Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
De vogels hebben zich minstens 150 miljoen jaar geleden ontwikkeld uit
reptielen.
Men onderscheidt momenteel ongeveer 8600 verschillende soorten vogels.
Vroeger zijn er nog veel meer vogels geweest, maar een groot aantal is
uitgestorven, of door natuurlijke oorzaken, of door de mens uitgeroeid.
De restanten van de oudste bekende vogel werden in 1861 gevonden in een
kalksteengroeve in Beieren.
Een tweede skelet ontdekte men in 1877, en bijna een eeuw later, in 1956, kwam
een derde te voorschijn.
Opmerkelijk was, dat alle binnen een afstand van circa 15 km uit elkaar lagen.
Men neemt aan dat de drie skeletten tot dezelfde soorten behoren, namelijk
Archaeopteryx lithographica, kortweg Archaeopteryx genoemd;
Ongeveer 150 miljoen jaar geleden moet dit dier daar geleefd hebben.
De vogel was ongeveer zo groot als een ekster, maar had tevens nog de kenmerken
van zijn voorvaders, de reptielen.
Hij had twintig verlengde staartwervels, drie scherpe klauwen aan elke vleugel
en tanden in de snavel.
Niettemin was het een vogel, want hij had een goed ontwikkeld vorkbeen, was
bedekt met veren, kon vliegen hoewel niet zo goed als de moderne vogels en
had vier tenen aan elke poot : drie naar voren en een naar achteren.
Hoe is een vogelveer opgebouwd ?
Als je een veer van dichtbij bekijkt, zul je merken dat de schacht van de
veer stijf is, maar toch erg soepel aan de punt.
Om door de lucht te kunnen manoeuvreren moet ze wel buigzaam zijn.
Verder bestaat de veer uit de vlag , die is samengesteld uit baarden, dit zijn
zijtakjes die dicht naast elkaar staan aan weerszijden van de schacht.
Leg je zon veer onder een microscoop, dan zie je dat zich aan elke baard
kleinere baardjes bevinden die op dezelfde manier aan de baarden zijn bevestigd
als de baarden aan de schacht.
Alle baardjes zijn voorzien van minuscule haakjes, die over de baardjes heen in
elkaar grijpen.
Op deze manier ontstaat een soepel, maar toch zeer sterk geheel.
Wat verstaat men onder "baltsen" ?
Onder baltsen wordt verstaan het hofmaken bij de vogels, waarbij vooral de
mannetjes de gunsten van de vrouwtjes op verschillende manieren trachten te
verwerven.
Sommige doen dit door een uitbundig, betoverend gezang te laten horen; andere
voeren fraaie staaltjes luchtacrobatiek uit, zoals bijvoorbeeld de kievit, maar
ook worden rituele dansen uitgevoerd of wordt gepronkt met het tonen van de
prachtigste verenpartijen; de roodborst met zijn rode borst, de vink met zijn
witte schouderepauletten, enz.
Ook een van de vele soorten vogels:
de heggemus
Wat zijn nestvlieders en wat zijn nestblijvers ?
Jonge vogels kan men indelen in twee groepen.
In de ene groep zijn de jongen bij de geboorte naakt (hoewel er een paar
uitzonderingen zijn), blind en volkomen hulpeloos.
Het enige wat zij zelf kunnen, is de snavel opensperren, d.i. bedelen om
voedsel, en hun uitwerpselen afscheiden.
Zij zijn volledig aangewezen op hun ouders, die voortdurend eten aansjouwen en
ze warm houden als het koud is.
Deze vogels die in onze tuinen broeden, zijn alle nestblijvers.
Een andere categorie is die, waarvan de jongen ter wereld komen in een dons- of
verenpakje en met geopende ogen.
Zodra ze goed en wel droog zijn, kunnen ze achter de ouders aan lopen en ze
zijn al heel spoedig in staat voor zichzelf te zorgen, hoewel de ouders in het
begin wel een oogje in het zeil houden en waarschuwen voor naderend gevaar.
Dat zijn de nestvlieders.
Kippen en eenden zijn nestvlieders.
Broeden alle vogels hun eieren zelf uit ?
Neen.
Je hoeft alleen maar te denken aan onze koekoek.
Het vrouwtje legt een ei in het nest van een zangvogeltje en kijkt er verder
niet meer naar om.
De zangvogel broedt het koekoeksei, tezamen met haar eigen legsel uit.
Zodra het koekoeksjong geboren is, begint het de eieren of jongen van de rechtmatige
eigenaars overboord te kieperen.
Vogels zoals de koekoek noemt men broedparasieten.
In het buitenland zijn er verscheidene vogelsoorten die hun eieren in andermans
nesten deponeren.
Ook de grootpoothoenders uit Australië en op de omringende eilanden broeden
niet zelf hun eieren uit.
Zij schrapen dode bladeren en dergelijke bij elkaar en maken op deze manier een
soort broedstoof, een broedmachine, waarin de warmte ontstaat door gisting
van de compost.
Andere leggen de eieren in een kuiltje in de zon, of leggen ze in rotsspleten,
waar overdag de zon op schijnt, terwijl s nachts de rotsen de warmte
vasthouden.
De geboren jongen zijn nestvlieders en zijn in staat voor zichzelf te zorgen,
zonder dat zijn hun ouders gekend hebben.
Hoe onstaat een ei ?
Een volwassen vogelvrouwtje heeft een eierstok, die wel iets weg heeft van
een miniatuur druiventros.
Naarmate de broedtijd nadert, worden de druifjes- de eitjes rijper en klaar
voor bevruchting.
Is dit geschied, dan passeren de eitjes beter gezegd de dooiers van de
eierstok naar de uitgang (cloaca) met bepaalde tussenpozen de bochtige ,
buisvormige eileider, waarin allerlei gebeurtenissen plaatsvinden.
Het begint met het eiwit, dat zich in lagen rond de dooier zet.
Daarrond worden later de dubbele eivliezen gevormd, die aan het stompe eind de
zogenaamde luchtkamer vormen en die je wel eens zult hebben opgemerkt als je
aan het ontbijt je kippeëitje oppeuzelde.
Daar omheen ontstaat de eigenlijke schaal, die uit drie verschillende lagen
bestaat.
Een volwassen vogelvrouwtje heeft een eierstok, die wel iets weg heeft van
een miniatuur druiventros.
Naarmate de broedtijd nadert, worden de druifjes- de eitjes rijper en klaar
voor bevruchting.
Is dit geschied, dan passeren de eitjes beter gezegd de dooiers van de
eierstok naar de uitgang (cloaca) met bepaalde tussenpozen de bochtige ,
buisvormige eileider, waarin allerlei gebeurtenissen plaatsvinden.
Het begint met het eiwit, dat zich in lagen rond de dooier zet.
Daarrond worden later de dubbele eivliezen gevormd, die aan het stompe eind de
zogenaamde luchtkamer vormen en die je wel eens zult hebben opgemerkt als je
aan het ontbijt je kippeëitje oppeuzelde.
Daar omheen ontstaat de eigenlijke schaal, die uit drie verschillende lagen
bestaat.
De ontwikkeling van het ei:
Een ei heeft een schaal, twee schaalvliezen, een gele dooier en daaromheen
eiwit.
Op de dooier bevindt zich een rood vlekje.
Dat is de kiemschijf.
Als een vogel het ei gaat bebroeden of wanneer het ei op een andere manier warm
wordt gehouden, begint het embryo - het organisme in zijn eerste
ontwikkelingsstadium na de bevruchting - te groeien.
Geleidelijk wordt alle eiwit door het embryo opgenomen en beginnen zich kleine
rode adertjes over de dooier te verspreiden.
In het rechtse ei, zie foto, is reeds te zien dat het embryo zich verder
ontwikkeld heeft.
Het embryo wordt alsmaar groter: het kopje, waarin de ogen zich ontwikkelen,
wordt zichtbaar.
De dooierzak is nog steeds aan de maag bevestigd.
Eindelijk is het zover, dat het jong uit de eierschaal kruipt.
Dat gebeurt door middel van het hoornen knobbeltje op de snavelpunt.
Hieronder: De ontwikkeling van het ei
Wat zijn eigenlijk broedplekken ?
Misschien denken jullie dat als een vogel op de eieren gaat zitten, deze
vanzelfsprekend worden bebroed.
Maar dat is niet zo!
Om de lichaamswarmte over te brengen naar de eieren, dienen deze in aanraking
te komen met de naakte huid van de broedende vogel (hoewel dit niet bij alle
soorten het geval is).
Daartoe hebben de meeste vogels kale delen op het onderlichaam, die ontstaan
door het uitvallen van sommige veren vooral donsveertjes.
Dit zijn de broedplekken.
De huid wordt er dunner, het vet verdwijnt vrijwel geheel en door een grotere
toevoer van bloed door de talrijke vaten, ontstaat er een hoge temperatuur.
