Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
03-04-2013
Felix Timmermans, Vlaams nationalist-deel 3
Uit t Pallierterke-31 juli 1986 door Wibo (=José De Ceulaer)
Bij het Vlaams Nationaal Blok.
In het vorig artikel heb ik het uitvoerig over «Boudewijn» gehad. Inmiddels heb ik, dank zij mijn Lierse vriend Ignaas Dom, pastor in Kranenburg-Niel, die vorig jaar op een briljante doctoraalskriptie over Felix Timmermans in de teologische fakulteit aan de Katolieke Universiteit Nijmegen promoveerde, nog de fotokopie van een handschrift in handen gekregen dat Timmermans moet hebben gebruikt voor een spreekbeurt over «Boudewijn».
In dat handschrift laat Timmermans geen twijfel over zijn bedoelingen bestaan. Hij zegt daarin, dat hij Reinaert niet als verpersoonlijking van Vlaanderen kon nemen, maar wel een ezel, niet zozeer omdat het Vlaamse volk onderdrukt werd door de franskiljons, maar omdat het onderdrukt wilde blijven, willoos en afgestompt van geest was geworden, zijn ziel had verloren. Toch wilde hij in het slot de hoop uitspreken, dat de krachten die in het Vlaamse volk nog sluimerden, zouden ontwaken.
Dankzij Kamiel
Het zal wel een unicum zijn, dat 60 personen in een boek door de auteur met een opdracht werden vereerd. In de Bruegel-roman van Felix Timmermans was dat het geval. De 16 hoofdstukken van de originele editie waren immers onderverdeeld in «taferelen», 81 in totaal en de meeste daarvan werden aan iemand opgedragen.
Tot de uitverkorenen behoorden ook Kamiel Huysmans, Isidoor Opsomer en Frans Cursters. Aan die drie was het te danken dat Timmermans in maart 1920. zonder moeilijkheden met het vaderlands gerecht, uit Nederland naar Lier kon terugkeren.
Frans Cursters, de «joviale Lierenaar en hartelijke vriend», aan wie «Schoon Lier» werd opgedragen, had zich als advokaat in Antwerpen gevestigd. De Lierse kunstschilder Isidoor Opsomer was goed bevriend met Kamiel Huysmans, die zich onder de oorlog weliswaar van het aktivisme had gedistancieerd, maar die na de oorlog amnestie voor de aktivisten bepleitte. Die twee zouden Timmermans ook na W.O.-II niet aan zijn lot overlaten.
«Die van Lier»
Bij talloze gelegenheden heeft Timmermans de lof van «Schoon Lier» gezongen. Niettemin heeft hij mij drie dagen nadat hij in zijn geboortestad was gevierd n.a.v. zijn bekroning met de Rembrandtprijs, gezegd, dat hij eens iets wilde schrijven over «Die Van Lier», waarbij hij duidelijk liet verstaan dat het geen loflied zou geworden zijn.
Het is er nooit van gekomen.
Aan stof voor zo'n geschrift moet het hem nochtans niet ontbroken hebben.
Toen hij in 1920 uit Nederland in zijn geboortestad terugkeerde, werd hij er niet op gejuich onthaald. Door de vaderlandlievende ogen van vele Schapekoppen werd hij scheef bekeken. In de gemeenteraadszitting van 24 april stelde burgemeester Schellekens voor hem, wegens zijn houding tijdens de bezetting, te schorsen als lid van de bestuurskommissie van de «Volksboekerij», later stadsbiblioteek genoemd. Zijn voorstel werd door 12 van de 14 aanwezige raadsleden goedgekeurd : slechts 2 raadsleden stemden tegen.
Zijn schorsing duurde niet lang. De gemeenteraad, die op 24 april 1921 uit de verkiezingen was gekomen, telde bijna niets anders dan nieuwe gezichten : 12 katolieke, 4 socialistische en 3 liberale. Joseph Schellekens bleef burgemeester met 4 nieuwe schepenen. In de raadszitting van 10 september sprak het socialistische raadslid Michiels de mening uit, dat er in «de overwinningsroes» te streng was opgetreden tegen medeburgers die zonder winstbejag hadden gehandeld en geen veroordeling hadden opgelopen.
