Het Timmermans-Opsomerhuis is een cultuurhistorisch museum.
Werken van Lierse schrijvers en kunstenaars die hebben bijgedragen tot de culturele uitstraling van hun stad staan er centraal.
Op het gelijkvloers toont het museum schilderijen, tekeningen en etsen van kunstschilder Isidore Baron Opsomer (1875-1967).
Op de eerste verdieping worden aan de hand van biografische panelen, tentoonstellingskasten en schilderijen het verhaal over het leven en werk van de schrijver Felix Timmermans (1886-1947) gebracht. Romans, brieven, handschriften, fotos, tekeningen, etsen en schilderijen worden tentoongesteld.
In 1969 werd een zaal gewijd aan de Lierse kunstsmid Lodewijk Van Boeckel (1857-1944).
In 1970 werd de permanente tentoonstelling verder uitgebreid met een zaal voor historicus en literator Anton Bergmann (1835-1874).
Aandacht gaat ook naar dirigent en componist Renaat Veremans, architect en kunstschilder Flor Van Reeth
Rondleidingen op aanvraag : 03/8000 393 (toerisme Lier).
Rondleidingen, lezingen en nocturnes in het kader van tijdelijke tentoonstellingen
Enkel het gelijkvloers is toegankelijk voor rolstoelgebruikers
Open : Van dinsdag tot en met zondag, van 10 tot 12 uur en van 13 tot 17 uur
Gesloten : Maandag, officiële feestdagen
Toegangsprijs : 1 euro
Kortingen : 0,50 euro: Leden "vrienden van de Lierse musea", groepen, personen tot 18 jaar en houders van reductiekaarten. Gratis: scholen.
OPENING VAN MET TIMMERMANS-OPSOMERHUIS
(Verschenen in : t land van Rijen-kultureel Liers tijdschrift,jaargang 18-1968.)
Onder voomame belangstelling werd op 29 juni 1968 het Timmermans-Opsomerhuis geopend. Burgemeester Dr. Breugelmans zag in de talrijke opkomst van personaliteiten en kunstenaars een blijk van waardering voor het initiatief dat de stad had genomen, maar ook voor het werk van deze twee grote Lierenaars. Het lag niet in de bedoeling van het stadsbestuur van het Timmermans-Opsomerhuis een museum te maken, maar men beoogde een representatief beeld te geven van wat Timmermans en Opsomer voor Lier hebben betekend.
Dankwoorden gingen naar allen die van dicht of van ver aan deze verwezenlijking hebben medegewerkt en aan de kunstkring 't Konvent, die een zaal inrichtte over Timmermans en het Liers begijnhof.
Mevr. Felix Timmermans en Mevr. W. Opsomer knipten respectievelijk de linten door van de galerijen waarin de werken van beide Lierenaars werden ondergebracht. De Opsomer-galerij biedt een grote verscheidenheid van het massale oeuvre van deze grote Lierse kunstenaar. Zijn atelier is zo getrouw mogelijk in het complex gereconstrueerd. De Timmermans-zalen brengen een overzicht van de Fé zijn enorme veelzijdigheid. Naast zijn boeken, vertalingen e.z.m. wordt bijzondere aandacht besteed aan Felix Timmermans als boekillustrator en plastisch kunstenaar. Zijn werkkamer, met de voor de Fé veelzeggende souvenirs, wordt in deze zaien eveneens gereconstrueerd.
In het stedelijk museum werd daarna de akademische zitting gehouden welke opgeluisterd werd met kamermuziek o.l.v. de heer J. Van Looy, directeur van de stedelijke muziekakademie. Burgemeester Dr. Breugelmans belichtte hoe Timmermans en Opsomer de faam van Lier tot ver over de grenzen hebben uitgedragen. ,,Baron Opsomer is in hart en ziel Lierenaar gebleven, want al woonde en werkte hij het groot deel van zijn leven te Antwerpen, toch heeft hij in zijn geest heel zijn leven te Lier en met Lier ,,zijn echte thuis" geleefd... Schilderen was zijn roeping... Het geluk te kunnen schilderen betekende voor Opsomer meer dan roem, eer, relaties en onderscheidingen... Lier deelt in de wereldfaam die Opsomer ons heeft bezorgd door zijn werk en door zijn naam."
