artilleriebarrage de verwachte schuchtere Vlaamse tegenaanval af te blokken! Juist toen onze herboren Napoleon het slagveld bij de brugoprit met de verrekijker afspeurde sloeg het proefschot van het nieuwe Russische spervuur in op nog geen twintig meter van de stal. Met het gevolg dat SS-Sturmmann Petré plots de oudste in graad was van zijn pantserwagen 'Astrid'.
Inderdaad, Astrid, want zó had hij in gedachten zijn stalen 'lief' gedoopt, na zijn waanzinnig visioen van deze morgen waarin hij de aanstormende vuurwals van het sovjetgeschut één ogenblik verwarde met de overslaande golven op de voorplecht van zijn vissersbootje. Maar het zilte vocht dat hij nu weer van zijn lippen likte, bleek geen buiswater te zijn, maar wel puur angstzweet.
Toen de Sani's Devreese afvoerden, greep de paniek Leon even bij de strot: was hij hier nu de baas? Over een vleugellamme pantserwagen zonder munitie (of zo goed àls) en naast het kanon twee angsthazen die verlamd waren van de schrik? Terwijl hijzelf slechts een flauw idee had hoe je met zo'n kar op het slagveld omsprong! Met dat logge gevaarte van de ene naar de andere dekking spurten - stoppen, vuren en weer wég - dat speelde hij in z'n ééntje nooit klaar! ...
De struise Waal, die voordien het 'longschot' uit de vuurlijn tot bij de 'Astrid' had gedragen, klopte op zijn schouder: " Warte, Freund, ikke kommen met joen mee! ", in een mengelmoes van Duits en Westvlaams: " Ikke kennen de weg nor voren! "
Leon had geen tijd om achterover te slaan van verbazing, want de Waal kroop reeds kordaat op de plaats van Devreese, terwijl een tweekoppige M.G.-ploeg van de 5de Compagnie op bevel van een oudere Oschaf wat moeizaam in de gepantserde kuip naast het kanon klauterde.
"Zo"dacht Leon plots kalm:"We zijn weer compleet..."
Vijf minuten later startte de eerste tegenaanval van de Divisie Langemarck aan het Oderfront. En zo zouden er tijdens de afweergevechten van de twee laatste oorlogsweken, nog tientallen volgen, alsmaar zwakker en wanhopiger, tegen een steeds grotere overmacht... Maar ze geloofden al lang niet meer dat ze met hun inzet de vlucht van de plaatselijke bevolking dekten: die hadden ondertussen tijd genoeg gekregen om zich uit de voeten te maken. De koppige boeren die nu nog achterbleven hadden het zelf gezocht!
Tijdens die laatste vijf minuten vóór het startschot kon Leon vluchtig kennis maken met die geflipte Waal, die mordicus met hen terug in de vuurlijn wilde. Hij kwam uit de streek van Duinkerke, Frans-Vlaanderen, zei hij, wat zijn kennis van het plaatselijke dialect verklaarde. Hoe hij als Fransman bij de "Kampfgruppe Wallonie" verzeild was geraakt lag aan de toelating die het Duits militair bestuur "für Belgien und Nord-Frankreich" aan Degrelle verleende om voor zijn Waalse SS-Divisie ook in de Franse departementen 'Nord' en 'Pas-de-Calais' te recruteren.
En toen hij zich voorstelde: " Ik 'eten Gustave... Gustave Dieudonné...", dacht Leon plots: " Verdomme zeg, Dieudonné: wààr heb ik die naam nóg gehoord?"...
Waarom hij terug naar voren wilde, verklaarde hij pas nà het startschot van de tegenaanval: zijn kozijn lag daar ook ergens gekwetst achter een polderdijk. En onze Gustave had hem beloofd, na het afvoeren van dat serieuze 'longschot', terug te keren om ook hém te redden.
"Met de contr'attaque passeren wieder tóch langst ginder. As g'n momentje stopt, to da'k Gaston op de char kan slepen, dan ist èm gered! 'k Meugen al iét doen veur de famiele hé !"
En inderdaad, terwijl de stormgrenadiers sprongsgewijs in het niemandsland oprukten achter een symbolischeDuitse vuurbarrage aan, loodste de 'Waal'(?) Leon met zijn 'char' achter de bescherming van de polderdijken mee naar voor. Als bij wonder liet de Russische artillerie het voorlopig afweten. Maar naarmate ze de brugoprit van de Autobahn naderden, die tussen haakjes minstens tien meter bóven het omliggende polderlandschap uitstak, vielen ze steeds heviger onder het vuur van de lichte wapens en mitrailleurs die in dat hoge talud waren ingegraven. Af en toe kreeg de 'Astrid' bevel vanuit de 5de compagnie om daarboven een hinderlijk weerstandsnest te liquideren. En wonder boven wonder: de twee parkieten bleken met hun 2cm kanon daarin flink hun mannetje te staan! Maximum drie korte salvo's en de Rus was om zeep...
Plots kreeg Leon een slag op zijn helm: de Waal wees hem een grote granaattrechter aan naast een polderdijk. "Allee, mets-toi là, copain! M'n kozze ligt wa wijders achter den diek, dao! Attends-moi une minute, hein!?" Soepel als een gymnast sprong hij in één wip uit de stuurcabine en sloop kordaat naar de kruin van de dijk. Even in volle dekking de vlakte aan de overkant bestuderen en, hop, weg was hij!
Nu scheen de Russische artillerie het welletjes te vinden en begon zich in te schieten op het niemandsland. Leon zag vanuit de 'Astrid' de gebukte Langemarckers van de 5de compagnie aarzelen om de wild opspuitende vuurfonteinen nog dichter te naderen. En ook de onderofficieren die hen tot nu toe naar voor gedreven hadden, bleken plots heel wat minder zeker van hun stuk... Na nog tien seconden van zichtbare twijfel dook iedereen plots in de dichtst bijzijnde granaattrechter, in de waanzinnige hoop daar de aanzwellende Russische vuurwals te overleven. Leon wist ook wel dat de stalen wanden van de 'Astrid' zijn bemanning maar gedeeltelijk tegen de sissende granaatscherven kon beschermen, en al helemaal niet tegen een directe inslag. Als de bliksem wegwezen leek hem dus het enige alternatief, ware het niet dat die verdomde Waal op hem rekende voor een retour-ritje.
Zenuwachtig beval hij de Limburgers rap eens over de dijk te gaan loeren waar 'monsieur' godverdomme bleef! Na even twijfelen klauterden de parkieten dan toch over de stalen borstwering en liepen op een sukkeldrafje de berm op. Het leek weer een eeuwigheid te duren voor ze beiden opnieuw over de kam verschenen en in één ruk door hun veilige laadbak indoken. Dieudonné was gewond, hijgden ze beiden door elkaar, en lag een twintig meter van de dijk verwijderd halfbewusteloos in het aardappelveld.
" En waarom hebt ge hem dan godverdomme niet terug meegesleurd?!" vloog Leon uit.
" Het ging niet: hij was te zwaar...En ze schoten op ons, zodat we niet konden rechtstaan..."
Plots steeg het rode waas van woede in zijn ogen en voor hij het zich realiseerde lag Leon zélf te loeren op de kam van de dijk. Hij moest niet lang rondspeuren want Gustave lag inderdaad maar op een steenworp verwijderd tussen het opschietend aardappelloof. Hij sprong op en twee seconden later landde hij op zijn buik naast de zwijmende 'Waal'. Een bloedplas op de schouder en op de rechter broekspijp, stelt hij in de vlucht vast: dat was nog te repareren !
In een wip sleurt 'Beerke' de jongen recht, gooit hem in pompiersgreep over de schouder en is al halverwege de berm op als de eerste kogels als horzels rond zijn oren fluiten. In één adem bereikt hij de kam en doet zijn eerste stap bergaf als een projectiel zijn helm inslaat.
Even wankelt Leon. En dan stuiken de twee helden, onder de verbijsterde blikken van de bemanning, samen voor dood de berm af.
Het gerucht was gisteren tijdens het morgenappèl als een vuurslang door de gelederen gevlogen. Onbewust vonden ze de dood van 'die grootste oorlogsstoker' eindelijk goed nieuws, al had niemand van de troep ook maar het minste benul wat dit overlijden zoal als gunstige nasleep zou kunnen hebben. Het kader, dat regelmatig naar het nieuwscommentaar op de radio luisterde, wist te vertellen dat zijn opvolger, een zekere "Truman", in feite drogist was van beroep en dorpspredikant van uitzicht. Een slappe figuur en een nietszeggend ventje dat op internationaal vlak niets voorstelde en onder druk van de publieke opinie waarschijnlijk zo rap als hij kon de Verenigde Staten uit de oorlog zou terugtrekken. Gisteren reeds waren de eerste Amerikaanse tankspitsen aan de Elbe tot stilstand gekomen, en deden geen verdere moeite om naar Berlijn op te rukken. Dit zou de Führer toelaten onze troepen uit West-Duitsland naar het Oderfront te verplaatsen, waar ze - tussen haakjes gezegd - méér dan welkom waren !
Want drie dagen geleden waren de laatste versterkingen voor de 'Langemarck' uit het basisopleidingskamp van de Lüneburger Heide in de rustzone van Stöven toegekomen. En daar was niéts bij om over naar huis te schrijven! Het gros bestond uit het 'Vlaamse Hitlerjeugdbataljon', een triestige troep onvolwassen ventjes van 15-16 jaar die moeite hadden om onder het vizier van hun staalhelm uit te kijken. Door deze 'Kindergarten' - zoals de anciens hen noemden - voor gewapende dienst in eerste lijn op te roepen, bewees de Vlaamse Landsleiding enkel dat de allerlaatste reserves totaal waren opgebruikt en de situatie aan het zogenaamde Oder-front compleet hopeloos was geworden.
Oschaf Penjaert hoorde daarover de openlijke kritiek van zijn mannen. Tegen beter weten in trachtte hij dat te weerleggen, want hij kon zogenaamd uit goede bron verzekeren dat die gastjes nooit ofte nimmer in de vuurlijn zouden worden geworpen. Leon en zijn kameraden wisten evenwel uit ondervinding dat, met de vele doorbraken van Russische tanks en de diepe omsingelingen, die vuurlijn plots tot twintig kilometer àchter het oorspronkelijke front kon springen. Deze kinderen opzettelijk aan een verpletterende vuurdoop blootstellen vonden de anciens van de Langemarck effenaf misdadig én heel slecht voor het moreel van de troepen.
In het heruitrustingskamp van Stöven hadden de mannen méér vrije tijd gekregen dan goed was voor de tucht, waardoor het gemor makkelijker tot het kader doordrong. Leon vermeldde een paar van die roddels slechts heel vluchtig in zijn dagboek, omdat hij zoveel àndere avonturen te vertellen had. Immers, sinds hij Ilse en Gut Witzleberhof in de vlucht had moeten verlaten had hij geen kans meer gekregen om nog iets deftigs neer te pennen.
Die drie weken rust in Stöven hadden hem echt deugd gedaan. Ten eerste had Penjaert hem laten bevorderen tot SS-Sturmmann, zeg maar korporaal: een hogere soldij is altijd goed meegenomen. Daar bovenop had hij er tweemaal een warm bad gekregen en een grondige 'Frisur'. Al zijn uitrusting werd gestoomd en de kleren ontluisd, en wat te erg versleten was werd door 'nieuw' vervangen... Tweedehands nieuw, beter gezegd, en waarschijnlijk gerecupereerd op gesneuvelde kameraden. Zo kreeg hij de broodtas van een zekere 'Van Rennen' die, naar hij vernam, in het lazaret van Stettin aan zijn verwondingen was bezweken... Altijd beter dan niets natuurlijk. Want zijn eigen broodtas had hij dringend moeten dumpen omdat het vol rottende bloedklonten en vleesmaden zat. Immers, al zijn drukke bezigheden nà de vlucht uit de 'Galgenhoeve' hadden hem niet toegelaten de reep biefstuk, die hij er uit de koeienbil had gesneden, op tijd volledig te degusteren. Na vijf dagen was de helft van het stoffelijk overschot dermate opnieuw gaan 'leven' dat hij het, ondanks zijn gezonde honger en de diepe roostering, niet meer naar binnen kreeg...De 'nieuwe' broodzak van wijlen 'Van Rennen' kwam dus goed van pas. De valse identiteitspapieren, die hij destijds bij Ilse op de dode Waalse krijgsgevangene had gerecupereerd, verborg hij veilig achter de dubbele voering...Een appeltje voor de dorst, je weet maar nooit.
Penjaert was zijn zenuwinzinking van vorige maand schijnbaar helemaal te boven gekomen en had tijdens de (waarschijnlijk allerlaatste) gemeenschapsavond in Stöven zelfs flink de Jolige Jan uitgehangen. De bedoeling van zo'n 'korpsfeest' op de vooravond van een frontinzet was, met veel gezuip en gezang, de zogenaamde kameraadschapsbanden tussen alle leden van een gevechtseenheid - van hoog tot laag - nauwer aan te halen. Meestal met een vervelend staartje, als 's anderendaags, na al dat zatte 'verbroederen', de koppige katers het hernemen van de kadaverdiscipline dubbel zo pijnlijk maakten.
In een lange colonne met hun 'nieuwe' wapens en uitrusting verlieten ze op 14 april het gemoedelijke Stöven. Terug naar de Oder, want 'Oostfront' durfde men het niet meer noemen, nu de Russen al midden in Duitsland stonden. Het viel Leon direct op dat de 'Langemarck' van nù fel gekrompen was in vergelijking met hun oprukkende divisie voor het Stargard-offensief, twee maanden geleden. Ook de eigen 'Kompanie Dillinger' had veel van zijn pluimen verloren en was van 90 man teruggevallen op 50. Het peloton van Penjaert bezat nog wel vijf 2cm kanonnen, maar drie daarvan stonden 'bloot' gemonteerd in de laadbak van een gewone vrachtwagen. Het tweede peloton onder bevel van Oschaf Weber zag er net even pover uit, en van een derde peloton was er al helemààl geen sprake meer...
Leon stuurde een zelfde type gepantserde rupswagen als het exemplaar dat hij begin maart op de 'Galgenhoeve' had moeten achterlaten. Buiten wat sleet op de directie en de overbrenging viel zijn nieuwe 'lief' - zoals Rottenführer Serteyn van de garage de rupswagens destijds noemde - aardig mee. Het 2cm kanon in de gepantserde kuip achterin was nu een Zwitserse Oërlikon. Die hadden ze, samen met een hele vracht bijhorende munitie, kunnen recupereren op U-bootwrakken in een verlaten dok van de Kriegsmarine noordelijk van Stettin.
Naast hem zat nu stukoverste Uschaf Stefaan Devreese, een onderwijzer uit Roeselare die drie vingers miste aan zijn linker hand en er plezier in scheen te scheppen om aanhoudend zware winden te lossen. Maar voor de rest op eerste zicht geen slechte kerel, al was het afwachten hoe hij het er in het gevecht zou vanaf brengen. Dat hij vorig jaar de veldtocht in de Oekraïne had meegemaakt - en zo te zien ook zonder veel kleerscheuren had overleefd - was toch een kleine geruststelling.
Achter hem, naast het 2cmkanon in de gepantserde bak, zaten schutter Constant Van Elsacker en lader Rik De Vroe met de koppen tegeneen te dommelen, net twee schriele parkieten op een stokje. Ze waren ongeveer van dezelfde leeftijd als Leon, die hen vaag kende uit zijn opleidingsperiode in 'Adlershorst'. Beide ventjes, van hun kant, noemden hem onmiddellijk 'Den Beer' of 'Beerke', de lovende roepnaam die hij van de rekruten in Lüneburg had gekregen wegens zijn krachtpatserijen in het peloton. Die hadden blijkbaar op de twee magere sprinkhanen diepe indruk gemaakt destijds, en zijn verstuikte enkel deed daar geen afbreuk aan, wel in tegendeel. De jongens kwamen alle twee uit de koolmijn van Winterslag, de ene was leerling ijzerbewerker in het atelier en de andere typist bij de directie, en zodanig onafscheidelijk dat Leon nog steeds niet wist wie wie was. Of ze met ons nieuw kanon in het doodschieten van Russen hun mannetje zouden staan was zeer de vraag. Want ze hadden pas vorige maand hun vuurdoop gekregen bij de Oderbrug, en daar vooral zo diep mogelijk weggekropen in trechters en putten om zélf niet aan flarden te vliegen...
Of dit viertal in de komende Apocalyps écht op elkaar zou kunnen rekenen, zou de volgende dagen vlug moeten blijken. Onderweg naar hun opvangstelling achter de Oder liep al het gerucht dat de Russen zopas met hun groot eindoffensief naar Berlijn en Zuid-Duitsland waren gestart. En Leon zag geen enkele reden waarom ze ook hier in de noordelijke vlakte van Neubrandenburg niet binnen een paar uren hetzelfde zouden doen.
Maar het bleef in het heidelandschap vóór hen, met in de verte de zwarte streep van de stroom, nog steeds relatief rustig. Ze profiteerden van elk ogenblik respijt om hun schutterskuilen wat dieper uit te graven, van elke wacht om de borstwering te versterken, en de eerste nacht werkten ze als bezeten om de volledige frontlijn met omgekapt groen te verduiken...
Allemaal verloren moeite.
Want toen de kille mist van de volgende dageraad optrok scheerden plots een paar Rata's als donderende schichten laag over hun stellingen. Leon was overtuigd dat het Peloton Penjaert er met hun Oërlikons minstens één hadden kunnen neerhalen, maar ze hadden een streng schietverbod gekregen om hun positie in het landschap niet te verraden... Ongepaste discretie, want twee minuten later kwamen diezelfde branieschoppers terug gevlogen, wierpen drie bommetjes uit en verdwenen in een brede bocht over de stroom. Enfin, dat veronderstelde Leon toch, als niet een krakende donderslag hem verschrikt achterom had doen kijken. Zonder twijfel een pure gelukstreffer van die 'blagueurs', dat één van hun prutsbommetjes juist op de munitiecamion van het peloton Penjaert was ingeslagen...Jammer genoeg was die in hoofdzaak geladen met de totale voorraad 2cm-patronen voor de Oërlikons...Van de oudere chauffeur was nadien niets meer terug te vinden, maar dàt tot dààr toe: iederéén kon een vrachtwagen sturen! Dat echter de 'Kompanie Dillinger' daarmee in één klap driekwart van zijn vuurkracht verloor, was niets minder dan een complete ramp! En een ramp die de lamentabele afloop van hun Oder-veldtocht reeds bepaalde nog vóór de zogenaamd vernieuwde Langemarck één enkel schot had afgevuurd.
Radeloosheid t' allen kant, natuurlijk: de Rus kon nu ieder ogenblik voor hun neus staan! En buiten de tien trommels patroonbanden, die elke 2cm-pantserwagen als begindotatie aan boord had voor het eerste etmaal van de slag, gaapte een enorme leegte! Penjaert hoopte dat door de ontploffing van hun munitiecamion misschien een paar kisten met kogelbanden onbeschadigd waren weggeslingerd. En na een koortsachtige speurtocht van alle manschappen in het omringende struikgewas bleek dat ook zo, maar veel aarde bracht dat niet aan de dijk. Na twee uur krijgsraad, en op voorzet van Penjaert, besloot chef Dillinger één vrachtwagen op te offeren voor een nieuwe expeditie naar het munitiedepot van de Kriegsmarine in de dokken van Stettin om er alles te halen wat maar enigszins op 2cm-patronen leek...
De rest van de dag werd bang gewacht op het Russisch offensief, maar buiten af en toe wat aftastend artillerie vuur en nog twee verkenningsvluchten met de Rata's bleef het kalm. In het achterland werd hun keukenwagen, of zoals de mannen het noemden: hun 'Gulashkanone', getroffen en konden ze alvast voor dié avond hun klassieke warme uiensoep op hun buik schrijven...
Midden in de nacht zag Leon tijdens zijn wachtbeurt als eerste de camion uit Stettin terugkomen, licht beschadigd door mitraillerende diepvliegers maar voor de rest zo leeg als zijn eigen maag. De Marine had, lang voor de Vlaamse vrachtwagen er aankwam, het dok in kwestie reeds verlaten en het depot waarschijnlijk vooraf zélf in de fik gestoken. Of mogelijk was het getroffen door de Russische artillerie die heel het havengebied zwaar onder vuur had gelegd. Hoe dan ook, de expeditie veranderde geen snars aan het dramatisch munitietekort van de 'Kompanie Dillinger'...De Chef probeerde de volgende morgen nog bij de geburen, ondermeer de 'Kampfgruppe Wallonie', wat kisten af te bedelen, maar zonder veel resultaat...Wél kreeg hij een honderd man versterking van een strafcompagnie én een peloton oude mannen van de 'Volksturm' om de gaatjes in de lijn te vullen...
Ook de twee volgende dagen brachten geen soelaas, wel integendeel. Want de grote strategen van de staf vonden op 18 april dat de 'Langemarck' beter een dikke vijfhonderd meter meer naar vóór moest schuiven, nu haar stellingen tóch door de Russen verkend waren. Dit betekende voor de mannen wéér een nacht nieuwe schutterskuilen graven en in de grijze dageraad wéér groen hakken op het hele geval te verduiken. Want natuurlijk was het verboden de takken van de oude stelling te recupereren om te verhinderen dat de Rus de voorwaartse verschuiving van de frontlijn zou bemerken, nietwaar...Wat niet belette dat tegen de middag de zogenoemde 'blinde debiel aan de overkant' het lumineuze hoogstandje van onze geniale veldheren letterlijk in de grond boorde met een paar salvo's Katjoesja-raketten vlak op de nieuwe eerste lijn van de Vlamingen. Resultaat: twee doden en zeven zwaargewonden.