Hij stelde voor hun geval opnieuw te onderzoeken. De liberale woordvoerder De Meulenaere bleek het daarmee eens te zijn.
Het voorstel van Michiels werd met 11 stemmen tegen 7 verworpen.
Een ander voorstel, waarin geen sprake was van een nieuw onderzoek, kwam van schepen Dr. Julius van Hoof: het werd met 11 stemmen tegen 1 en 6 onthoudingen goedgekeurd.
Het voorstel was plechtig geformuleerd : «Bezield met een geest van verzoening en begenadiging, acht de Raad de tijd gekomen de na de oorlog getroffen stadsbeambten te aanzien als hebbende uitgeboet, waardoor ze voortaan als gelijken der andere medeburgers zullen worden aanschouwd.»
Kortom, de schorsing van Felix Timmermans en de andere «boetelingen» werd opgeheven: hij was nu weer een «gelijke» van zijn Lierse medeburgers. Aan raadslid Michiels schreef hij een brief om hem te danken voor zijn belangstelling voor de Vlaamse zaak, maar hij vroeg hem ook er nota van te nemen dat hij niet in aanmerking wenste te komen voor eerherstel, «daar ik niets te herstellen heb en ik mij nooit in mijn eer gekrenkt heb gevoeld». Voor zover bekend, liet hij zich in de bestuurskommissie van de biblioteek niet meer zien. Niettemin zou hij in 1934, met algemeenheid van stemmen, tot lid van de raad van beheer van de stadsbiblioteek worden benoemd en op 28 mei 1945 daaruit, samen met Dr. Oscar van der Hallen (broer van de oorlogsburgemeester !), worden geschrapt.
De viering van de staatsprijs
Als er gevierd of gefeest kan worden, dan blijken alle Schapekoppen of toch ongeveer allemaal het roerend met elkaar eens te zijn. Dan troepen ze samen rond het feestvarken, zelfs al is het een zwart schaap.
Zo was het ook, toen ze vernamen dat de driejaarlijkse staatsprijs voor de periode 1918-1920, met 3 stemmen tegen 2, op 16 februari 1922 aan Felix Timmermans werd toegekend.
Dat moest worden gevierd.
Onder voorzitterschap van Karel Bogaerts, voorzitter van het Verbond van de Lierse Toneelkringen, dat het initiatief voor de viering had genomen, werd een feestkomitee met zomaar eventjes 43 leden samengesteld, waarbij de belangrijkste Lierse kunstenaars, afgevaardigden van alle kulturele verenigingen en vertegenwoordigers van alle politieke strekkingen. Die eensgezindheid ten spijt, werd het voorstel om de feesteling «officieel» op het stadhuis te ontvangen, met 9 stemmen tegen 5 en 3 onthoudingen, door de gemeenteraad verworpen.
Als protest daartegen werd op de feestzitting in de stadsschouwburg de Vlaamse Leeuw gezongen, terwijl het orkest het Belgisch «volkslied» speelde. Als feestredenaars traden Jozef Muls, Herman Teirlinck en Kamiel Huysmans op.
Kamiel, die in feite August Vermeylen verving, maakte van de gelegenheid gebruik om het katolieke Lierse stadsbestuur een veeg uit de pan te geven. Als Timmermans in Antwerpen had gewoond, zei hij, dan zouden wij hem op het stadhuis ontvangen hebben.
De smaad die toen aan het «Vaderlands Lied» is «volkslied» in dit geval wel juister? werd aangedaan, bleef nog lang in het geschokte geheugen van menige patriottische borst. Dat bleek in 1925, nadat Timmermans op 15 juni tot briefwisselend lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie was benoemd.