Een vogel die zich te broeden zet, schudt zich eerst om de buik- en borstveren
uit te zetten en ze als het ware zo te rangschikken, dat de eieren in aanraking
kunnen komen met hun blote lichaam.
Als zowel het mannetje als het vrouwtje broeden, hebben beide zulke
broedplekken.
Wat is een ei-tand ?
Als een jonge vogel op het punt staat geboren te worden, wacht hem een
moeilijke opgave: hoe komt hij uit de schaal?
Gelukkig biedt de natuur hier de helpende hand.
Het jong beschikt namelijk over uitbreekgereedschap in de vorm van een
minuscuul beiteltje, een hoornachtig knobbeltje op de punt van de bovensnavel.
Dat is de eitand waarmee een gaatje in de schaal wordt geboord, en nog een en
nog een, tot er een ring ontstaat, die later een scheur wordt.
Zo vormt zich een los kapje.
Dan komt de laatste krachtinspanning: het jong duwt en duwt.
Tenslotte wijkt het kapje en is het jong vrij.
Na enige dagen valt de eitand af.
Houden vogels een winterslaap ?
Van tenminste èèn vogel is bekend dat hij een winterslaap houdt.
Dit werd pas ontdekt in 1946.
De natuuronderzoeker Dr. Edmund C. Jaeger vond, in gezelschap van twee
metgezellen, in een diepe rotsspleet een nachtzwaluw, waarvan men dacht dat hij
dood was.
Dit was in het Chuckawalla Gebergte in Zuidoost-Californië.
Plotseling opende de vogel èèn oog: hij leefde dus.
Vier opeenvolgende winters hield men dit fenomeen in de gaten en toen bleek dat
de vogel in een winter meer dan 80 dagen in rust bleef.
Men richtte een lichtstraal op de ogen, maar deze had geen uitwerking; een
spiegeltje werd voor de neusgaten gehouden, maar geen spoor van condensatie
viel te bemerken en de lichaamstemperatuur was niet 41°C, zoals ze normaal
hoort te zijn, maar slechts 18°C.
Zodra het lente werd, ontwaakte de vogel uit zijn slaap en vloog weg.
Deze vogel heet Nuttallnachtzwaluw.
Wat is het territorium van een vogel ?
Het territorium van een vogel is een gebied, dat door hem wordt verdedigd
tegen soortgenoten.
In vele gevallen houdt een territorium verband met het zoeken van een partner,
het bouwen van een nest en alles wat daar verder mee te maken heeft.
Het is dus min of meer een seizoenverschijnsel.
Een mannetje bakent een bepaald gebied af en geeft dit aan door vanop diverse
punten zogenaamde zangposten zijn liedje voor te dragen.
Hiermee wil het heertje aangeven, dat hij nog vrijgezel is en graag een
huwelijk wil sluiten , maar tevens een waarschuwing aan rivalen: Dit gebied is
bezet! Blijf er buiten of het wordt knokken geblazen!
Roodborstjes echter hebben ook buiten het broedseizoen een eigen territorium;
dat geldt zowel voor het mannetje als het vrouwtje en men neemt aan dat dit de
functie heeft van voedselgebied.
Prachtig zicht: ooievaars op hun nest
hoog in de lucht
Welke vogel legt de langste trekweg af ?
Dat is de Noorse stern, die ook in België en Nederland, zij het zeldzaam, broedt.
Hij lijkt zeer veel op een visdiefje, maar heeft geen zwarte punt aan de
bloedrode snavel.
Hij broedt noordelijk tot in het noordpoolgebied en verlaat dit als de zomer
ten einde loopt.
Hij vliegt dan zuidwaarts naar het zuidpoolgebied, waar het dan zomer is.
De afstand bedraagt circa 18000 km.
Aan het einde van de zuidpoolzomer aanvaardt hij de terugweg naar de
broedgronden in het hoge noorden.
De reis heeft een lengte van ca. 36000 km.
Waarom liggen de peervormige eieren van sommige weidevogels met de punten naar elkaar toe als de vogel gaat broeden ?
Als het vrouwtje van de kievit zich te broeden zet, dan zorgt ze dat de
punten altijd naar binnen wijzen.
Draai je ze om, zodat de punten naar buiten wijzen, dan legt de vogel ze prompt
weer in de oude stand terug, als hij (zij) op het nest terugkeert.
Hiervoor is een goede reden, we nemen een stukje ijzer- of koperdraad en buigen
dit tot een ringetje, dat precies rond de eieren past.
Vervolgens draaien we de eieren om, zodat de stompe uiteinden naar binnen zijn
gericht en zien dan , dat ze niet meer binnen het hoepeltje passen.
Je ziet dus dat de eieren zo meer ruimte innemen en dat de vogel ze minder goed
kan bedekken, waardoor er tenslotte meer broedingswarmte verloren gaat.
Wat betekenen uitdrukkingen als "dwaalgast" en "doortrekker" ?
Deze uitdrukkingen geven de wijze van voorkomen aan in Nederland en België.
Deze zijn gemaakt door de Commissie voor de Nederlandse Avifauna.
Het zijn:
dwaalgast: vogel die na 1900 niet meer dan 15 keer binnen onze grenzen is
waargenomen.
onregelmatige gast: niet in Nederland en België regelmatig voorkomende of
broedende vogel, welke sedert 1900 meer dan 15 maal bij ons is opgemerkt, maar
er niet ieder jaar voorkomt;
jaargast: regelmatig, gedurende het gehele jaar voorkomende vogel, welke niet
of slechts incidenteel in Nederland en België broedt;
doortrekkers: regelmatig in Nederland en België doortrekkende vogel, welke
buiten zijn trektijden niet of slechts incidenteel voorkomt;
wintergast: regelmatig in Nederland en België doortrekkende of overwinterende
vogel, welke buiten zijn trektijden in de zomer niet of slechts incidenteel bij
ons voorkomt;
zomervogel: regelmatige broedvogel, welke in de winter niet of slechts
incidenteel in Nederland en België voorkomt;
jaarvogel: regelmatige, dit is ieder jaar als zodanig voorkomende broedvogel,
welke als soort gedurende het gehele jaar in Nederland en België voorkomt.
Wat is een lijstersmidse ?
Lijsters bijvoorbeeld de zanglijster lusten graag wormen, maar ook
slakken.
De naakte slakken worden zonder meer naar binnen geschrokt, maar als zon beest
een huisje draagt, gaat de vogel anders te werk.
Hij zoekt namelijk een gemakkelijk aambeeld.
Dat kan een steen, een stuk hout of een ander hard materiaal zijn.
Op dit aambeeld slaat de lijster de slakkenhuizen stuk en hij gebruikt het
steeds weer.
In een dergelijke lijster-smidse kan men vaak tientallen kapotgeslagen
huisjes van tuinslakken aantreffen.
Nog een van de vele vogelsoorten: de
fuut
Waarom houden de meeste vogels hun nesten schoon ?
Een groot aantal vogels verwijdert de eierschalen, nadat de jongen zijn
uitgekomen.
De uitwerpselen van de jongen van vele zangvogels zijn in een vliesje verpakt.
De oude vogels brengen dit pakketje in de snavel weg of slikken het in.
Indien de uitwerpselen in het nest zouden blijven, zouden ze talloze parasieten
aantrekken, wat niet bepaald gezond is voor de jonge vogels.
Maar dat is niet het enige: de droge uitwerpselen, veelal licht van kleur, en
de lichte binnenkant van de eierschalen zouden tevens de plaats van het nest
verraden aan allerlei predatoren (rovers).
Bouwt een winterkoninkje maar één nest ?
Neen hoor, het winterkoninkje is een verwoed nestenbouwer!
De ronde nesten worden vervaardigd van doornbladeren, mossen, grassen, varens
en dergelijke.
De ingang bevindt zich aan de zijkant en is verstevigd met een vlechtwerkje van
diverse stengeltjes .
Maar lang niet alle bollen worden echte kinderkamers.
Als hij een paar woninkjes gereed heeft, nodigt hij een dametje uit ze te komen
inspecteren.
Is er een bij dat haar zint, dan wordt dat de eigenlijke woning, die door haar
verder wordt ingericht en gestoffeerd met zacht materiaal, vooral veertjes.
De overige bouwsels doen dienst als slaapnesten.
Wat is de grootste vogel en wat is de kleinste vogel ?
De grootste niet-vliegende vogel is de struisvogel.
Hij kan een hoogte bereiken van 2,70 m en een gewicht hebben van ongeveer 156
kg.
De zwaarste vliegende vogel is de knobbelzwaan, die soms meer dan 20 kg weegt,
wat dicht bij het maximum voor vliegende vogels ligt.
De grootste vleugelspanwijdte heeft de reuzenalbatros met 3,5 m, op de voet
gevolgd door de Andescondor, een enorme roofvogel, met 3,2 m.