"Gevallen voor hun Vlaamse Heimat in hun heroïsche strijd tegen het Bolsjevisme", aldus de korte nachtelijke grafrede van de Chef Dillinger op het kerkhof. Toch een aardige man, die Duitser, om voor het declameren van een paar holle frasen helemaal van zijn gevechtsstand naar het kerkje van Rosov te lopen. En alsof ze een kwaad voorgevoel hadden dropen ook diezelfde nacht de oude mannen van de plaatselijke 'Volksturm' één voor één af,om de laatste nacht van hun harde boerenbestaan minstens naast Mutti door te brengen. Niemand hield de grijsaards tegen...
Het was nog donker toen de keukenwagen de warme soep bracht, waarschijnlijk de laatste geordende voedselbedeling die de mannen van de Langemarck vóór het einde van de oorlog zouden krijgen. En te zien aan de snelheid waarmee het 'gulashkanon' nadien terug naar achter vertrok, moeten de keukenpieten geweten hebben dat het bij Dillinger binnen de kortste keren fameus zou gaan stinken. Werkelijk een opdoffer voor het moreel van de jongens die verweesd achterbleven met wat lauwe uiensoep...
Een uur later, juist voor de dageraad van 20 april, barstte dan over de volledige frontlengte het gevreesde trommelvuur van de Russen los. Alsof ze speciaal de verjaardag van de Führer hadden uitgekozen om ons dat vergiftigd cadeau te sturen! Vooral de eerste lijn op de Oderoever kreeg er van langs, maar die was maar héél dun bezet door een paar observatieposten. Die overigens bij leven slechts héél kort hebben kunnen observeren, want de Russische artillerie ploegde elke meter oever in de kortste keren minstens driemaal om en bedekte het slagveld al vlug met een dik pak zwarte carbidwolken. Overdonderd door dit hels kabaal spelde Chef Dillinger in zijn eigen gevechtsstand, verbeten zwijgend, nog rap-rap op een paar borsten het Ijzeren Kruis en benoemde in de vlucht een tiental kersverse onderofficieren. Toen deze gelukkigen na een bombastisch "Heil Hitler", terug naar hun schutterskuilen renden, kwam van de Oder de kunstmatige mist al aangedreven waarmee de Rus zijn overstekende troepen beschermde.
Leon zag door de spleet van zijn gepantserd windscherm verbijsterd de vurige pletwals van het Russische spervuur met de minuut sprongsgewijs naderen. Een oorverdovende paternoster van donderende bliksems maakte zelfs het schreeuwen in de stuurcabine onverstaanbaar en zinloos. De verstikkende kruitstank greep naar de keel en ondanks de aanhoudende mokerslagen van de zware ontploffingen besefte hij toch - in een uiterste inspanning om zijn verstand niet te verliezen - dat het binnen het uur met hem gedaan zou zijn. Geen enkel levend wezen kon aan deze helse moordmachine ontsnappen. Tenzij, dacht hij in paniek, door te vluchten, nu!
Maar als vastgenageld bleef hij, verlamd van schrik, verkrampt op zijn chauffeursstoel zitten. Het hellevuur was reeds tot op een driehonderd meter genaderd, en lag nu vlak voor de stelling van de strafcompagnie. Hij zag gebiologeerd hoe de eerste ongelukkigen uit hun putten kropen en in paniek wegvluchtten van de wildborrelende lavastroom, terwijl een paar treuzelaars werden neergemaaid door flitsend uiteenspattende shrapnels.
Na een korte vertraging op de verdedigingslijn van de strafcompagnie leek het of dit moordend inferno zich even inhield om de 'Kompanie Dillinger' met de volgende machtige golfslag onweerstaanbaar met zijn laaiend vuur te overspoelen. Krampachtig wachtend op de fatale inslag kreeg Leon plots een visioen alsof hij bij stormweer druipend op de voorplecht van de 'Astrid' stond, schrap geblokt tegen de volgende reeks overslaande baren.
"Nog efkens ",dacht hij: "en dan is het voorbij..."
Joseph achtte zich sluiks gelukkig dat hij , de eerste veertien dagen na de koffieklats bij Françoise , haar vader niet onder ogen moest komen. Want niets van alles wat hij daar met zoveel branie uit zijn nek had gezwetst was uitgekomen. Het zogenaamde 'ware Duitsland' tussen Rijn en Oder bleek dan tóch geen heilige grond waar de geallieerden eerbiedvol of uit angst voor terugschrokken, wel integendeel. Alles wat de Anglo-Amerikanen aan troepen, tanks en geschut op de westelijke Rijnoever hadden verzameld, tussen de Nederlandse grens en Bazel, was in één week tijd triomfantelijk de stroom overgestoken en rukte nu op zijn gemak dieper het Derde Rijk in. De radio bracht de opeenvolgende onheilsmaren wat vaagjes en omfloerst ter kennis van een apathische bevolking, maar toch met een verwijtende ondertoon: hadden ze in het verleden de Führer beter gesteund, dan was het allemaal zover niet gekomen...Al wist iedereen nu wel dat de uitgeputte wijkende Wehrmacht-soldaten aan het westelijk front slechts op één gouden gelegenheid wachtten om zich veilig te kunnen overgeven. En te smullen van die heerlijke vette 'Eintopf' in de gevangenkampen van de Amerikanen...Al zou dat laatste de eerstvolgende maanden lelijk tegenvallen !
Joseph wipte nu iedere dag even binnen bij de inlichtingendienst in de S.D.-kelder om er de naakte feiten te horen. De Russen hadden vorige week eerst heel de Oost-zeekust tussen de Odermonding en de oude Poolse grens 'gezuiverd',zoals dat heette...En vervolgens Danzig en Gotenhafen helemaal plat geschoten - maar dan voor alle zekerheid ook totààl-compleet plat! - vooraleer deze mythische bolwerken van het nazisme met een massale overmacht aan tanks te bestormen en in te nemen.
"Dat belooft voor Berlijn! " kon Joseph niet nalaten hardop te mediteren. De sergeant van de inlichtingendienst zuchtte enkel wat moedeloos.
Andere steden, vertelde hij, ook die ver buiten het Ruhrgebied, werden door de westelijke geallieerde bommenwerpers dag in dag uit systematisch van de kaart geveegd, tot daar werkelijk niets ànders van overbleef dan hopen rokend puin. En waar bleef de fameuze Duitse straaljager, die binnen de kortste keren de duizenden 'Vliegende Forten' zou neerschieten, zoals Joseph Pa De Bens geruststellend had voorgespiegeld? Daar was nu geen voldoende brandstof meer voor, antwoordde de S.D.-sergeant laconiek, alsof het hem allemaal niets meer kon schelen...Toch had de goede man nog één blij nieuwtje, namelijk...
" Kolberg?!"Joseph sloeg haast achterover: " Hoezo Kolberg?! Dat was toch volledig omsingeld door de Russen, of niet soms?"
" Jazeker! En de Sovjets hebben het vorige week ook bestormd en ingenomen..."
" Maar collega! Wat is daar verdomme aan dat ons zo moet verblijden?!"
" Wel, dat er geen levende kat meer in de vesting was! De Kriegsmarine had op tijd de totale bevolking - toch ruim een tachtigduizend zielen! - over zee geëvacueerd! En de laatste zesduizend verdedigers zijn op het nippertje in één nacht met een torpedoboot kunnen ontsnappen. Mét hun wapens hé! Daar zouden de Britten van Duinkerke in '40 nog een fijn puntje aan kunnen zuigen!"
" Inderdaad ",dacht Joseph: " Ge doet er goed aan alles als overwinning uit te roepen wat niet flagrant een ramp blijkt te zijn. Kwestie van het aantal wanhoopsdaden een beetje te beperken...
Toen hij deze triestige klucht 's avonds aan Phil vertelde, reageerde ze met een uitgestreken gezicht: " Gij die alles weet: hoe zit het feitelijk met de Führer? Zoudie zich nog wel met de oorlog bezig houden, of is hij ziek, lijk dat ze fluisteren: zot of half in de coma?"
" Hoe komt ge dààr verdorie aan?! In de coma! "
" Wel, er is geen kat die hem nog gezien heeft, de laatste tijd! Sinds die aanslag, verleden jaar, stond hij aanhoudend te bibberen: een ongeneeslijke ziekte van de zenuwen, naar dat het schijnt, die met de dag erger wordt. En sinds Nieuwjaar is hem nergens meer in 't openbaar verschenen...
"Dat zal dan wel toeval zijn zeker ?
"Toeval?! Ja-gij ! 't Is ondertussen in de 'Wochenschau' àl Goebbels wat de klok slaat: Doktor Goebbels brengt een troostend bezoek aan 'ausgebombte' burgers of prijst de uitgeputte brandweer, Gauleiter Goebbels neemt de parade af van de opgetrommelde Volksturm, Doktor Goebbels pept de arbeidsters op bij de opening van een ondergrondse wapenfabriek! En ga zo maar voort: 't is altijd de Mankepoot in het nieuws...Van de Führer niks meer. Alsof die van de aardbodem verdwenen is! "
" Allee zeg, kom! Geen week geleden heeft 'Onze Kleine Gauleiter' nog een hoofdartikel geschreven in de 'Völkischer Beobachter': een echte ode op zijn beminde Führer, vol lovende superlatieven! "
" Was dat niet eerder een lijkrede? En heeft ons volkHitler sindsdien ergens op film of in levende lijve écht gezién? Ja-ja, ik weet het: in de 'Wochenschau' van een week of drie geleden ziet ge hem in zijn hoofdkwartier samen met een paar generaals de kaart bestuderen... Maar dat stukje film is niet gedateerd en werd misschien véél vroeger opgenomen, waarschijnlijk zelfs vóór de aanslag van 20 juli! Gij hebt het misschien niet gezien, maar al onze dactylo's zijn het erover eens: op dat filmpje bibberde zijn hand niet! Terwijl zijn arm sinds de aanslag vol trillende zenuwsnokken zit! Dat zegt toch genoeg! Dat waren beelden van vóór de aanslag van 20 juli! "
" Na acht maanden zal hij wel hersteld zijn van die schok, zeker! Als wij aan 't front al eens de bibber kregen, was dat na twee dagen rust helemaal over! "
" Ja-ja, maar gijder waart jong en van roestvrij staal, terwijl hij zesenvijftig is en rats versleten. Bij ouwe venten geneest die bibber niet meer, wel 'au contraire': die worden op den duur compléét seniel! "
" Compleet seniel?" sneerde hij: " Een mens vraagt zich af waar die dactylo's toch al die medische kennis vandaan halen, hé!"
Gelukkig onderbraken de sirenes op dat ogenblik hun eeuwig gekibbel voor een aanzwellend vóór-alarm: negen uur dertig, juist op tijd...In de verte begonnen de Flak-kanonnen zich al in te schieten op de geschatte hoogte van de aanvliegende eskaders Britse Mosquitos. Phil en Joseph stonden gelaten als automaten van tafel op, knoopten hun klaarliggende bundel kleren dicht en zakten af naar hun minuscuul schuilhol onder de keldertrap dat zij zo knus mogelijk als een reserve slaapkamer hadden ingericht. Want ondanks zijn hachelijk avontuur, begin dit jaar, waar hij in dat 'vrij vochtige' Luftschutzraum bijna verzopen was, had hij toch geleerd dat je al bij al bij een bominslag méér kans op overleven had ónder, dan wel óp het gelijkvloers...
Vreemd genoeg, maar de nacht vóór Sinksen lieten de Mosquitos het om halftien afweten. In spanning bleven Phil en Joseph in het salon op de gebruikelijke éérste aanval van de R.A.F. wachten. Maar uur na uur verstreek zónder alarm en tenslotte legden ze zich rond middernachttoch maar in hun keldertje te slapen, geheel van slag...
Ook van de gebruikelijke aanval om drie uur merkten ze niets. 's Morgens dachten ze eerst dat ze dwars door het kabaal van het tweede bombardement hadden heen geslapen, maar de radio vermelde om tien uur laconiek dat er die nacht helemaal geen aanvallen op de regio Berlijn hadden plaatsgevonden. Als 'non-event' kon dat tellen! Toch voelden de mensen dat deze onderbreking van de vaste reeks nachtelijke aanvallen, waarmee ze nu al maanden hadden leren léven en óverleven, enkel de voorbode kon zijn van nog een grotere verschrikking...Maar vreemd genoeg: in de loop van deze Pinksterzondag gebeurde er verder niets...Niks, nichts, rien, nada...En ook die nacht bleef alles rustig...Ze begrepen er geen jota meer van.
Maandagmorgen op het werk deden de wildste geruchten de ronde: het was gisteren één april, en de Britten hielden er in dit verband een speciale soort humor op na... Eén dame beweerde zelfs dat 'ze' in Hannover géén bommen maar wél papieren aprilvissen hadden uitgegooid...Ha-ha zeg! Neen, het had vast iets met de Angelsaksische godsdienst te maken. Of Churchill toonde misschien een gebaar van goede wil om tot een staakt-het-vuren te komen... Enfin het zotste 't eerst!
Om 13.30 uur hielpen de Amerikanen hen uit hun droom met een van de zwaarste bombardementen tot nu toe op de fabriekengordel rond het vliegveld van Tempelhof.
Françoise De Bens was heel ongerust over haar vader, die als kok in de keukens werkte van een der grootste bedrijven daar: de 'Fritz Werner Elektro A.G.' in Marienfelde. Daar had Joseph een tijdje geleden sluiks de hand kunnen leggen op de identiteitspapieren van de overleden koksmaat van Pa De Bens, de jonge dwangarbeider Jean-Marie Peeters. Hij liet Françoise maar naar huis gaan om poolshoogte te nemen, want van werken kwam er toch niets meer. Zo haast ze iets wist zou ze terugbellen.
Maar tegen halfzes gingen de burelen dicht zonder ze iets van Françoise vernomen hadden en ze keerden met een raar gevoel in de pendelbus terug naar huis. Rond de halte waar ze er af moesten heerste er een ongewone drukte van brandweer en hulpdiensten, en toen voelde Joseph de bui al hangen. Midden in het gewoel hield hij een jongetje van de Hitlerjeugd staande, die met zijn vuile knuist een veel te grote helm achterover moest houden om er onderuit te kunnen zien. Die sprong in de houding met een manhaftig 'Heil Hitler' en was zo fier als een gieter dat hij de SS-Oberscharführer uit het ongewisse kon helpen.
" Een aangeschoten bommenwerper, die later in de Wannsee is neergestort, heeft tijdens zijn val nog vlug heel zijn dodelijke lading gelost. Zesentwintig inslagen in totaal, tussen Thielplatz en Krumme Lanke, allemaal bommen van 250 kilo..."
" En de Sophie-Charlotte Strasse?"
" Nur drei oder vier Häuser zerstört, Oberscharführer! "
Godvermiljaarde, dacht Joseph, "slechts" vier huizen kapot voor een straatje van nog geen tweehonderd meter! ... Phil liep al vooruit en hij kreeg, er vlug achteraan pikkelend met zijn stijf been en zijn wandelstok, een wrang gevoel van 'déja-vu'... Zijn uniform hielp hem zonder moeite voorbij de versperringen rond de twee eerste inslagen. De straat maakte dan een lichte bocht waardoor de derde inslag ergens achterin de tuin tussen de bomen lag.
De vierde krater lag vlak naast hun eigen huis, maar de hulpdiensten waren vooral in de weer bij de buurvrouw die vermoedelijk nog ergens onder het puin lag...
Enfin, hùn huisje stónd er nog, en in de vallende duisternis leek het niet eens erg beschadigd...Maar bij nader toezicht waren alle dakpannen weg en hingen de glasloze ramen uit hun hengsels, de gescheurde gordijnen wiegend in de wind. En tot overmaat van ramp lag de kruin van buurmans kastanjeboom diep in het naakte dakgebinte gedrukt.
" Onze slaapkamer kunnen we al vergeten! " flitste het door zijn hoofd. Hij stapte voorzichtig over de hoop kapotte dakpannen en loerde door het gebroken salonraam. Phil was langs de achterdeur binnengeraakt en stond te grienen midden de woestenij van de zitkamer. "Daar is ook niet veel héél gebleven, zeker?" wilde hij vragen, maar werd opgeschrikt door een geroffel op het dak. En vooraleer hij zich van op de hoop scherven uit de voeten kon maken, schoof er een nieuwe rij dakpannen over de goot naar beneden, recht op zijn gebukte hoofd en schouders.
Hoe hij zijn hersens ook pijnigde, hij had geen flauw idee waar hij in godsnaam terecht was gekomen. De acetyleenlamp tegen het witgekalkte gewelf deed pijn aan de ogen en instinctmatig kneep hij die hard dicht. Maar dàt gaf hem dan weer zo'n felle elektrische schok door zijn voorhoofd, dat hij met moeite een kreun kon onderdrukken. Zijn schedel bonkte onder een klef verband - bloed waarschijnlijk - en om de hals voelde hij de vaste beklemming van de minerve die zijn hoofd stijf rechtop hield. Ook zijn linker schouder deed flink pijn, terwijl zijn rechter arm en been vol mieren leek te zitten... Met zijn àndere hand, die wel tegen zijn lijf leek gebonden, herkende hij tastend naast zijn heup het zeildoek en het houten raam van een brancard...
Met flitsen schoot nu de herinnering aan de laatste uren bewustzijn door zijn geest... Françoise die niet meer terug had gebeld... De Hitlerjongen met de te grote staalhelm op zijn verwilderde blonde kop die hem model verslag uit kwam brengen..."Drei oder vier Häuser zerstört Oberscharführer! "...Phil die van de bushalte weggevlucht was naar huis...En hun huis dat ver op instorten stond en de rits pannen die naar beneden schoven, récht op zijn nek.. En dan héél helder die man met zijn hoofd op het kapblok en de beul die zijn bijl krachtig naar beneden zwaaide:
"TCHAKKK! !"
Dàt was het natuurlijk: die reeks dakpannen die op zijn nek vielen...Onthoofd was hij blijkbaar niét en die nekslag had hem ook niet gedood, zo te zien, al had hij vroeger op die manier menig konijn geslacht...Als zijn halswervels geen te zware klappen hadden gekregen kon dat dus al bij al nog meevallen...Die tinteling in de rechter helft van zijn lijf wees er alvast op dat hij dààr niet verlamd was, en de pijnscheuten links bewezen duidelijk dat hij ook langs die kant nog flink wat gevoel had! Die felle lichtschuwheid in de ogen duidden vast op een hersenschudding of zoiets. Niets ergs, wist hij: binnen de week zou dat wel genezen.
Zijn doofheid leek ook al weg te trekken, want allerlei gefluister en gekreun onder het witte gewelf deed vermoeden dat hij hier niet alleen lag. Ook vlug even zijn stem testen: " Sanitäter! " Althans dàt was de bedoeling, om met deze uitroep een verpleger in zijn beperkte gezichtsveld te krijgen, maar in zijn eigen oren klonk het eerder als het gekras van een oude kraai...
" Ach Mensch, halt's Maul! " klonk het naast hem. En daarop volgde hijgend nog een hele rits aanmaningen om als SS-er wat minder last te verkopen: of hadden die misschien nog niet genoeg onheil aangericht?! Aan de stem te horen duidelijk een wat oudere man. Misschien een zwaargewonde die door de pijn zijn angst voor de nazi-repressie had verloren. Of een sukkel die àlles kwijt was: familie, have en goed en er op aanstuurde met opgeheven hoofd dit tranendal te verlaten... Inderdaad een nu vlug uitstervende soort Duitser!
Een zwart-wit gekapte non boog zich in zijn gezichtsveld en zei nogal afstandelijk: "Ha, schön, wieder da! ". Wat Joseph vertaalde als 'je leeft dus nog' ,en of hij verder nog iets moest, want ze had nog ànder werk! Zijn voorstelling van Florence Nightingale zag er helemaal ànders uit, maar hij kon wel begrip opbrengen voor dat overwerkte mens! Waarschijnlijk kon ze hem toch niet van die pijnen afhelpen, dus liet hij haar maar gaan...
Iemand schudde hem wakker. De acetyleenlamp brandde maar op halve kracht en het duurde even vóór hij in het neerbuigende silhouet met de loshangende haren Phil herkende: bleek, met het opgedrongen gezicht van een oude vrouw. 'Florence', die haar waarschijnlijk tot hier had gegidst, verdween knorrend uit beeld, maar kwam even later terug met een stoel. Hoe hij het stelde? Goed natuurlijk: wat kon hij ànders zeggen met zijn murw geramde kop en zijn half gebroken nekwervels. Goed dus: het zag er zelfs naar uit dat hij binnen een paar dagen naar huis zou mogen, fantaseerde hij hardop...Stilte...
Toen brak ze los: naar huis, vent? Vergeet het! Er is helemaal geen huis meer! Dat van óns staat op instorten, ikzelf mag er niet in: enkel de brandweer kan er op mijn aanwijzingen onze kleren en eetwaren uithalen. Maar die gasten hebben voor het ogenblik blijkbaar àndere zorgen aan hun hoofd en ik heb er op die twee dagen nog geen énkele kunnen meelokken!
" Twee dagen?! Lig ik hier al twéé dagen?!"
" Ja, sinds maandagnacht; het is nu bijna donderdag... Het is ten andere hoogtijd dat ik eens wat deftig kan gaan slapen."
"Slapen? Maar wààr in godsnaam?!"
