Toen we zondagnamiddag na een pak kilometers rijden een koffiestop hielden, kreeg ik van Karoline een ellenlange sms doorgestuurd: de dokter was op zondag bij mama langs geweest, de bloeduitslagen waren goed, mama had die dag wat gegeten en had voorlopig geen koorts
Karoline wou ons zo graag geruststellen. Trouw hield ze ons elke dag op de hoogte hoe het met mama ging. Toch ging er geen dag voorbij of ik belde minstens één of twee keer naar het rusthuis, pure bezorgdheid. Telkens weer waren de verzorgende bereid om alle uitleg te geven. Ik belde ook naar onze huisarts, naar Karoline en naar Denise: de ene dag ging het beter met mama dan de andere, soms ging het goed, soms had ze opnieuw wat koorts.
Ook Denise ging regelmatig bij mama op bezoek en mailde ons meteen. Lieve, een vrouw die ik al jaren ken en wiens moeder ook al jaren op mamas afdeling verblijft, stelde zelf voor om ook eens bij mama binnen te wippen. En ook zij mailde ons om te vertellen hoe het met mamas gezondheid was.
Nu is het ondertussen al vrijdag en zijn we al heel wat telefoontjes, sms'jes en mailtjes later. Ik belde zonet nog eens naar de huisarts: mama ligt nog steeds in bed maar is flink aan de beter hand en volgens de dokter hoeven we ons echt geen zorgen meer te maken. Oef, zullen Arsène en ik nu maar wat geruster genieten van onze vakantie?
Toen we dachten dat mama goed aan het herstellen was en we volop alles aan het plannen waren om naar Frankrijk te vertrekken, werd zij opnieuw ziek. De laatste dagen vóór onze afreis lag ze terug met koorts in bed, ze moest weer overgeven, ze was hervallen.
De huisdokter kwam bijna dagelijks bij mama, maar ook zij kon ons niet verzekeren of ze vlug beter zou worden. Hoe erg we er ook naar verlangden om eens twee weken in de Provence tot rust te komen, zowel Arsène als ik dachten erover om onze reis te annuleren. Zoals mama nu was, kon ik haar toch met geen gerust hart achterlaten. Zorgeloos vertrekken naar onze geliefde stek zat er niet in, niet voor mij, niet voor Arsène.
Er werd heel wat gepraat onder ons tweetjes, maar het was eindelijk onze huisdokter die de knoop doorhakte: Vertrek maar Ze zou mamas toestand op de voet volgen en ik kon haar steeds bellen. Ze zou ons op de hoogte houden hoe het met mama ging.
Iedereen van het personeel verzekerde mij dat ze goed voor mama zouden zorgen. Zaterdagnamiddag ging ik voor een laatste keer bij mama. Ze lag te slapen in haar bed en ze wist niet eens dat ik bij haar was. Ik huilde eens flink uit op de schouder van een verzorgende en ik verliet het rusthuis met een klein hartje.
Als ik zondagmorgen naar mamas afdeling bel om te vragen hoe het met haar is, heb ik een heel enthousiaste medewerkster aan de lijn. Ze vertelt me dat het met mama nu zéker weer goed komt: Ze heeft deze morgen geen koorts meer. En toen ik gisteravond nog even bij haar de kamer inliep, begon ze spontaan te babbelen. Niet tegen mij, maar gewoon in zichzelf. Dan wist ik al dat ze aan de beterehand was. We kennen haar zo goed dat we weten dat ze enkel praat als ze oké is . De verzorgende vertelt mij ook nog dat haar collega, die mama deze morgen heeft verzorgd, net dezelfde bemerking had gemaakt: Marcella is aan het beteren, ze babbelt weer! Ze zijn het er over eens dat mama vandaag voor een paar uren het bed uit kan. Ik spreek af dat ik deze namiddag heel even langs kom.