In «De Nieuwe Gazet» van 21 augustus werd herinnerd aan de erge feiten ik citeer «die zich in 1922 hadden voorgedaan en die met terugwerkende kracht een "aktivistisch schandaal" werden genoemd.» Reeds vroeger, op 29 juli, had het blad tegen de benoeming van Timmermans geprotesteerd in een artikel waarin kritiek werd uitgebracht op het feit, dat Stijn Streuvels tot officier in de Leopoldsorde benoemd was. Het werd een warme zomer voor de vaderlandse, vooral franstalige pers, te meer daar de «vaderlandse vlag» op 11 juli in Aalst werd neergehaald en daar de «Brabanconne» in Nieuwpoort was uitgefloten, waar, aldus andermaal «De Nieuwe Gazet», de burgemeester die anti-vaderlandse manifestatie mogelijk gemaakt zoniet bevoordeligd had.
En de «comble» was dan nog, aldus de «Action Nationale», dat de Belgische staat een door Isidoor Opsomer geschilderd portret van Timmermans, voor 5.000 frank, had aangekocht om het in het Koninklijk Museum in Brussel te hangen.
Terloops gezegd, op 17 juni 1925 was Kamiel Huysmans minister van kunsten en wetenschappen geworden in de eerste rooms-rode Belgische regering. Dat verklaart waarom Fritz Francken in de «Volksgazet» van 24 augustus smalend reageerde op het gedaas in de liberale «Nieuwe Gazet»met de opmerking: «Onze konfrater late zich niet verontrusten : dekoraties en akademische titels kosten niet zoveel aan de staatskas als de perscampagnes van sommige gazetjes tegen de Vlamingen, kosten aan het geheime fonds van de « Quai d'Orsay.»
Onder de franstalige bladen maakte uiteraard vooral «Action Nationale» zich verdienstelijk voor het vaderland. Dat blad had in 1924 al eens geprotesteerd tegen het feit, dat Timmermans door het organisatiekomitee («dont faisaient cependant partie plusieurs patriotes sincères») was uitgenodigd om een toespraak te houden bij de herdenking van Pieter Bruegel in Brussel. En het zou nóg eens verontwaardigd kunnen zijn, toen Timmermans zomaar opgenomen werd in het Nationaal Komitee van de Wereldtentoonstelling in 1930.
De trouwe vriend
Toen Timmermans in 1920 naar Lier terugkeerde, had hij, jammer genoeg, zijn goede vriend Fred Bogaerts moeten achterlaten. Maar hij liet hem niet in de steek. Hij ging hem geregeld opzoeken, bezorgde hem opdrachten, ging zijn tekeningen aan vrienden en bekenden verkopen en schreef hem tientallen brieven en kaarten, waarin hij hem informeerde over de Vlaamse Beweging.
In verband met mogelijke amnestie probeerde hij wel zijn «veembroeder» een hart onder de riem te steken, maar herhaaldelijk moest hij vaststellen dat daar geen schot in kwam.
Hij maakte dan ook geregeld zijn beklag over de lauwheid van de minimalisten onder de Vlaamse politici. Pas in 1929 zou Fred Bogaerts naar Lier kunnen terugkeren.
Fascistische geest
In 1930 kreeg Felix Timmermars Dr. Konrad Döring op bezoek en op 30 oktober publiceerde die in de «Berliner illustrierte Nachtausgabe» een grote reportage onder de titel: «Faschistischer Geist weht durch Flandern!» Daaronder de foto's van Ward Hermans (volksvertegenwoordiger voor de Frontpartij), Agust Ruscart (Waals separatist), Joris van Severen (met als ondertitel: «Der flämische Hitler») en Felix Timmermans.
Een kompromitterend gezelschap dus wel. En een misleidende titel. Want in de woorden die hem in de mond werden gelegd, is er helemaal geen sprake van fascisme, wél van Vlaams bewustzijn.