"Wel, hier in het Sankta Waltraudis Kloster. Al deze ruime kelders met de dikke muren dienen als noodlazaret, maar in de rest worden de geteisterden opgevangen. Op het tweede verdiep heb ik van de nonnen voorlopig een matras gekregen: we slapen met z'n vieren in een soort cel, maar 't is in elk geval beter dan onder de blote hemel. Voor de rest moeten we afwachten of de 'Nothilfe' of de 'N.S.Voorzorge' ons ergens bij de burgers op kamers kan kaseren... Ik ben zélf al op zoek geweest naar een deftige inkwartiering, maar dat is onbegonnen werk. Op onze dienst in het SS-Hauptamt raadde een plezante mij aan het ook eens bij 'Onze Grote Vlaamse Voorman' Ward Hermans te proberen, hier juist achter de hoek in de Riemeisterstrasse. Die vent bezet daar een pronte villa, helemaal in z'n eentje. Maar hij liet mij zelfs niet over den dorpel komen: al die kamers had hij zogenaamd van doen om hooggeplaatste gasten op 't onverwachts te logeren. Allee, in élk geval geen volk gelijk wij, liet hij goed verstaan, en ik kreeg de deur op m'n neus van die blaaskaak. Daar was ik toch efkes niet goed van... Nu weet ge tenminste voor welk volk ge uw poot hebt laten afschieten, hé onnozelaar! "
Joseph had weinig zin om op haar sneer in te gaan.
"En op 't werk, kan de kazerneringsdienst ons niet voorthelpen met een kamertje in die grote kelders? Die Italiaanse krijgsgevangenen logeren daar toch ook..."
"Ha, nù wordt ge warm, zie! Langs daar heb ik inderdaad het begin van een oplossing gevonden. Niet dat ik in de kelders van het Hauptamt zou willen logeren, want dat ligt teveel in 't centrum. Maar die dienst stuurt alvast één Italiaan om ons huis permanent te bewaken: hij slaapt in ons kamertje onder de keldertrap, ook al staat heel dat kot ver op instuiken. En ze sturen ook twee man met een paardenkar om onze boel te verhuizen, van als ik iets gevonden heb dat op een onderdak trekt en waar we droog zitten..."
"Zou dat lukken tegen volgende week, denkt ge? Als ik hier binnenkort ontslagen wordt, moet ik toch érgens mijn karkas te ruste kunnen leggen..."
" Ge ligt gij hier anders héél goed, vind ik" spotte Phil: " Maar ook aan dàt probleem wordt gewerkt. Françoise heeft mij namelijk aangeboden bij hen in de kelder te komen slapen. Voor het moment leven alle inwoners van hun huis daar ook bijna permanent onder de grond: twee meer of minder zou het verschil niet maken. En op hun gelijkvloers staat een herstelplaats voor oude radio's leeg. Enfin, het staat er wel vol radio's maar 't is gesloten en onbewoond: met onze drie Italianen zouden we daar al rap wat 'Lebensraum' in kunnen vrijmaken door al die afgedankte rommel in een hoek te stapelen. De SS zal mij wel zo'n danig straf opeisingsbevel bezorgen, waartegen geen enkele plaatselijke snotaap van de 'Partei' zal durven reclameren! Morgen in de namiddag ga ik er met Françoise eens op inspectie. Wie weet hoe plezant we het gaan vinden als kelderratten! Gij met uw twee hete rattinnen in één donker hol, dicht bijeen! "
Joseph snoof eens misprijzend en leek plots aan iets te denken: "Tiens, weet ge soms waarom Françoise niet teruggebeld heeft, nadat ik haar maandagmiddag naar huis liet gaan voor dat bombardement op Marienfelde? Haar vader werkte daar en ze was doodsbang dat hem iets was overkomen, zei ze..."
" En heeft dat schatteke niet teruggebeld naar het baasje?" spotte Phil: "En ligt hem dààr van wakker?... Luistert, sukkelaar, en onthoudt het goed: als Françoise ons in haar huis toelaat, is het omdat ze zéker verwacht van ons geen last te hebben! Van mij niet, maar ook niet van ons Jefke, verstaan! "
Joseph klemde de kaken opeen maar zweeg als vermoord.
" En weet ge waarom ze niet terugbelde, Casanova? Heel simpel: de telefooncentrale van Marienfelde had een voltreffer gekregen en heel het net in die Kreis lag plat...Kunt ge nu gerust slapen, m'n arm ventje?... Allee, tot morgen ..."
"Wel, ge zijt zo stil! Vondt ge de film niet goed, misschien? Die felle kleuren, het was lijk nog schoner dan in 't echt! Hoe ze het kùnnen: een mens verstaat het niet! Magnefiek! Ik zou haast zeggen: zelfs beter dan 'Die Goldene Stadt' van verleden jaar..."
Phil trachtte een sombere Joseph wat op te peppen toen hun groepje bij het uitgaan van de Kino 'Titania Palast' weer opgeslokt werd door de grauwe druilerige drukte van de Schlossstrasse. De driftig bottende Japanse kerselaars langs de voetpaden volstonden niet om een schijn vanvoorjaarsvreugde te spreiden over al de ordelijke stapels baksteenpuin vóór de her en der uitgebrande gevels.Maar omdat Joseph nog steeds nukkig bleef zwijgen, kwam Françoise er tussen:
"Allee Phil, deze hier is toch bijlange zo romantisch niet, hé! Met de film van Christina Söderbaum heb ik in der tijd tranen met tuiten geblèt, toen ze " Die Goldene Stadt" bij ons in Oostende speelden. Maar nu met 'Kolberg' wordt heel die liefdeshistorie werkelijk overdonderd door al dat chargeren met die paarden ,dat schieten en kanongebulder...Akkoord, de kleuren zijn prachtig, maar toch: voor de rest lag het er allemaal een beetje te dik op, vond ik"...
" Wat bedoelt ge?" sneerde Joseph:" De propaganda? Natuurlijk ligt die er dik op! Of dacht ge dat Goebbels twintig miljoen mark gaat versmijten omdat gij een verliefd kalf zoudt zien kussen met een gepommadeerde luitenant van de Burgerwacht? Natuurlijk :'Kolberg' is inderdaad een propagandafilm van het zuiverste water, en daar is in princiep niets verkeerds aan als ze dàt erbij zeggen: bij voorbeeld met 'Vaderlandse Film' of zoiets. Dan weet ge op voorhand dat ze u een overroepen heldenepos door de strot gaan duwen met veel lawaai erbij om u wakker te houden... Maar deze opgeblazen 'Kolberg' hebben ze aangekondigd als - hoe was het weer? - 'Historisches Epos einer unmöglicher Liebe'! En wat krijgt ge te zien? Een bombastisch verhaaltje over hoe de moedige vastberaden bevolking van die Pruisische havenstad weerstaat aan de belegering door de beestachtige troepen van Napoleon, hé...Dat alles bijeen gehoudendoor een resem smachtende blikken en welgeteld één kus! Zo'n scherpe wit-zwart situatie voor een kleurenfilm: ge moet het maar kunnen! En hoe slim de dappere Duitse blonderikken die verfoeilijke Franse imbecielen uiteindelijk verjagen: hoera mensen, komt dat zien! Dat moet dan blijkbaar een lichtend voorbeeld zijn voor de bedreigde Duitse bevolking van vandaag, niet waar, en met slechts één parool: doorbijten, mensen!"...
Phil schudde verveeld het hoofd: " Amai, wat zijt gij een muggenzifter, ventje! Voor mij is het een prachtfilm en ik heb daarin geen énkel verband gezien met de bekakte situatie van vandaag! "
Joseph wuifde haar verwijt weg: "Dat is het juist, stomme geit! In werkelijkheid is er inderdaad geen énkel verband met vandaag, al was dat wél héél duidelijk de bedoeling van Herr Dokter Goebbels! Maar het kleinste kind ziet dat ge de situatie van toén niet meer kunt vergelijken met nù! En juist daarom is heel die film in feite onnozel weggesmeten geld, en op gebied van oorlogspropaganda een dure plaaster op een houten been! Heel dat spel zijn vijgen na Pasen! Die film komt minstens twee jaar te laat! Ge moet niet met een aspirine komen aandraven als het lijk al in de put ligt hé! En wij krijgen dat monster daarenboven nog te zien op een zéér ongelukkig moment nietwaar! Want een week geleden hebben de Russen op hùn beurt Kolberg omsingeld, een dikke honderdveertig jaar nà die bloeddorstige Napoleon: weet ge dat? En - neem het van mij aan - in tegenstelling tot de film zal den Ivan het daar binnen een paar dagen volledig opgekuist hebben! Zonder 'Happy End', deze keer! Geen kussende maagden en jubelende figuranten! ...Al wie vandaag niet op tijd overzee geëvacueerd geraakt, wordt morgen gekeeld en verkracht, of omgekeerd! Garantie! Begrijpt ge nù misschien waarom ik zo stil ben na het zien van deze leugenachtige komedie, Phil?! Dat is een belediging voor het intellect van ieder weldenkend mens! Of moet ik het nóg eens uitleggen, misschien?!"
Met deze sneren was de stemming grondig verpest en ze stapten gedrieën verder zwijgend voort naar Françoise thuis, op tien minuten van het 'Titania Palast'. Daar hadden ze een mooie afsluiting van hun éérste vrije zaterdagnamiddag gepland met een feestelijke 'Kaffee und Kuchen'. Immers, op het werk had het SS-personeel een speciale bedeling van 50 gram bonenkoffie, een klein busje zoete condensmelk en een zakje met twintig kümmelkoekjes gekregen om de kou en de ongemakken door de gebroken ruiten in de burelen te compenseren. Plus een vrijkaart voor de laatste UFA-kleurenfilm 'Kolberg', de duurste en hoogstwaarschijnlijk ook de aller-allerlaatste superproductie van Herr Doktor Goebbels' 'Kulturministerium'.
Françoise had Phil en Joseph bij haar thuis uitgenodigd om met hun samengevoegde speciale 'feestrantsoenen' onmiddellijk een soort gezellige 'After-party' te bouwen, en niet te wachten tot ze een bom op hun kop kregen. Dat er waarschijnlijk weer geen gas was om het water te koken kon hen ditmaal niet tegenhouden, want De Bens bezat een koffiezetapparaat met een spiritusvuurtje. Plus voldoende spiritus, die de jongste zuster Rika - als winkeldochter in de bakkerij om de hoek - sluiks 'getauscht' had met de buurvrouw van de apotheek! En moest er geen stadswater meer uit de kraan komen, konden ze nog altijd putten uit hun voorraad in de badkuip. Dus kon niets hen ditmaal nog beletten om volgens de huidige leefgewoonte een feestje te bouwen: van de hand in de tand! Want geen weldenkend mens durfde nog iets eetbaars bewaren voor làter, uit schrik het door een bombardement ongenuttigd kwijt te spelen. En van drie 'feestrantsoenen' samen kon ook de rest van de familie De Bens wat meesnoepen...
Maar erg gezellig werd het toch niet, hoofdzakelijk uit nijpende tijdnood. Het eerste bombardement van de avond verwachtten ze zoals gewoonlijk tegen negen, halftien, en een half uur daarvoor stopte het openbaar vervoer...of wat daarvan nog overbleef. Te voet naar hun villaatje in de bosrand van Dahlem duurde een dik uur. Dus moesten ze hoe dan ook ten laatste tegen achten vertrekken, want Joseph had geen zin nogmaals verplicht te worden onderweg in een vreemde kelder te schuilen en riskeren daar te verzuipen. Met het gevolg dat iedereen tijdens de koffieklats als bij een galgenmaal met de regelmaat van een klok naar de keukenwekker keek en een ongebonden keuvel maar moeilijk van de grond geraakte...Daarbij stond de Politiezender aan en Ma DeBens zat klaar om naar de kelder te vluchten zohaast deze de versleten waarschuwing zou uitzenden:
"Achtung,achtung: Raum Berlin ! Sämmtliche Amerikanische Bomberverbände im Anflug auf Raum Brandenburg..." Dan was het weer van dàt, en kon heel het gezin haar met pak en zak volgen naar beneden.
Pa De Bens legde wél vlug beslag op Joseph om nu eens het fijne te weten over die zogezegde brug die de Amerikanen over de Rijn veroverd zouden hebben. Was dat allemaal wel waar, wat daarover gefluisterd werd? En waarom hoorde je dan niets van een offensief vanuit dit zogezegde bruggenhoofd?
" Ik heb het altijd gezegd." oreerde Joseph, die de ouwe voor geen cent vertrouwde en geen zin had om wegens defaitistische uitspraken te worden opgehangen:" Het ware Duitsland ligt hier, tussen de Rijn en de Oder: in dat wespennest zullen de geallieerden nooit durven binnendringen. Dat zogezegde bruggenhoofd dient enkel om de Führer aan te porren nu eindelijk eens serieus werk te maken van vredesonderhandelingen... De Amerikanen houden ondertussen de druk wat op de ketel met hun massale bombardementen op de steden. Maar ook dààr is er een goede kentering in zicht. Want onze nieuwe straaljagers richten in hun eskaders zo'n enorme slachtingen aan dat er binnenkort geen enkele Amerikaanse piloot nog een raid boven Duitsland zal durven riskeren." En bla-bla-bla, en bla-bla-bla...Hij overdreef wel een beetje, maar de ouwe slikte het als peperkoek. Dat Joseph gisteren in de S.D.-kelder van de inlichtingendienst vernomen had dat de geallieerden zowel ver te noorden als te zuiden Köln massaal de Rijn waren overgestoken, hield hij voorlopig nog achter de hand...
De vrouwen hadden het ondertussen over de heerlijk vette gerechten die ze vroeger losjes uit hun mouw toverden. Maar toen ze zélf bleek en misselijk werden van al die kissende klompen boter, schakelden ze over op de knappe Italianen die in de getroffen huizen vensters, deuren en daken kwamen herstellen. En zich naar het schijnt daarvoor door alleenstaande dames 'in natura' flink lieten betalen...Ma De Bens deed daarover wat nuffig en ook Phil durfde zich niet à fond te laten gaan. Maar Françoise kende op het werk wel zo'n paar knappe Zuiderse gasten die haar toch iets zouden zeggen...
Doch over haar afgesprongen vrijage met die namaak-Italiaan Arthur Birnbaum zweeg ze als vermoord... En Phil, die begreep dat Ma De Bens niets mocht vernemen over de scheve schaats van haar maagdelijke dochter, dekte dit verzuim toe met de mantel der liefde.
Dus werd er nog wat geleuterd over de vreselijke gevolgen van de drie voltreffers op het Julius Spital en hoe jammer het was dat een gekend grootwarenhuis was uitgebrand. En hoe dat tenslotte was ingestort op de tientallen plunderaars die nog iets uit de vuurpoel wilden 'redden'. Maar dergelijke allerdaagse fait-divers konden tenslotte niemand meer boeien en de bezoekers hielden het een halfuur vóór de afgesproken tijd werkelijk voor bekeken...Oef!
Een paar dagen later ontving Joseph eindelijk een nieuw teken van leven van zijn broer. De brief was zo deftig opgesteld dat hij twijfelde of Leon hem wel zélf geschreven had, maar deze schoonheidsfout kon enkel de leesbaarheid ten goede komen. Wat niet gezegd mocht worden van de vette zwarte penseelstreken waarmee de censuur nogal kwistig met Chinese inkt de 'gevoelige' passages doorstreept had. Maar hoe dan ook: broertje leefde dus nog. Althans op 16 maart was dit het geval, volgens de datum bovenaan: "...een wonder dat ik zekerlijk niet aan u te danken heb, eerder contraire! " Als eerste sneer kon dat al tellen...Hij lag nu in XXX op een XXX kilometer achter de XXX in rust om opnieuw bewapend te worden. In zijn peloton verwachtten ze een versterking van XX man -twee cijfergetal, dus meer dan tien, dacht Joseph - en X volledig nieuwe 2cm's - in het meervoud, dus dat kon gaan van twee tot alle vijf. Penny was lichtelijk XXX geworden door de zenuwspanning (zot, dus) en was al vervangen door een Duits. Een echt vet XXX (varken)! Ook Schwester Monika moest daar ergens in het Lazaret werken maar hij had haar sinds zijn vuurdoop niet meer gezien. Als compensatie was hij tijdens de gevechten van eind februari op een kasteelhoeve goed verzorgd geweest door een adellijke dochter, maar die stierf toen we haar moesten achterlaten...
" Goed verzorgd...",spotte Joseph tegen Phil: " Dan heeft hij waarschijnlijk nog maar weinig last van zijn druiper! "
" Dat het arme meisje waarschijnlijk van pure miserie haar eigen verdaan heeft, schijnt u niet te interesseren hé... Poepen en nog eens poepen!" smaalde ze bitter: "Da's ook altijd het eerste waar de venten aan denken! "
" Zekerlijk madam! Vooral als ge in eerste lijn, midden tussen de ontploffende granaten door, vijf minuten tijd hebt en ge twijfelt of ge het volgende uur nog wel gaat halen! Niks zo gezond als een malse maagd om de paniekgedachten van de Sturmgrenadier weer op een rij te zetten! Effekes de dood vergeten en uw zaad spuiten lijk een beest in de instinctieve hoop dat er misschien toch nog iets van u zal overblijven... Ik denk dat dié reflex de diepere reden is waarvoor wij leven! Een wildvreemde vrouw zwanger maken, dat is het begin en het einde! Vooral als ge daarna niet voor het onderhoud van al die kinderen moet opdraaien...En laat het poepen daarenboven ook nog plezant zijn: da's toch gratis meegenomen, hé?! Ons Heertje heeft dat verdomd goed gezien en uitgewerkt! "
Phil snoof verachtelijk. De rest van de brief ging grotendeels aan haar voorbij: dat het veel minder koud was geworden en alle oude sneeuwtapijten langzaamaan veranderd waren in modderpoelen. Zij was een geboren en getogen stadskind en kon zich moeilijk inbeelden wat het was om kilometers aan één stuk tot aan de enkels door het slijk te waden. Al wat zij begreep was dat hij het moeilijk had, zélfs in zijn rustkantonnement en ze besloot in stilte hem vlug een 'opbeurend' briefje te schrijven.
Al voelde het wel vreemd aan een intieme correspondentie te beginnen met een man die ondertussen misschien al niet meer bestond...En daarin zwoele gevoelens te gaan suggereren die in feite óók al niet bestonden. Allemaal leugens en verzinsels, in de grond...
Of beter gezegd: leugens en bedrog! Zoals àlles tegenwoordig ...
Tijdens drie dagen van helse gevechten hadden Leon en zijn maats zich verbeten in de hoven en dorpen rond 'Gut Witzleberhof' kunnen handhaven, doch telkens slechts voor een paar eindeloos lijkende uren. Maar de Russen waren werkelijk té oppermachtig, en stap voor stap moest ook de SS-Langemarck tenslotte voor de Rode vuurwals wijken. Ze trachtten de vele gewonden, dikwijls op gevaar van eigen leven, mee naar achter te nemen, maar de gesneuvelden bleven liggen waar ze neerstuikten. De munitie voor het 2cm-kanon raakte op en de uitgeputte mannen vielen in slaap waar ze stonden.
Op 1 maart moesten ze het dorpje Zachan op de Autobahn onder de geweldige druk van de Russische overmacht prijsgeven en van toen af wist ieder voor zich dat ze er nooit meer in zouden slagen de Ivans nog tot staan te brengen...Zéker niet vóór de Oder, maar ook niet er achter...Nooit meer...Je kon beter niet liggen prakkezeren waarop dit drama onafwendbaar zou uitmonden. En ook je vrees voor de toekomst liet je best onuitgesproken, zelfs in je nauwe vriendenkring...
Die nacht trokken ze zich in één sprong ruim 10 km naar het noordwesten terug tot Gross Schlatikow. Tenminste, dàt was de bedoeling, vooral om er even op adem te kunnen komen. Maar halverwege dommelde Leon één oogknip weg op zijn stuur en schrok wakker toen zijn rupswagen al schuin in de gracht stak. Gelukkig reed Ochaf Penjaert vlak achter hem en kon deze met zijn twee overblijvende pantserwagens, mits een uur wroeten, Leon weer op de baan trekken. Met dat incident haalde hij zich wél de wrok van heel het peloton op de hals, omdat de makkers door zijn schuld in Gross Schlatikow hun hazenslaapje misliepen.
Nadat ze in dat dorp in stelling waren gegaan liet de Russische artillerie hen toch een paar uur met rust en kon Leon even van de voorbije emoties bekomen. Ilse was nog slechts een verre herinnering, al vrat het wel aan zijn eergevoel dat hij zijn opgelegde rol in haar luguber scenario niet had kunnen vervullen. Akkoord, de Rus had het van hem overgenomen: hun voltreffer op de portierswoning zal wel minstens zo effectief gewerkt hebben als het voorziene genadeschot uit Leons stormgeweer. En de daaropvolgende uitslaande brand minstens even verschroeiend als de door haar geplande zelfcrematie. Maar toch...
Op de nieuwe stelling naast het schooltje van Gross-Schlatikow viel hij werkelijk als een blok in slaap, maar niet voor lang. Een kleine twee uur later deed een laag overscherende Rata hem met een paar uitgeworpen bommen uit zijn verwarde dromen opschrikken. Nog verdwaasd besliste hij toch maar vlug zijn ànder, min of meer proper hemd aan te trekken, dat de Poolse meid van Ilse de laatste dag van zijn inkwartiering voor hem nog vlug-vlug had gewassen. En al gravend in zijn ransel stootte hij op het platte bruine pakje met het rode lint. Ook zonder het gotisch schrift op de voorkant te ontcijferen wist hij onmiddellijk dat dit van hààr kwam. Waarschijnlijk had ze dit in zijn ransel weggemoffeld toen ze het gewassen hemd kwam teruggeven...