Rond 4 uur ben ik in het rusthuis. Mama zit aangekleed op haar kamer in haar zetel. Ingedut, maar ze heeft wel een frisse kleur. Als ze eindelijk haar ogen opendoet, lacht ze naar me. En ja hoor, wat later terwijl ik de was in de kast leg, babbelt ze stilletjes in dat onverstaanbare taaltje van haar. Ik ben blij dat haar ziek zijn voor een groot stuk is opgelost. Als ik wegga, zeg ik : Dag mama, dag maatje . Dag mama tot morgen? Met gesloten ogen, bijna alweer ingedommeld, knikt ze toevallig ook nog van ja. Ik ga met een gerust hart naar huis.
Drie keer per dag bel ik naar het rusthuis om te vragen hoe het met mama is. En iedere keer wordt me op een vriendelijke manier uitgelegd hoe het met haar gaat. De verzorgenden en verpleegsters trachten me gerust te stellen en verzekeren me telkens dat ze goed voor haar zorgen. Maar daar ben ik sowieso van overtuigd.
Vrijdagmorgen ga ik de was gaan ophalen. Mama ligt in bed te slapen en merkt niet dat ik op haar kamer kom. Een verzorgende heeft voor mij mamas wasmand al leeggehaald en de was in een zak gestopt. Zo hoef ik niet lang op mamas afdeling te vertoeven waar nog steeds heel wat bewoners door ziekte geveld zijn. Nadat ik mama heb gezien, neem ik de zak mee en bang zoals ik ben voor besmetting vertrek ik weer heel snel.
Zaterdagmorgen zegt mij een verzorgende aan de telefoon, - ze is zelf opgelucht dat ze goed nieuws heeft - dat de koorts gezakt is, mama toch weer wat eet en dat ze voorlopig niet meer moet overgeven. Ze ligt nog in bed en is wel nog behoorlijk slapjes. Als ik zaterdagavond rond 8 uur voor de laatste keer naar mamas afdeling bel, verzekert mij de verzorgende dat het heel langzaam weer de goede kant op gaat met mama.
Het goede nieuws krijgen we dondervoormiddag te horen bij de oncoloog. Na de CT-scan om 8u40 hebben Arsène en ik wat later een afspraak bij hem. Het resultaat van de scan is een 'majeure remissie'. Dat is eigenlijk zeer goed nieuws, leg de dokter ons in mensentaal uit, want dat betekent eigenlijk dat er van het gezwel in de longen haast niets meer te zien is. De chemobehandeling heeft dus geholpen.
Deze woorden klinken mij als muziek in de oren na al die lange maanden van bang afwachten. Vooral voor Arsène zorgt dit bemoedigend scanresultaat, na die 6 ellendige maanden van eenzame opsluiting en die 6 zeer belastende chemobehandelingen, voor een ware ontlading van al de opgehoopte miserie en spanning. Oef! Opluchting!
Maar meteen stelt Arsène de vraag: wat nu, dokter? Ons leven weer oppakken, raad de oncoloog ons aan. En medisch-technisch legt hij ons uit dat men in de oncologie niet spreekt van een herstel of genezing maar van een regressie (= de kanker lijkt niet meer actief te zijn). Men is immers niet zeker dat de kanker binnen kortere of langere termijn niet zal recidiveren (= weer de kop opsteken). Ik heb geen glazen bol, ik kan de toekomstniet voorspellen, voegt hij er nog aan toe.
Voorlopig is er geen verdere behandeling nodig en wij maken samen met de dokter nu al voor binnen 3 maand een afspraak voor een nieuwe CT-scan.Er nu van profiteren is zijn boodschap. Zelfs een reis met Pasen naar onze geliefde stek in de Provence moedigt hij aan.
Nog emotioneel onder de indruk verlaten Arsène en ik arm in arm het ziekenhuis. Had alles volgens plan verlopen, zouden we in het naar huis rijden bij mama langs gaan. Maar mama is sinds dinsdag ziek, dat is jammer genoeg het slechte nieuws. En met haar is bijna de helft van de bewoners van haar afdeling ziek, zelfs het personeel wordt niet gespaard. Iedereen wordt het slachtoffer van buikgriep en bronchitis. Ook mama.