Dit is zijn volledige verklaring : «Ons volk heeft een grote kulturele toekomst, als het trouw blijft aan zichzelf en aan buitenlandse invloeden weerstaat. Daartoe behoort dat de Vlaming zijn godsdienst bewaart en overal zijn taal gebruikt. Hij moet zich in alle richtingen vrij kunnen voelen, want in een bestendig onderdrukt volk kunnen werkelijk grote talenten zelden tot hun volle ontplooiing komen. De hogere klassen van ons volk waren tot nu toe volledig verfranst («verwelscht» in de Duitse tektst) en hebben hun kontakt met het volk verloren; daarom kunnen ze geen kunstenaars voortbrengen. Nu echter ontwaakt de Vlaamse geest, nieuwe en bredere nationale kultuurdragende bevolkingslagen ontstaan en met hen een nieuw geestesleven.»
Kamiel Huysmans reageerde in de «Volksgazet» van 3 december op de reportage met een ironisch artikel. Eruit citeren zou misleidend zijn : de betekenis van elk citaat wordt slechts duidelijk in de volledige kontekst. Timmermans nam het de spotlustige Kamiel overigens niet kwalijk. Dat blijkt uit het vraaggesprek dat Lode Zielens, voor dezelfde krant, kort daarop, met hem had.
- Zielens : «Wat denkt ge van Kamiel, Fé ? Hij is soms, geloof ik, van een boze geest bezeten!»
- Timmermans : «Dat is alleen zijn buitenste vel. Zijn binnenste is goed. Ik ken hem.»
In het interview met Zielens zei Timmermans ook dat hij minder fascistisch bloed in de aderen had dan gelijk wie en dat hij voor de joviale demokratie was.
Die uitspraak gebruikte Zielens in de titel van zijn interview.
Bij het Vlaams Nationaal Blok
Toen Lode Zielens acht jaar later nog eens iets over Timmermans in de «Volksgazet» schreef, was zijn toon wel enigszins anders en minder gemoedelijk dan de titel van zijn artikel liet vermoeden : «Gemoedelijk open Briefje aan Felix Timmermans, Vlaams-Nationalistisch Politieker te Lier».
Had Timmermans zich toen voluit in de partijpolitiek gestort? Zeker niet voluit!
In het vooruitzicht van de gemeenteraadsverkiezingen op 13 oktober 1938, waren er onderhandelingen geweest tussen de Katolieke Volkspartij en het VNV om tot «koncentratie» te komen. Nadat die mislukt waren, stelde het VNV een lijst samen waarop kandidaten voorkwamen die geen lid waren van de partij. Na lang aandringen liet Timmermans zich ertoe overhalen op die verkiezingslijst te komen van wat het «Vlaams Nationaal Blok» werd genoemd.
Zijn voorwaarde was echter, dat hij een onverkiesbare plaats zou krijgen. En zo kwam hij dan als 18de op een lijst van 19. Dat was kenmerkend voor hem. Hij heeft immers nooit persoonlijke politieke ambities gehad en hield zich buiten de partijpolitiek, maar hij weigerde nooit zich, zonder enig eigenbelang, ten dienste te stellen van mensen van wie hij meende te mogen aannemen dat ze ertoe zouden kunnen bijdragen de Vlaams-nationale idealen te verwezenlijken die altijd de zijne geweest zijn. Vooral omdat hij meende dat er door samenwerking meer te bereiken viel dan door verdeeldheid, die de Vlaamse Beweging altijd heeft geremd.
De neiging om iets niet te kunnen weigeren, heeft hem weinig baat gebracht. Integendeel.
Ook de Rembrandtprijs heeft hij niet geweigerd niet kunnen, niet durven, niet willen weigeren? en dat werd hem als een zware «oorlogsmisdaad» (!?) aangerekend.
Uit t Pallieterke-7 augustus 1986 door Wibo (=José De Ceulaer)
Door in Lier op te komen op de lijst van het Vlaams-Nationaal Blok voor de gemeenteraadsverkiezingen van 13 oktober 1938 had Felix Timmermans «officieel» kleur bekend, zoals dat heet. Nog altijd dezelfde kleur.
Daar zal het wel niet aan te danken geweest zijn, dat hij een maand later officier werd..., in de Kroonorde. Een onderscheiding die hij zomin weigerde als later de Rembrandtprijs.