Binnenin stak een feestelijk dichtgeknoopt gemslederen zakje, met - op het gevoel - een stuk of vijf medailles of munten ten grote van een vijfmarkstuk...Plus een brief op roze papier, beschreven met wéér dat verdomde gotische schrift van haar. De paarse inkt maakte het epistel nog moeilijker leesbaar, maar in de aanhef kon hij toch iets ontcijferen dat kon doorgaan voor "Mein lieber Leo, meine treue Flämische Löwe! "...Dat begreep hij, omdat ze hem soms zo genoemd had tijdens het vrijen: haar hondstrouwe Vlaamse Leeuw...Maar hij besloot zich pas later door de lange moeilijke tekst van haar afscheidsbrief te worstelen, zohaast hij daarvoor wat meer tijd kreeg. Want buiten begon het weer te rommelen: de korte speeltijd was alweer voorbij...En aangezien Ilse toch dood was zal ze in haar roze epistel wel niets van levensbelang meer te vertellen hebben, dacht hij. Hij schaamde zich wel een beetje voor dit gevoelloze besluit, maar gezien de Russische granaten weer dichter begonnen in te slaan, was het nu niet het geschikte moment om sentimenteel te gaan doen.
Het zag er slecht uit: terwijl de stalinorgels onophoudelijk hun huilende rakettenregen over de Vlamingen uitgoten, meldde de tamtam t'allenkante inbraken van sovjettanks. De chaos brak uit. Gekwetsten riepen wanhopig om hulp, de doden bleven verwrongen liggen waar het bloedig noodlot hen toevallig had neergebliksemd. Het vee loeide in de stallen hun doodsangst uit, of werd vluchtend op de straat uiteen gereten door Iwans granaten. Leon voelde het aan zijn klompen: ze moesten dringend achteruit, als ze niet omsingeld wilden worden en in de pan gehakt. Al wie nog meekon op een vluchtende camion of een pantserwagen mocht van geluk spreken, en moest niet flauw gaan doen over een zwaargewonde kameraad die daar half onder het puin bedolven hulpeloos achterbleef.
Leon stormde nog vlug diep gebukt het nu vervaarlijk walmende schooltje binnen om uit het getroffen depot twee jerrycans brandstof te redden voor de verre terugtocht. Een minuut later liep hij zwaarbeladen weer naar buiten, juist op tijd om te zien hoe zijn 2cm-kanon vlak voor de deur een inslag kreeg van een pantsergranaat. Als in een vertraagde film verdwenen voor zijn ogen Van Nitsem en Philips in de withete steekvlam. Voor eeuwig en altijd, dat was wel duidelijk...
Pirijns had gehurkt naast de pantserwagen op Leon gewacht en dat was zijn geluk geweest. Toen de rook verwaaide merkten ze samen in één oogopslag dat,buiten het vernielde kanon, de wagen zélf bijna geen schade had geleden: zelfs de motor draaide nog! Onmiddellijk doken ze in de stuurcabine, Leon schakelde in eerste en - wonder boven wonder - het ding rééd werkelijk! En vóór ze de straat uit waren zat de staalplaten bak rond het verwrongen kanon plots al weer vol wriemelende stormgrenadiers, die alle moeite deden de verminkte lijken van Philips en Van Nitsem overboord te kieperen om zodoende vlug wat meer 'Lebensraum' voor zichzelf te scheppen. Pirijns moeide er zich niet mee: hij had voorlopig de handen vol om Leon schreeuwend de goede richting te wijzen tussen de rondom inslaande reeks mortiergranaten en de vele rokende bomtrechters in de hoofdstraat.
Een heel stuk buiten dat rampzalige dorp ontsnapten ze eindelijk uit het vuurgordijn van de sovjets en konden ze even op adem komen. Om dan na een paniekerige studie van de kaart vast te moeten stellen dat ze de verkeerde uitvalsweg genomen hadden en veel te veel naar links waren afgeweken. Maar naar de wegsplitsing teruggaan om de fout te herstellen, tégen het vluchtende frontverkeer in, was nu eenmaal totaal uitgesloten. Komaan, misschien vonden ze verderop wel een zijwegel naar rechts, dwars door de velden, die hen weer bij de vertrouwde 'Kompanie Dillinger' zou doen belanden...En tot grote opluchting van hun menselijke lading blinde passagiers reden ze op goed geluk verder door, wég van het front, pal west...
Mede door de schuld van een Feldgendarme die op het volgende kruispunt de terugtrekkende troepen in 'goede banen' trachtte te leiden, belandden ze tegen de avond midden in de aftochtstroom van de 'SS-Division Wallonie'. Ondertussen had Pirijns onder zijn zes passagiers een driekoppige MG ploeg ontdekt - schutter, lader én munitiedrager - en die een beetje manhaftiger met hun wapen in aanslag naast het vernielde kanon laten postvatten. Kwestie van bij de Walen als Vlamingen geen rotfiguur te slaan. Maar die landgenoten interesseerden zich enkel voor hun eigen benarde toestand en hadden geen ogen voor de show van hun noorderburen.
Leon die zich zorgen begon te maken over het lawaai in zijn transmissie, kon Pirijns overhalen, nog voor het pikkedonker werd, af te wijken naar een boerenhof rechts van de weg en daar te overnachten. Want helemaal alleen met die rammelkast in het duister verder rijden in de richting van de terugtrekkende Langemarck was vràgen om zware moeilijkheden. De zenuwachtige wachtpost van de Vlaamse flankbeveiliging zou hen vast en zeker éérst op een Pantzerfaust trakteren en dàn pas willen weten waarom ze zich in 't holst van de nacht absoluut als doorbrekende sovjettank wilden voordoen...
Het boerenhof zag er verdacht verlaten uit: geen levende ziel te zien, maar ook geen koeiengebrul uit de bijgebouwen. Eindelijk een landsman die er tijdig met zijn hele hebben en houden van onder was getrokken dacht Leon...Pirijns stuurde twee van zijn blinde passagiers op strooptocht in het hoenderhok en de stallen om vlug voor het 'avondeten' van de groep te zorgen: eieren of een paar kippen, en als het kon vers boerenbrood. De malse biefstuk waar iedereen al een paar dagen van droomde zou wel weer voor een volgende keer zijn.
De drie man van zijn MG-ploeg stuurde hij naar de zolder, vanwaar ze ondanks het duister een mooi uitzicht hadden naar alle brandhaarden in de verre omtrek. De flakkerende weerkaatsing tegen het lage nachtelijk wolkendek verlichtte de omliggende nog besneeuwde landerijen met zo'n felle rosse gloed dat ze met hun machinegeweer een duidelijk schootsveld kregen met zeker vier-vijfhonderd meter dieptezicht.
Leon was nog maar pas onder zijn rupswagen gekropen om samen met Pirijns de reden van de lawaaierige transmissie en de eventuele schade van de inslag aan de motor op te nemen, toen de vreemde MG-schutter hen luidkeels kwam zoeken: " Uschaf! Uschaf! Waar zit ge? !"
" Zeg, vent! Ge ziet toch dat we bezig zijn! Staat uw broek in brand, soms? ! Of is de Rus op komst? Kunt ge u misschien éérst eens deftig voorstellen? !"
"Sturmmann Verbeke, Uschaf! 't Is maar om te melden Uschaf: héél dat boerengezin hangt op zolder aan de nokbalk! De oude pachter in S.A.uniform, minstens drie-vier vrouwen en nog een paar kinderen! Schoon op een rij naast elkander, lijk aan de dorpsgalgen in de Ukraïne..."
" Man, als ze dood zijn, zullen ze niet meer bijten, hé! " snauwde Pirijns: " En als ze in de weg hangen om het MG op te stellen, snij ze dan los en leg ze bijeen in den hoek! Of wilt ge soms eerst een rouwmis bestellen? Kom, marsch-marsch! Laat 't vooruit gaan, Sturmmann!"
Maar toen hij zag hoe aangedaan en uitgeput de jonge schutter daar voor hem in de houding stond, besloot hij wat zalvend: " We zullen u wel verwittigen als het avondeten klaar is...Ge kunt zelfs nog kiezen: gebraden kieken of vette Gentse Waterzooi "
De bleke Sturmmann boog plots verkrampt dubbel en kotste kreunend zijn gal voor de laarzen van Pirijns.
Na het opruimen van de gehangenen was het tenslotte tóch nog geroosterde biefstuk geworden, want in de stal lag het vol koeien met overgesneden keel. De boer had blijkbaar niet enkel zijn vrouwvolk maar ook zijn beesten een leven onder de Rode knoet willen besparen. Met, wat je kan noemen: Echte Duitse 'Gründlichkeit'!
In Berlijn leefde Joseph ondertussen hoe langer hoe meer in twee volledig tegengestelde werelden. Op het werk draaide de propaganda machine nog op volle toeren om naar buitenuit het volste vertrouwen op te houden in het genie van de Führer en de goede afloop van de oorlog. Natuurlijk niet meer de totale 'Endsieg' door de vernietiging van alle vijanden: neen, ze waren tenslotte niet gek! Maar onder die 'goede afloop' zagen ze het einde van de oorlog eerder in een vaag fata morgana dat - mede door de dreiging van de verschrikkelijke Duitse V-wapens - wel zou uitlopen op een soort 'paix des braves'...
Dat ondertussen de Amerikanen Keulen hadden veroverd en duidelijk klaar stonden om de Rijn over te steken - en de Russen de Oder - leek verder niemand erg te verontrusten. Als op bevel staarde iedereen gespannen in de richting van de Balkan, waar de Führer zojuist een reusachtig lenteoffensief gelanceerd had bij het Balatonmeer. Doel: kost wat kost de Hongaarse olievelden heroveren. Een geniale strategische zet van onze Adolf! Hoera, driewerf hoera! Dat hij daarvoor een paar pantserdivisies uit Pommeren had weggetrokken ,waar voor het ogenblik de eigen jongens van de SS-Division Langemarck samen met de àndere Germaanse legioenen in de pan werden gehakt, kwam nergens meer ter sprake. En nog veel belangrijker was de inzet van een revolutionair type straaljager bij de Luftwaffe dat sneller vloog dan het geluid! Dit betekende vast het einde van de Amerikaanse bommenoorlog op de Duitse steden, of wat dacht je! Méér nog: nu binnenkort de US-vliegtuigen met bosjes uit de lucht geschoten zouden worden, zou de seniele president Roosevelt zeker afgezet worden en zou zijn opvolger wel een einde willen maken aan deze slachting! ...Driemaal 'zou' vond Joseph eerlijk gezegd nogal veel...Maar bij geen enkele van zijn collega's kon hij in vertrouwen zijn twijfels kwijt over deze naïeve wensdromen en daarom speelde hij zonder verpinken verder mee in deze bizarre 'Fabeltjeskrant'.
Maar innerlijk wist hij wel beter: vroeg of laat zou de onafwendbare catastrofe boven hun hoofden losbarsten en al deze hoogmoedige bruine paljassen rond hem meesleuren in de totale vernieling. Hij gaf het Derde Rijk nog hoogstens een jaar vooraleer heel Duitsland letterlijk tot één puinhoop zou vervallen en van het nationaal-socialistische staatsapparaat geen spaander meer héél zou blijven. Mocht hij als bij wonder deze ineenstorting al overleven, stelde hij zich toch steeds dringender de vraag of dit overleven voor hem - een gemutileerd stuk wrakhout zonder toekomst - nog wel zin had...
Ook sentimenteel leefde hij in twee verschillende werelden. 'Officieel' hing hij nog aan Phil vast en deden ze beiden naar buitenuit nog goed hun best om de schone schijn op te houden. Maar beiden wisten ze ook dat Joseph smoor verliefd was op Françoise De Bens en dat deze maar met haar vinger moest knippen om het wankele kaartenhuis van Phils brave burgergezinnetje te laten instorten. Hoe hijzelf op dit puin in de praktijk een nieuw geluk moest opbouwen, daar waar alles om hem heen in scherven viel, was hem nog niet erg duidelijk. En dit was in feite ook niet zijn eerste zorg, omdat zijn toekomstplannen veel eerder ontsproten uit zijn onderbuik dan uit zijn bovenkamer. Maar Josephs scheve schaats was, vreemd genoeg, ook Phils eerste zorg niet, omdat ze er op vertrouwde dat Françoise - voorlopig althans - niet serieus op de vele avances van 'haar vent' zou ingaan. Ze kende de sluwe tactiek van de dactylo's, die door een slijmende baas onder druk werden gezet, op haar duimpje: een béétje geven en véél nemen, zonder evenwel die kerel voor het hoofd te stoten. De tijden waren immers té onzeker om zotte dingen te gaan doen. En laat onderwijl de hengst maar hinniken!
Dat 'hun' Joseph met deze halfslachtige toestand niet onverdeeld gelukkig was, konden de twee 'vriendinnen' zich blijkbaar niet erg aantrekken. In tegenstelling tot de 'bazen', bekommerden zij zich wel degelijk om het tragische verloop van de harde strijd in Pommeren, zoals trouwens de meeste dactylo's van het SS-Hauptamt, die familie of vrijers aan het Oostfront hadden staan. Door de vertrouwelijke tamtam onder het vrouwvolk, die alle nieuwsflarden en uittreksels van frontbrieven aan elkaar doorvertelden, waren ze zelfs beter op de hoogte dan Joseph die van zijn wekelijkse nieuwsbron in de S.D.-kelder afhing. 'Plakpot' Martens hield in zijn hoek met een duivels genoegen zelfs doorlopend een stafkaart van deze frontsector bij, met dezelfde vlaggenspeldjes die vroeger voor de terugtocht uit de Ukraïne hadden gediend...En iedere dag moesten deze speldjes een centimetertje achteruit. Na Stargard viel Wachlin, na Wachlin viel Speck en Lüttgenagen. Op 9 maart Gollnow, de 10e Lübzin en ook Hornskrug. Twintig kilometer in vier dagen...
" Dat kunt ge geen vertragend gevecht meer noemen, hé boerke " sneerde de Plakpot: " da's een wilde vlucht naar de Oder, enkel om hun vel te redden! "
Hoe Martens deze catastrofe ook wilde noemen kon Phil écht niet schelen. Enkel hoe Leon dit te boven zou komen ging haar naar het hart. Als er tenminste überhaupt van 'te-boven-komen' nog sprake kon zijn, want Leon was ondertussen misschien al lang dood en begraven. Of mogelijk zelfs niét begraven, en lag hij ergens langs de wegkant, tot spijs gereden door de Russische tanks...
"Menschen toch! Waar moet dat eindigen! " Ze mocht er écht niet aan denken.
Maar er waren op den duur zoveel rampen waar ze niet aan durfde denken en die ze ondanks alles tóch over zich heen kreeg. Berlijn werd nu al ruim drie weken aan een stuk iedere nacht door reusachtige eskaders zwaar gebombardeerd en geleidelijk aan vielen alle structuren in puin. Het openbaar vervoer, de voedselbedeling, het distributienet van water, gas en elektriciteit liet het iedere dag steeds meer afweten. Zoals na het vernietigende bombardement van 7 maart: twee uur aan één stuk hadden de Amerikanen vanaf de vroege morgen de binnenstad in vuur en vlam gezet. Gelukkig waren Phil en Joseph nog niet naar hun werk op de Fehrbelliner Platz vertrokken toen de hel losbarstte, ànders hadden ze het zeker niet naverteld! Alle wegen en spoorverbindingen van Dahlem naar 'Mitte' waren versperd, en Joseph kon zelfs geen telefonische verbinding krijgen met zijn bureel om te horen hoe het daar gesteld was. Later op de dag werd duidelijk dat een brede strook van de stad, tussen Wilmersdorf tot de Tiergarten, volledig in puin lag.
En de volgende morgen konden zij met eigen ogen zien dat ook hùn blokken van het SS-Hauptamt rond de Fehrbelliner Platz er aardig van langs hadden gekregen. Een zware bom had op de hoek van de Hohenzollerndamm een gat van vier-hoog in hun gebouw geslagen, net daar waar de burelen van de 'Goldfazanen' en de stafofficieren hadden gelegen. Een tweede bom was letterlijk langs de gevel afgeschampt, juist ter hoogte van hun 'Flämische Kulturstelle', en op de binnenkoer ingeslagen zónder te ontploffen! Een tijdbom of een blindganger? Hoe dan ook dat betekende een week verlof voor het bureelpersoneel: de tijd die de ontmijners nodig hadden om dat springtuig onschadelijk te maken. Maar eveneens dat ze een week lang niét in de refter konden gaan eten en Phil dus zélf voor hun fricot moest zorgen. En ze halve dagen lang in de kou met het gewone volk moest gaan aanschuiven bij de bakker, de beenhouwer en de kruidenier om de zotste zaken te kopen die toevallig bedeeld werden. En ondertussen maar hopen dat de Italiaanse krijgsgevangenen vlug zouden komen om de ramen voor de zoveelste maal opnieuw met kartonplaten dicht kloppen...Eindelijk begonnen zowel Phil als Joseph te beseffen dat het verdringen van de vrees voor de dreigende Apocalyps niet volstond om aan het hellevuur te ontsnappen.
Bij Leon drong deze pijnlijke waarheid nu ook door.Want sinds ze een paar dagen geleden noodgedwongen beslist hadden, het wrak van hun rupswagen achter te laten en maar te voet naar de Oder af te zakken, waren ze alsmaar dieper in de gruwel van de afweergevechten weggezonken.
Het begon al toen ze - het leek ondertussen weeral een eeuw geleden - bij dageraad van de lugubere 'Galgen-hoeve' wilden wegrijden en Leon geen leven meer kreeg in de motor van hun pantserauto. Door de vele pogingen om tóch te starten was deze op den duur zelfs volledig vastgelopen. Bleek al gauw dat er geen druppel olie meer in het carter zat, omdat bij de granaatinslag op het kanon tóch een scherf het motorblok had doen barsten. Leon moest na een zenuwslopend uur zijn verwoede startpogingen opgeven en met bloedend hart zijn 'lief' - zoals destijds Rottenführer Serteyn van de chauffeursopleiding de 2cm-rupswagens had genoemd - bij de brandende hoeve achterlaten. Elkeen van de ploeg sneed voor zichzelf nog vlug een flinke lap biefstuk uit een van de koeienkadavers in de stal, terwijl ze van Pirijns daar bovenop als cadeau nog een lading munitie uit hun pantserauto te versjouwen kregen: "Vorwärts! "
Met de Uschaf op kop trok de sectie in de koude grijze dageraad naar de hoofdbaan waarlangs 'Kampfgruppe Wallonie' sinds de vorige avond ononderbroken zijn terugtocht naar de enige brug over de Oder voortzette, zij het in een steeds zenuwachtiger tempo. De Rus zat hen blijkbaar dicht op de hielen en er bleef Pirijns met zijn mannen niets anders over dan zich in de rommelige slipstroom van de vluchtende Waalse detachementen te laten mee drijven naar het westen. De havenstad Stettin met zijn reddende brug over de Oder lag nog op nauwelijks tien kilometer, dus moest dat makkelijk op één voormiddag te klaren zijn. Dachten ze...
Maar de grote strategen vonden dat ver vóór Stettin ten allen prijs een bruggenhoofd verdedigd moest worden rond Altdamm, een voorstad op de rechteroever. De reddende brug werd door de Feldgendarmerie gesloten voor de aftrekkende legerscharen waarvan elke strijdbare man allesbehalve vriendelijk verzocht werd rechtsomkeer te maken en de Rus het hoofd te bieden. Letterlijk dan, als op een kapblok.
Drie eindeloze dagen duurde de slachting. Als vanzelfsprekend werd de sectie Pirijns door een Duitse SS-Oberscharführer bij een groep van de 'Wallonie' ingedeeld om daar ergens in het open veld een onbenullige bosrand te verdedigen. De Walen waren al zover héén dat het hen blijkbaar niet kon schelen of ze nu hiér, of morgen ergens ànders moesten sneuvelen. Maar Leon merkte tot zijn opluchting dat Pirijns daar een lichtelijk afwijkende zienswijze op na hield.
"Petré ",fluisterde hij plechtig: " We gaan ons hier niet voor de Walen zinloos laten opofferen, hé...Zohaast de Rus zijn barragevuur op onze nek legt, plakt ge aan mijn gat en loopt ge waar ik loop, verstaan? Ik heb onze zes kameraden al verwittigd om ook dicht bij ons te blijven! Algemene richting naar het westen: los door dat bos daar en dan de wegen mijden lijk de pest, akkoord? " Het was dan ook de eerste keer dat Uschaf Pirijns zijn mening vroeg, en het verdoken voorstel om te deserteren maakte dat dubbel uitzonderlijk.
Maar zover kwam het niet. Toen de Russische beschieting in alle hevigheid losbarstte bleken de Waalse SS-ers door een gelijkaardige overlevingsdrang bezeten als hun Vlaamse wapenbroeders, en helemaal niet van plan zich zo maar voor niets te laten afslachten.
Daarbij, tegen doorbrekende tanks vechten met de blote handen is niet iedereen gegeven, en zonder 'Pantzerfaust' of ATK-geschut moet je er zelfs niet aan beginnen...De meeste Walen kozen zoals Leon en Co de wegels door het bos om dan groepsgewijs weer naar Stettin af te zakken. En driemaal werden ze door de Feldgendarmen weer in het vuur gestuurd, met steeds minder volk...
De tweede dag kreeg de driekoppige M.G.-ploeg van Pirijns een voltreffer. Drie doden waar Leon nauwelijks de namen van kende. Ja, de schutter heette Verbeke, meende hij, en de anderen Lucien en Marcel. Maar op hun berkenkruis - als ze er al één kregen - zou waarschijnlijk "Unbekannt" komen te staan...