Dus nu kan Arsène, hoe graag hij het ook wilt, zeker niet bij mama op bezoek. Contact met zieke mensen moet hij voorlopig nog mijden. Ook voor mij is het weer drie keer per dag bellen hoe het met haar gaat, want ook ik ga niet naar haar toe. Hopelijk wordt mama weer gauw beter.
Zondagavond zitten mama en ik op haar kamer knusjes hand in hand bij elkaar. Nog wat knuffelen net vóór het avondeten. Ik doe haar zoals steeds de groeten van Arsène. En zoals iedere keer weer reageert mama totaal niet. Ze zit gewoon, haar blik op oneindig, voor zich uit te staren. De naam van haar schoonzoon zegt haar dus helemaal niets meer.
En ondanks ik weet dat zij nog maar heel weinig begrijpt van wat ik zeg, vertel ik haar toch dat Arsène deze week naar de dokter moet. Ik spreek haar niet over de CT-scan en dat we daarna een afspraak hebben bij de oncoloog om de resultaten van de chemokuur te bespreken. Ik vertel haar ook niet dat we donderdagmiddag weten hoe het zit met de longtumor.
Het eerst wat ik ga doen als ik terug onder de mensen mag komen, is naar onsma gaan, zei Arsène onlangs. Het is bijna 6 maanden geleden dat hij mama nog eens zag en hij mist haar. Dus dat binnenkort Arsène bij haar op bezoek komt, vertel ik mama wel.
Ze kijkt me lachend aan, dan plots weer heel streng. Neen, mijnheer! zegt ze wat verontwaardigd.
Na haar bad is mama vrijdagmorgen vrij slaperig. Ze ondergaat knikkebollend en wat scheef op de stoel hangend het vrijdagmorgen ritueel: haar haar in de krulspelden draaien, föhnen, de krulspelden uithalen en haar haar mooi opborstelen. Niet één keer kijkt ze op, ze zegt geen enkel woord. Als ik met haar klaar ben, zorgen twee verzorgenden dat mama weer in haar zetel zit.
Even vóór elf uur hebben het personeel alle nog mobiele bewoners van mamas afdeling in de leefruimte verzameld. Mama en ik zijn er ook. Op deze nationale dag van rouw is hier iedereen samen uit respect voor alle slachtoffertjes van het vreselijk autobusongeluk. Om elf uur valt het leven voor 1 minuut stil. Zelfs de demente oudjes zitten er stilletjes bij. Voelen zij de bedrukte sfeer? Iedereen is aangedaan, iedereen voelt verdriet, iedereen leeft mee met alle ouders en hun familie.
De laatste dagen zijn de gedachten aan de verongelukte kinderen bij mij nooit weg geweest. De meeste kinderen die bij mij leren typen zijn net even oud als de slachtoffertjes. Uitgerekend deze week werd op één van de scholen, de dactyloles voor een weekje uitgesteld omdat de kinderen van het zesde leerjaar maandag op skiklassen vertrokken. Ik ben blij dat ik ze binnen een week terug zie.
In de omslag met de factuur voor de verblijfskosten voor de maand februari, zit deze keer ook een brief. Van zodra ik lees: Betreft: Prijsverhoging dagprijs weet ik al hoe laat het is. De directie schrijft dat door de algemene prijsstijging de dagprijs met ingang van 1 april 2010 verhoogd wordt met 4,24 %. De prijsverhoging is goedgekeurd door de Federale Overheidsdienst Economie en brengt de dagprijs nu op 47,90 Euro.
Daarmee behoort het rusthuis waar mama verblijft, zeker nog niet tot de duurste, maar het wordt maandelijks nog meer bijleggen van mama's spaarcentjes. Hoe men ook van bovenhand preekt dat de zorg betaalbaar moet blijven, blijkbaar realiseren zich de mensen aan de top niet dat het verblijf in een rusthuis al lang voor de meeste mensen onbetaalbaar is geworden.
