Onder een Lantaarn
Uit De Tijd 18/8/1989 - door A.L. Boom
Lezen is een sociale aangelegenheid. Bij de dood van de enige bewoner liggen de tien boeken ongeopend op het onbewoonde eiland. Alleen bij de kluizenaars in de woestijn lag hun enige boek, de bijbel, gebruikt in de stilte na het vertrek van de laatste duivel. Maar over dat boek spraken zij de hele dag met hun enige gezelschap : God.
Elke lezer wil delen. En de altijd wat plechtig geroemde dialoog met de schrijver of diens figuren is daarvoor niet geschikt. De lezer leest in de hoop op gezelschap. Hij is allerminst de individualist waarvoor hij wordt gehouden. Elke lezer wil gestoord worden. En hij vertelt meteen wat hij leest, en als hij enthousiast is, zal hij de laatste goede zin meteen aan de onbekende voorlezen. De lezer kan zijn eenzaamheid met het boek alleen verdragen omdat hij weet : straks kan ik erover spreken. Niets onnatuurlijker dan de stilte in de leeszaal.
Op de enige plaats waar lezers samenkomen, is spreken verboden. Het zal nog wel een overblijfsel zijn uit de tijden dat er alleen in kloosters leeszalen waren. Ga naar een leeszaal, kijk rond, ieder loert naar de ander. Wat leest hij? Dat ken ik ook. Zou hij het ook mooi vinden? Hij zou dit ook eens moeten lezen. Hier. 'Voorrecht van goden en mensen is het lachen', dat lees ik net. Dat moet toch iedereen een keer gehoord hebben. Maar het enige geoorloofde geluid is het dode geritsel van papier. Ik heb nooit in leeszalen kunnen lezen.
Wie veel leest, zou verplicht moeten worden tot publiek delen. Een schitterende opdracht tegenover de gedwongen spaarzame lezers. Wie leest bij voorbeeld een studie over Felix Timmermans? Ik kreeg die ook maar vorige week toevallig in handen. De auteur heet Ignaas Dom en zijn boek heet Felix Timmermans de pelgrim. Ik zou de studie ook misschien niet zo gauw helemaal lezen. Maar in het fraai uitgegeven werk staat wel op pagina 113 het meest frappante leesgetuigenis dat ik ooit heb mogen lezen.
In november 1938 ontvangt Timmermans een brief uit Amsterdam. Die luidt zo :
" Zeer geachte Heer Timmermans,
Laat ik u even schrijven dat ik zojuist onder enen lantaren in Amsterdam in den nacht om 2 uur geheel uw boek «Ik zag Cecilia komen» op straat heb voorgelezen aan Prof. FJ. Buytendijk. Het was wel de vijfde keer dat ik uw boek las. Ik zou ondankbaar zijn U dit niet te laten weten. Het is zo mooi dat ik er telkens opnieuw van in den hemel ben.
Vergeef mij dat ik u dit zo schrijf. Ik doe dat nooit. Maar uw boek is een meesterwerk.
Gij wordt zo vaak zo zeer geminacht. En het is toch zo mooi! In allen eenvoud gezegd, ik kan niet nalaten u te zeggen, hoezeer ik dit bewonder. Ik dank U, mede namens Buytendijk.
Gij hebt een zeer mooi boek geschreven. Het heeft ons allen wij, en die ik ken ontroerd. Wilt Gij zo goed zijn, deze spontane uitdrukking van vreugde wij zijn gewoonlijk zo kalm niet te beschouwen als vlijerij?
Anton van Duinkerken. "
Alle klokken van de Sint Gummaruskerk in Lier moeten zijn gaan luiden, toen Timmermans dat las.
Uit hun een paar jaar geleden gepubliceerde correspondentie weten we dat Buytendijk en Van Duinkerken elkaar wekelijks in Amsterdam ontmoetten, naar ik meen op donderdag als Buytendijk in Amsterdam college gaf. Hun gesprekken duurden, bij Van Duinkerken thuis, tot diep in de nacht. Maar kennelijk maakten zij in de nacht ook wel eens een wandeling.
Maar waarom droeg Van Duinkerken de inderdaad heel mooie novelle van Timmermans 's nachts bij zich? Hadden zij eerst thuis over het boekje gesproken? De gastheer pakt het en zoals altijd maakt de aanraking pas het enthousiasme goed los. Maar Buytendijk moet weg. Het is bijna twee uur. Van Duinkerken loopt mee, steeds enthousiaster wordend. Ze staan in de stille straat. Wat is er over een boek te zeggen, wat dat boek zelf niet beter kan zeggen? Het echte delen van het leesgeluk is het voorlezen van het boek. Gelukkige mensen schamen zich nooit. Het op straat voorlezen midden in de nacht was een vanzelfsprekende zaak.
Hoe lang zullen de twee daar gestaan hebben? Ik zag Cecilia komen is een dun boekje, maar het tempo van Van Duinkerken en de tijd lag laag. Buytendijk, de waarnemer veel van zijn boeken hebben met kijken te maken moet minstens een uur onder de lantaarn geluisterd hebben. Wat moet hij het boekje, maar ook het moment zelf schitterend hebben gevonden. Daar is de laatste bladzijde, de laatste regel nadert. Helaas, het boek is uit. " Dat is mooi, hè ", zal de een, " Heel mooi ", zal de ander gezegd hebben. Intensere communicatie is nauwelijks denkbaar. Wie aan de situatie denkt, wordt onvermijdelijk jaloers. Op het gezamenlijk geluk dat de twee daar onder de straatlantaarn gekend hebben.
Buytendijk gaat naar huis. Hij zal het boekje van Timmermans meegekregen hebben.
En ik weet zeker dat hij het die nacht nog helemaal gelezen heeft, al zal het alleen maar zijn om het geluk van het uur op straat te kunnen vasthouden. Van Duinkerken gaat naar huis.
En het wonderlijkste is, dat hij meteen de brief schrijft. Een derde moet in het geluk delen.
Wie in fantasie gelooft, leest de brief niet goed. Dit is allemaal echt gebeurd, alle gevoelens zijn oprecht. Want het zal niet aan het late uur te wijten zijn, dat Van Duinkerken zo eenvoudig, eentonig schrijft. Hij zegt zelfs in dit kleine briefje enkele keren hetzelfde.
Dat gebeurt alleen in momenten van uiterste oprechtheid over eigen geluk.
Van Duinkerken was toen vijfendertig, hij had al de halve wereldliteratuur gelezen en was daarover allerminst zwijgzaam geweest. Maar als de lezer in zijn zuiverste gestalte verraadt hij zich in dit voorval. Een beter zelfportret had hij niet kunnen schrijven. Buytendijk was zestien jaar ouder dan zijn voorlezer, hij heeft hem ruim zes jaar overleefd. Waarom heeft hij deze gebeurtenis nooit opgeschreven? Desnoods als een kleine studie over de psychologie van het lezen. Maar misschien las Van Duinkerken hem wel wekelijks een boek voor!
En kende hij talrijke straatlantaarns in Amsterdam. Hoe schrijf je dat op? Niemand gelooft het toch. Ik denk dat dit zijn zwijgen verklaart : de gebeurtenis was te intiem.
Alleen de schrijver van het boek mocht ervan weten.
Gelukkig is de geschiedenis even sociaal als de lezer : ze wil delen.
********
|