In die jaren was er in België het een en ander veranderd. In 1937 kon je de Belgische driekleur zien wapperen op de landdag van het Verdinaso in het Antwerpse sportpaleis.
In 1934 was Joris van Severen immers een «nieuwe marsrichting» ingeslagen, die tot een breuk met Wies Moens had geleid. Daardoor verwijderde het Verdinaso zich van het V.N.V., dat in 1936 een beginselakkoord met Rex-Vlaanderen sloot en daarna, onder invloed van de «koncentratiebeweging», ook tot een beginselakkoord met de Katolieke Vlaamse Volkspartij kwam. In hetzelfde jaar was ook de buitenlandse politiek gewijzigd: België ging zich «onafhankelijk» opstellen. Dat leidde tot een neutraliteitspolitiek, die bij het uitbreken van W.O. II, op 3 september bevestigd werd.
In die periode kwam er ook een toenadering tot het eveneens neutrale Nederland.
Vredesbeweging
Kort na de publikatie van «Boerenpsalm» vroeg de redaktie van «Hooger Leven» aan Timmermans «Wat Wortel over de oorlog denkt». Ze publiceerde zijn antwoord in haar «Vredesnummer» van 29 september 1935 : dat van een overtuigd pacifist. Merkwaardig is wel, dat hij daarin voor een «Verenigd Europa» opkwam, zonder dat hij het zo noemde.
Hij formuleerde het zo: «Indien er overal met dezelfde moeite en kosten voor Vrede wordt gezorgd lijk men nu voor de oorlog doet, dan is 't gewonnen! En waarom kan 't niet lijk in Amerika : al de staten bijeen ?»
Toen hem later voor een bijdrage in «Vredes-actie» werd gevraagd, verwees hij naar een toneeltje uit «Het Filmspel van Sint-Franciscus», waarin een boer aan een pastoor vraagt hoe het met de oorlog staat. Slecht, antwoordt de pastoor. Zijn er dan van onze mannen veel gestorven, zijn we verslagen, vraagt de boer. En dan antwoordt de pastoor: «Als er van ons niet veel verslagen zijn, dan zijn er van d'ander veel verslagen, dat is al even slecht.
Al diegenen die sterven, zijn toch kinderen van O.-L-Heer...»
Op 5 november 1936 publiceerde de «Kölnische Illustrierte Zeitung» een reportage onder de titel : «Belgien will Frieden» (Lieve zetter, maak er geen «Frieten» van!).
Het blad had Timmermans gevraagd wat hij over de neutraliteitsverklaring van de koning dacht. Zijn antwoord: «Er gaat een zucht van verlichting over België. Leopold III heeft getoond dat men ook in deze koningloze tijd nog een koning kan zijn, en zelfs een grote.
Hij heeft daarmee het hart van Vlaanderen gewonnen.
Wij Vlamingen zijn geen kanonnenvoeder voor een ander land !»
«Wij komen tot elkander»
Op 20 mei 1939 sprak Timmermans in «Het Hollands Weekblad» zijn «Dank aan Holland» uit met deze slotzin: «En nu de Koningin van de Hollandse landen onze streken bezoeken komt, is dit mij een welgekomen gelegenheid, om mijn grote dank aan het Hollandse volk te kunnen uitdrukken.»
Dat bezoek begon op 23 mei. Die dag publiceerde «De Standaard» zijn artikel met de titel : «Wij komen tot elkander».
In die tijd was hij biezonder populair. In het najaar 1938 hield de V.B.V.B. een referendum onder de lezers van «Het Boek in Vlaanderen». Op de vraag naar de tien liefst gelezen Vlaamse schrijvers kwamen er 20.000 antwoorden binnen : Timmermans kwam met 15.564 vermeldingen als eerste uit het referendum. Dat alles bleef in de Franstalige pers niet onopgemerkt. In «La Nation Belge» van 17 juni 1939 publiceerde Charles d'Ydewalle een interview met Timmermans onder de titel: «A Lierre, chez un grand écrivain belge».