De maraboe haalt 2,6 m, hoewel sommige auteurs zeggen dat deze spanwijdte
aanzienlijk groter is .
Uiteraard zijn de kolibries de allerkleinste vogeltjes.
Men onderscheidt ongeveer 320 soorten en men treft er zelfs een paar reuzen
onder aan, zoals de reuzenkolibrie, die voorkomt in het Andes Gebergte.
Deze wordt ruim 20 cm lang, waarvan de helft voor de staart.
De kleinste kolibrie en tevens het kleinste vogeltje ter wereld is de bijen- en
hommelkolibrie, een dwergje dat voorkomt op Cuba en maar 5 cm lang wordt, de
helft voor het lichaam, de andere helft voor de snavel en de staart.
De struisvogel is de grootste niet
vliegende vogelsoort
Wat zijn de schadelijkste vogels ter wereld ?
De roodbekwever (Quelea quelea) is waarschijnlijk de schadelijkste vogel.
In Afrika komt hij voor in enorme aantallen, waar hij zich te goed doet aan
allerlei granen.
Hij vormt voor de landbouwers dan ook een bedreiging!
Vaak breken takken van bomen als een zwerm van deze wevers erin neerstrijkt.
In één grote boom kunnen zich wel 6000 nesten bevinden.
Het aantal nesten in Afrika loopt in de miljoenen!
Waarom zijn bij de meeste vogelsoorten de mannetjes feller gekleurd dan de wijfjes ?
In het algemeen hebben vogels die op de grond leven, betere schutkleuren
nodig dan vogels die in de bomen leven.
Schutkleur betekent dat de vogel door zijn kleur in zijn omgeving nauwelijks
opvalt, zodat hij goed tegen zijn vijanden beschermd is .
Meteen kennen we één van de redenen waarom wijfjes minder fel gekleurd zijn dan
mannetjes: als ze broeden, mogen ze niet opvallen in hun omgeving.
Bij de meeste vogels broedt het mannetje niet, zodat hij felle kleuren mag
hebben.
Een andere reden voor de fellere kleuren van de mannetjes, is dat ze daardoor
meer aantrekkingskracht op de wijfjes hebben.
De allerkleinste vogel ter wereld: de
hommelkolibrie
De Amerikaanse matkop heeft een eigen Code Orange ontwikkeld. De chickadie-roep van de koolmeesachtige zangvogels vertelt niet alleen uit welke hoek het onheil dreigt, maar ook hoe gevaarlijk het is. Wanneer er behoefte is aan communicatie, dan ontwikkelt de natuur die, begrijpt een gedragsonderzoeker.
Het was een vreemde proefopstelling: een volière in het bos waarin een groepje Amerikaanse matkoppen (Poecile atricapilla) gevangen zat. Daaromheen waren biologen in de weer met roofvogels om de zangvogeltjes de stuipen op het lijf te jagen. Ze droegen verschillende valken, haviken en uilen aan. Ze wilden horen en zien hoe de vogeltjes op de roofvogels zouden reageren. En dat alles in naam van de wetenschap. Wat het tot wetenschap maakte was dat biologen Christopher Templeton, Erick Greene en Kate Davis van de Universiteiten van Montana en Washington de vogelgeluiden opnamen van de vogels. Ze analyseerden meer dan vijfduizend alarmroepen op toonhoogte en tijdsduur. Het was bekend dat de vogeltjes grofweg twee kreten kennen: siet en chickadie. De eerste kreet uiten de vogels bij vliegend gevaar zoals een overvliegende roofvogel. De andere kreet gebruiken ze in alle andere omstandigheden: klein gevaar, groot gevaar, voedsel en herkenning (Hoi!). Maar, ontdekten de biologen, in het bedrieglijk eenvoudige chickadie ligt een wereld aan informatie besloten. Uit analyse van de kreten bleek dat de matkoppen de die uit chickadie een verschillend aantal herhalingen geven. De grote Amerikaanse oehoe bijvoorbeeld is twee herhalingen waard, maar de aanblik van de kleine Noordamerikaanse dwerguil leidt tot vier herhalingen. Toch is het aantal herhalingen geen maat voor de grootte van de vogel, begrepen de biologen. Want een klein uiltje is goed voor vier herhalingen, maar een even grote kwartel levert er hooguit twee op. Het aantal herhalingen lijkt eerder een maat te zijn voor de mate van dreiging. Dit vermoeden werd bevestigd door een vervolgexperiment. De biologen speelden de gevaarkreten terug en keken hoe de matkoppen reageerden. Bij een roep met weinig die-herhalingen kwamen er tussen één en vier andere vogels te hulp. Bij vier herhalingen werd gelijk de hele volière gemobiliseerd. De natuurlijke verdediging van de matkop bestaat eruit dat de diertjes samendrommen bij gevaar en zo de roofvogel proberen af te schrikken of tenminste in verwarring te brengen. Kennelijk vinden de matkopjes een kleine uil gevaarlijker dan een grote. Na een aanvankelijke verwarring begrijpen de biologen nu dat het niet de grootte is die een dier gevaarlijk maakt voor de mezen, maar de wendbaarheid. Een klein uiltje heeft kleinere draaicirkel en kan sneller opvliegen. Het is voor de matkop daardoor moeilijker eraan te ontkomen. De biologen vermoeden nu dat er nog een wereld aan betekenissen in de vogelroep verscholen ligt. Ze weten dat chickadie ook geroepen wordt bij voedsel en herkenning. Ze hebben ook een grote variëteit in chickadie ontdekt: de lengte van die, de pauze tussen chick en die, het interval tussen eerste en tweede die en de toonhoogte. Templeton en collegas zouden als moderne Dr. Doolittles graag ontdekken wat al die zinswendingen te betekenen hebben. Naar aanleiding van het onderzoek concludeert etholoog Christopher Evans uit Sydney: Geavanceerde communicatie is niet voorbehouden aan primaten. Het wijst er eerder op dat complexe communicatie overal in het dierenrijk ontstaat waar er behoefte aan is. Jos Wassink Christopher N. Templeton, Erick Greene, Kate Davis: Allometry of Alarm Calls: Black-Capped Chickadees Encode Information About Predator Size, Science, Vol. 308, p. 1934 1937, 24 juni 2005 Greg Miller: Bird Alarm Calls Size Up Predators, Science, Vol. 308, p. 1853 - 1854, 24 juni 2005
Het is zover: het vriest en er hangt sneeuw in de lucht. Laat die stevige winter maar beginnen. De vogels in je tuin denken daar misschien wel anders over. Wees galant en zorg voor wat voedsel, want dat hebben ze tijdens de wintermaanden broodnodig. 1) Je start met voederen vanaf het moment dat het begint te vriezen. Strooi het eten op een open plek. Anders kan er plots een kat opduiken die het arme vogeltje opeet. Nog veiliger is een voederplank of -huis. Onbereikbaar voor katten of andere dieren. Voorzie zeker een afdakje, zodat het voedsel niet nat wordt en plaats het huisje waar er zon aan kan.
2) Vogels kunnen tijdens de koude periode vooral koolhydraten gebruiken. Zaden, vruchten en groenvoer geven hen kracht. Ook vet hebben ze tijdens de winter nodig. Geef de vogels dus veel keukenrestjes zoals kaas of cake. Ook overrijp fruit kunnen de meeste vogels wel appreciëren. Vermijd boter, zout en ongekookte rijst.
3) De ideale voedselbron blijven de vetbollen. Je kan ze makkelijk zelf maken. Meng wat zaden met gesmolten frietvet en je hebt een prachtig exemplaar.
4) Je mag de vogels meerdere keren per dag voederen. De beste tijdstippen zijn 's morgens na een koude lange nacht en in de vooravond.
5) Overdrijf niet met voederen. Te veel restjes kunnen bevuild worden uitwerpselen en trekken ongedierte aan.
6) Als het vriest en niet sneeuwt, geraken vogels niet aan water. Zet daarom een bakje met water in hun vogelhuisje. Neem geen te groot potje, want dan kunnen de vogels zich erin baden, en bij vriesweer heeft dat geen prettige gevolgen voor de diertjes.
Dat trekvogels min of meer vaste routes volgen is al heel lang bekend. Zomaar op de bonnefooi reizen en maar zien waar je uitkomt is er voor vogels niet bij. Trekken is immers inspannend en gevaarlijk en een duidelijke route biedt zekerheid. Ganzen, ooievaars en kraanvogels reizen steeds langs dezelfde route. Andere soorten, zoals vinken en lijsters, hebben geen vaste trekbaan maar vliegen over een breed front. Weer andere, zoals de kleine mantelmeeuw, volgen ongeveer dezelfde baan, maar elk individu wijkt er ietsje vanaf.