Mama zit zaterdagnamiddag in de leefruimte samen met andere bewoners voor het grote televisiescherm. Vandaag kunnen ze de wielerwedstrijd Parijs - Nice volgen. Ondanks de lawaaierige commentaar van de reporter is mama, in tegenstelling tot vorige week, vandaag wel ingedommeld.
Als ik haar een zoen geef, wordt ze langzaam wakker. Ze kijkt me met kille ogen aan. Ze blijft me onbeweeglijk aanstaren en doet absoluut niet de minst moeite om mijn zoen te beantwoorden. Ze gunt me zelfs geen glimlach, ze staart me onbegrijpend aan.
Ik verhuis mama met haar zetel naar haar kamer. Zelfs nu we gezellig onder ons tweetjes zijn, blijft ze heel rustig. Op de vele knuffels die ik haar geef, krijg ik nauwelijks reactie. Ze lijkt zo moeilijk bereikbaar vandaag. Tot ze dan toch eindelijk me af en toe glimlachend aankijkt. Ze neemt mijn hand in de hare en ze lacht naar me. Nu kijkt ze me ineens heel lief aan. Ze streelt mijn hand. Daagt er iets bij mama? Ben ik toch nog bekend? Ik neem haar vast en knuffel haar weer. Ze slaat haar armen om mijn nek, zoent me en lacht dan heel uitbundig. We laten elkaar los en zitten weer stil naast elkaar. Tot mama plots met ruwe kracht intens over mijn arm en schouder streelt. Ze weet van geen ophouden en ik laat haar doen. Voilà! zegt ze na een tijdje en ze houdt op met strelen. Ze legt haar handen op haar tafeltje, ze wordt heel stil. Haar ogen laten me los en dwalen de kamer rond, ze zakt weer weg in haar eigen Alzheimerwereldje.
Begin maart is er naar jaarlijkse gewoonte op mamas afdeling de gemeenschappelijke ziekenzalving.
Woensdagnamiddag, rond de klok van twee uur zitten de bewoners en hun familie of vrienden, die aan de zalving deelnemen, al in een grote kring bij elkaar. Bij de oudjes die geen eigen volk naast zich hebben, zit een personeelslid. De prachtige klassieke muziek, die op de achtergrond speelt, maakt de stemming nog ingetogener. De pastoor van ons dorp en de pastorale werkster van het rusthuis leiden de plechtigheid. Er wordt gebeden, dan volgt de handoplegging en de zalving.
Laat iedere bewoner gewillig de handoplegging ondergaan, ons mama niet. Als de pastorale werkster zachtjes haar handen op mamas hoofd legt, protesteert ze stilletjes, maar heel duidelijk: Niet op mijn hoofd! Meteen doet de pastorale werkster met een knipoogje naar mij wat mama vraagt en ze houdt haar handen gewoon boven mamas hoofd.
Als wat later tijdens de communie aan mama de hostie wordt voorgehouden, blijft ze onbeweeglijk zitten en houdt ze de lippen strak op elkaar. De pastorale werkster glimlacht alweer begrijpend in mijn richting en gaat zonder aandringen verder. Marcel daarentegen, die twee stoelen verder zit, hapt meteen toe bij het zien van de hostie. Karoline en ik, - we zitten naast elkaar -, werpen elkaar een blik van verstandhouding toe. Marcel denkt aan eten! fluistert ze me verdoken in het oor. Het klinkt misschien oneerbiedig, maar voor velen van deze dementerenden is de heilige hostie gewoon verworden tot een snoepje. Echt begrijpen doen ze deze ganse plechtigheid niet.
Na het slotgebed worden de bewoners en hun familie door de hoofdverpleegster uitgenodigd aan de koffietafel. Iedereen wordt verwend met koffie en cake.