In die jaren was Timmermans ook een veel gevraagd spreker, vooral in Nederland en Duitsland. Er werd hem nauwelijks enige rust gegund. En die had hij nochtans dringend nodig. Begin 1940 schreef hij aan zijn Duitse vertaler Karl Jacobs, dat hij niet meer naar Duitsland zou komen om er spreekbeurten te houden, zolang hij niet volledig genezen was, want zijn hart had rust nodig. Niettemin hield hij nog wel eens een spreekbeurt voor gemobiliseerde soldaten in zijn omgeving : ook dat kon hij niet weigeren.
Zomin als hij kon weigeren op 9 mei 1940, met o.a. minister Soudan, Isidoor Opsomer, Albert Servaes, Herman Teirlinck en Gerard Walschap, in Amsterdam de opening van een tentoonstelling van «Belgische kunst» bij te wonen. Het was reeds 10 mei geworden, toen hij zich om 2 uur, na het aangehouden banket, ter ruste begaf.
Toen hij om half negen werd gewekt, was de neutraliteit van Nederland en België geschonden. Die dag geraakte hij nog tot Rotterdam, waar hij de nacht doorbracht.
Die nacht werd de stad gebombardeerd.
Op 11 mei geraakte hij terug in Lier, dat twee dagen later werd geëvacueerd. Op 29 mei keerde hij er terug van de vlucht, die hem tot in Menen had gebracht De bezetting was er begonnen. Weldra kwamen er herhaaldelijk Duitse soldaten en officieren bij hem aanbellen om een handtekening te vragen. Kon, mocht, moest hij die weigeren ? Moest hij die lezers en bewonderaars als vijanden beschouwen en behandelen, omdat zij in een uniform waren dat niet onopgemerkt bleef in de kleine stad, die zich beter herinnerde dat hij aktivist was geweest dan een schrijver met internationale bekendheid ?
De Vlaamse Kunstenaarsgilde
In september 1940 richtte hij in Lier de «Vlaamse Kunstenaarsgilde» op, een afdeling van de Federatie der Vlaamse Kunstenaars, die in februari in Brussel werd gesticht. Hij werd voorzitter van de Lierse afdeling en van de gouw Antwerpen.
In december 1940 opende hij de eerste tentoonstelling van de gilde in het stedelijk museum. Het belangrijkste gedeelte van zijn toespraak, waarin hij de taak van de kunstenaarsgilden omschreef, werd op 11 januari in «Het Vlaamsche Land» opgenomen onder de veelzeggende titel: «De kunstenaar in de dienst van zijn volk». Een kunstenaar moet een stuk van het leven van zijn volk zijn, betoogde hij. De kunstenaars moeten tot elkander komen, in de eerste plaats om hun volk te dienen. Een klein volk kan alleen groot zijn door zijn kultuur.
Door hun krachten samen te bundelen kunnen de kunstenaars de atmosfeer en de ruimte scheppen, waarin elk volgens zijn persoonlijkheid en zijn eigen inzicht voor de gemeenschap werkt en daardoor waker worden over dit domein van de kultuur, dat door de eeuwen de roem en de glans van een volk was.
Telkens hij het woord voerde bij manifestaties van de gilde, sprak hij in dezelfde geest. Hij hield de gilde buiten de politiek en open voor alle kunstenaars (in de ruimste zin van het woord). Tot in maart 1943, toen hij op de ongewenste inmenging van het stadsbestuur ik citeer Louis Vercammen reageerde met deze woorden: «Ik geef mijn ontslag als leider van de gilde, omdat we geleid worden door anderen; daarvoor heb ik ze niet gesticht».
Inmiddels was er het een en ander gebeurd
De Rembrandtprijs
Op 9 mei 1942 werd de Rembrandtprijs aan Felix Timmermans toegekend De prijs bestond reeds sedert 1935, werd ingesteld door een industrieel uit Hamburg, Alfred Töpfer, en was bedoeld om de kulturele banden tussen de Germaanse volkeren te verstevigen.