Land- en zeevogels In de trekbanen van landvogels en zeevogels zijn grote verschillen te zien. Landvogels vliegen niet graag boven zee, zeevogels niet graag boven land. Landvogels volgen de kustlijn en concentreren zich op kapen zoals de Bosporus en Falsterbo in zuid-Zweden.
Ooievaars trekken boven land omdat ze afhankelijk zijn van thermiek. Foto: Herman Berkhoudt.
Bij oversteekplaatsen, zoals de Straat van Gibraltar, kiezen de vogels de kortste (en dus minst gevaarlijke) weg. Er is daar vaak een grote verdichting (stuwing) van vogels waar te nemen. Op bepaalde momenten in het jaar zijn er grote concentraties wespendieven en ooievaars te zien, die zich verzamelen voor de oversteek naar Afrika. In Nederland is Breskens een plek waar in het voorjaar massaal trekvogels langskomen, vooral bij oostenwind.
Hink, stap of sprong Dierecoloog en vogelonderzoeker Theunis Piersma van de Rijksuniversiteit Groningen heeft de verschillende manieren waarop vogels trekken in kaart gebracht. Afhankelijk van het aantal tussenstops dat de vogels maken, en van de afgelegde afstand tussen de stops, noemt hij ze de hink, stap of sprongmanier van trekken.
Hink Vogels met deze manier van trekken maken vele tussenstops. Ze vliegen slechts een paar honderd kilometer en moeten dan weer landen om te rusten en te eten. Een voorwaarde voor deze manier van reizen is dat er onderweg voldoende geschikte fourageergebieden zijn. Dat zijn meestal natte gebieden die langs de kust te vinden zijn. Tureluur en de bonte strandloper zijn voorbeelden van soorten die 'hinkend' de reis naar het zuiden maken. Vaak landen is niet zonder gevaar. Op elke pleisterplaats wachten immers hongerige roofdieren.
Stap Andere soorten, zoals de oeverloper en de lepelaar, gaan met grotere stappen vooruit. Ze kunnen echter niet zonder een aantal tussenstops om de duizenden kilometers lange afstand naar de trekbestemming in één keer te overbruggen. Zodra ze moe worden of honger krijgen, dalen ze af naar de grond.
Sprong Sommige vogels vliegen in één keer of met slechts een enkele tussenstop van winter- naar zomergebied. Dit zijn de ware lange-afstandsvliegers, die zoveel vet in hun lichaam kunnen opslaan dat ze voldoende brandstof hebben voor de lange tocht. De kanoetstrandloper is hiervan een mooi voorbeeld. De wespendief is ook een sprong-trekker. Hij slaat echter niet zoveel vet op in zijn lijf, maar kan uiterst energiezuinig vliegen omdat hij grotendeels gebruik maakt van luchtstromen. Overigens lukt het ook de kanoetstrandloper alleen met de wind in de rug om in een ruk vanuit de waddengebieden van West-Afrika de waddengebieden van West-Europa te bereiken.
Lepelaars wachten het laag water af om weer te kunnen foerageren. Foto: Herman Berkhoudt.
Haasje over, opschuiven of nog iets anders? Veel vogelsoorten hebben een grote verspreiding. De soort kan zo wijd verbreid zijn dat hij zowel in noordelijke als zuidelijke gebieden voorkomt. Het trekgedrag van de verschillende populaties waaruit de soort bestaat is niet hetzelfde maar vertoont verschillen. Als het in het noorden gaat winteren gaat de populatie die daar leeft op trek naar het zuiden. Daar kunnen de omstangheden echter nog zo aangenaam zijn dat er voor de zuidelijke populatie geen reden is om weg te trekken. De noordelijke populatie komt dus in het gebied van de zuidelijke populatie terecht en de twee populaties moeten het gebied tijdelijk delen.
Haasje over We spreken van 'haasje over' als de noordelijke populatie over de zuidelijke populatie heentrekt. De zuidelijke populatie trekt slechts kort of trekt helemaal niet weg maar blijft in het broedgebied. Voorbeelden van vogels die dit doen, zijn heggenmus, rosse grutto, scholekster, bontbekplevier, tureluur en wulp.
Scholekster. Foto: Herman Berkhoudt.
Opschuiven In dit geval overwinteren de noordelijke vogels noordelijker dan de zuidelijke. Voorbeelden zijn roodborst, zanglijster en bonte strandloper. De roodborstjes die in Nederland broeden, trekken in de winter naar Spanje. De roodborstjes die je in de winter ziet, zijn afkomstig uit Noord-Europa, waar het dan meestal veel kouder is dan bij ons.
Parallel Van parallelle trek spreken we als de populatie die in het westen leeft tijdens de trek verder naar het westen vliegt, terwijl de oostelijk populatie gebieden opzoekt die verder naar het oosten liggen. Meestal blijven de populaties op dezelfde hoogte, maar ze komen wel verder uit elkaar te liggen. Voorbeelden zijn de goudplevier en de regenwulp.
Kruislings Hierbij kruisen de trekbanen van de verschillende populaties elkaar. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de westelijke vogels naar het zuidoosten vliegen, terwijl de oostelijken naar het zuidwesten gaan. Een voorbeeld is de kanoetstrandloper.
Kanoetstrandlopers (tussen drieteensrstrandlopers). Foto: Jos van den Broek.
Rondje Sommige vogels trekken in een rondje. Heen nemen ze een andere route dan terug. Voorbeelden zijn de kleine strandloper en de grote pijlstormvogel.
Gescheiden trek Soms trekken jonge vogels verder dan oude, bijvoorbeeld jan van genten en meeuwen. Bij andere soorten trekken de mannetjes gescheiden van de vrouwtjes. Voorbeelden zijn tafeleend en vink. Dit heeft vooral te maken met de drang van de mannetjes om in het voorjaar zo snel mogelijk een territorium te bezetten.
Trekrichting Een trekroute heeft altijd een eindbestemming. De hoek tussen de plaats van herkomst en de plaats van aankomst heet de trekrichting. Bij vogels is die genetisch bepaald, maar hij kan per populatie verschillen. Voorbeelden van soorten waarbij dit het geval is zijn de merel en de roodborst. Een deel van de merels of roodborsten trekt weg, een ander deel niet. Deze strategieën zijn genetisch vastgelegd en zijn van voordeel voor het overleven van de soort. Als de hele populatie zou trekken en onderweg of op de plaats van aankomst moeilijke omstandigheden zou tegenkomen, is er het gevaar dat de soort uitsterft. Doordat niet alle vogels hetzelfde doen wordt het risico gespreid. Hoogstens sterft een populatie, maar de soort als geheel blijft voortbestaan.
Roodborst. Foto: Herman Berkhoudt.
Trekafstand Vogels kijken is overal ter wereld een populaire hobby. Veel vogelkijkers verzamelen ook gegevens. Ze voeren bijvoorbeeld tellingen uit in de gebieden waar de vogels vertrekken, en waar ze aankomen. Ook op de trekroute onderweg worden tellingen uitgevoerd. In grote lijnen is dus bekend waar vogels langskomen, in welke aantallen, welke andere soorten met ze meetrekken, of ze tussenstops maken om te eten, enz. Dankzij deze gegevens is ook de afstand die de vogels afleggen bekend. De trekafstand varieert per soort: van enkele honderden km tot meer dan 15.000 km. Sommige soorten hebben in de afgelopen decennia hun trekgedrag veranderd. Ze gaan nu naar een ander gebied dan vroeger en leggen daardoor meer of juist minder kilometers af.
Op een bepaalde tijd in het jaar worden trekvogels onrustig. Ze willen weg van de plek waar ze zitten. Trekonrust is genetisch bepaald en wordt aangestuurd door hormonen, net als de rui en de paartijd. De periode waarin trekonrust ontstaat, verschilt per soort. Elke trekvogel heeft een inwendige klok die hem vertelt wanneer hij zich moet klaarmaken om te gaan. De timing is van levensbelang. Wie te vroeg vertrekt, komt in een gebied waar nog niet te leven valt. Wie te laat op de wieken gaat, vindt alle broedplekken (of de territoria in het wintergebied) bezet.
Het moment is daar: we vliegen weg! Foto rotganzen: Herman Berkhoudt.
Inwendige jaarkalender Trekonrust is experimenteel vastgesteld door vogels in kooien te houden. Ze konden niet zien wat er zich buiten afspeelde. Uit deze kooiproeven is gebleken dat de vogels onafhankelijk van de buitenomstandigheden op een bepaalde tijd onrustig worden. Hun onrust slaat op een gegeven moment om in een drang om weg te vliegen naar een ander gebied. Kooiproeven tonen dus aan dat trekonrust niet wordt veroorzaakt door wat de vogels waarnemen, maar door veranderingen in het dier zelf.