De vierde dag kreeg Pirijns vlak bij de Oderbrug een schot door de heup en kon Leon hem naar de andere oever slepen tot bij een verbandplaats, waar hijzelf uitgeput in slaap viel. Over de rest van zijn veldtocht in West-Pommeren kon hij met de beste wil niets voortvertellen . Hij herinnerde zich wél dat hij weer bij zinnen kwam in het opvangcentrum van de Langemarck in Stöven, een 20 kilometer achter de Oder, en er blij was toen Oschaf Penjaert hem op z'n brits kwam bezoeken. Maar véél zinnigs wist die ook niet te zeggen, tenzij wel vier keer te herhalen dat van zijn oorspronkelijke getalsterkte van 30 man er nog 11 over waren...
Vier keer! Leon wilde op den duur gaan gillen, maar Penjaert draaide zich juist op tijd abrupt om en stapte stijf weg.
" Zo zot als maatje! " dacht hij verbijsterd, of zoals ze bij de "Wallonie" zouden zeggen:
Tegen het midden van februari '45 had de afgetakelde president Roosevelt zich laten overtuigen dat Hitler in zijn "Alpen-festung" waarschijnlijk over een kernraket beschikte waarmee hij heel de wereld in zijn eigen ondergang zou meesleuren. Eisenhower kreeg daarom toen het bevel voorrang te verlenen aan de verovering van dit mystieke bolwerk in Beieren ,en Berlijn aan de Russen te laten. Met tegenzin moest Ike, na een maand twijfelen, begin april zijn strategische aanvalsplannen wijzigen, tot grote woede van Churchill.
Tot een Duitse atoomraket zou het echter nooit meer komen: daar hadden de aanhoudende geallieerde bombardementen op de Duitse vitale oorlogsindustrie zijdelings voor gezorgd. Het testcentrum voor V-wapens in Peenemünde was vergruizeld ,en de meeste elektrische krachtcentrales, het spoorwegnet en de fabrieken voor kunstmatige benzine lagen in puin. De steden eveneens, maar dàt was bijzaak...Het bevoorradingssysteem van het Derde Rijk stortte ineen en fatalistisch wachtte de modale Duitser, ondanks een waanzinnige propaganda, enkel nog op de doodsteek.
Tijdens de maand februari '45 hadden de geallieerden met een zestal moeilijke en bloedige offensieven de volledige linker Rijnoever veroverd, van de Noordzee tot Bazel. Op 5/3 viel Keulen. Twee dagen later konden ze ,ondanks eigen ongeloof en tot ieders verrassing ,de spoorbrug over de Rijn in Remagen, een 30 km ten zuiden van Bonn, intact innemen en een beperkt bruggenhoofd op de rechteroever uitbouwen. De exploitatie van deze gelukstreffer werd opzettelijk afgedempt om Monty niet te kwetsen ,die in een zwaarwichtige operatie met alles erop en eraan de show zijn eigen oversteek van de Rijn aan het voorbereiden was...Hitler liet de acht officieren ,die de brug met zwakke strijdkrachten hadden moeten verdedigen, onmiddellijk fusilleren...Koblenz viel op 9/3.
In de nacht van 22 maart slaagde Patton er in bij Oppenheim, 100 km zuidelijk van Remagen - opnieuw met stille trom - de Rijn over te steken. Op 23/3 tenslotte volgde Montgomery dit voorbeeld bij Wezel, juist onder de Nederlandse grens, en op 26/3 en 30/3 lukten eveneens de overtochten van Patch bij Worms en van de Franse generaal de Lattre de Tassigny bij Karlsruhe.
Nu trokken deze vijf legers samen het kreupele verwoeste Duitsland binnen. Patch en de Lattre rukten op naar Beieren, terwijl Montgomery naar het noordoosten oprukte in de richting van Groningen, Bremen en Hamburg,.De Amerikanen omsingelden op 2/4 in het Ruhrgebied Veldmaarschalk Models legergroep B ( 21 divisies of 325.000 man, die zich op 18/4 overgaven). Ze ondervonden verder slechts sporadische weerstand en veroverden op 12/4 een bruggenhoofd over de Elbe bij Magdeburg, op nauwelijks 90 km van Berlijn.
Maar in plaats van verder op te rukken naar de Rijkshoofdstad, bundelde Eisenhower nu al zijn krachten om de geheime en gevreesde Alpenfestung te veroveren. In Amerika was op 12/4 president Roosevelt overleden en zijn opvolger Truman liet zich, zoals zijn voorganger, overtuigen dat Hitler in de ondergrondse fabrieken van de Alpen een reusachtige atoomlading zou laten ontploffen.
Daarom stormde de onstuimige generaal Patton zonder omzien naar het zuidoosten, nam op 14/4 bezit van Leipzig en op 18/4 van Pilzen, nauwelijks 90 km van Praag. Op hoger bevel moest hij echter uit het vroegere Tsjecho-Slovakije terugtrekken en dit gebied aan de Russen laten. Op 25/4, de dag waarop het Rode Leger zijn stalen ring rond Berlijn sloot, maakte Patton in Torgau op de Elbe, een dikke 100 km ten zuiden van de hoofdstad, dan toch contact met zijn toekomstige aartsvijand en rukte vervolgens verder op naar Oostenrijk. Patch en de Lattre namen het Zuiden voor hun rekening: op 19/4 viel Nürnberg en op 30/4 München. Maar de mythische 'Alpenfestung' bleef onvindbaar...
Vanaf medio april werd deze vlugge opmars vooral bevorderd door het ineenstorten van een centraal gecoördineerde tegenstand: hoogstens bij een brug of zo stootten de geallieerde tankspitsen hier en daar nog op een geïmproviseerd losstaand weerstandsnest van Hitlerjungens gewapend met Panzerfaust. Deze werden ofwel door een paar kanonschoten verpulverd, ofwel omtrokken. Soms werden de onberekenbare kindsoldaatjes tot ieders opluchting met hun gevaarlijk oorlogstuig gewoon door de dorpelingen wandelen gestuurd ("Ga maar elders spelen! "),of ontwapend voor de eerste Yank in zicht kwam. En zonder een schot werd gelost staken de kruiperige burgers ten teken van overgave overal witte lakens uit de vensters, terwijl ze de uitgeputte en moegestreden Duitse soldaten als schurftige honden van hun dorpel wegjaagden.
In Noord-Italië werden de Duitsers door de partizanen en de opstandige bevolking uit alle grote steden verdreven, waardoor ze samen met de resterende fascistenijlings naar de Alpen moesten terugtrekken. De vanuit het zuiden naar de Po-vlakte oprukkende geallieerde legers slaagden er slechts met moeite in hen bij te houden. Op 27/4 werd Mussolini bij het Como-meer door de weerstandersgevangen genomen en de volgende dag sluiks terechtgesteld. Juist op dat zelfde ogenblik gaven de Duitse troepen van Noord-Italië en Oostenrijk er de brui aan door op het geallieerde H.Q in Caserta bij Napels hun capitulatie te gaan ondertekenen.
Het bleek al vlug dat de Amerikanen met hun offensief in Zuid-Duitsland een hersenschim hadden nagejaagd: de gevreesde "Alpenfestung" bestond niet! Heel hun machtsontplooiing was een slag in het water geweest...God zij dank! Al waren ze door deze misser natuurlijk de Rijkshoofdstad Berlijn kwijtgespeeld
De Russen hadden het ondertussen niét zo gemakkelijk gehad om hùn (groot) deel van de overwinningkoek te veroveren. Want de Führer had beslist in de ultieme slag om Berlijn "te overwinnen of te sterven". Dit besluit om tot het uiterste voort te vechten verlengde de nutteloze strijd met nog drie infernale weken, gedurende dewelke nog een kwart miljoen Russen sneuvelden en dubbel zoveel Duitsers, militairen en burgers dooréén.
Begin april had Stalin op de rechteroever van de Oder en de Neisse voor zijn laatste stormloop op Berlijn drie zwaargewapende fronten (t.t.z. legergroepen) opgesteld, respectievelijk van noord naar zuid onder bevel van de maarschalken Rokossovski, Zjoekov en Koniev. Dit was een vijftienvoudige overmacht voor de uitgeputte Duitse "Legergroep Weichsel" waarvan de gedecimeerde eenheden met mondjesmaat waren aangevuld met een schaarsbewapend samenraapsel uit de resten van Kriegsmarine, de Luftwaffe, de Hitlerjugend en de Volkssturm (burgermilitie van ex-vrijgestelden tussen 15 en 65 jaar).
Na twee dagen aftastende aanvallen op divisieniveau brak Zjoekov op 16 april voor dageraad met de vijf legers van zijn rechtervleugel uit het bruggenhoofd van Küstrin a/d Oder, 50 km ten oosten van Berlijn, en begon aan zijn laatste moeizaamste offensief, een pure slachting die 14 dagen zou duren...Slechts na 48 uur onophoudelijk stormlopen konden zijn overmachtige tanklegers met bloedige verliezen de Selowheuvelrug op de linker Oderoever veroveren en pas op 21/4 slaagden zij er in de noordoostelijke buitenwijken van de brandende Rijkshoofdstad te bereiken.
Wegens deze moeizame vorderingen van Zjoekov kreeg zijn concurrent Konjev, die zonder al te veel weerstand op 16/4 de smalle Neisse was overgeraakt, op 18/4 de toelating van Stalin om naar het noord-westen in de richting vanZuid-Berlijn door te stoten. Koniev trok in twee dagen om en achter de zuidflank van het Duitse 9.Leger heen - dat zich op bevel van Hitler nog steeds aan de Oder bezuiden Frankfurt vastklampte - en had deze strijdmacht volledig afgesneden toen hij op 22/4 oppermachtig het Teltowkanaal ten oosten van Potsdam bereikte.
Vanaf 20/4 openden ook de vijf legers van Rokossovski het ultieme offensief op de benedenloop van de Oder en konden na drie dagen van zware gevechten een stevig bruggenhoofd van 16 km op de linkeroever veroveren.
Eveneens op 20/4, toen in Berlijn "Führergeburtstag" gevierd werd met een treurige troependefilé, sloegen de eerste granaten van Zjoekovs langeafstands-kanonnen in op de groene Tiergarten. De stoffelijke schade door die inslagen was - op een paar dode dieren na - verwaarloosbaar, de morele echter catastrofaal. Die avond namen kort na de stafbespreking in de Führerbunker de hoogste nazi-bonzen en Hitlers naaste militaire medewerkers van het O.K.W en het O.K.H. maar al te graag afscheid van hun waanzinnig onberekenbare en bloeddorstige leider, die nu overal verraad vermoedde ,en kwistig doodsvonnissen uitsprak.
Als de bliksem verdwenen Dönitz, Himmler en C° naar Kiel in het noorden, en Göring met von Ribbentrop naar het zuidelijke Berchtesgaden om er respectievelijk de z.g. wisselcommandoposten A en B te gaan oprichten. "Voor het geval het Berlijnse Hoofd zou uitvallen..." heette het eufemistisch. In werkelijkheid had ieder voor zich het geheim besluit genomen zo vlug mogelijk contact te zoeken met de Westerse geallieerden. De aankomst uit München, een week voordien, van Hitlers geheime hartsvriendin - de bevallige ongekunstelde en kleinburgerlijke Eva Braun - had de Führer tot het vaste besluit gebracht in Berlijn te overwinnen of te sterven. Van zijn getrouwe kompanen konden enkel Goebbels en Bormann dezelfde loyauteit opbrengen als Eva Braun om "in deze moeilijke dagen het lot van de Führer te delen"...Er zwijgend onder verstaan :met hém onder het puin te sterven...Zij bleven, met ongeveer 500 stafleden en SS lijfwachten in de bunker onder de Rijkskanselarij achter.
Op 23/4 knepen Zjoekov en Koniev met een forse gecoördineerdetangbeweging langs de zuidrand van de stad de verbinding door tussen Berlijn en het 9.Leger, dat ondertussen tot op 40 km ten westen van de Oder was teruggeslagen. De volgende dag gaf Hitler dit nu ingesloten leger bevel om te keren, zijn verbinding met Berlijn te herstellen en zich bij haar verdedigers te voegen. Ook het 12.Leger, dat het Elbe-front hield tegen de Amerikanen, kreeg opdracht gedeeltelijk te keren om de omsingeling van het 9.Leger te helpen doorbreken. Vanuit Oraniënburg, ten noorden van Berlijn, bracht SS-generaal Steiner met zijn 3.SS Pz Korps eveneens op 24/4 moeizaam een weifelend tegenoffensief op gang om door te breken naar de hoofdstad.
Na vier dagen van zware gevechten liepen deze drie ontzettingspogingen echter op niets uit bij gebrek aan overtuiging, munitie en brandstof. Daar moesten zelfs de meest fanatieke aanvoerders zich bij neerleggen. Vanaf 28/4 lieten hun soldaten Berlijn en de Führer stikken en poogden enkel nog het vege lijf te redden door naar de Amerikaanse lijnen uit te breken. Van deze door de Russen uiteengeslagen troepen slaagde slechts 30% erin veilig over de Elbe bij de Anglo-amerikanen te geraken, van de met hen meevluchtende burgers geen tiende: die moesten trachten op eigen kracht over de stroom te komen, zonder hulp van de geallieerden. Duizenden verdronken...het leek wel een tweede editie van de ramp met de "Wilhelm Gustloff", een maand voordien.
Maar ik loop teveel vooruit ! Al deze catastrofes stonden onze geplaagde hoofdpersonen nog te wachten : en dat het op nauwelijks drie maanden tijd zo slecht zou aflopen ,daar durfden ze toen ,in maart '45 ,nog niet aan dénken !...
Leon dacht echt dat hij na de wanhopige gevechten voor het behoud van Petznick het zwaarste wel achter de rug had, maar dat was zonder de Russen gerekend. Die bleken helemaal niét opgezet met de Duitse inbraak in hun lijnen rond Arnswalde. Want nauwelijks hadden de SS-troepen op 17 februari met hun uitval de burgerbevolking en de lichtgewonden uit de stad kunnen evacueren of ze moesten reeds wijken voor de alles verpulverende beschietingen van de getergde Rus. In de nacht van 17 op 18 trokken de tanks van de 'Nordland' zich dan ook gedwongen weer terug uit de totaal verwoeste stad, met de zeer zwaar gehavende troepen van de Germaanse SS-divisies 'Langemarck' 'Wallonie', 'Danmark' en 'Nederland' in hun kielzog. Ze hadden dan wel ongeveer 7.000 burgers uit de klauwen van de Rode soldateska gered, maar bij dat grapje toch ongeveer het dubbele aan manschappen verloren, plus een kwart van hun tanks en zware wapens...
Nog gedurende achtenveertig zenuwslopende uren nà de Russische hérovering van Arnswalde bleef de dodelijke Rode vuurwals hen achtervolgen en dreef de Langemarckers sprongsgewijs terug naar de stellingen, van waaruit het fiere SS-leger op 15 februari zo onverschrokken aan het offensief was gestart. Eindelijk, op 20 februari leek de Rus zijn afstraffing van de Duitse overmoed langzaamaan welletjes te vinden en richtte zijn aandacht opnieuw naar zijn geplande doorbraak in de richting van de Oostzeekust.
Met groeiende opluchting merkte Leon in de loop van die gezegende dag dat zijn overburen hem éven op adem lieten komen. Vol blutsen en builen en gekraakt door het slaapgebrek van de laatste week, leek hij beetje bij beetje uit een vreselijke nachtmerrie te ontwaken. Met een ontluikend gevoel van veilige geborgenheid stelde hij vast dat hij nu met zijn ploeg in een soort portierswoning van een groot 'Junkershof' lag. En - heel verwonderlijk als hij de kaart van Pirijns mocht geloven - op nauwelijks een paar kilometer van de 'observatiepost' waar ze zich vorige week nog hun balg hadden volgestopt met opgelegde varkenskoteletten en pruimencompote...
Vorige week, zei je? Het leek eerder een eeuw geleden! En op die vijf-zes dagen waren ze, dankzij een ongekende verspilling van materiaal en mensenlevens, achtereenvolgens een twintig kilometer opgerukt en weer bloedig teruggedreven. Verdomme zeg, van een kostelijke fiasco gesproken! De kleine Anseeuw was onderwijl in het niets verdwenen, Van Temsche had kort daarop een scherf door zijn helm gekregen en was blind afgevoerd... Pirijns moest die twee uitvallers in de vlucht vervangen door een koppel verdwaalde en verdwaasde sturmgrenadieren van de uiteengeslagen 4.Kompanie. Van Nitsem en Philips heetten ze, en ze hadden nog nooit een '2cm-Fla' van dichtbij gezien...
Van de vijf pantserauto's die het peloton Penjaert vóór de start van het offensief naar Arnswalde bezat, schoten er nu nog drie over: die van de pelotons-commandant zélf, die van Leon en die van de tweede sectie. Die van de derde sectie had een voltreffer gekregen bij de bestorming van de Petznicker molen en was ontploft vlak voor Leon zijn ogen, terwijl de laatste de volgende morgen doorzeefd werd door een Katjusja-salvo toen ze als de bliksem terugtrokken uit dat vervloekte wespennest.
Oschaf Penjaert zei dat het met de àndere pelotons van de 'Kompanie Dillinger' al even erg was gesteld...wat inderdaad maar een magere troost was, moest hij toegeven. Enfin, voor het ogenblik leken ze hier op deze grote herenhoeve veilig te liggen en scheen voor de rest de oorlog aan hen voorbij te willen gaan. Werkelijk niks te vroeg, of Leon was er van de zenuwen onderdoor gezakt!
Al bij al nog een geluk dat hij nooit de tijd had gekregen om de bemanningen van de twee vernielde kanonnen , die nu plots uit zijn omgeving 'verdwenen' waren, écht te leren kennen. Onbekend is onbemind, moest hij maar gelaten overwegen...De verschillende 2cm rupswagens van het pelotonhadden tijdens de aanval op Petznick wel samen gemaneuvreerd en elkaar met hun vuur gedekt, maar met de mannen die er binnenin schuilden had hij nooit een vriendschappelijk contact gekregen. Met de kleine Anseeuw lag het wat pijnlijker: die maakte toch een beetje deel uit van zijn ploeg, ook al vond Leon hem van bij het begin wat te kinderachtig... Zéker geen gast waar hij zijn leven aan zou toevertrouwd hebben.
Terwijl Van Temsche, daarentegen, wél een waardevolle kameraad was gebleken...En nu blind voor de rest van zijn leven...
Ach, wat een verdomse miserie, hij mocht er niet aan denken! En waarom, in godsnaam?! Al die verhakkelde lijken die hij de laatste dagen had zien liggen: veel Russen, akkoord, maar ook héél veel mensen van bij óns, Scandinaven, Duitsers en Vlamingen dooréén! En waarschijnlijk ook nog een klad Walen en Nederlanders in de àndere sectoren van het front... En waarom?! Om die lamlendige burgers van Arnswalde uit hun huizen te gaan peuteren, die te lui of te laks waren geweest om op tijd te gaan lopen?! Merci zeg: je leven moeten riskeren voor zo'n bende koppige idioten: Leon had zich zijn inzet tegen het bolsjevisme een beetje zinvoller voorgesteld!
De imposante kasteelhoeve, waar 'Kompanie Dillinger' samen met een stootgroep Sturmgrenadieren nu in stelling lag, stond op de stafkaart van Pirijns vermeld als 'Gut Witzleberhof' en omvatte verschillende grote gebouwen. Vanuit de portierswoning aan de straatweg, waar Leon met zijn '2cm' hokte, liep een lange kaarsrechte oprijlaan van een 3 à 400 meter naar een binnenkoer waarvan het centrale wooncomplex zwaar beschadigd was. Duidelijk onbewoonbaar: dat zag je van ver. De adellijke eigenaars en een paar personeelsleden van het 'Gut' hadden zich waarschijnlijk om deze reden teruggetrokken in de portierswoning, waardoor er daar voor de bemanning van de '2cm' enkel nog plaats was in een aangebouwd schuurtje. Maar Leon hoorde je niet klagen: er lag hooi in overvloed om eens goed te maffen en met een roodgloeiende potkachel kregen ze het er zelfs wat te warm. Eten haalden ze bij de rijdende veldkeuken van de compagnie - in soldatenjargon kortweg 'Goulash-kanone' genoemd - die zich in de stallingen van het 'Kasteel' had geïnstalleerd. Stevige kost, dàt wel, maar vanaf de tweede dag aten de mannen van Pirijns toch liever mee van de gemeenschappelijke pot, gekookt door het volk van de portierswoning.
Dat volk vormde zacht gezegd maar een vreemd allegaartje! Leon merkte al vlug dat de z.g.'adellijke eigenaars' zich in feite beperkte tot een zeer oude wereldvreemde dame en haar kleindochter van een jaar of zeventien. Wat nuffig vrouwvolk, dat waarschijnlijk nog nooit van hun leven een poot had uitgestoken...Een forse Poolse meid, Tiana, zorgde voor hen.
Het landbouwbedrijf van 'Gut Witzleberhof' zélf werd tot voor kort gerund door een bejaard Duits boerenkoppel met een zestal knechten, allemaal Waalse krijgsgevangenen die er zich blijkbaar goed thuis voelden. Buiten het kokkerellen en wat werk in de keuken voerden die kerels voor het moment geen klop meer uit, maar dronken wél stevig door en stonden voor de rest in feite vol vertrouwen op hun Russische bevrijders te wachten... Om maar te zeggen dat ze die vier - Vlààmse nog wel! - SS-ers van de Langemarck hier onder hun dak véél liever zagen gààn dan komen...Leon, die graag iedereen te vriend hield, vond de latente vijandigheid van die mannen eerst wat genant. Maar gezien hij nu aan de kant van het 'Herenvolk' stond, kon dat geniepige Waalse onderkruipsel hem al vlug vierkant gestolen worden...