Naast de Rembrandtprijs voor het Nederlandse taalgebied, was er ook een Shakespeareprijs voor het Engelse en een Hendrik Steffensprijs voor het Skandinavische taalgebied. Vóór de oorlog was de prijs reeds aan Cyriel Verschaeve, Stijn Streuvels, René de Clercq en Hendrik Luyten, in 1940 aan Raf Verhulst toegekend Dat Timmermans de prijs onder de oorlog aanvaardde, werd hem door velen kwalijk genomen en volstond voor sommigen zelfs om hem van kollaboratie te beschuldigen.
Welke interpretatie men aan de toekenning van de prijs, de aanvaarding en de overhandiging ervan ook mag geven, het is een feit dat de hoge onderscheiding door een universiteit werd verleend. Dat politieke beweegredenen daarbij een rol zouden hebben gespeeld, kan alvast niet worden afgeleid uit de motivering van de toekenning.
Het curatorium van de Hanzische Stichting heeft het eenparig genomen besluit in een oorkonde onder woorden gebracht, waarvan de officiële vertaling (in gotische letters) aldus luidt :
De Nederlandse vertaling van de oorkonde, die op 30 juni 1942 in «Volk en Staat» verscheen, wijkt daar enkel taalkundig lichtjes van af zo werd de «oversproedelde teekening» een «doortintelende schildering», waarmee dan wel een «doortintelde» bedoeld zal geweest zijn. Het verslag over de uitreiking van de oorkonde in het Kunstverbond te Antwerpen verscheen op de eerste bladzijden van «Volk en Staat» naast triomfantelijke koppen over de val van Marsa-Matroek, de vernietiging van Sowjet-legers aan het Wolchowfront en een dagorde van de VNV-leider Staf de Clercq aan het Vlaamse Legioen, en net onder een zuurder bericht, dat de suikerrantsoenen met een halve kilogram zouden worden verminderd. Op de akademische zitting van zondag 28 juni werd het woord gevoerd door Dr. Antoon Jacob, uit naam van de Nederlandse kultuurraad, door de provinciegouverneur Dr. Jan Grauls, door schepen Dr. Robert van Roosbroeck, uit naam van de stad Antwerpen, en door prof. Dr. Keeser, rector van de universiteit Hamburg.
Uiteraard sprak de gevierde een dankwoord uit, dat door bescheidenheid en humor gekenmerkt was.
De vorige dag werd er in het AMVC, toen nog «Museum van Vlaamse Letterkunde», een tentoonstelling van zijn tekeningen en akwarellen geopend. Daar begroette de gastheer Lode Baekelmans hem als vriend. «Aan de drempel van dit huis», zo begon hij, «houden tegenstelling en betwisting op. Hierbinnen is enkel erkenning, waardering en verering te vinden». Daarbuiten was dat niet overal zo. Dat zou blijken na zijn viering in Lier.
De gedenksteen
Op 4 juli werd de viering in Lier in gezet met de opening van een Timmermans-tentoonstelling in het stedelijk museum. Toespraken werden gehouden door Nest van der Hallen, voorzitter van de Kamer van Letterkundigen in de Kunstenaarsgilde, door schepen Van de Zande en door Juliaan Plateau, voorzitter van de Antwerpse Kunstenaarsgilde.
Op 5 juli, zijn 56ste verjaardag, werd Timmermans officieel op het stadhuis ontvangen en door burgemeester Alfred van der Hallen toegesproken. Ook de provinciegouverneur Jan Grauls en de professoren Jacob en Noach voerden er het woord, evenals Kreiskommandant von Maerker (hoewel niet als spreker vermeld in het officiële programma).
De gevierde dankte met een geestig loflied op zijn geboortestad.
Na de middag was er een akademische zitting, georganiseerd door de Kunstenaarsgilde. Toespraken werden gehouden door Nest van der Hallen, door Ernest Claes en door Thomas de Backer, voorzitter van de provinciale kultuur dienst.
Ik ben Mon Van den heuvel
Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 81 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.