Bij vogels in het vrije veld wordt de inwendige jaarkalender bijgesteld door verandering van de daglengte. Als het aantal zonne-uren per dag geleidelijk minder (of juist meer wordt) wordt, verandert de hormoonspiegel in het lichaam en dit stelt de inwendige kalender bij. Overschrijding van een kritische grens geeft het signaal dat het tijd is om te vertrekken. Alleen op de evenaar werkt die bijstelling niet, want daar blijft de daglengte gedurende de seizoenen hetzelfde. Hoe de inwendige kalender van vogels precies werkt, is nog niet helemaal duidelijk.
Verandering in de trek door klimaatverandering Verandering van omstandigheden heeft invloed op trekvogels, maar die invloed is lang niet altijd nadelig. Zo profiteren lepelaars merkbaar van de klimaatverandering waar we in de afgelopen decennia mee te maken hebben gekregen. De waddenzee, voorheen minder geschikt voor ze, blijkt ineens een ideale verblijfplaats.
Lepelaar. Foto: Herman Berkhoudt.
Opwarming kan er ook toe leiden dat een vogel minder ver hoeft te gaan. Het zwartkopje bijvoorbeeld, overwintert nu vaak in ons eigen land of in Engeland, waar hij voorheen altijd verder naar het zuiden trok. De ooievaar is ook een mooi voorbeeld. Vroeger trokken 'onze' ooievaars naar West-Afrika. Nu stoppen ze al halverwege in Spanje om er te overwinteren.
Zwartkop vrouwtje. Foto: Herman Berkhoudt.
Ook het tijdstip van aankomst en vertrek, en de route die de vogels volgen kunnen overhevig zijn aan verandering. Als gevolg van de opwarming zijn sommige soorten zelfs helemaal opgehouden met trekken.
Bonte kraaien blijven tegenwoordig liever thuis. Foto: Herman Berkhoudt.
Bonte kraaien uit het Oostzeegebied, die nog niet zo lang geleden naar onze stranden kwamen om er de winter door te brengen, vertonen zich niet meer. Ze blijven thuis omdat de situatie daar vergelijkbaar is met wat ze in Nederland zouden aantreffen.
In de problemen door klimaatverandering Sommige soorten krijgen het echter moeilijk door klimaatverandering. Zo kunnen vogels die op de toendra in het Noordpoolgebied leven door het oprukken van de taiga (dichte naaldwouden) steeds moeilijker broeden en voedsel vinden. Als het op hogere breedtegraden milder wordt, rukken dennenbomen op en overwoekeren de toendra. Tussen de bomen hebben rotganzen en steltlopers niets te zoeken. Deze vogels broeden op open terrein, niet in het bos.
Rotganzen hebben open terrein nodig om te broeden, maar ook om te eten, zoals deze rotgazen op Texel. Foto: Herman Berkhoudt.
Ook kanoetstrandlopers in de Waddenzee kunnen in de problemen komen door klimaatverandering. Doordat het water opwarmt, vinden ze steeds minder nonnetjes: kleine schelpdieren die hun favoriete voedsel vormen. Opwarming van het water heeft een negatief effect op de voortplanting van het nonnetje, waardoor ze in aantallen teruglopen en kanoeten harder moeten werken om aan de kost te komen.
Insecteneters merken ook het nodige van de opwarming van het klimaat. Omdat het bij ons in het voorjaar eerder warm wordt, valt de rupsenpiek vroeger. De bonte vliegenvanger arriveert echter pas uit zijn overwinteringsgebied als de meeste rupsen zich alweer verpopt hebben. Ze zijn dan moeilijker te vinden en met hun harde schil voor de jongen lastiger te verteren. Desondanks vertrekken de vliegenvangers niet eerder uit Afrika, waar ze overwinteren. Hoe kunnen ze immers weten hoe het weer in het voorjaar in Europa zal zijn?
Vogeltrek is in Nederland heel gewoon. Wie in de winter in een vogelrijk natuurgebied gaat wandelen komt heel andere vogels tegen dan in de zomer. De meeste vogelsoorten die in Nederland voorkomen, trekken: ongeveer tweederde van de ruim 300 soorten doen dat. Sommige broeden hier, en trekken in het najaar naar het zuiden. Andere broeden in het noorden van Europa en overwinteren bij ons of komen als doortrekker voorbij. Waarom trekken de meeste vogels weg?
Kolganzen op trek. Foto: Hajo Kruijff.
Redenen van vogeltrek De belangrijkste redenen voor vogels om te trekken zijn de volgende:
De broedgebieden zijn in de winter ongeschikt om te overleven. In de winter is het in de broedgebieden in het algemeen niet te koud, maar er is te weinig eten, of het voedsel is onbereikbaar door ijs of sneeuw. De vogels trekken daarom naar gebieden waar ze wel voldoende voedsel kunnen vinden.
De overwinteringsgebieden zijn ongeschikt om te broeden. Er is in het zuiden vaak veel concurrentie, en daardoor te weinig voedsel voor de jongen. Er zijn ook meer ziektes en andere gevaren.
Er is in een deel van het jaar veel voedsel beschikbaar in het noorden, in een gebied waar in een andere deel van het jaar niet voldoende te eten is. Door de langere zomerdagen in het noorden kunnen vogels in het noorden ook langer naar voedsel zoeken. Vogels kunnen van die voordelen gebruik van maken als ze trekken. Veel vogelsoorten hebben in het noordelijk deel van hun broedareaal grotere legsels.
Historische oorzaken Afgezien van bovengenoemde redenen zijn er ook historische oorzaken voor vogeltrek. Het genetisch vastgelegde trekgedrag van sommige soorten trekvogels is ontstaan door omstandigheden in het verleden, die nu niet meer bestaan. Het huidige trekgedrag van steltlopers die in het Noordpoolgebied broeden is waarschijnlijk bepaald door de ontwikkelingen na de laatste ijstijd. De broedgebieden van deze vogels schoven met het terugtrekkende ijs steeds verder naar het noorden op.
Grazende brandgans op zijn winterstek in de Ooijpolder. Foto: Herman Berkhoudt.
Soms blijkt, dat de overwinteringsgebieden wel degelijk geschikt zijn om te broeden. Kolganzen en brandganzen broeden nu in Zeeland en in de Ooijpolder bij Nijmegen. Deze vogels zijn overigens waarschijnlijk nakomelingen van tamme vogels. Soms zijn de broedgebieden in de winter wel geschikt om te overwinteren. De Tjiftjaf overwintert steeds meer in Nederland.
Tjiftjaf. Foto: Herman Berkhoudt.
Er zijn verschillende mogelijke oorzaken voor deze veranderingen: Er is nu minder jacht, er zijn nu minder roofdieren, het is gemiddeld warmer geworden dan vroeger, er is nu meer voedsel, de vogels worden bijgevoerd, er is nu minder competitie dan vroeger.
Tijdens de trektocht moet een vogel weten waar hij is en waar hij naar toe moet. Oriëntatie is de kunst van het bepalen waar je bent en waar het noorden of het zuiden is. Bij navigatie gaat het om het bepalen en bereiken van het reisdoel. Het is vrij goed bekend hoe vogels zich oriënteren, maar raadselachtig hoe ze navigeren. Trekvogels kijken naar zon, sterren, kustlijnen en rivieren. Ze reageren op het aardmagnetisch veld en gebruiken zelfs geluiden en geuren om zich te oriënteren, maar hoe ze de weg terugvinden als ze uit koers zijn geraakt, is onduidelijk.
Oriëntatie Trekvogels gebruiken verschillende manieren om zich te oriënteren. Ze gebruiken die naast elkaar. Als de ene methode door slecht weer of andere omstandigheden niet werkt, schakelen ze over op een andere.
Overzicht van de verschillende manieren waarop trekvogels zich oriënteren. Infographic: NCB Naturalis.
Zicht Trekvogels kijken vooral naar de sterren en de zon, en ze richten zich op de sterren bij de polen, en op de plek van zonsondergang. Ze weten hoe laat het is, en aan de stand van de zon kunnen ze bepalen waar het noorden is. Sommige soorten letten ook op opvallende grote landschapselementen, die ze volgen: kustlijnen, rivieren, bergketens, snelwegen. Aan de hand daarvan stellen ze hun trekroute bij. Op bewolkte dagen kunnen vogels in een stukje open lucht gepolariseerd licht zien, in de vorm van banen die noord-zuid lopen.
Deze bruine kiekendief let scherp op waar hij heenvliegt. Foto: Wietse Twijnstra.
Kompas De meeste trekvogels hebben een ingebouwd kompas dat reageert op het aardmagnetisch veld. Mogelijk werkt dat kompas met bepaalde giftige cytochroomkristallen die in het oog zitten, of met stukjes magnetiet, die in de hersenen zitten. Zo kunnen vogels niet alleen bepalen waar het noorden is, maar ook waar ze ongeveer zijn.
Tapuit. Foto: Wietse Twijnstra.