,,Felix Timmermans hield hartstochtelijk van zijn geboortestad, waaraan hij, naar zijn zeggen, alles te danken had. Met zijn ,,Schoon Lier" heeft hij de poorten van onze stad opengesteld voor honderdduizenden bewonderaars... Timmermans was de kunstenaar met het groot hart voor de mens... Ook voor de Lierse mensen is hij steeds goed geweest, alhoewel hij niet altijd door iedereen naar behoren werd gewaardeerd... Nu beleven wij het moment dat ik reeds zo lang heb betracht om in een plechtige vergadering als deze, in bijzijn van zovele eminente personaliteiten, in mijn hoedanigheid als burgemeester van de stad, in naam van de Lierse gemeenteraad en als vertegenwoordiger van heel de Lierse bevolking aan Felix Timmermans de hulde te brengen die hem toekomt en hem de erkentelijkheid te betuigen voor de onschatbare diensten die hij bewezen heeft als kunstenaar van wereldformaat en ook als mens, aan zijn stad, aan zijn Lierenaars, aan het Vlaamse volk, aan de Nederlandse cultuur en aan de Wereldcultuur."
De heer Walter Vanbeselaere, hoofdconservator van het Kon. Museum van Schone Kunsten te Antwerpen, sprak vervolgens over Opsomer. Het drama van de kunstenaar was volgens hem het feit dat hij tot zijn 50 jaar heeft moeten wachten om de erkenning als portretschilder te kunnen afdwingen. Zijn laatste jaren werd hij gekweld door de vraag of zijn werk zou blijven leven. Niemand, ook de eenzame vechter niet die hij was, kon deze vraag beantwoorden. Hoe dan ook, Opsomer heeft nooit enige toegeving gedaan ten opzichte van de artistieke wereld, noch ten opzichte van zijn kliënteel. Hij kon het portret tot leven brengen. Bloemstukken lieten hem zijn vreugde om kleuren uitzingen en als hartstochtelijk zeiler nam hij de gelegenheid te baat om riviergezichten op doek te brengen. Hij heeft nu zijn robust mannelijk werk overgelaten aan de enige rechter die een rechtvaardig oordeel kan vellen, namelijk de tijd.
De heer Drs José De Ceulaer wees op de letterkundige waarde van Felix Timmermans. Het aantal vertalingen van zijn werken, de oplage en de verkoopcijfers ervan, bewijzen overtuigend dat Felix Timmermans zijn betekenis en waarde behouden heeft voor de lezers van gisteren en vandaag. Hij schreef impressionistisch toen het expressionisme doorbrak. Hij stond apart, zoals Multatuli apart stond en zoals L.P. Boon apart staat. Net als zij had hij een persoonlijke stijl die naar het stijlloze toeging. Zijn werk had altijd een meer lyrisch dan episch karakter en er was nooit een strenge gebondenheid in de vorm van zijn werk. Hij schreef niet over zijn eigen tijd, zijn werk was niet tijdgebonden. Het paste nooit bij het patroon dat in de mode was. Daarom werd hij door velen genegeerd en miskend, maar het bereikte niettemin een ruim lezerspubliek, omdat het geladen is met poëzie en een gevoelswarmte uitstraalt die de lezer gelukkiger maakt. Daarom heeft het zijn waarde en betekenis behouden.