Hij interesseerde zich meer voor die 'Fräulein Ilse', de adellijke kleindochter, ook al zag hij haar die eerste dag van zijn inkwartiering maar zelden. De jonge juffer zat meestal bij de Boma op de kamers van het eerste verdiep en kwam enkel naar beneden om eens een luchtje te scheppen, buiten het zicht van haar oude grootmoeder stiekem een sigaretje te paffen of gewoon om van het gezanik boven af te zijn. Het viel Leon daarbij op dat zij nogal hautain tegen het boerenkoppel sprak, en tegen de Waalse knechten al helemaal niét. Die behoorden blijkbaar tot een andere wereld...Ein Unterweld.
's Anderendaags tegen de middag, na een heerlijke nachtrust, toen Leon juist onder de motorkap van zijn rupswagen wilde duiken voor een kleine afstelling, stond ze plots naast hem. Niet dat hij zich een aap schrok, maar het verraste hem wél, zo frêle en blond ze daar stond te huiveren onder haar geborduurde omslagdoek.
"Ha, das Fräulein! " was alles wat hij gegeneerd zo vlug kon bedenken. Maar zijzelf had blijkbaar helemaal geen moeite om haar gemoed te luchten. Vanaf haar eerste woorden merkte hij dat ze nogal dweepte met deze Vlaamse vrijwillige krijgers, die hun leven wilden geven om hààr kleine wereldje tegen het Rode Beest te beschermen. Ze noemde die Russen 'Besoffene Bestien' en sprak blijkbaar met kennis van zaken...
Leon dacht eerst dat ze zélf gedronken had, maar begreep al vlug dat de jongejuffrouw op het randje van een zenuwinzinking zweefde. Want terwijl hij met een vod omslachtig het vet van zijn handen wreef, ratelde ze onverpoosd voort. Hij kon uit die waterval opvangen dat zij hén Edele Witte Ridders vond. En als dusdanig weliswaar wat slonzig gekleed in hun groezelige sneeuwpakken, giechelde zij zenuwachtig. En zij moest zich ook zichtbaar geweld aandoen om niet over zijn pluizige stoppelbaard van een week te aaien! Maar voor de rest vond ze 'haar' Vlamingen échte manhaftige redders in de nood, die zich blijkbaar volledig ten dienste hadden gesteld van hun prinses Ilse. Of zoiets in dien aard, want ze sprak nogal jachtig en met een wat vreemd klinkend accent. Over de stank van zijn kleren zei ze voorlopig niks, maar twee nachten later, toen ze beiden over hun schroom heen waren, bekende ze hem op haar zolderkamer hijgend dat ze hem eerder lékker ruiken vond. Net zoals haar zwetende hengst 'Dorian' ,zei ze ,na een wilde rit door de heide van hun landgoed Zavarovski in Oost-Pruisen...Ja-watte! En dàt ,na hemzélf bovenop z'n schoot in een dolle liefdesrit te hebben afgereden ! Niet dat hij zich misbruikt voelde door de Freule ,of zo ,maar tóch GEbruikt ,en géén klein beetje !
Maar ik loop vooruit...
Toen Pirijns die eerste avond zijn ploeg indeelde voor de nacht en de alarmprocedure nog eens nadrukkelijk herhaald had ten behoeve van de twee nieuwelingen Van Nitsem en Philips, vermelde de schijnheilige Casanova Petré losjes zijn eerste 'touche' met 'de Juffrouw'...En kreeg meteen de wind op kop van de baas.
" Opgepast voor die contacten met de burgers, hé Leon! En zéker met de vrouwen! Het is al abnormaal dat die hier nog bij ons in de eerste lijn verblijven. Die hadden al lang op een 'Treck' naar het hinterland moeten zitten! Want als seffens de gevechten herpakken lopen die wijven fataal voor ons voeten en kunnen ze ons alleen maar tot last zijn. Zéker als het dan nog een nètte is, lijk die Fraulein Ilse ! "
Van Nitsem gniffelde: " En een zotte op de koop toe! Want bij dat kind zit er fameus een vijs los! "
Pirijns wees hem onmiddellijk terecht: " Ge zoudt voor minder uw zinnen verliezen, lijk dat zij de laatste maanden onder spanning moest leven en zware morele kloppen kreeg! Heeft ze u misschien haar rampen van het voorbije jaar nog niet verteld, Leon?"
"Hoe zou ze: ik versta maar de helft van wat ze zo ratelt?!...Aan u soms wél?"
"Neen, merci! Maar Ochaf Penjaert kwam daarmee af. Haar vader was Generaal Freiherr von Witzleberhof, divisiekommandeur aan het Oostfront en zoon van de gekende Veldmaarschalk. Hij werd nà de aanslag op de Führer in juli vorig jaar, juist lijk zijn vader, verdacht van ook in het moordcomplot te zitten. Maar vrienden verwittigden hem op tijd dat hij aangehouden zou worden. Hij heeft dan zijn beste uniform met al zijn medalles aangedaan, is rechtop het niemandsland vóór zijn frontlijn ingelopen en heeft zich daar, in het zicht van de Russen, koudweg door de kop geschoten. Zijn Poolse vrouw - de moeder van onze 'juffrouw' - was een zekere gravin Zavarovski of zoiets: die werd door de Gestapo uit haar kasteel in Oost-Pruisen geplukt en vloog recht naar het concentratiekamp. Een longontsteking , en na een week was het gedaan met madam...Het landgoed Zavarovski werd juist vóór de aankomst van de Russen op last van de Gauleiter plat gebrand, volgens de richtlijnen van de 'Politiek der Verbrande Aarde'. De boma, onze juffer Ilse en de meid Tiana konden met véél moeite een plaatsje op een treck naar het westen bevechten. Enfin, die drie zijn na twee maanden omzwervingen tot hier gesukkeld - hun familiaal 'Gut' - maar ge moet niet vragen hoé..."
" Ja-ja, " spotte Philips met een schunnig lachje: "En één van de Walen wist mij te vertellen dat de vrouwen beslist hebben van niet meer verder te vluchten: ze hebben er de buik van vol ! Wat er ook voorts nog gebeurt, ze zijn naar hiér gekomen om hier te blijven. En ook vroeg of laat hiér te sterven, zeggen ze. Dat is dus voor binnen een paar dagen! De krijgsgevangenen en het ànder personeel kregen van Ilse al de vrijheid en moeten zich verder van haar totaal niets aantrekken. Ze heeft enkel aan de achterblijvers gevraagd, als de Russen tot hiér zouden doorstoten, heel het 'Gut Witzleberhof' plat te branden en alle beesten te doden. Het is ook daarmee dat ons 'goulash-kanon' voor het ogenblik geen vlees tekort komt. Zo is heel die historie toch nog voor iéts goed..."
Ondanks deze verwittiging van de chef en de spot van zijn twee wapenbroeders, voelde Leon met zijn klompen aan dat hij niet aan zijn noodlot zou kunnen ontsnappen. En hij was eerlijk gezegd ook niet van plan daar veel moeite voor te doen. Als die arme Ilse werkelijk haar oog op hem had laten vallen, dan zou hij wel een lafaard zijn om haar nu in de steek te laten. Of een onnozelaar om haar af te stoten, indien ze zo'n verschrikkelijke behoefte had aan een sterke schouder. Om maar iets te noemen...
Ik ga heel de romance tussen de naïeve soldenier Leon Petré en de geëxalteerde freule Ilse von Witzdinges hier niet van naaldje tot draadje uit de doeken doen. Weet wel dat zij haar hunkering naar zijn 'schouder' voor het eerst serieus liet blijken gedurende zijn volgende wacht, nog dezelfde nacht nadat Pirijns zijn mannen voor haar had gewaarschuwd. Leon stond op de hooizolder van hun stal door het open dakvenster plichtsgetrouw naar buiten in de maanverlichte nacht te turen, toen hij haar achter zich hoorde aankomen. Hij schrok er niet van toen zij zwijgend haar arm onder de zijne haakte en zich met een trieste glimlach stevig tegen hem aanschurkte. Want dààr had hij in feite al heel de avond geniepig op gespeculeerd: wàt hij zou doen, als zij dàt deed, en wàt haar reactie dààrop dan weer zou zijn...Hij moest natuurlijk wél zorgen dat het héle scenario uiteindelijk op een ferme 'smak' zou uitdraaien. Minstens toch, hé...
Maar tijdens die eerste wacht merkte hij onmiddellijk dat zij haar éigen scenario al helemaal klaar had, en dat hij niets meer in de pap had te brokken. Er kwam geen woord bij te pas, maar vóór hij het wist zat haar ijskoude hand, onder dekking van een verontschuldigend en meelijwekkende glimlachje, al diep in zijn warme broekzak. Zelfs een beetje té diep, maar dat scheen haar allesbehalve af te schrikken. Toch minder dan Leon, die zich een beetje 'genomen' voelde ,om een kat een kat te noemen.... Het leek wel of in haar ogen de adel nog een soort 'droit de cuissage' op hun ondergeschikten kon uitoefenen, zo onbesuisd ging dat mens tekeer! En dat was nog geen achttien jaar!
Hij maakte haar in alle stilte wel wat schaapachtig diets dat hij voorlopig zijn volle aandacht aan de mogelijke vijand in het maanverlichte sneeuwlandschap moest wijden. En na nog wat trek- en duwwerk kon hij haar toch afschepen met de belofte haar direct na zijn wacht in haar 'Schlafstube' op te zoeken.
En aldus geschiedde, al was het maar van de rap-rap. Aan Philips, die hem op zijn uitkijkpost kwam aflossen, maakte hij wijs dat hij dringend in huis naar het toilet moest. En aangezien hun schuurtje tegen de portierswoning was aangebouwd, en er op hun zolder een lage deur rechtstreeks toegang gaf tot de eerste verdieping waar Ilse sliep, moet ik toch zeker geen tekening gaan maken, hé!
Bon, drie heerlijke nachten ging alles goed, ook al vond Philips zich op den duur moreel verplicht hem een soldatenremedie op te dringen tegen "'t vliegend schijt". Voor de rest scheen niemand iets van zijn romance te merken, vooral nu ook Ilse zich minder opdringerig gedroeg. Zij kwam nog éénmaal ter sprake, toen Pirijns liet uitschijnen dat zij, door al die rampen in haar familie, mentaal helemaal van de wijs was geraakt. Vroeger bleek zij in haar dorp in Oost-Pruisen een zeer voorbeeldige en overtuigde 'Führerin' geweest te zijn van de plaatselijke B.D.M.-afdeling (of voluit 'Bund der Deutsche Mädel', de vrouwelijke tegenpool van de mannelijke 'Hitlerjugend). Sportief en gedienstig, een écht voorbeeldig partijlid. Maar na de uitmoording van haar familie door de Gestapo had het kind haar vertrouwen in de Führer plots verloren en was volledig haar pedalen kwijt. Begrijpelijk ,ge zoudt voor minder hé !...Maar dus best niet teveel mee omgaan, waarschuwde Pirijns...
Op het front voor hun neus bleef het nog steeds onnatuurlijk rustig wat hen ruim de tijd gaf zich voor te bereiden op de slag die toch één dezer dagen móést losbarsten. De twee 'rekruten' Van Nitsem en Philips maakten zich in ijltempo vertrouwd met hun 2cm kanon, doch zónder een schot te lossen, uit angst een slapende hond wakker te maken. De pantserauto werd volgestouwd met eten plus een flinke reserve brandstof en munitie. Leon zorgde dat het mechanische deel van de rupswagen flink gesmeerd liep en de motor aansloeg op een kwart toer. Maar daarmee kon hij natuurlijk zijn dagen niet vullen en viel toen maar terug op het dagdromen over zijn nieuwe liefde en het bij-pennen van zijn dagboek.Gaandeweg kreeg de muze hem goed te pakken, en vond hij dat het boekenschrijven in feite fel overroepen werd...
Vervelend dat juist dié nacht een Russisch vliegtuig één bommetje vlak naast de portierswoning liet vallen. Veel stof, en een paar ruiten gebroken. Plus één van de Walen dood, omdat deze juist buiten tegen de getroffenmuur stond te wateren. En vooral vervelend voor Leon, die nà de ontploffing helemaal als laatste op het plotse alarm-appèl van een slechtgemutste Pirijns verscheen in een zéér losse tenue. Want de Uschaf leek het excuus van de diarree maar moeilijk te kunnen slikken. En voor zijn straf mocht Leon zich 's anderendaags volledig de begrafenis van die stomme Waalse Manneken-Pis aantrekken.
Enfin, het was zijn eerste keer en hij probeerde er een zeker cachet aan te geven. De Walen liet hij achter de schuur en buiten het zicht van de Russen in de hard bevroren grond een diep graf delven waarmee ze met vier man wel een paar uur zoet waren. De vijfde maakte een mooi kruis en brandde er met een gloeiende priem de naam en data in: "Maes J.E. Caporal 3Rgt. Art. 14.6.1919 - 24.4.1945". En tegen de avond liet hij iedereen, vriend of vijand plus de burgers, opdraven om de geïmproviseerde teraardebestelling-met-militaire-eer bij te wonen. Hij kreeg Pirijns zelfs zover om de Langemarckers een eresalvo te laten afvuren, wat een 'verbaasd' telefoontje van Oschaf Penjaert uitlokte. Om het helemaal officieel te maken wilde hij het overlijden nog laten noteren in het velddagboek, maar dàt ging Pirijns een beetje te ver.
Nadien wist hij een tijdje niet goed wat hij met al de persoonlijke papieren van die gast moest aanvangen, en borg ze dan maar voorlopig in zijn ransel. Maar met die plechtigheid verwierf hij wél de erkentelijkheid van de Walen én het respect van Ilse, die blijkbaar zijn vakmanschap als begrafenisondernemer erg op prijs stelde. Hij zou vlug begrijpen waarom.
De langdurige kalmte in hun frontsector begon iedereen wat irreëel voor te komen, temeer dat ze helemaal in de verte aan het kanongebulder merkten dat het Russisch offensief in de richting van de Oostzeekust nog op volle toeren draaide. Vroeg of laat moesten die Rooien zich toch realiseren dat ze, door naar het noorden op te rukken, hun linkerflank gevaarlijk bloot stelden, en daar iets aan doen. Dat 'iets' betekende dan onvermijdelijk dat ze de 'Langemarck' en consoorten met heel hun hebben en houden 50 Km achteruit tot over de Oder zouden drijven. En iedereen begreep ook dat ze niet bij machte waren om daar iets zinnigs tegen te ondernemen. De vraag was enkel wannéér hun overburen zouden wakker schieten, en hoe zijzelf zonder al te veel kleerscheuren tot achter de natuurlijke barrière van de Oderdelta zouden kunnen terugtrekken.
Zelfs Ilse scheen de hopeloze toestand van het eigen afweerfront duidelijk in te schatten, want de nacht nà de begrafenis vroeg ze hem fluisterend hoe lang hij volgens hém nog dacht op 'Gut Witzleberhof' te kunnen blijven.
De vraag overviel hem zozeer dat hij als versteend bleef zwijgen. Er zich met een pirouette spottend vanaf maken kwam al hélemaal niet in hem op. Toen zij verwonderd haar vraag wat dwingender herhaalde, antwoordde hij stomweg naar waarheid: " Nog een dag of twee... drie op z'n best... maar dat hangt niet van óns af..."
Ze incasseerde zwijgend, maar flapte er toen ijskoud uit: " Dan hebben we nog twee dagen te leven."
Hij schrok zich een aap: " Wat?! Hoe bedoel je?!" Hij rechtte zich op zijn elleboog: " Dat meen je niet! "
" Maar het is toch duidelijk: als hun aanval begint zullen jullie hen niet kunnen tegenhouden, of hoogstens twee-drie uur. En aangezien ik geen tweede maal in mijn leven het familiaal landgoed door die beesten overweldigd wil zien en anderzijds ook mijn huis niet voor hén wil verlaten of wéér op de vlucht wil slaan, zie ik maar één oplossing. Als zij komen, stap ik eruit. Ik heb ruim pillen genoeg "für mich und die Frau Oma"...Als de Russische aanval begint nemen wij die in, en zohaast wij slapen moet jij ons door het hart schieten en het hele huis in brand steken. Voor deze eretaak heb ik je van bij het begin uitverkoren, Leo mijn sterke leeuw, mijn Witte Ridder! " Ze lachte hem zowaar nog vriendelijk toe ook!
Met groeiende ontzetting had hij haar uitleg gevolgd en even stond hij met zijn mond vol tanden. Maar toen haalde het afgrijzen de bovenhand: " Ik, jou doodschieten zeg je?! Ben je nu helemaal zot geworden?"
" Neen, ik hoop lang genoeg bij mijn zinnen te blijven om zéker te zijn dat alles vlot verloopt. En van écht doodschieten is geen sprake, want wij zullen normaal al dood zijn als jij een uur of twee nà de pillen passeert. Jij moet er enkel voor zorgen dat het opzet niet mislukt, moesten per ongeluk de pillen onvoldoende giftig zijn... Want tegenwoordig verkopen ze voor die 'uitstap' allerlei rommel...Daarom heb ik voor alle zekerheid de mijne eerst getest op Krausi, mijn jachthond: tien van die pillen in zijn etensbak, en een uur later was hij naar het walhalla vertrokken, zonder problemen.
Zonder problemen, zei die koele kikker! Voor Leon was in elk geval de lol er ver af, en dat vond hij wél een probleem. De eerstvolgende nacht met haar geraakte hij maar moeilijk over de top. Maar ze scheen er alle begrip voor te hebben en moedigde hem stevig aan, wat hem zéér verwonderde voor een meisje van haar stand en leeftijd. Maar enfin, hij kon er maar goed mee zijn.En de laatste keer wilde hij zich juist uitkleden toen Philips plots op de tussendeur bonkte met een gesist "Leon, rap! Ze gaan komen! "
En inderdaad: daar kwamen de eerste zware Russische salvo's al fluitend over, om ergens halverwege de rechte oprijlaan krakend in te slaan.
" Verdomme Ilse, 't is voor ons! " riep hij gehaast: "Schnell-schnell zum Keller! "
Het énige beeld dat hij zich later van haar herinnerde was haar witte gezicht, en de grote opengesperde ogen, gloeiend van het kaarslicht.
De duivelse beschieting duurde drie uur, maar halverwege kreeg het huis al een voltreffer en vloog het in lichterlaaie. Even werd de rupswagen in het schuurtje geblokkeerd door het neerstortend puin, maar Leon kon door voor- en achteruit te wrikken zijn voertuig toch nog rap bevrijden. Pirijns wees een nieuwe stelling aan in de hoek van de tuinmuur, buiten het zicht van de portierswoning.
Maar toen Leon even later het brandende huis achter zich hoorde instorten, leek het hem of ook een heel pand van zijn jonge leven daarmee wegviel.
Enfin ,Freule Ilse had duidelijk gekregen wat zij wilde...
Oberscharführer Penjaert had hen verwittigd: als ze nog iéts wilden leren om hun vel met een beetje kans op slagen te verdedigen, dan moest het vandààg gebeuren. Vannacht zouden ze hun plaats in de eerste lijn aan het front innemen, en wie dàn nog zijn lesje niet had geleerd was onherroepelijk een vogel voor de kat.
"Want", zei hij zonder veel franje: "de Russen die wij nù op ons dak gaan krijgen kennen hùn lesje des te beter! Ze hebben normaal al maanden frontervaring en zijn drie-vier keer sterker als wij. Zij hebben kanonnen en munitie zàt: dat zult ge rap gewaar worden, lijk die mannen dat in 't wilde weg over heel het front uitkappen! Zonder zich daarbij iets aan te trekken of ze iets treffen of niet. En wees gerust: ze treffen niet veel! Terwijl wij doelgericht gaan schieten, schot per schot en allemaal in de roos, goed verstaan!? Want wij moéten en zùllen ze tegenhouden en wel voor twee redenen: wij verdedigen onze eigen bodem, onze eigen heemsteden, ons eigen volk. Wij hebben daar àlles voor over. Alles! En ten tweede: zij vechten in den vreemde en worden er niet beter van als ze nu dat dorp veroveren of niét. Het énige wat voor hen telt is die laatste maanden van de oorlog zonder vodden dóór te komen. Ze zullen géén risico's nemen: ge gaat dat zien. Zodra ze écht onder ons vuur komen te liggen, stuiven ze uiteen lijk bange hazen! Zorg dus dat ze het niét overleven !"
Vooral de chauffeurs had hij de laatste dagen tot in den treure ingeprent dat het van hén afhing of het kanon en de bemanning de slag overleefden of niet. Leon had al uit de verhalen van Joseph begrepen dat de '2cm Fla op rupswagen' ontworpen was als aanvalswapen, zéér beweeglijk en vuurkrachtig, bedoeld op de vijand met een paar snelle charges uiteen te slaan en bij de moordende achtervolging al de wegvluchtende groepjes te vernietigen.
"Lijk de Zwarte Ridder in de beroemde slag der gulden sporen! " spotte 'Ochaf' (verkort van Oberscharführer) Penjaert: "Van bij ons begin in Rusland - dik drie jaar geleden - was deze onverschrokken edelman ons lichtend voorbeeld... Maar tot mijn spijt moet ik bekennen dat ondertussen de krijgskansen gekeerd zijn en we nu in de verdediging gedwongen werden. En van een chargerende Zwarte Ridder zijn we gedegradeerd tot de rol van een sluipmoordenaar, die vanachter een hoek met één schot plots zijn slachtoffer neerknalt en rap weer wegduikt. Da's minder spectaculair, maar 't spaart aan onze kant wel heel wat levens en munitie !"
Want door de munitieschaarste was het snel toeslaan en weer wegduiken tussen vooraf gekozen stellingen hun énige kans op overleven, en of dat zou lukken hing énkel af van een soepel draaiende motor en een koelbloedige chauffeur. Ze waren dus verwittigd...