Het aardmagnetisch veld is overal op aarde anders. Kleine verschillen in de oriëntatie van het veld hebben invloed op het gedrag, zoals bij vogels experimenteel kon worden vastgesteld. Een tapuit die werd blootgesteld aan het (kunstmatig opgewekte) magnetisch veld van het Middellandse Zee-gebied, ging bijvoorbeeld eten. Toen men het magnetisch veld van de Sahara op de vogel losliet, ging hij vliegen.
Geluid en geur Sommige trekvogels kunnen zich ook oriënteren op geluid, bijvoorbeeld op de branding van een verre kust. Ze kunnen heel lage geluiden horen, die voor mensen onhoorbaar zijn. Deze geluiden dragen heel ver.
Kuhl's pijlstormvogel oriënteert zich boven zee onder andere met geluid. Foto: Herman Berkhoudt.
Trekvogels maken ook gebruik van geuren. Samen met herkenningspunten in het landschap gebruiken ze die om hun eigen vertrouwde plekje terug te kunnen vinden.
Problemen bij de evenaar Bij de magnetische evenaar kunnen de trekvogels hun kompas niet gebruiken, omdat de lijnen van het aardmagnetisch veld daar evenwijdig aan het aardoppervlak lopen. Alleen als die lijnen een hoek maken met het aardoppervlak werkt het vogelkompas. De vogels kunnen zich bij de evenaar ook slecht oriënteren op de sterren, omdat de noord- en zuidpool beide niet te zien zijn bij de evenaar. En er zijn bij de evenaar ook geen stabiele winden waar de vogels zich op kunnen richten. Het enige wat ze kunnen doen is stug in de zelfde richting doorvliegen en zich oriënteren op kustlijnen en dergelijke.
Navigatie Over navigatie is veel minder bekend. Het is wel duidelijk dat trekvogels een ingebouwde trekrichting hebben. Die voorkeursrichting is genetisch bepaald, in Europa meestal zuidwest in het najaar en noordoost in het voorjaar. De tuinfluiter heeft eerst zuidwest als voorkeursrichting, om in Spanje te belanden, en dan zuidoost om in tropisch Centraal-Afrika uit te komen.
Grutto. Foto: Herman Berkhoudt.
Steltlopers die van noordoost naar zuidwest vliegen gebruiken grootcirkels, dat is de kortste afstand over de wereldbol. Het nadeel van die grootcirkels is dan dat de kompasrichting steeds verandert. De vogels lijken er geen probleem mee te hebben.
Uit koers geraakt Ervaren trekvogels vinden hun bestemmingsplek terug als ze uit de koers zijn geraakt. Dat is ontdekt door grauwe kiekendieven te volgen die waren uitgerust met zenders. Ze gingen weer in hun vaste trekroute vliegen, kort nadat ze er vanaf waren geweken. Jonge vogels kunnen dat niet.
Spreeuwen. Foto: Herman Berkhoudt.
Tenminste de jonge spreeuwen in een beroemd Nederlands onderzoek uit de vijftiger jaren van Perdeck deden dat niet. Perdeck ving in het najaar spreeuwen in Den Haag en bracht ze per vliegtuig naar Zwitserland. De oude vogels vlogen van daar naar hun gewone wintergebied in Engeland en Bretagne, en de jongen gingen veel zuidelijker, naar Zuid-Frankrijk en Spanje, in dezelfde richting als de gewone trekrichting.
Jonge vogels volgen dus hun ingebouwde kompasrichting, oude vogels kijken naar hun (magnetische?) oriëntatiegegevens en stellen hun reis bij als ze uit de koers zijn. Hoe ze dat kunnen is grotendeels een raadsel. Hebben de vogels een kaart in hun hoofd en weten ze begin- en eindpunt? Of kunnen ze berekenen welke kant ze op moeten? Hoe weten ze dat ze in de buurt van hun bestemming zijn? Over het navigeren van trekvogels is nog veel onbekend. Dit uit te zoeken is een grote uitdaging voor de wetenschap.
Notenkraker verzamelt dennenappels op 3.000 schuilplaatsen en weet ze allemaal nog liggen
Eeuwenlang dacht de mens dat dieren zuiver op instinct leefden. Gaandeweg ontdekten wetenschappers dat er ook slimme dieren bestaan en nu zijn er zelfs biologen die een aantal dierensoorten onderscheidden die soms intelligenter zijn dan de mens. Zo verzamelt de notenkraker tot 3.000 dennenappels op allemaal verschillende schuilplaatsen en hij weet ze allemaal nog liggen. Dat meldt Bild. Een greep uit het rijke aanbod.
Hier een andere soort notenkraker: de slimste onder de vogels.
Dolfijnen hebben tot vijf keer meer hersenen dan het gemiddelde.
Kikkers behoren dan weer tot de dommere diersoorten: te weinig hersenen voor te veel massa.
Papegaaien, dolfijnen, olifanten en mensapen zijn de bekende slimme dierensoorten. Dat een hond een slim beest is, wisten we ook al. Het dier leert heel snel een aantal kunstjes en hij herkent ook gauw een aantal gedragspatornen van zijn baasje. De leiband uit de kast halen, maakt hem al gelukkig, want dan weet hij dat er een tochtje op til is. Dat is geconditioneerd dierengedrag, maar het gaat dus veel verder, zelfs het menselijke petje ver te boven.
Snavelverlenging Neem nu de notenkraker (de vogel dan, niet het tuig). Hij verzamelt tot 3.000 dennenappels en allemaal op verschillende schuilplaatsen. Die heeft de vogel nodig om de winter door te komen en hij weet ze allemaal nog liggen. In de lente wendt de notenkraker ze aan als reservevoorraad. Verbazingwekkend. Dan zijn er de Nieuw-Caledonische kraaien. Ze gebruiken een tak als snavelverlenging om aan vlees te geraken dat in een hol stuk hout steekt (zie foto onder het artikel).
Domme kikkers En wat bepaalt nu het intelligentieniveau van een levend wezen? Dat is de verhouding tussen de grootte van het lichaam en de omvang van de hersenen. Hoeveel massa de hersenen moeten controleren en sturen, is van cruciaal belang. Daarom staan gewervelde dieren, zoogdieren en vooral vogels vaak hoog op de intelligentieladder, want ze hebben veel hersenen voor weinig lichaamsgewicht. Dolfijnen, traditioneel erkend als zeer slimme dieren, spannen op dit vlak de kroon, want ze hebben vijf keer meer hersenen dan gemiddeld in verhouding met hun grootte. Vissen en kikkers zijn dan weer vrij dom om die reden.
Actieradius Naast de intelligentie speelt de creativiteit een grote rol en die wordt dan weer bepaald door de actieradius van een levend wezen. Des te groter het gebied is dat een dier bestrijkt, des te slimmer het is. Dieren die hun omgeving gaan verkennen en willen begrijpen hoe alles werkt, ontwikkelen letterlijk meer hersenen. (kh) BRON : HLN
Elk jaar sterven honderden miljoenen vogels doordat ze tegen een raam opklappen. Een Duits bedrijf komt nu met een min of meer natuurlijke oplossing. Samen met wetenschappers ontwikkelde het glas met een patroon dat UV-licht reflecteert: voor mensen onzichtbaar, maar voor vogels een overduidelijk signaal: doorgaand verkeer gestremd.
Raam met UV-patroon. Foto: News.discovery.com
Het idee is oorspronkelijk afkomstig van een hele slimme spinnensoort. Deze voorziet zijn web van een UV-reflecterend zijde en voorkomt zo dat vogels door het
web heen vliegen en het stuk maken.
Wetenschappers van het Max Planck Instituut voor Vogelkunde testten het glas. Ze verzamelden negentien verschillende soorten en lieten ze via een tunnel richting het speciale glas vliegen. Van de 108 vogels mijden 82 exemplaren het glas.
Volgens de onderzoekers zorgt dit speciale glas voor 75 procent minder botsingen. Daarmee lijkt dit een goede uitvinding! Grote vraag is natuurlijk: gaan de ramen aanslaan? Zou u ze aanschaffen?
Zebravinken leren hun liedje van hun vader en hun hersenen zijn daarbij ook actief tijdens het slapen. Dat is een nieuwe aanwijzing dat het leerproces overeenkomt met de manier waarop kinderen leren spreken, beweren biologen van de Universiteit van Utrecht.
De ontdekking heeft grote gevolgen voor het begrip van de hersenprocessen bij leren en geheugen. Bij jonge kinderen die leren spreken, is er verhoogde activiteit in een vergelijkbaar deel van het brein als bij dat van jonge zebravinken. Bovendien leren kinderen taal beter als ze daarbij een dutje kunnen doen. Door de Utrechtse ontdekking kunnen wetenschappers nu mogelijk beter begrijpen welke rol slaap speelt bij de vorming van geheugen.
