Een Nederlandse Dissertatie over Felix Timmermans.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit De Morgenpost Antwerpsche uitgave van De Standard 15 februari 1928
Door Joris Eeckhout.
Tezamen met een uitnoodiging tot het bijwonen van thesen- en dissertatie-verdediging van den heer Th. Rutten, aan de Leuvensche Alma Mater, op heden woensdag 15 Februari, gewerd mij de bij Wolters uiterst keurig uitgegeven, dissertatie zelf. In het «Voorwoord» richt doctorandus Rutten zijn oprechte dank aan de Faculteit van Letteren en Wijsbegeerte die hem 't voorrecht heeft willen geven, als eerste tot Doctor in de Nederlandsche Letteren aan de beroemde Leuvensche Universiteit, met een proefschrift over een Vlaamsch schrijver te promoveeren. Na lezing van zijn dissertatie, is het ons een aangename plicht, den heer Th Rutten te danken voor de zeer mooie, feitelijk verrijkende hoofdstukken, gewijd aan leven en werk van Felix Timmermans.
Een dissertatie over... Timmennans! 'k Zie er enkelen, niet weinigen misschien den neus opkrullen. Een thesis over een nog levend auteur! Alsof er niets meer te ontdekken viel in onze middeleeuwsche litteratuur, of in den Renaissance-tijd. En dan, de zeventiende en achtiende eeuw te onzent : een open boek voor onze historiografen? Daar valt, ongetwijfeld, uit vroegere literaire perioden nog heel wat op te diepen; misschien zelfs, is, met het oog op een of ander tijdvak, de heele literair-historische behandeling te... herschrijven. Maar ook dit staat vast : waren we door tijdgenooten ruimer ingelicht geworden over leven en werk van menig thans nog onvoldoende bekend schrijver uit verleden eeuwen, er zouden thans stellig niet zooveel open vragen gebleven zijn op 't gebied der Nederlandsche literatuurgeschiedenis. Ook met de geschiedenis van wie nog niet tot de geschiedenis behooren, kunnen wij ruimschoots ons voordeel doen. En 't nageslacht niet minder.
Ook over vijftig jaar zal het niet zonder belang zijn te weten, hoe Timmermans' tijdgenooten oordeelden over zijn werk; hoe dit paste in de lijst van leven en milieu, van geest en techniek van den schrijver en tijd. Zoo wordt morgen tot geschiedenis gewijd, wat heden slechts bezwaarlijk dien naam dragen kan. Maar, dan moeten ook van heden af, alle bruibare ellementen worden samen gebracht. De geschiedenis immers rijst zoo maar niet als bij toverslag uit den grond. Laten we dus dankbaar zijn, wie niet alleen theoretisch, maar ook praktisch uitmaakt, dat : contemporame litteratuurgeschiedenis wetenschappelijk volkomen te verantwoorden is.
![](http://desmond.imageshack.us/Himg43/scaled.php?server=43&filename=rutten.jpg&res=landing) «Wij wilden aldus doctorandus Rutten leren begrijpen wat daar zo gaaf en gemakkelijk maar voor 't grijpen ligt, en laten zien hoe Timmermans begon en hoe hij gekomen is tot de hoogte waarop hij nu staat. Dus hebben wij getracht zijn levensgeschiedenis op te bouwen, belichtend zijn afkomst en kultuurmillieu, zijn opvoeding en gevoelsaanleg, zijn temperament en karakter, 't levensgevoel waaruit hij schept voor later tijd, zijn houding tegenover het leven, heel zijn aard, zijn persoonlijkheid en zijn werk. »
Het belanrijkste deel van deze dissartatie wordt dan ook ingenomen door de studie van wat Timmermans schreef. « Hoe zeer ook de wortels uit één hoofdwortel gesproten dooreengestrengeld liggen, de takken gaan uiteen. Zoo ook voor 't literair werk, waarvan de wortels zitten in den levende mens, die al zijn hoedanigheden en mogelijkheden bezit, maar vandaag eene laat vooroptreden, morgen 'n andere en overmorgen allebei, om in de schakering der werken gemeenschappelijk van oorsprong te blijven. »
Daarmee is een kunstmatige indeeling naar chronologische rangschikking volkomen, verechtvaardigd. Wij zochten telkens naar perspectieven door zijn werk, die op de toekomst een zoeklicht konden werpen. Zoo werd het hoofdstuk dat Breughel kon heeten als vanzelf 'n terugblik en de Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt 'n samenvatting en 'n hoopvol vermoeden. »
Deze disssertatie is verdeeld over twaalf hoofdstukken.
Vooraan een noodzakelijk-vrij-uitvoerig immers niet alleen voor geleerden en vakkundigen werd deze studie geschreven situeeren van Felix Timmermans in de Vlaamsche letterkunde. Een viertal flink geborstelde litteraire tafereelen : herleving en opbloei der Vlaamsche letterkunde bij den overgang der eeuw; literaire bedrijvigheid in Vlaanderen toen Felix Timmermans opgroeide; Vlaamsch volk en Vlaamsche schrijvers; verandering van geestesgesteldheid en het optreden der Vlaamsche letterkundigen na den oorlog.