De heer Hubert Lampo, afgevaardigde van de minister van de Nederlandse Cultuur, zei dat Timmermans en Opsomer allebei een onuitwisbare stempel hebben gedrukt op hun tijd. ,,Opsomer's carrière was een réussite zonder weerga, die zelfs tot de status van hofschilder leidde... In het historisch perspectief van Opsomer's tijd wordt meestal de nadruk op de school van de Latemse expressionisten gelegd. Het was een geniale generatie. Het zou echter onrechtvaardig zijn, geen rekening te houden met een talent bij de genade Gods dat, afzijdig van toonaangevende stromingen in een serene, hyperindividuele zelfuitdieping stralend tot ontplooiing kwam. Ook Timmermans was een alleenloper. Ofschoon door de toenmalige critiek niet steeds op zijn echte waarde geschat, genoot hij als schrijver het ontzaglijke voorrecht zijn status minder afhankelijk te zien van een beperkte kring van zogenaamde deskundigen, dan van een tot in de honderdduizenden reikende lezersschaar in binnen- en buitenland... Ook vandaag wordt er nog geaarzeld, doch niettemin is het ogenblik nabij, waarop de meest-veeleisenden onder ons het laatste sceptisme zullen afleggen tegenover een genie zonder precedenten en ook vandaag de dag zonder gelijken."
Als slot van deze geslaagde akademische zitting besloot spreker :
,,In onze huidige culturele constellatie is het Lierse Timmermans-Opsomerhuis een tot dusver onvoorstelbaar unicum, waarvan men slechts in het buitenland de weerga aantreft."
Timmermans debuteerde in 1910 met Schemeringen van den dood. In zijn jonge jaren hield hij zich danig bezig met de lectuur van occultistische en spiritistische geschriften. De invloed hiervan, samen met de indruk die Maeterlincks symbolistische drama's op hem maakten, resulteerde in, enerzijds, de quasi-mystieke Bagijnhofsproken (samen met Anton Thiry, 1911), en anderzijds, de Schemeringen van den dood (1910), dit laatste zijn eerste zelfstandige werk van langere adem; de schemeringen zijn vol duistere geheimen en spokerijen. Weinig deden zij vermoeden dat Timmermans in zijn Pallieter (1916) de panische verheerlijker van het vreugdevolle leven van de zinnen worden zou, te gast gaande aan al het genot dat de natuur de dagenmelker Pallieter schenken kon. Tegen de voorstelling dat de genotzieke, wel eens grof genietende mens-van-vlees-en-bloed bij uitstek de Vlaming representeren zou, hebben de Vlamingen zelf op de eerste plaats protest aangetekend.
Pallieter heeft dan ook een geheel eigen betekenis in de Vlaamse letterkunde. Timmermans zelf heeft ervoor gewaarschuwd in zijn boek niet een weergave van werkelijkheid te zien, maar de uitbeelding van een verlangen; de landschappen erin zijn niet reëler dan de hoofdfiguur. Het is een verbeeldingswerk, dat in zekere zin de nieuwe tijd aankondigt, die van het expressionisme: de werkelijkheid vervormend, chargerende beeldspraak, een visie die niet realistisch, maar lyrisch en synthetisch te werk gaat, de schepping van een nieuw wereldbeeld.
Het boek - aldus Lissens - is een weelderig brok natuur. Uit de Vlaamse, bepaaldelijk Lierse heimat ontstaan, breekt het krakend en vlammend door de waarneming van het milieu heen en wordt het een visioen, waarin men het laaiende sensitivisme niet meer kan onderscheiden van het beeldende en kosmische expressionisme. Van Nu en Straks is hiermee in de roman voorgoed voorbijgestreefd. Wat de Van Nu en Straksers niet gelukte, gelukte Timmermans: een type scheppen dat uit eigen kracht voortbestaat.
Die eigen kracht bestaat intussen stellig niet uitsluitend in een blind aanvaarden en genieten van het aardse en zintuiglijke zonder meer. Pallieter is een levensgenieter, een man die vreugdevol de goede gaven, ook de stoffelijke, van het leven van iedere dag aanvaardt. Maar hij aanvaardt die duidelijk als gaven Gods, gaven die zó, en niet anders, de mens ten dienste geschapen werden. Zijn boek is minder schepping van een karakter dan van een type; het is vooral hymnische lofzang op het door de schepper geschonken goede der aarde.