In 2007 toonden Sharon Gobes, Thijs Zandbergen en Johan Bolhuis al aan dat de manier waarop zebravinken hun liedjes leren veel lijkt op hoe kleine kinderen leren praten. In beide gevallen vindt het leren plaats in de vroege jeugd en ontstaat de zang of spraak pas na veel oefenen. Ook wordt bij beide leerprocessen een ander hersengebied aangesproken dan bij het praten en zingen zelf. Nu blijkt bovendien dat -net als bij kinderen- het brein van de jonge zebravink ook actief is tijdens het slapen. Daarmee zijn jonge zangvogels een goed model om de rol van slaap bij het leren van spraak te bestuderen. (belga/svm)
Ze rennen enkele pasjes, houden hun kop een paar seconden vlak boven de grond scheef alsof ze goed luisteren en schieten dan plots met hun snavel de grond in om een worm te pakken. Fascinerend vindt Robert Montgomerie het om te zien hoe roodborstlijsters foerageren op zijn gazon. Zo fascinerend zelfs, dat de Canadese bioloog, die zich eigenlijk helemaal heeft toegelegd op onderzoek naar seksuele selectie en paargedrag, het niet kon laten om uit te vogelen hoe deze dieren nu precies wormen vinden.
In 1997 schreef hij samen met zijn collega Patrick Weatherhead het wetenschappelijke artikel 'How robins find worms' . Met robin bedoelen de onderzoekers de American robin , oftewel de roodborstlijster (en niet het roodborstje, dat in Engeland robin wordt genoemd). De roodborstlijster zie je veel in tuinen en parken in Noord Amerika; je kunt hem wat dat betreft wel een beetje vergelijken met de merel in Europa.
De twee Canadezen bouwden met hun werk voort op dat van de vogelonderzoeker F. Heppner. Heppner was in de jaren zestig als een soort myth buster tewerk gegaan om aan te tonen dat het een fabeltje is dat roodborstlijsters naar regenwormen luisteren. Hij liet de vogels wormen uit een grasveldje pikken terwijl uit een luidspreker harde ruis klonk dat het geluid van de door de grond ploeterende wormen moest maskeren. En jawel hoor, achtergrondgeluid of niet, de vogels pikten de wormen er zo uit. Volgens Heppner kantelen de vogels hun kop uitsluitend om beter te kijken.
Maar Montgomerie en Weatherhead waren niet overtuigd. Volgens hen nemen de vogels op verschillende manieren wormen waar; op het zicht, doordat ze trillingen in de grond voelen én op het gehoor. 'Welke methode ze het meest gebruiken, hangt waarschijnlijk af van de omstandigheden', aldus Montgomerie. 'Als het nat is buiten, komen regenwormen naar het oppervlak en kunnen de vogels ze vrij makkelijk zien. De vogels zullen dan minder op hun gehoor afgaan.' In andere gevallen zullen trillingen en geluiden waarschijnlijk belangrijkere signalen vormen, meent de onderzoeker. 'En waarschijnlijk geldt hetzelfde voor merels. Hun foerageergedrag lijkt namelijk veel op dat van roodborstlijsters.'
De twee vogelonderzoekers voerden een kleine serie simpele experimenten uit met vier roodborstlijsters. Ze gebruikten plateautjes met daarop aangestampte aarde, een stukje karton, weer een laag aarde en tot slot een grasmatje. In de onderste laag aarde hadden ze meelwormen verstopt, ook een geliefd maaltje van de vogels. Regenwormen zouden te snel door de proefopstelling bewegen en daardoor nauwkeurige metingen onmogelijk maken. Maar de conclusies die ze uit het meelwormenonderzoek trekken, gaan volgens Montgomerie en Weatherhead ook op voor regenwormen. Met enkele kleine steekproeven maakten ze dat aannemelijk.
Door het karton konden de vogels de wormen onmogelijk zien. Ook sloten de onderzoekers met hun opstelling uit dat de meelwormen zich verrieden door met hun gegraaf grassprietjes te doen bewegen. En trillingen werden door het karton gedempt. Meer dan de helft van de pikbewegingen, dwars door het karton heen, waren raak. Een vroeger experiment, met vers gedode en levende wormen, had al uitgesloten dat de vogels de wormen op geur traceerden.
Geluid lijkt dus belangrijk. Maar keihard bewijs dat de vogels ook op het gehoor jagen, leverde het experiment niet; misschien voelden de vogels toch nog wel wat trillingen door het karton en de aarde heen. Het ultieme experiment zou zijn om het geluid van de wormen na te bootsen en af te spelen vlak onder het gras. En dan kijken of de vogels de microfoontjes oppikken. Montgomerie en Weatherhead hebben dit geprobeerd, maar faalden, naar eigen zeggen omdat ze het geluid niet goed genoeg hadden nagebootst. Wormpjes playbacken is ook niet makkelijk.
Ze kakelen en durven al eens over de haag te vliegen, maar kippen houden heeft eigenlijk niks dan voordelen. Gratis eieren als mooi begin. 1) Kippen zijn goede afvalverwerkers. Zo is je GFT-bak minder snel vol en dat bespaart meteen een flinke duit.
2) Door kippen kom je je huis uit en heb je contact met de natuur. Wat goed is voor je welzijn.
3) De mest van kippen bevat stikstof en andere voedende bestanddelen. Samen met tuinafval en verwerkt tot compost, is het uitstekend geschikt voor je tuinplanten.
4) Niet iedere tuin is geschikt voor kippen. Heb je voldoende ruimte? Want te veel kippen op een te beperkte oppervlakte leidt tot geuroverlast. Voorzie naast een ren ook een hok waarin ze beschutting kunnen zoeken.
5) Kippen zijn zowel in aankoop als in verzorging goedkope dieren. Ze hebben ook geen speciaal duur voedsel nodig, want het zijn simpelweg alleseters. Naast granen eten ze ook de tafelresten en het onkruid op.
6) Omdat kippen sociale dieren zijn, hou je er best minstens twee. Drie kippen per gezin is ideaal.
7) Kippen houden je tuin levendig. Ook voor de kids is dat fijn. Laat je kinderen de dieren verzorgen, zo leren ze verantwoordelijkheid te nemen en respect voor de natuur te hebben.
8) En last but nog least: een groot deel van het jaar heb je verse eieren. Een stevige boerenomelet of zacht gekookt: gerechten met eieren zijn nooit saai.
De (eigenlijke) kraanvogels (Gruidae) zijn een familie van de orde der kraanvogelachtigen ( Gruiformes ). De familie telt 15 soorten.[1]
Inhoud
Beschrijving
Alle kraanvogels zijn grote vogels met een lange poten en lange nek. Anders dan de blauwe reiger , die er ongeveer hetzelfde uitziet maar geen familie is, vliegt een Kraanvogel met de nek uitgestrekt, niet ingetrokken. De meeste soorten kraanvogels houden er een ingewikkeld en luidruchtig paringsritueel of -dans op na. Kraanvogels blijven hun hele leven bij elkaar. Sommige soorten trekken over grote afstanden, terwijl kraanvogels die in een warm klimaat leven helemaal niet trekken. Kraanvogels zoeken elkaars gezelschap en kunnen grote troepen vormen.
Het voedselpatroon van de kraanvogel varieert met het seizoen. Ze eten kleine prooidieren zoals knaagdieren, vis en amfibieën, maar aan het einde van de zomer en in de herfst ook granen en bessen. De "cranberry" (Amerikaanse veenbes, zie: Blauwe bes ) wordt zo genoemd vanwege het feit dat ze zoveel gegeten wordt door een bepaalde kraanvogelsoort die veel voorkomt in de noordelijke gebieden van de VS.
Voorkomen en bedreiging
Representanten van deze familie der kraanvogels komen voor in alle gebieden met uitzondering van Antarctica en Zuid-Amerika . Niet alle kraanvogels in Australië zijn ook werkelijk kraanvogels: de witte kraanvogel is in feite de grote zilverreiger (Egretta alba ), terwijl de blauwe kraanvogel de witwangreiger (Egretta novaehollandiae ) is.
Overal op de wereld lopen de kraanvogelpopulaties achteruit. De positie van de trompetkraanvogel (Grus americana ) in Noord-Amerika heeft tot wetgeving in de VS geleid die gericht is op het beschermen van bedreigde soorten.
Symboliek
De kraanvogel is al sinds de oudheid een symbolische vogel.en wordt in sommige landen als een heilig dier beschouwt.
Aegeïsch
De mythe van de kraanvogel is wijd verspreid en algemeen bekend in het Aegeïsch gebied, Zuid- Arabië , Japan en onder de indianen van Noord-Amerika. In Noord- Hokkaido voerden de vrouwen van de Ainu , wier cultuur meer Siberisch is dan Japans, een kraanvogeldans uit die in 1908 door de fotograaf Arnold Genthe werd vastgelegd. In Korea wordt al sinds de Silladynastie ( 646 v.Chr. ) een kraanvogeldans uitgevoerd op het binnenplein van de Tongdosa-tempel.