Daarop volgt een hoofdstuk over Timmermans' medewerkers, lees : Lier ent populair element. « Timmermans is Lierenaar, archeoloog, n wonderlijk-vruchtbaar levend folklorist en kunstenaar rond alles heen. Hij is meer. » Hij is inderdaad ook wat « Zijn Meesters » van hem gemaakt hebben. Hier wordt onderzocht : de algemeene geest van Timmermans' werk in 't licht zijner eerste opvoeding allereerst; en tweede : hoe 't herscheppende talent bij hem het herscheppende voorafgaat. Invloed o.m. van Breughel, Streuvels en De Laey. Dan komen aan de beurt : Timmermans' artistenjaren. Eerste kenmerk : overspannen verbeeldingen. Gevolg van pseudo-mystieke lezing. Maeterlinck meer gegeerd dan Ruusbroec. De literaire produkten van dien tijd : beloftevolle inleidingen. (Begijnhofsproken, Holdijn, Schemeringen van de Dood). De heer Rutten gewaagt op blz. 64 van Lecomte (lees Leconte) de Lisles bekend stuk en dat hij als volgt laat eindigen op : « Et je me suis baigné sept fois dans le néant divin » ; het moet zijn : Et retourne à pus lents vers les cités infimes. Le coeur trermpt sept fois dans le Néant divin.Poèmes Antiques, blz 292.
Met Pallieter wordt Timmermans volkomen zichzelf. « Pallieter heet het in het vijfde kapitel, werd niets anders dan n dichterlijke uitbeelding van het verlangen naar leven in n onbereikbare idealiteit, 'n droom naar een gestyleerd aardeleven. t Spreeks dus vanzelf, dat er aan dit beeld generlei schaduw is; hij kon toch niet naar lijden verlangen. De grote kracht en zwakheid ligt juist in de eenzijdigheid. » En verder : « Geheel oorsponkelijk is Pallieter. Als objectief humoristies karakter heeft hij 'n plaats bezet in de letterkunde naast Reinaert en Uilespiegel, die ook in Vlaanderen leefden.» In de volgende drie hoofdstukken gaat het over : Het Kindeke Jezus in Vlaanderen, De zeer schoone Uren van Juffrouw Symforosa Begijntjen, Boudewijn, Anna-Marie, Uit mijn Rommelkas, Schoon Lier, 't Keerseken in de Lanteern, e.a.
Het negende hoofdstuk heet : « Timmermans die naar Breughel en als Breughel keek. » Daarover meer bij 't verschijnen van Timmermans' « Peter Breughel », dien den schrijver aldus begroet : « En gij, o Peter, Bruegel, Patriarch, gij zijt de lichtende Mozeszuil, die ons voorafgaat naar 't Beloofde land; dat is : waar mensch en kunstenaar elkaar begrijpen. » (Wanneer zullen wij in Utopeia aanlanden?)
Aan « Den Pastoor uit den bloeyenden Wijngaerdt » wordt het tiende hoofdstuk gewijd.
Zeer gevat wordt hier getuigd : « Dit werk kan 't begin zijn van 'n nieuwe periode in zijn literaire bedrijvigheid. Zonder twijfel is ook hier weer de persoonlijke intellektuële kracht nog niet overtuigend. Maar de stroom van z'n gevoelens kon hier wijd uitstromen in de brede bedding van die oeroude christelijke waarheid : de gemeenschap der Heiligen. Zo is deze versterking van Timmermans' katholiek bewustzijn voor z'n kunst van 't hoogste belang, en zij kan hem, indien hij de waarde daarin gelegen weet te benutten, rijke kunst voor alle eeuwen doen scheppen.» Daarop volgen opmerkingen over visie, stijl, taal en spelling.
Een nog ietwat uitvoeriger behandeling hiervan, ware zeker niet ongewenscht geweest.
Het slotkapittel stelt Timmermans tegenover de kritiek; hoe haar orakels luiden leert het opschrift : « Een hoofdstuk uit Timmermans' literaire roem ».
Met nota's en een zeer volledige bibliografie wordt deze dissertatie besloten.
Een uiterst interessante bijdrage tot dieper kennis en ruimrer waardeeren van Felix Timmermans' uvre, door iemand, die aan fijnen litterairen takt een wetenschappelijk-stevige opleiding paart.
Dit is onze hoofdindruk. Wij treden in geen bijzonderheden; en wel om een dubbele reden. Ons werd immers de tijd niet gegund tot diep instudeeren; en, zelfs ware deze voorhanden geweest, hoe zouden we 't aandurven, met ons houten sabeltje en blikken geweertje te lijve te gaan, wie daar, van kop tot teen, zoo prachtig uitgerust, ten strijde trekt?
Een wensch nog : wie schenkt ons een dissertatie over Streuvels en van de Woestijne ?
************
|