A. Westerlinck heeft, in De innerlijke Timmermans, betoogd, en zijn betoog van argumenten voorzien, dat Timmermans-zelf bepaald niet de oppervlakkige levensgenieter was waarvoor velen hem op grond van zijn boeken hebben gehouden, maar dat deze boeken ook getuigenis afleggen van een rijke innerlijkheid en diepe gemoedsbewogenheid. Hij ziet in veel werk van Timmermans veeleer een romantische natuur dan een realistische. Uitgangspunt van zijn behandeling van dit thema is de gedichtenbundel Adagio (1947), maar van dit uitgangspunt uitgaande, wijst Westerlinck telkens op vanuit de gelijke gemoeds- en geestesbeweging geschreven oudere prozateksten. Het romantisch-religieus beleven kwam al bijna direct na Pallieter tot uitdrukking in het volgende grotere werk dat hij schreef Het kindeken Jesus in Vlaanderen (1918). Dit beleven wordt gekenmerkt door een sterk intimisme en een zuivere ingetogenheid. Daarnaast door de warmte die het leven als nabij doet gevoelen, en een krachtig plastisch uitbeeldingsvermogen.
Om detailschoonheid en aantrekkelijke atmosfeer bekoort ook het bescheiden, sobere en gevoelige De zeer schoone uren van juffrouw Symforosa, begijntje (1918). Timmermans' levensliefde verdiepte en verinnigde zich verder, zodat uit zijn werk een vollediger levensaanvoeling ging spreken. De auteur bleef beschikken over een sterke kracht van waarneming, die met zijn innigheid van gemoed tot een zeer persoonlijke en aantrekkelijke eenheid versmolt.
In Anne-Marie (1921) leeft de lezer mee met de liefdesidylle uit het kalm-burgerlijke gezelligheidsleven van de achttiende eeuw, in De pastoor uit den bloeyenden wijngaerdt (1923) met een liefdesconflict omwille van de religieuze verscheidenheid, maar vooral met de weelderig rankende fantasie van de zeereerwaarde heer die zijn eigen verbeeldingsrijk te scheppen weet. - Bezwaar kan men maken naar aanleiding van Pieter Breugel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken (1928): bij alle kleurigheid en oubolligheid van fantasierijke voorstelling doet het werk de grote innerlijke bewogenheid en de dramatiek van de Brabants-Vlaamse schilder niet geheel tot hun recht komen. Bóven zijn krachten ook greep de verteller met De harp van Sint Franciscus (1931) en het verhaal dat verscheen in de allereerste oorlogsjaren: het verhaal over een Vlaams geslacht De familie Hernat (1941), waarmee hij bedoeld zou kunnen hebben zijn volk moed in te spreken tijdens de bezetting: het verhaalt de geschiedenis van de familie tijdens de Oostenrijkse en de Franse bezetting, met de intermezzi van Brabantse omwenteling en Boerenkrijg, rampzalige gebeurtenissen die echter zijn voorbij gegaan. Postuum verscheen Adriaan Brouwer (1948).
Het bezwaar dat tegen zijn werken gemaakt wordt is niet zozeer dat zij aan het anekdotische een ruime plaats toebedelen als wel dat door dit anekdotische - en niet zo heel veel meer - geen recht gedaan wordt aan het onderwerp dat zij geacht worden te behandelen. Kennelijk waren Timmermans' intellectuele vermogens niet toereikend om het niveau van de problematiek, die het onderwerp stelde, volledig tot hun recht te doen komen.
Tegen zijn vijftigste levensjaar heeft hij echter nog eenmaal duidelijk een meesterlijk werk geschreven, zijn Boerenpsalm (1935): het verhaal van de aarde en van reële mensen op die vaste grond, mensen - met name boer Wortel - die het leven nu niet meer alleen vreugdevol aanvaarden zoals Pallieter deed, maar dit leven reeds in tal van aspecten doorleefd hebben: de zinnelijke en geestelijke aspecten ervan, vreugde en leed, zorgen en bevrijding. In wezen toch ook weer een lofzang op het leven, maar nu het leven in zijn volheid en met al zijn facetten, - lofzang, uiteindelijk, aan de eeuwige oneindige God die dit alles in het leven riep.
