Een goei jatte kaffe en een klein koekje (t'is nog voormiddag) en een hond op wandel. Meer heb ik niet nodig om me rustig aan het schrijven te zetten. Want weerom heb ik een vertelseltje voor deze feestdag van de heilige Servatius van Maastricht. De ijsheilige die we vandaag vrezen, maar ook gebruikt in de oudste mop. Die van de schele heilige verteld door Hendrik van Veldeken (vroeger al geschreven). Menigeen weet dat ik leef op het ritme van de natuur en de seizoenen. Als het donker wordt, vallen de schellen voor mijn ogen en als het licht wordt gaan ze terug open. Ik slaap met het venster open, ik hoor de vogeltjes fluiten bij het eerste ochtendgloren. De rolluiken gaan in de slaapkamer nooit naar beneden, de overgordijnen nooit toe, alleen de witte vitrage zorgt voor een privé gevoel op de slaapkamer. Bijna iedere dag denk ik, 'het daghet in het Oosten' als ik naar buiten kijk. Ik nam altijd aan dat ik graag Middeleeuws Nederlands wilde spreken, omdat me dat een beetje van de werkelijkheid van de nieuwe dag hield. Maar vandaag dacht ik, heb ik dat misschien opgepikt in een ver verleden? Wat een rijkdom hebben we toch met die Google en Wikipedia. Ik tik dat zinnetje in en wat komt er tevoorschijn? Een Middeleeuws gedicht van 14 strofen!!! Waarschijnlijk een lied dat blijven hangen is uit mijn periode van voorliefde voor luisterliedjes en liefhebster van troubadours en kleinkunstenaars, zoals Miel Cools (1935-2013). Het lied is voor de eerste keer gedrukt in het Antwerps Liedboek van 1544 en had toen al de reputatie van een 'oud lied' te zijn. "Het daghet uyt den Oosten, het licht schijnt overal, hoe weynich weet de liefste, och waer ik heenen sal". Er volgen nog dertien strofen en allemaal gaan ze over het verlies van haar geliefde. Na de dood van haar minnaar treed ze in het klooster. Aan elk Middeleeuws lied is er een uitleg verbonden. Niemand wou haar helpen bij het ter aarde bestellen van de dode en men schrijft dat toe aan de feodale tijd en het erfrecht dat toen in zwang was. Dat sloot vrouwen uit voor de erfenis en dan van pure armoe, intraden in het convent, abdij. Het klooster! Soms is het mogelijk dat bepaalde gedachten van lang geleden terug voor mijn geestesoog tevoorschijn komen. Ik heb jarenlang met de nonnen geleefd, in goede en kwade dagen. Meestal bekommerden die zich wel goed om de interne leerlingen. Ze hadden wel een vrij saai leven, vond ik toen. Vroeg opstaan, bidden, 2x daags naar de mis gaan, vespers en lof zingen, te biechten gaan, vasten en vieze gewaden aandoen die alles wegstaken wat er mooi was. De Heer moest me van een kloosterleven vrijwaren. Natuurlijk gingen we ook op schoolreis, maar telkens was er een gebedstonde aan gekoppeld en mochten we een kaarsje branden. Tijdens een van die godsdienstige oefeningen heb ik werkelijk tot God gebeden om me geen roeping te geven en me zo te sparen van een leven aan God en Kerk, gewijd. Ik heb toen héél intens een gebed naar de hemel gestuurd want ik herinner het me nog altijd. Ik weet zelfs nog dat het op een schoolreis naar Scheveningen was! En nu, een geliefde is gegaan, maar geen kloosterleven is er gekomen voor mij, gelukkig!
|