In de hele wereld, behalve op de zuidpool leven uilen. Wel 175 verschillende soorten. De Latijnse naam voor uilen is Strigiformes. Dit woord is afgeleid van het Latijnse woord Strix. Strix betekent heks. Hieraan kan je zien dat sommige mensen vroeger uilen eng vonden en er zelfs bang voor waren. Deze mensen dachten dat uilen de brengers van ongeluk en de dood waren. Bij de Grieken was de uil juist het symbool van wijsheid. De uil komt nu nog voor op de Griekse euro. Vreemd genoeg staat de uil ook soms voor domheid. Denk maar aan uilskuiken (=domoor), uilachtig kijken (=dom kijken) of uilig (=dom). Door de jaren heen wisten de mensen dus niet goed wat ze moesten denken van de uilen. Het waren maar geheimzinnige nachtjagers, die ook nog geluidloos konden vliegen en enge geluiden maakten. We weten nu dat het bijzondere vogels zijn die op een speciale manier jagen. De meeste uilen hebben zich gespecialiseerd in de nachtjacht, maar er zijn ook uilen die overdag jagen. De bijzondere kenmerken van een uil worden nu besproken:
Ogen: De ogen van een uil kunnen niet draaien, ze zitten vast in de oogkas. Als een uil wil rondkijken moet hij dus zijn hele kop draaien. Dit kan hij als geen ander. Hij kan zijn kop 270 graden draaien. Dit is driekwart rond! En dat zowel naar rechts als naar links.  Uilen zijn bijziend. Ze kunnen dus van dichtbij niet goed zien. Iets dichtbij zoals een prooi in de poot of een te voeren jong tasten de uilen even af met de veerborstels die om de snavel heen zitten. Uilen kunnen wel heel goed in de verte kijken. Afhankelijk van de soort kunnen de ogen van uilen drie kleuren hebben, namelijk zwartbruin, oranje of geel. Aan de kleur van de ogen kan je bijna altijd zien op welk deel van het etmaal de uil jaagt. De uilen met zwartbruine ogen jagen 's nacht. De uilen met oranje ogen jagen ook in de schemer en de uilen met gele ogen jagen ook overdag.
Oren: Een uil kan zeer goed horen. Er zijn uilen die alleen op hun gehoor jagen. Het ene oor zit hoger dan het andere oor. Hierdoor kan de uil goed diepte en afstand schatten. De oren van een uil kan je niet zien, ze zitten verborgen onder de veren van de kop. De pluimen op het hoofd van bijvoorbeeld een ransuil zijn geen oren, maar veren bij elkaar. Aan de stand van deze veren kan je stemming van de uil aflezen. Ook gebruikt de uil ze om zich nog beter te kunnen camoufleren.
 Snavel: Oppervlakkig bekeken lijkt het of uilen een klein krom snaveltje hebben, in werkelijkheid hebben ze onder het verenmasker een gat tussen de mondhoeken waardoor een muis naar binnen kan .zonder de kant te raken..
Klauwen:  Uilen gebruiken hun klauwen om de prooi te grijpen en soms om te doden. Ook verdedigen ze zich met hun klauwen tegen aanvallers zoals bijvoorbeeld roofvogels. Uilen hebben aan iedere poot vier tenen. De vierde teen wordt de keerteen genoemd. Deze teen kan de uil naar voren of naar achteren richten. Zit de uil op een tak, dan wijzen twee tenen naar voren en twee tenen naar achteren. Tijdens het jagen wijzen drie tenen naar voren en één naar achteren.
Veren: Uilen hebben veel veren en lijken daardoor veel groter dan ze eigenlijk zijn. Er is geen verschil in uiterlijk tussen de mannetjes en de vrouwtjes (alleen bij de sneeuwuil). Uilen hebben heel speciale veren waardoor ze in staat zijn geluidloos te vliegen. Deze speciale veren heten de kamveren en zitten aan het uiteinde van de vleugel. Aan deze kamveren zitten kleine tandjes waardoor de wind gebroken wordt. Uilen die ook overdag jagen (de velduil en steenuil) kun je trouwens wel horen vliegen.
Braakballen: De uil eet meestal zijn prooi (bijvoorbeeld een muis) met huid en haar op. Alle onverteerbare delen, zoals botjes en de haren, worden door de maag samengeperst tot een bal en door de uil weer uitgespuugd. Dit doen de uilen één of twee keer per dag. Uilen hebben geen krop en juist wel een blindedarm, in tegenstelling tot de meeste andere vogels. Een uil die alleen schoon vlees te eten zou krijgen (dus zonder veren, haren, botjes e.d.) wordt ziek en gaat tenslotte dood.
Eieren:  Alle uilen leggen witte, tamelijk ronde eieren, doorgaans met tussenpozen van twee dagen. Er wordt vanaf het eerste ei gebroed, zodat de eieren dagen na elkaar uit komen. Zo ontstaat er een .potjes en pannetjes gezin. met allerlei maten jongen. Tijdens voedselschaarste wordt het jongste uiltje door de ouders opgevoerd aan de overige kuikens.
Takkelingen: Voordat uilskuikens uitvliegen maken ze al uitstapjes rond het nest. Ze klauteren en fladderen langs de boomschors en takken. In deze periode worden ze takkelingen genoemd. Kom je zo'n stuntelaar tegen, niet meenemen! Ze redden zich prima en hun ouders zijn in de buurt.  |