Bij valavond, in volle sneeuwstorm, verlieten ze het stadje Stargard om tegen middernacht, twintig kilometer meer naar het oosten, in stelling te gaan rond het gehucht Zadelow. Onderweg kreeg Leon weinig gelegenheid om de rest van de kanonbemanning te leren kennen, want hij had al zijn aandacht nodig om zijn pantservoertuig, tussen de sneeuwvlagen door en dicht aangesloten tegen zijn voorganger, aan tien per uur min of meer op de baan te houden. Zijn enige richtpunt was de rode plaatverlichting onder de laadbak van de munitiecamion vóór hem. Alle koplampen in de colonnewaren afgedimd, ook die van de tegenliggers, zodat het steeds even schrikken was als plots zo'n gevaarte uit het duister op je af leek te stormen. Het waren meestal zware zestonners die zogenaamd leeg terugkwamen van de nachtelijke frontbevoorrading, maar dikwijls een lift gaven naar het veilige hinterland aan kleine groepjes vluchtelingen-van-het-laatste-uur. Ook af en toe een ambulance...enfin, nogal véél ambulances vond Leon...Bezijden de weg doken ook regelmatig schimmige kampementen op van een paar bijeen schuilende huifkarren:boerentreks die énkel overdag hun vlucht naar het westen mochten voortzetten en bij valavond door het frontverkeer meedogenloos van de baan werden gereden.
In het centrum van Zadelov brandde de kerktoren als een toorts boven het geruïneerde dorpsplein waar Leon al aardig wat voetvolk van de 'Langemarck' zag lopen. Maar iets buiten deze lichtkring leek de nacht nog zwarter. Het front moest nu wel vlakbij zijn, afgaand op een eenzaam MG-salvo of een sissende wazige lichtkogel die af en toe de beangstigende stilte verscheurde. Maar met kanonnen of mortieren werd er godzijdank nog niet geschoten. Een paar uur lang zochten ze zenuwachtig - eerst voor héél de colonne Fla-2cm pantserwagens, maar uiteindelijk elk voor zijn eigen voertuig - in het donker een geschikte stelling aan de rand van het dorp. Maar aangezien ze geen flauw benul hadden wààr de Rus ergens kon zitten of uit welke richting hij zou kunnen aanvallen, vond Leon dat voortdurend maneuvreren met zijn pantserwagen in het pikkedonker van links naar rechts - 'Stellungwechsel' heette dat in het Duits - vlakaf zinloos.
Gelukkig brak er tegen de morgen brand uit op een hoeve vlakbij: waarschijnlijk aangestoken door de boer zélf, die tot het laatste ogenblik gehoopt had dat de Rus nooit zover zou doorstoten. Ochaf Penjaert stuurde er de Fla-2cm van Leon op af, samen met een kleine verkenningspatrouille om in het hof een vooruitgeschoven observatiepost in te richten. Het eerste wat ze er 'observeerden' was de goedgevulde proviandkast en een druk bevolkt hoenderhok waar heel de groep zich nog dagenlang aan zou volvreten.
Tot nu toe had Leon zich, samen met zijn naaste kameraden, willoos laten meedrijven, dàn naar hier, dàn naar daar, al naar gelang mannen met sterren en strepen of énkel met een grote bek hen een nieuwe verplaatsing opdrongen. Het leek wel of het steeds naderend trommelvuur van de Rus zijn denkvermogen had uitgeschakeld en hem in de beangstigende chaos van het komende gevecht als een kieken zonder kop zou verzwelgen.
Maar op de vooruitgeschoven observatiepost van het half afgebrande boerenhof trok langzaam de mist rond zijn hoofd op en daalde een vreemde rust over hem neer. In de velden rondom wees zijn stukoverste de schutter met luide stem op verschillende afstanden vaste merkpunten aan die een passende naam kregen, zoals 'vier dennen op 650 meter' of 'schuur op 1100 meter'. Dit gaf hem eindelijk, mede door de twee wegels die in de verte het besneeuwde landschap doorkruisten, een veiliger houvast in deze wattige wereld rondom. Langzaam kreeg hij ook wat meer inzicht over de plaats van zijn onbenullig persoontje tussen de stellingen van zijn buren in de nauwelijks zichtbare frontlijn van de machtige SS Sturmgrenadier Division 'Langemarck'. Een hele geruststelling: hij voelde zich op hun observatiepost al wat minder van god verlaten...
Op zijn eigen 2cm Fla pantserwagen zaten ze met vier man: hijzelf als chauffeur, de stukoverste Ucha (Unterscharführer of sergeant) Pirijns en nog twee schachten. Pirijns was een rosse Gentenaar die - zoals broer Joseph - de vlucht uit de Oekraïne had overleefd en dus al voor hetere vuren had gestaan. De schutter heette Omer Van Temsche, een kalme Aalstenaar van tegen de dertig, ancien van de Vlaamse Wacht en oud-artilleur van het Belgisch leger. Op eerste zicht iemand die wel zijn mannetje zou staan. Probleem was de lader, Anseeuw, een bleek ventje van zeventien uit het Antwerpse die met zijn gekwebbel blijkbaar de angst voor de toekomst wilde verdrijven en daarmee iedereen aardig op de zenuwen werkte...Veel tijd had dit viermanschap nog niet gehad om op elkaar ingespeeld te geraken, maar Leon kon er enkel het beste van hopen.
Ook op hun plaats in de militaire piramide van de Div. 'Langemarck' kreeg hij nu al een wat klaardere kijk. Buiten henzelf ,waren er in het Eerste Peloton van Oschaf Penjaert nóg drie àndere 2cm-bemanningen en een drietonner voor de munitietransport: samen een dertig man, maar daar kende Leon nog niemand van. Evenmin als van het Tweede of het Derde peloton "2cm", die een heel eind verderop lagen. Wél wist hij dat deze twaalf 2cm-kanonnen-op-rups samen met nog wat steungroepen voor eten, munitie en medische verzorging de 'Kompanie Dillinger' vormden, zo genoemd naar hun wat afstandelijke commandant, Untersturmführer Dillinger. Overigens een brave bekwame officier, naar het scheen, wat niet gezegd kon worden van zijn Sergeant-majoor Lange, die niet de minste moeite deed om zijn reputatie van pestkop ook maar een béétje af te zwakken...En zich schijnbaar niéts herinnerde van dat valse "Fliegeralarm" dat Leon vier maanden geleden een gebroken enkel had opgeleverd...
Het had éven geduurd voor Leon door had dat hij niet naar de pijpen van iédere overste hoefde te dansen, en voor veel vreemde inmengingen gewoon onder de paraplu van zijn bazen Pirijns of Penjaert kon schuilen. Door al die vreemde windhanen met hun wispelturige bemoeizucht naar zijn eigen oversten te verwijzen kon hij op den duur ook veel stress afschudden. Wat zijn soldatenleven al stukken draaglijker maakte.
Heel de verdere dag was het op hun observatiepost tamelijk rustig gebleven. Tijdens de grijze dageraad had het er nochtans spannend uitgezien. De zwaar gehavende troepen van de Wehrmacht uit de eerste lijn, die nog een paar kilometer vóór de 'Langemarck' uit een brandend dorp hadden gehouden, werden door een afgrijselijk Russisch trommelvuur uit hun laatste stellingen verdreven. In talloze groepjes van vier-vijf man kwamen ze, volledig verwilderd en velen gewond, over de besneeuwde velden naar de nieuwe frontlijn van de SS-divisies toe gestrompeld. Omdat die mannen wegens de z.g. 'tranché-ziekte' - half waanzinnig van stress - als soldaat toch geen cent meer waard waren, werden ze door de 'Langemarck' gewoon opgevangen en zo vlug mogelijk naar achter gestuurd, kwestie van het eigen moreel niet te besmetten.
Iedereen op Leons observatiepost zat nu wel in hoogste alarm en versteven van de schrik op de stormloop van de Rus te wachten en op de verpletterende granaatregen die daaraan zou vooraf gaan...Maar buiten een paar verspreide inslagen langs heel de sector van de 'Kompanie Dillinger' viel er geen enkele Rooie te bespeuren. Wel werd er in de verte zwaar gebatterd, op misschien een tien-vijftien kilometer meer naar het oosten, een ferm stuk àchter de einder. Maar hiér: niks...De héle dag niks...
Tegen de avond kwam Ochaf Penjaert even kijken hoe ze het stelden en bracht meteen ook de oplossing voor het enigma van deze plotse frontstilte hiér en het kabaal dààr in de verte. De Rus had blijkbaar zijn offensief negentig graden gezwenkt naar rechts en trachtte nu door te stoten naar het noorden, richting de kust van de Baltische zee, in plaats van de "Langemarck-en-C°" verder naar het westen over de Oder te drijven. Voorlopig zaten ze hier dus veilig en konden qua waakzaamheid terugvallen op 50 % rust. Uit dank voor dit goede nieuws gaf Uschaf Pirijns zijn baas een grote weckpot opgelegde varkenskoteletten mee uit hun geheime rijke schatkamer.
Als tegengebaar stuurde Penjaert hen een loper met een bak fluitjesbier en toen kon het feest beginnen. Schutter Omer Van Temsche had niet veel moeite om de stoof in de keuken van het boerenhof aan de praat te krijgen en ontpopte zich als een prima chef-kok met twee andere potten koteletten en nog wat opgelegde pruimen. Pirijns had nadien wel wat moeite om zijn volgevreten bemanning terug in het gareel en op de wachtrol van hun observatiepost te krijgen, want voor vannacht verwachtte hij op z'n minst een sterke verkenningspatrouille van de nieuwe overburen.
Maar alles bleef rustig. Buiten af en toe wat sissende lichtkogels en in de verte soms een M.G.-salvo ,kon Leon, op zijn twee kalme wachtbeurten van tien tot elf en van twee tot drie, niet klagen van zijn eerste nacht aan het front. Temeer dat hij tussendoor kon slapen als een roos op één van de drie matrassen die de kleine Anseeuw naar het kleine schuurtje had gesleept, vlak naast de stelling van hun '2cm'rupswagen.
Het soldatenleven was al bij al zo slecht nog niet...
Die indruk werd nog versterkt toen Van Temsche hen de volgende middag op gebraden kip trakteerde. Hij was de hele morgen zoet geweest met het pluimen van de slachtoffers en zijn 'Tarnjacke' of camouflagevest kleefde van boven tot onder vol witte dons.
"Gij kunt ginder bij de vier dennen al rechtop in 't veld gaan staan als vooruitgeschoven verkenner! " gekte Oschaf Pirijns: " De Rus gaat u zekers voor een sneeuwvent pakken! "
Maar de Rus 'pakte' juist niks. Hij scheen alle interesse voor de 'Langemarck' verloren te hebben, maar zich zoals gisteren volledig en met veel gedruis ver achter de einder toe te leggen op zijn doorbraak naar de Oostzee. Heimelijk hoopte Leon dat het de Rus daar op de lange duur ook zou lukken, zodat hijzelf op deze herenhoeve verder zijn vredig dikke-luizen-leventje mocht slijten...
Want dat hadden ze al flink voor mekaar. Uschaf Pirijns speelde de kleine Napoleon, nu Ochaf Penjaert hem door een veldtelefoonlijn met zijn eigen gevechtsstand had verbonden. Ieder uur belde hij correct zijn melding dat er niets te melden viel en vulde de tussentijd met het nauwkeurig afspeuren door de verrekijker van de mistige einder. Van Temsche kwam nog maar zelden uit de keuken en had de kleine Anseeuw met goed gevolg tot hulpkok bevorderd. Leon had niets anders te doen dan ieder uur de motor van zijn rupswagen even te starten en de rest van de onbeschadigde bijgebouwen grondig te doorzoeken. Of naar de voortrollende donder in de verte te luisteren en - staande naast Pirijns - commentaar te geven op het mistige landschap vóór de vermoedelijke vijandelijke linies. Erg spannend kon hij dat allemaal niet vinden, om niet te zeggen dat hij zich bijna dood verveelde...
Tot het bij hem doordrong dat Pirijns er een soort velddagboek op nahield waarin deze alle gebeurtenissen (of het ontbreken daaraan) nauwkeurig bijhield. Plots dacht hij aan het schijfboek met ruitjespapier en de vier anilinepotloden die Françoise De Bens hem bij het afscheid cado had gedaan...Zou hij dat ook niet kunnen, zo'n dagboek houden? Waarom ook niét?...Want als hij later een brief wilde schrijven kon hij toch makkelijker uit deze nota's putten dan zich blauw te moeten peinzen om een blad gevuld te krijgen. Okee, morgen eerste werk!
Maar dat plannetje viel in 't water. Want even na middernacht kregen ze bevel zich klaar te maken om binnen het uur op te rukken. Op te rukken??!...Naar vóór dus?...Naar de Russen toe? De schrik sloeg om z'n hart. Maar veel tijd om te 'raisonieren' kreeg hij niet, want àchter hun stelling groeide reeds het golvend gebrom van minstens een honderdtal motoren.
" Tigerpantser! " zei Pirijns kort, en die had er al héél veel ondervinding mee: " De Skandinaafse SS-Pantser-division 'Nordland' zal van achter ons front als een pijl door onze lijnen naar de Russen stormen, en wij van de Langemarck moeten in hun zog mee om de flanken van de diepe doorbraak te beveiligen. Eerste doel voor vandaag is - op een twintig kilometer naar het zuid-oosten - de stad Arnswalde en omliggende te heroveren, en de burgerbevolking die daar nog zit opgesloten te bevrijden uit de klauwen van dat Rood Gespuis! " Dat Rood Gespuis zei hij nadrukkelijk met hoofdletters!
" En nadien, morgen en overmorgen?" vroeg de jonge Anseeuw gretig: "Op naar Moskou?!"
Maar Pirijns snauwde hem bestraffend toe: " Zwijgt, vent! Een soldaat op ons niveau mag nooit meer dan één uur vooruit denken! Méér brengt ongeluk! ...Maar laadt toch maar rap nog een dozijn weckpotten in! " zei hij vergoelijkend: "En terwijl ge bezig zijt wringt al gauw een paar kiekens de nek om! Weinig kans dat we de eerste week nog ne keer zo met ons gat in de boter gaan vallen..."
En inderdaad, in een paar uur tijd donderden ze die nacht van de hemel in de hel. De doorbraak zélf verliep weliswaar vlotjes: door het schrappen van het voorspel - onder de vorm van het gebruikelijke urenlange trommelvuur - verraste het SS-offensief de Russische grondtroepen totaal. Waarschijnlijk hadden de Sovjetstrategen door hun offensief richting kust slechts een zwakke flankbescherming in de streek van Arnswalde achtergelaten. De twee SS-divisies Nordland en Langemarck konden dan ook zonder veel moeite deze derderangstroepen oprollen en doorstoten tot de stad zélf, die op 16 februari effectief bevrijd werd. Onder de beschermende klok van een oorverdovend Duitse artilleriebarrage vluchtte de geteisterde bevolking als gek naar het bevriende achterland. Hun eerste kennismaking met het Rode Leger had ruimschoots volstaan om van deze miraculeuze bevrijding te profiteren en hals over kop de benen te nemen. Want ook al werd dit SS-offensief door de Duitse propaganda met veel bazuingeschal de hemel in geprezen, toch was eenieder er heimelijk van overtuigd dat het mooie sprookje niet lang zou duren.
En inderdaad, nog de eerste nacht begonnen de Sovjets zich te herpakken met een reeks, weliswaar zwakke, grondaanvallen in de flanken van de SS-doorbraak. Flanken, zoals gezegd, die beveiligd moesten worden door de Langemarck...
Maar dat wil zeggen dat élke stelling, élk huis en élk dorp op deze flank ook eerst door de Vlamingen op de Rus moesten worden veroverd. En dan is 'beveiligd' een té mooi woord voor de bloedige slachtpartij en de orgie van geweld waarin Leon toen werd meegesleurd. Achtenveertig uren aan één stuk met zijn rups kris-kras door de besneeuwde velden, tussen zwarte opspuitende slijkfonteinen van inslaande katjousja-raketten, het helse kabaal ,telkens Van Temsche met zijn snelvuurkanon een doel bestookte of zijzelf getroffen werden door een M.G.salvo op hun stalen doodskist. Maar ook zónder de oorverdovende keet van het gevecht was hun pantserauto een verschrikkelijk lawaaierige bak waarin je altijd moest schreeuwen of op elkaars helm kloppen om gehoord te worden. Leon verloor er elk besef van tijd bij: rijden, schieten, eten en slapen, het werd allemaal één soep. Ook elk benul van richting en ruimte ging hopeloos verloren. Vanaf het vertrek uit hun observatiepost zag Leon van op zijn chauffeursstoel door de spleet in de pantserklep bij daglicht vóór zich enkel een smalle streep van de buitenwereld, en 's nachts helemaal niets! Dan volgde hij blindelings en met wisselend succes de geblafte aanwijzingen van Pirijns en zijn corrigerende vloeken als het mis liep. En bij hun nachtelijk vertrek uit Zadelow liep het, zacht uitgedrukt, nogal dikwijls mis...
Maar al bij al, gedurende twee dagen rukte Langemarck vooruit. Leon herinnerde zich nadien vaag de namen van de uitgebrande dorpen waar zij slag leverden: Schwanebeck en Güntersberg, maar vooral Reichenbach, waar zij de eerste nacht, die van 16 februari, in een stevige hoeve even mochten uitblazen.De schuur stond in lichtelaaie waardoor alle verdachte bewegingen in de omliggende landerijen goed in 't oog konden gehouden worden. Maar de Rus was ook niet gek en hield zich koest.
Op het fornuis in die keuken stonden nog twee soldatengamellen te pruttelen van de vorige squatter die overhaast de benen had moeten nemen. Die Russische kost rook eerder vreemd en Van Temsche zwierde voor alle zekerheid heel het zooitje buiten op de mesthoop: zij waren béter gewend! Met de opgelegde varkenskoteletten van onze vorige gastheer stoofde hij in een wip en een knip een persoonlijk goulashrecept klaar waar veel volk verlekkerd naar kwam kijken! Althans toch een koppel sturmgrenadieren die in een bijgebouw kwartier hadden gemaakt en uit pure compassie van de chefkok de overschot kregen en de ketel mochten uitlikken.
Na het eten trok kok Van Temsche op rooftocht door het gebouw om zijn voorraad aan te vullen. Verloren moeite, want wat de Russen niet opgekregen hadden, was ondertussen proper 'opgekuist' geworden door het peloton sturmgrenadieren van de Langemarck, die voor de nacht ook op de hoeve was komen schuilen. Na een kwartier kwam hij al terug naar de keuken, helemaal bleek weggetrokken. In de kelder was hij op een oude bompa met zijn kleinzoon gevallen, beiden door de borst geschoten, dood. In de ruimte daarachter lagen de bebloede lijken van twee verkrachte vrouwen waar duidelijk een hele sectie Russen over was 'gepasseerd'...
Een paar van de waarschijnlijke daders vonden ze de volgende morgen toen ze opbraken om de aanval te hervatten. Naast een keet in de kale boomgaard stond een stukgeschoten 'Rats-boem', een Russisch anti-tankkanon dat ze zo noemden wegens de typische vuurklank. In de sneeuw er naast lagen de bevroren lijken van twee bemanningsleden en het bebloede been van een derde. Er was dus nog gerechtigheid...Of toch reen beetje...
Vandaag werden ze verondersteld het dorp Petznick te veroveren, waarvan ze in de verte de windmolen zagen branden, en het een paar dagen te houden. Ze rukten in de vroege morgen ordelijk op volgens het boekje, netjes in lijn met twee compagnies sturmgrenadieren en gesteund door wat mortieren en anti-tankkanonnen. Maar van bij het begin lagen ze volop in de artilleriebarrage van de Russen en dan was het gedaan met lachen. Het hels gehuil en de massale inslagen van de katjoesja-raketten ontnam de grenadiers elke moed, en iedereen trachtte door zo diep mogelijk tussen de kleikluiten te kruipen zijn eigen hachje te redden. Slechts met de meeste moeite kon het kader die gasten af en toe nog tot een sprong van twintig meter bewegen, maar dan was het weer voor lang gedaan. Vooral als hier en daar een onderofficier uitviel, gekwetst of érger, geraakte zo'n aanvalssectie nog moeilijk in beweging. Voor zover Leon in zijn rammelende doodskist de slachting buiten kon volgen zag het er nog érger uit dan bij zijn eigen vuurdoop, gisteren. Maar dàt leek al een eeuwigheid geleden...
Pas tegen de middag bereikten ze met veel verliezen de eerste huizen van Petznick, en tegen de avond geraakten ze tot op het dorpsplein. Toen was het liedje uit. De munitie was op en het voetvolk uitgeput. Iedereen richtte zich in voor de nacht op de plaats waar hij toevallig lag, goed wetend dat de Rus ieder ogenblik een tegenaanval kon lanceren...Maar die bleef uit.
Tegen middernacht stuurde Pirijns de kleine Anseeuw naar achter om de camion met de 2cm-munitie aan te porren opnieuw hun voorraad te komen aanvullen. Ze hebben de jongen nooit meer teruggezien.
Na het avondeten herlas Leon voor de derde maal de brief van Phil met het relaas over de dagenlange opsluiting van Joseph in de kelder van het ingestorte flatgebouwtje.
" Ik dacht serieus dat ik hem kwijt was." schreef ze: " Maar doden herrijzen soms ,en nu hij er levend is uitgeraakt, spreken ze van zijn tweede been af te zetten wegens mogelijk koudvuur. Wat we dàn moeten gaan doen, weet ik ook niet meer..." Volgde dan een opsomming van alle grote en kleine rampen die uit deze amputatie zouden kunnen voortspruiten: zo te zien inderdaad niet erg bemoedigend. Leon begreep er in elk geval uit dat Phil moreel compleet aan de grond zat. Maar wat kon híj daar in godsnaam aan verhelpen! Binnen de week konden de Russen hemzelf misschien aan flarden schieten: was dàt dan soms een vooruitzicht om te staan jodelen?!