Hiervoor werd al genoemd de gedichtenbundel Adagio (1947), die de neoromantische, inclusief religieuze geaardheid van Timmermans nadrukkelijk tot uitdrukking brengt. De strijd tussen het zintuiglijke genot en het zielsverlangen vindt niet zelden in angstgevoelens een weerslag, in schuldgevoel, en in het verlangen naar een uiteindelijk zuiver spirituele beleving. De bundel geeft de neerslag van dit verlangen in het verzinken der ziel in het mysterie van haar eigen stilte en die drang van de dichterlijke intuïtie om achter de zinnelijke vormen de mystieke essentie van de bestaande dingen te ontdekken.
Ter uitdrukking van dit verlangen fungeren met name de motieven van de stilte, de nacht en de muziek. Timmermans miste echter de artistieke vormkracht om wat hij zeggen wilde in een eigen spraak te formuleren. Als dichtkunst zijn de gedichten dan ook niet van bijzondere waarde, ze dragen er wel toe bij een veelal nog vertekend beeld van Timmermans te corrigeren en de innerlijke te doen herkennen.
Deze innerlijke Timmermans heeft er ook voor gezorgd, dat hij niet alleen het reëel, maar ook het intiem beeld van Vlaanderen (Brabant) gaf; aan wat aan hem voorafgaande auteurs al hadden doen zien, voegde Timmermans de intimiteit toe, waarin de mensen en het uitzicht der dingen tegelijk reëel en archaïsch verschenen, zodat wij weer plots bewust werden van onze oude adel en de verbondenheid aanvoelden met het beste dat hier tot stand kwam van Jan van Eyck tot Rubens. Hij kon dit geven krachtens het hem aangeboren vertelvermogen. Hij is een der beste vertellers van de zuidelijke Nederlanden, beschikkend over een uitzonderlijk gave om verbeeldingen en gemoedsbewogenheden, geestelijke en zintuiglijke ervaringen adequaat onder woorden te brengen. Zijn natuurlijk talent in dit opzicht heeft hij voortdurend verrijkt, doordat zijn persoonlijkheid verrijkt werd aan en door het leven. Hij is geen individualist in de moderne zin van het woord, maar beleeft het algemene leven zeer persoonlijk, gevoelig en bewogen. Deze persoonlijke beleving wordt gekenmerkt door haar natuurlijkheid, die, bij alle erkenning van de smartelijkheid van het leven en de tragiek die het bezit, wezenlijk gelooft in de mens, in de natuur als filosofisch begrip van orde en zinrijkheid, en in God die de eeuwige zin en grond van heel de natuur is. Daardoor leefde hij vanuit een zeker eenheidsgevoel, dat ook in toenemende mate berustte op een doorleefd gevoel van de verbondenheid van de geest met de menselijke natuur, (al was het angstgevoel, dat voortvloeide uit de ervaring van de menselijke gebrokenheid, hem zeer wel bekend). Men kan zich, zoals Westerlinck heeft opgemerkt, een harmonie denken die anders en ook rijker is dan die van Timmermans, een eenvoud waarin de geest ruimer aandeel heeft en waarin talrijker levenswaarden worden geïntegreerd, dit betekent allerminst dat die van Timmermans als primitief kan worden afgedaan. Hij gaf de zuiverste uitdrukking van onzen aangeboren natuurlijken levenszin, - ons, dat wil zeggen: de Brabantse Nederlanden uit de provincie Antwerpen. Hij is daarvan een der glories krachtens zijn diepe en rijke zielsrijkdom, krachtens zijn vermogen gewone dingen te zeggen op een manier, waarop niemand anders ze zegt in onze taal en die dan toch de enige manier schijnt, waarop ze zuiver gezegd kunnen worden.
Herman Teirlinck noemt in zijn Uitvaart van Felix Timmermans van 1947 als de drie die de fraaiste en meest spectaculaire worpen gedaan hebben naar een eigen stijl :
Stijn Streuvels, Karel van de Woestijne en Felix Timmermans (zichzelf laat hij buiten beschouwing). Rijkelijk hebben zij, aldus Teirlinck, geput uit de eigen volkstaal: Streuvels uit de Westvlaamse, Van de Woestijne uit de Oostvlaamse, Timmermans uit de Kempische.
Maar zij hebben er op uiteenlopende wijze gebruik van gemaakt.
Bij alle kritiek echter die Teirlinck op Timmermans' stijlvermogen heeft, ruimt hij hem een royale plaats in binnen het kader van dit triumviraat.
Overgenomen uit het Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 4
Wie doet het hem na? (Philip Vermoortel) Pieter en Felix: kroniek van menig misverstand (Leen Huet) Wie was Pieter Breugel de Oude (Jan Bastiaensen)
Lierse vlaaikes en Vlaamse strijd (G. De Soete) Het Kindeke Jezus in Vlaanderen (1917) (Louis Vercammen) Een officieuze eerste steenlegging van de Heilig Hartkerk in Lier (Marc Mees) Een pagina als cadeau (Boni Konings)
Stamboom familie de Piza (Louis Vercammen) Veld, vrouwen en God. Timmermans’ Boerenpsalm (Laurens Verrelst) Wambas (Paul Winand en Marc Mees) En toch gelukkig zijn (Gaston Durnez)
Bestuursvergadering in het Timmermans-Opsomerhuis
De blik van de Fé (Laurens Verrelst) Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans ondekt in Lier (Job Deckers) Hooggeachte meester! (Stijn Vanclooster)
Proeve van literaire kritiek (Louis Vercammen) Mengelwerk (Gaston Durnez) Uit het foto-archief
Kroniek 2018 (Redactie) Timmermans-bibliografie 2018-2019 (Redactie) Medewerkers aan dit jaarboek (Redactie)
Inhoud: Woord vooraf (Marc Somers) ‘Ga naar het land van de dichter! ‘ (Dirk Rochtus) De stem van het huis (Gaston Durnez)
‘Heimwee doet ons hart verlangen’ (Gaston Durnez) Over de diepgelovige Godzoeker Timmermans. De dichter van Adagio (Harold Van de Perre) Briefwisseling tussen Felix Timmermans en Rik Cox (Marc Somers)
Hart en geest van Reimond Kimpe (Gaston Durnez) Kanttekeningen rond een tentoonstelling en een recital (Antoon Mermans)
De Kunstenaar in den dienst van zijn volk. En de taak der Kunstenaarsgilde (Felix Timmermans) Ontslagnota voor de Lierse Kunstenaarsgilde (Felix Timmermans) Felix Timmermans en de Lierse Kunstenaarsgilde (Marc Somers)
Zij, die wij bewonderen (Risoto) Chauffeëen, een vergeten Kaartspel (Marc Mees) Pirroen als ‘Speculasevent’? (Marc Mees) In memoriam Jef Arras (Marc Mees)
Fred Bogaerts, 55 jaar na zijn overlijden (Mon Van den heuvel) Mengelwerk (Gaston Durnez) Kroniek 2017 (Marc Somers en Marc Mees)
Timmermans-bibliografie 2017 (Marc Somers) Medewerkers aan dit jaarboek (Marc Somers)
Inhoud: Woord vooraf (Marc Somers) Groet aan het Felix Timmermans Genootschap (Herman van Rompuy)
Pallieter, aardgeest in Schlaraffenland of hoe een eendekker van Timmermans nog geen modernist maakt (Jean-Pierre Rondas)
Koleuren en kolerie in de afwijzing van Felix Timmermans Pallieter na honderd jaar in een nieuwe eeuw-editie (Jean-Pierre Rondas)
“Comedia Humana” en “Lierke Plezierke”. De glasramen van Eugeen Yoors en Felix Timmermans voor herberg Si bemol (Marc Mees)
Felix Timmermans en de komeet van Haley (Hilde Langenaken / Ludwig van Lierde) Felix Timmermans en Stijn Streuvels. Hun relatie volgens Toon Breës (Stijn Vanclooster) Timmermans, Beatrijs en Symforosa: een veronderstelling (Job Deckers)
Een stad voor vrouwen. Begijnen en begijnhoven in vroegmodern Europa (Tine De Moor) Reimond Kimpe, Postillon d’Amour (Gaston Durnez) Proeve van literaire kritiek (Louis Vercammen)