Maar wat hem nog het meest intrigeerde waren die persoonlijke hints zoals 'gij zult mij wel begrijpen' en 'als gij hier geweest waart zouden we deze moeilijkheden vlug overwonnen hebben, terwijl ik nu, als vrouw alleen...' Het klonk een beetje als dat gefleem van de hulpeloze Hélène, destijds in het vluchtelingenkamp 'Adlershorst', met haar opvoering van het sprookje 'Het Kleine Meisje en de Sterke Beer'...Hij was er toén ingelopen als een naïeve koorknaap en buiten gekomen met een ferme druiper! Geen tweede keer hé vadertje! Hij had de laatste maanden wél één en ànder bijgeleerd op gebied van vrouwenstreken!
En als klap op de vuurpijl schreef ze in de laatste paragraaf: " Als ge mij persoonlijk wilt antwoorden, met de zekerheid dat Joseph uw brief niet zal lezen, adresseer hem dan per Feldpost aan mijn vriendinne 'Fraulein Françoise De Bens, Flämische Kulturstelle im SS Hauptamt, Fehrbelliner Platz, Berlin. En onderteken hem dan enkel met XXX, zonder naam. En zet als afzender op de envelop ook enkel XXX. Dan weet Françoise dat het voor mij is..."
Als dàt geen invitatie was, zeg! Of misschien weer één van die valse vrouwenspelletjes om hem op te draaien...En daarbij goed wetend dat hij vast gekluisterd zat aan de divisie Langemarck in de gevechtszone en op haar verlokkingen nooit zou kunnen ingaan...Wat heeft ze er dan verdomme aan, om hem - van uit de verte - op te hitsen met haar hete intieme praatjes en dubbelzinnigheden?
"Petré!?"
Hij schrok brutaal wakker uit zijn voze fantasie. Vóór hem stond een onderofficier, een vreemde die hij nog nooit tegen het lijf was gelopen. Leon sprong recht uit het stro en klapte in de houding: " SS-Schütze Petré Leon, jawel Oberscharführer! "
"Oberschütze Petré is juister, hé man! Ik heb gezien dat ge vanavond bevorderd werd, proficiat! En dat ge geslaagd zijt in de opleiding voor 2Fla-chauffeur: mijn innige deelneming! Hij lachte wat vals: " Gij zijt toch familie van Scharführer Joseph Petré, hé?"
"OBERscharführer Joseph Petré, als het toegelaten is, Oberscharführer : Joseph is mijn broer."
"Ach zo! Dus óók Oberscharführer, dan is het hem uiteindelijk tóch gelukt! " Hij lachte nog steeds met een erg scheve mond en Leon merkte nu pas het grote litteken op de rechterwang van zijn overste.
"Gij schijnt mij niet te kennen hé Leon, en misschien is dat wel beter! Maar aangezien ge dienst gaat doen in mijn eenheid is het toch goed van kennis te maken: ik ben Oberscharführer Penjaert, twee jaar lang vriend en collega van Jos, uw broer. Hij noemde mij Penny en we hebben samen godverdomme de smerigste tijd van ons leven doorgemaakt, eerst nog aan de Wolchow en de Neva bij Leningrad en later in de Oekraïne. Heeft Jos er nooit iets over verteld?"
"Toch wel, Oberscharführer! Dat gij, samen met John Aspeslachs van Oostende, hem aan de Dnjestr al zwemmend uit de klauwen van de Rodenhebt gered en dat hij zijn leven aan u te danken heeft..."
"Zozo, ja...Dat zwemmen herinner ik mij niet zo goed : ik dacht eerder aan een half-lekke roeiboot...Maar het heeft er toen voor ons toch met zijn pootjes uitgehangen, da's waar...We hebben hem nadien in feite in dat lazaret van de Roemenen moeten achterlaten...En heeft hij nog last van die open wonde aan zijn hiel?"
" Neen, helemaal niet meer, Oberscharführer! Ze hebben héél zijn poot er afgezaagd, in twee keer, tot een stuk boven zijn knie."
"Ja, dat weet ik wel. Ik heb hem met collega Aspeslaghs na zijn operatie nog rap kunnen bezoeken in Praag, maar erg florisant zag hij er toen niet uit !"
"Och, zijn ontbrekende hiel doet enkel nog wat zeer als 't weer verandert. Maar dat is dus flauwekul, lijk ze zeggen: een ingebeelde ziekte. Nu is hij chef-de-bureau op de Flämische Kulturstelle van de SS in Berlijn: een grote meneer, hé! Maar ik heb juist nieuws gekregen dat hij bijna verzopen is in de kelder van een platgebombardeerd huis. Na vier dagen toch nog op het nippertje gered uit het stijgende water. En ze spraken van zijn tweede poot er ook af te zagen, maar ze hebben zich op tijd bedacht...Ik weet nog niet of dat goed of slecht nieuws is..."
Penjaert bezag Leon maar met een scheef oog terwijl die snotaap zo sarcastisch over zijn oude trouwe wapenbroeder sprak. Stel je voor: de kameraad waarmee hij twee jaar lang de ergste rampen had overleefd. Wat dacht die pretentieuze melkmuil wel! Maar naar buiten uit liet hij niets van zijn ergernis merken en ronde daarom vlug af: "Ge ziet het hé: onkruid vergaat niet! Bon, Oberschütze Petré, we zullen elkaar nóg spreken, en morgen op de schietoefening met de 2 cm Fla wel beter leren kennen! En ge zult rap genoeg begrijpen waarom ik over 'innige deelneming' sprak! Maar één dezer dagen gaan we toch eens serieus klappen over wat er allemaal met Jos gebeurd is, het laatste jaar. En indien ge hem toevallig zoudt schrijven, vergeet dan niet hem de groeten van mij te doen! Zegt maar dat het in Estland en Letland minstens zo plezant was als in Jampol: hij zal het wel verstaan. En dat de John aan de Narva daar al sinds de eerste dag naar de sterren ligt te kijken...Ikzelf heb er drie keer in een omsingeling gezeten, eerst in augustus bij Tallinn, nadien in oktober rond Riga en nu overlaatst een derde keer in Memel...Maar zoals ge ziet: altijd heelhuids wég geraakt! De rappe mannen van de administratie hebben mij wél al tweemaal als 'vermist' opgegeven, en mijn lief in Oostende weet niet beter of ze hebben ondertussen mijn bougie uitgeblazen. Die gaat nogal een kop trekken als ik na de oorlog uit de doden ga verrijzen! En Jos waarschijnlijk ook, want die denkt vaneigens dat ik ergens aan de Narva naast de John naar boven lig te pieren! Enfin, een paar maanden vroeger of later: eraan gaan we tóch! Daarmee kunt ge u niet rap genoeg verzoenen! Bon, al wat ik ondertussen vraag is dat ge morgen een voorbeeld zijt voor de àndere schachten ! En spoel dat slijk van uw botten! "
"Jawel ,Oberscharführer !"
De oberscharführer knikte even en liep verder zonder boe of ba de schuur uit.
Vreemd, dacht Leon, dat een oude vriend van de familie - en dat wàs die Penny tenslotte toch - zo onhartelijk kon doen, zo bot kortaf. Akkoord, een SS-onderofficier moet niet familiair omgaan met een nieuwe rekruut...Maar voor zover hij uit de frontverhalen van Joseph iets over die man had opgevangen, was die toch alles behalve een ijzervreter of een dienstklopper geweest, om niet te zeggen: eerder het tegendeel...Altijd veel tuchtproblemen gehad met zijn bazen en daarom ook nooit officier geworden...Hoe dan ook, zijn wilde haren scheen hij nu wel kwijt, zo te zien! Waarschijnlijk waren de harde wanhopige gevechten van de laatste maanden langs de Baltische kust niet in de koude kleren blijven steken...En als dan ook die John Aspeslaghs, zijn beste vriend vanaf zijn inlijving in het Vlaams Legioen, er moet sneuvelen in-wie-weet-welke-omstandigheden...Een mens zou voor minder zijn gevoel voor humor verliezen...
In Berlijn was het ondertussen ook niet om te lachen. De Amerikaanse luchtmacht had zonder veel omhaal een tandje bij gestoken en kwam nu iedere dag met wel duizend Vliegende Forten de Rijkshoofdstad trakteren. Joseph had het goed bijgehouden. Op klaarlichte dag van 3 februari wierpen ze de buurt van 'Bahnhof Bayerischer Platz' in puin: volgens de cijfers uit de S.D.-kelder van het SS-Hauptamt waren er tegen de 100 doden...De nacht van 4 op 5 kreeg 'Mitte' gedurende twee uur naar schatting 2.500 ton bommen te slikken met 170 doden als gevolg. De zesde in de vroege morgen was het wéér van dàt: Charlottenburg plat, maar dààr waren ze nog aan het opruimen en wist de S.D. nog geen dodencijfers...En tussen die zware bombardementen in kwam de R.A.F. 's nachts met brandbommen de gaatjes vullen, kwestie van met kleurig vuurwerk de boel wat op te vrolijken...
Er vielen natuurlijk al eens een rits bommen nààst de beoogde doelgebieden - om niet te zeggen : nogal dikwijls ! - en onder het personeel van de Kulturstelle moest er steeds meer personeel af en toe een paar dagen thuis blijven om de brokken te lijmen, de vensters dicht te spijkeren of het dak te herstellen. Als ze al aan het nodige gerief konden geraken, natuurlijk, want voor een plaat geperst karton werd letterlijk gevochten. Niét zo zeer met de vuisten - want Duitsers zijn een beschaafd en vooral een 'godvrezend' volk - maar wél met hoge partij-lidkaarten en zwaar bestempelde toelatingen of 'Scheine' allerhande voor stukken golfplaat en een dozijn nagels...En als er een collega van de vele burelen in de Kulturstelle in het lazaret belandde, werd er onder het personeel altijd een omhaling voor het slachtoffer gehouden, althans in het begin...Gaandeweg sloeg echter de routine toe en kwam er wél wat sleet op deze mooie gewoonte...
Op 8 februari, de eerste dag dat Joseph zijn dienst weer opnam, ontbrak Françoise De Bens op het appèl. Kort vóór de middag belde ze naar het bureel dat haar vader gisteren gewond werd door het bombardement van de Amerikanen op Marienfelde. De installaties van zijn fabriek - de 'A.G. Frits Werner Electro' - waren slechts licht getroffen, maar van de keukens bleef niet veel meer over. Pa had in de voorraadkelder, waar de koks tijdens een luchtalarm altijd schuilden, een zwaar schab op het hoofd gekregen en een lichte hersenschudding opgelopen. Al bij al niet zo erg, gezien er van zijn ploeg twee gedood werden en vijf gewond. Langer dan een week zou hij zeker niet in het lazaret moeten (mogen) blijven, maar ondertussen...
Joseph gaf "z'n mokkel" meteen drie dagen spoedverlof en beloofde nog diezelfde avond met Phil langs te komen...
Door de hysterie van Ma De Bens en de stroom van verwijten waarmee ze alle oorlogvoerende partijen rijkelijk overspoelde, kon Joseph zijn beleefdheidsbezoek aan de Albrechtstrasse moeilijk een dijenkletser noemen. Maar het zou wél zijn verdere leven tekenen.
Want hij kwam er te weten dat één van de doden in de keuken een weesjongen was van Oostende, een zekere Jean-Marie Peeters, 22 jaar. Eerst begreep Joseph zélf niet waarom die naam zo in zijn gedachten bleef hangen, maar eenmaal terug thuis in bed viel zijn frank! Immers, die gast had exact dezelfde leeftijd als Joseph, dezelfde initialen J.P...Hij kwam van Oostende, waar - jawel! - de burelen van de Bevolking samen met de dito registers in mei '40 volledig waren uitgebrand en waardoor het speuren naar de antecedenten van de inwoners allesbehalve vlotjes zou verlopen...En als weesjongen kon je niet verwachten dat er veel familieleden zich iets van zijn leven of dood zouden willen aantrekken of op het stadhuis navraag zouden doen...
Verdomme, dacht Joseph, als ik tóch een nieuwe identiteit zoek, waarom zou ik in het vervolg niet als de miraculeus herrezen, uit de dood wederopgestane Jean-Marie Peeters door het leven gaan? Weinig kans dat de Belgische justitie zich erg gaat interesseren voor de kerfstok van een keukenmaatje, een onnozele brave sul die waarschijnlijk zelfs door de bezetter verplicht tewerkgesteld werd in het verre vijandige Duitsland! En als klap op de vuurpijl daar bij een geallieerd bombardement - zogenaamd - zijn been is kwijtgespeeld! ...Het scenario leek wel té mooi om waar te zijn...In elk geval: indien hij er in zou slagen de id-papieren van die vent te bemachtigen, dan kon de gevreesde Reichsminister Kaltenbrunner met zijn 'ODESSA' de pot op!
De volgende morgen haalde hij eerst bij zijn collega op de dienst 'Personeel' een opdrachtbevel tot identificatie van burgerslachtoffers. En hij daarmee met de U-Bahn linea recta naar het directiegebouw van de 'Fritz Werner Elektro A.G.'.
Marienfelde ligt in de aanvliegroute van Flugplatz Tempelhof en dat was - toen hij het gore station van de ondergrondse verliet - goed te merken aan de uitgebrande gevels en vergruisde huizen rondom...De bus 314 reed al een paar dagen niet meer, zei een oude vrouw grimmig, en dus zat er niets anders op dan er een wandeling van te maken.
Dat zijn conditie na zijn verzopen-kelder-avontuur nog veel te wensen overliet, merkte hij, afgezien van de pijn in zijn benen, vooral aan de vreesachtige bezorgdheid waarmee de receptioniste hem bij 'Fritz Werner' opving. Zij was blijkbaar bang dat die kreupele lijkbleke SS-er in hààr bureel de pijp uit zou gaan, want ze zette hem onmiddellijk in een leren zetel en bood hem een zwarte ersatzkoffie aan...
De rest liep vanzelf. Zohaast hij tegen de bijgeroepen chef had uitgelegd dat hij een 'Fremdarbeiter' wenste te ondervragen wegens het vermoeden van valse identiteitsdracht, gingen de poppen aan het dansen. Chef kon hem op zijn woord van 'Parteigenosse' verzekeren dat de directie nooit iets van deze vervalsing heeft vermoed. Die misdadigers gaan tegenwoordig zó geraffineerd te werk, nietwaar, dat men al zéér deskundig onderlegd moet zijn om hen te kunnen ontmaskeren. Maar hij zou er als Chef persoonlijk op toezien dat de misdadiger onmiddellijk aan de autoriteiten werd uitgeleverd. Over wie ging het weer? Een hulpkok? Peeters, Jean-Marie, Belg, geboren te Oostende?
"Oostende? "Da war ich im vorigen Krieg, bei das KriegsMarine SchwerGeschütz Korps! Ach,jasicher Oberscharführer! Damals gab's auch noch richtig gute Deutsche Soldaten! "
Joseph vreesde compleet bedolven te worden onder een geestdriftige stortvloed van krijgshaftige jeugdherinneringen, maar hij wilde de oude bibberende chef niet nog meer de stuipen op het lijf jagen door hem brutaal tot de orde te roepen. Gelukkig kwam een secretaresse nogal vlug met de verlossende mededeling dat de zogenaamde Peeters - zoals hij reeds wist - gedood werd tijdens het bombardement van gisteren. Godzijdank! Iedereen gelukkig! Vooral de oude man, omdat de 'misdadiger' dan tóch zijn verdiende loon had gekregen, nietwaar. Maar ook Joseph, die daarmee aan een eindeloze reeks voze verhalen over de meisjes van de Oostendse Visserskaai ontsnapte.
Bon, is die man al begraven? Nee, dat zou pas morgenvroeg gebeuren, in het kerkhof achter het 'Arbeitslager'...
" Luister, het is niet omdat hij dood is dat het onderzoek naar deze zaak van valse papieren zomaar afgesloten kan worden. Wij moeten daarin tot op het bot gaan! Heel die maffia moet worden opgespoord en de criminele vervalsers genadeloos terechtgesteld! "
Daarmee was het verontwaardigde partijlid het roerend eens. Maar vooraleer deze daar verder bloeddorstig over kon uitwijden, besloot Joseph: " Alle papieren en geschriften van deze man worden hierbij vanzelfsprekend in beslag genomen voor nauwkeurig onderzoek. Mevrouw kan ze misschien nu onmiddellijk voor mij verzamelen, ja?!"
Twee minuten later had Joseph zijn nieuwe identiteit in handen: " Dank u, u hoort zonder twijfel nog van ons! Ondertussen mag niémand weten dat deze schurk overleden is ,verstaan ?! Dat zou de ondervraging van zijn bendeleden enkel bemoeilijken ! Geheimsache ,verstaan !"
Want met deze nieuwe identiteit ,de identiteit van een geregistreerde dooie , kon Joseph moeilijk verder leven...Het was van het grootste belang dat Jean-Marie Peeters de eerstvolgende jaren blakend gezond bleef ,zij het onder de edele trekken van de jonge heer Petré.
Maar de secretaresse scheen even met een probleem te worstelen: " Herr Oberscharführer, als ik vragen mag: Onder welke naam moet het stoffelijk overschot dan begraven worden?"
Joseph keek haar koud aan: "Kent gij de échte ,de wérkelijke identiteit van deze vervalser ? Neen ? Dan is hij dus "Unbekannt" ! Ja? Heil Hitler!"
"Unbekannt"..."Unbekannt"...
De registratiediensten op de kerkhoven konden de moeite en de moed niet meer opbrengen om dagelijks te trachten de verhakkelde of verkoolde stoffelijke overschotten te identificeren. Steeds meer slachtoffers van het oorlogsgeweld - en zéker de buitenlanders - werden zo naamloos in de massagraven gedumpt, en als het nog even kon, rap-rap met een collectieve eredienst aan het hiernamaals toevertrouwd. Deze algemene gelatenheid - zo typisch on-Duits! - stelde Joseph wel volledig gerust dat er niémand zou gaan neuzen achter de 'ware identiteit' van die 'Unbekannter Fremdarbeiter' bij Fritz Werner Elektro A.G.! Hoofdzaak was - en dat had hij de bange secretaresse duidelijk laten verstaan - dat er nérgens in de papieren vermeld mocht worden dat de wàre eigenaar van de identiteitskaart op naam van deze 'Jean-Marie Peeters' overleden was.
"Denn das wird zuerst in meine Dienststelle untersucht" had hij de dame wijsgemaakt. En die vroeg natuurlijk niets liever dan zo zonder kleerscheuren van dat heikele probleem verlost te worden. Want meestal eindigden affaires van valse papieren ergens in een K.Z. of tegen de muur...
Terug op zijn bureel bracht hij pro-forma eerst rap een bezoek aan de baas van de inlichtingsdienst in de kelder: of hij al iets wist hoe ver het stond met die zaak waarover Reichsminister Kaltenbrunner gesproken had op de heildronk met Nieuwjaar? De vent, die Joseph nochtans goed kende, keek hem kil in de ogen en siste: " Davon ist garnichts bekannt! Und jetzt hauen sie ab! Wir haben zu tun! "
Dat ze inderdaad veel werk hadden merkte Joseph in één oogopslag: alle sterren en strepen waren druk aan het bellen en hun secretaressen zaten er naast jachtig lange lijsten af te vinken. In deze crisissfeer viel echt geen nieuws te rapen en dus droop Joseph inderdaad maar af, zoals het afdelingshoofd had bevolen.
Boven kreeg hij van zijn Nederlandse collega de uitleg, waarom er bij de S.D. plots zoveel te doen was.
" Heb je het dan nog niet gehoord van de "Gustloff?"
" Die naam zegt mij niet direct iets...Is dat soms een generaal of zo?!"
"Ach die Vlamingen! Die weten nooit van niks! " sneerde de Hollander: " De 'Wilhelm Gustloff' is het grootste Duitse passagiersschip, nog chiquer en geweldiger dan de 'Queen Marie' van de Engelsen. De dienst voor sociale vakanties 'Kraft durch Freude' organiseerde vóór de oorlog met dat cruiseschip veertiendaagse trips naar Santa Cruz ,hoofdstad van de Kanarische Eilanden , voor de verdienstelijke Duitse arbeiders, helemaal gratis voor niks! Kan je je indenken! Maar sinds kort vaarde het schip op de Oostzee, als hospitaalschip. Nou, op 30 januari werd het, bomvol vluchtelingen en gewonde soldaten uit Oostpruisen, in de bocht van Lübeck getorpedeerd. Zie je dat voor je? Een slachting natuurlijk! Van de naar schatting 15.000 opvarenden konden ze er maar een dikke 1.200 redden...Vre-se-lijk! Nu spoelen er bij iedere tij een paar honderd drenkelingen op de kust aan, de meesten zonder papieren...Want paspoorten en zo moesten ze vóór het vertrek naar het schijnt afgeven tegen een inscheepkaart... Op die fiche werd hun personalia genoteerd...in inkt, of wat dacht je! Na langer dan een week in het water kan natuurlijk geen kat dat nog lezen! "
"Wat heeft de S.D. in de kelder daar nu in godsnaam mee te maken?! Die hebben toch ook geen glazen bol! "
"Nee, natuurlijk niet ! Maar die werken omgekeerd. Want ze hebben in de vertrekhaven de inscheeplijsten teruggevonden en daar vinken ze nu de overlevenden op aan. De rest van de namen behoren dus bij de verzopen drenkelingen en komt op het register van het massagraf te staan...Da's toch altijd nog beter dan twaalfduizendmaal 'Unbekannt', of niét soms?"