Een ode aan mijn mama (Manu Wagner) In memoriam Fons De Roeck (Mon Van den heuvel)
Mengelwerk (Gaston Durnez) Kroniek. Het Pallieterjaar 2016 in Lier (Marc Mees) Kroniek 2016 (Marc Somers en Marc Mees) Timmermans-bibliografie (Marc Somers)
Pallieter protesteert tegen geschiedenisvervalsing (Gaston Durnez) Verjaardagsrede voor Pallieter (Kris Van Steenberghe)
Honderdjarige Pallieter springlevend (Marc Mees / Els Verstreken) Pallieter 100 jaar (Louis Vercammen) Pallieter door Timmermans in het Frans vertaald (Marc Somers)
René de Clercq en Pallieter (Marc Somers) Het boek Pallieter in beeld (Birgit Reynders)
François Gos verlucht Pallieter (Marc Somers) Het Vliegtuig, uit Pallieter (fragment) (Felix Timmermans)
De Libertijn & de gelovige vitalist. Acht linosneden van Henri Verstraten bij de roman. De pastoor uit Den Bloeyenden Wijngaerdt (Joke Van den Brandt)
De relatie tussen Ernest Claes en Felix Timmermans (Stijn Vanclooster)
Felix Timmermans in Oostenrijk. Over zijn vertaler Paul Wimmer (Stijn Vanclooster)
Woord vooraf (Marc Somers) Ereburger Felix Timmermans (Gaston Durnez)
Dankwoord bij de aanstelling van vader Felix tot Ereburger van Lier (Gommaar Timmermans)
Pallieter. Origineel of gekuist (Mon Van den heuvel)
Marten Melsen dan toch illustrator voor Pallieter? (Jan H. Melsen) Wie was Rik Cox (Marc Somers)
Briefwisseling tussen Felix Timmermans en Rik Cox Eerste deel : periode 1919 – 1930 (Marc Somers)
' De Rakker ' en Felix Timmermans (Fons De Roeck) Felix Timmermans als aandachtige lezer van de Rijnlandse mystiek (Marcel Braekers)
Lezen met een potlood in de hand (G.C. De Soete) Brief uit Den Haag (1919) (Felix en Marieke Timmermans)
De belangrijkste vooruitgang op cultureel gebied? (Felix Timmermans) Openingsrede bij het congres van de Scriptores Catholica (1935) (Felix Timmermans)
De zieke Timmermans (André Verstreken) Naar Felix Timmermans (Johan De Maegt)
Woord vooraf (Marc Somers) Bij de oorlogsbriefwisseling Timmermans – Claes (Marc Somers) Briefwisseling tussen Felix Timmermans en Ernest Claes Tweede deel : Tweede wereldoorlog en nasleep (Marc Somers)
Voorwoord tot “Herinneringen aan Felix Timmermans” door Renaat Veremans (Ernest Claes)
Een inleiding tot Felix Timmermans (Ernest Claes) Eerste ontmoeting met Felix Timmermans (Ernest Claes) Na tien jaar... (Ernest Claes)
Michel Angelo, de mensch en de kunstenaar (Felix Timmermans) Hulde aan Filip de Pillecyn (Felix Timmermans) Aan Stijn Streuvels (Felix Timmermans)
Enkele aanvullende “Noten voor Timmermans” (Jef Arras) Over mijn Pallieter-Symfonie (Flor Alpaerts)
Een geheim omtrent Pallieter (Carlo Van den Bosch) Felix Timmermans op bedevaart naar Sint-Leonardus in Peutie (Frank Teirlinck)
Faust en Felix (Job Deckers) Hoe de ster van de Fee begon te draaien (Job Deckers) In memoriam Ignaas Dom (1928-2014) (Job Deckers)
Echte en onechte postzegels (Jo Pluym jr.) Felix Timmermans en Pater Chrysoloog (Marc Somers)
Het nieuwe licht en de dood. Raymond de la Haye, een der eerste gesneuvelden van 1914 (G.C. De Soete)
Ik ben Mon Van den heuvel
Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.