Griekse Oudheid
Geranion is Grieks voor kraanvogel. Daaruit afgeleid is de naam van het plantengeslacht Geranium. De kraanvogel was een soort voorteken. In het verhaal van Ibycus en de Kraanvogels werd Ibycus (een dichter uit de zesde eeuw voor Christus) door een dief aangevallen en voor dood achtergelaten. Ibycus riep een vlucht passerende kraanvogels te hulp, die de moordenaar volgden tot aan een open plek waar ze net zo lang boven hem bleven hangen totdat hij verslagen door schuld de misdaad bekende.
Egyptische Oudheid en Azteken
Het Egyptischehiëroglief -symbool voor de letter B is de kraanvogel. Het oude volk van de Azteken in Zuid-Amerika dankt zijn naam aan de kraanvogels: de Azteken zijn oorspronkelijk afkomstig uit de landstreek Aztlan, hetgeen betekent: dichtbij de kraanvogels (azta = kraanvogels, tlan = dichtbij).
Islam
In Mekka , in het voor-islamitische Zuid-Arabië, belichaamden de drie dochters van de maangod Hubal , de drie godinnen die voorspraak zouden doen bij God , de "Drie Verheven Kraanvogels" (Gharaniq). Zij worden genoemd in de Koran , ayat 19 en 20 van Soera De Ster . Er zijn overleveringen dat deze ayat gevolgd werden door de zogenoemde duivelsverzen waarin een goddelijke status aan deze dochters zou zijn toegekend.
Het woord "pedigree" (stamboom) is een verbastering van het oud-Franse "pie de grue", wat "kraanvogelpoot" betekent, omdat een stamboom er net zo uitziet als de tenen aan de voet van een kraanvogel.
Japan
In Japan wordt de kraanvogel als gelukbrengend beschouwd, als symbool van een lang leven en afgebeeld met andere symbolen van een lang leven als pijnboom, bamboe en schildpad. In het feodale Japan werd de kraanvogel beschermd door de heersende macht en gevoerd door de boeren. Toen het feodale systeem werd afgezworen in het Meiji-tijdperk in de 19e eeuw werd de bescherming van de kraanvogels stopgezet, wat hen bijna aan de grens van de uitroeiing bracht. Japan noemde een van haar eilanden Tsuru (Kraanvogel). Als iemand, volgens de traditie, 1000 origami -kraanvogels vouwt zal zijn wens tot gezondheid in vervulling gaan. Sinds de dood van Sadako Sasaki, slachtoffer van de atoombom op Hiroshima geldt dit ook voor een wens tot vrede.
China
Volgens de traditie waren de Chinese Hemelse kraanvogels (tian-he) of Gezegende kraanvogels (xian-he) boodschappers van wijsheid, de legendarische Taoistische wijsheden die werden vervoerd op de rug van een kraanvogel.
Het is weer die tijd van het jaar: bolletjes dons vertederen kinderharten en voor je het weet, hebben ze je overtuigd en zit je met een kuikentje in huis. 'Geen goed idee', zegt Freddy Michiels van de Verenigde Kleinveefokkers. 'Tenzij je de diertjes op een verantwoorde manier kunt huisvesten en verzorgen.'
Eenentwintig dagen na de bevruchting komt een kippenei uit. Kuikentjes kunnen meteen lopen, eten en piepen, al zullen ze de eerste dagen zoveel mogelijk onder de veilige vleugels van moeder kip blijven. Na enkele dagen gaan ze zelf op stap. 'En dan worden ze op de markt te koop aangeboden', zegt Freddy Michiels.
Eentje is geentje
'Als je beslist om een kuikentje te kopen, neem er dan minstens twee. De diertjes treuren in hun eentje. Stop ze in een voldoende ruime doos vlakbij de verwarming. Lukt dat niet, dan moet je de eerste dagen een lamp van vijfentwintig watt plaatsen om de kuikentjes warm te houden. Al na enkele weken wordt de doos of het hokje te klein en moeten de dieren kunnen uitlopen.'
In het begin kan je nauwelijks zien of het een haantje dan wel een hen is. 'Met industriële kippen wordt op zo'n manier gekweekt dat je aan de pluimen van de kuikens het geslacht kunt zien. Haantjes worden vrijwel meteen gedood en tot meststof verwerkt. Of ze belanden op de markt. Als je van die mooie gele donsjes ziet, wees dan maar zeker dat het een haantje is.'
Er zijn manieren om te zien of het een hen of een haan is, maar pas na twee tot drie weken. 'De kippen krijgen het eerst een staartje', zegt Freddy. 'Hanen lopen een beetje achter.' Haantjes zullen al vrij snel na het uitlopen schijngevechten houden. Je kunt de kuikentjes ook laten schrikken door bijvoorbeeld met een doek over hen te zwaaien. Haantjes zullen zich instinctief opheffen en een sjirpend geluid maken, de dames drukken zich tegen de grond en houden zich stil.
Sommigen beweren dat je het ook kunt zien aan de manier waarop ze zich ontlasten: hanen laten het vallen, kippen gaan lichtjes door de knietjes. Maar niet iedereen onderschrijft die hypothese.
Lekkernij voor honden
Kuikens mag je niet meteen bij grote kippen zetten. 'Zeker niet. De grote kippen zullen de kleintjes doodpikken', zegt Freddy. 'Zelfs bij volwassen kippen is het nodig dat je ze eerst aan elkaar laat wennen zonder dat ze aan elkaar kunnen raken.'
Voor andere huisdieren is een kuikentje een niet te versmaden lekkernij. Honden en kippen, het gaat niet zo heel goed samen. 'Tenzij je de dieren aan elkaar leert wennen. Hoe jonger de hond, hoe gemakkelijker de training.'
Bij de training moet je de hond leren om de kippen te negeren, hij mag ze niet als iets spannends of als een lekkernij zien. Om elk risico te vermijden, is het beter om de kippen veilig afgesloten te houden van de hond.
Omdat zwaluwen rechtstreeks van de mens afhankelijk zijn geworden, hebben wij een belangrijke functie in hun voortbestaan. Dat kan zelfs zonder zware financiële of fysieke inspanningen.
Als je zwaluwen wilt helpen, denk er dan aan dat je de verwaarloosbare overlast (die sommige mensen menen te ondervinden), gemakkelijk kan bijsturen of wegwerken. Tenslotte gaat het in de eerste plaats om tolerantie, en weegt de kleine inspanning niet op tegen het voortbestaan van een soort of een populatie. Zo kan je zelf bepalen waar de uitwerpselen van de zwaluwen vallen als je eigenhandig kunstnesten en mestplanken plaatst.
Vooral de huiszwaluw kan je makkelijk helpen door kunstnesten aan te brengen. Ze broeden in kolonies en profiteren meer van de tijdwinst doordat hun nest groter is.
Boerenzwaluwen broeden meer solitair of met enkele koppeltjes samen. Hun succes is vooral een principe van toegankelijkheid. Als je een kunstnest aanbrengt, moet je ook met dat aspect rekening houden.
Waar Liefst in de onmiddellijke omgeving van aanwezige broedkoppels: je kan zo een kolonie of populatie verstevigen of alternatieven bieden wanneer de natuurlijke nestplaats wordt bedreigd. Nieuwe locaties zijn een optie, maar de kans op succes is kleiner en kan soms jaren geduld vragen.
Bijkomende tips
Plaatsing is belangrijk: -Zorg ervoor dat er voor en naar het nest voldoende aanvliegroute aanwezig is. Een huiszwaluwnest monteren op enkele meters achter de kruin van een boom, is bv. zinloos. Al kan die wel ingepikt worden door huismussen. -Een huiszwaluwnest hang je tegen een oversteek, nooit halverwege een gevel. -Indien aangebracht, dient een mestplank minstens 30 tot 50 cm. onder het nest te hangen, niet vlak eronder. Het zou een perfecte opstap zijn voor predatoren zoals eksters.
Ook je gemeente helpt: sommige gemeenten subsidiëren de aankoop van kunstnesten voor zwaluwen: Anzegem, Baarle-Hertog, Blankenberge, Boechout, Bornem, Bree, Dilbeek, Gent, Herk-de-Stad, Houthalen-Helchteren, Houthulst, Ingelmunster, Knokke-Heist, Langemark-Poelkapelle, Lummen, Oud-Turnhout, Peer, Roeselare, Tessenderlo, Tienen, Wellen, Wevelgem en Zomergem. Meer info vind je hier .
In Oceanië komen verschillende soorten papegaaien voor, en ook in Australië fladderen felgekleurde lori's en lorikeets rond.
Het gedrag en uiterlijk van de hyperactieve dieren komt enigszins clownesk over, waardoor ze steevast een glimlach op je lippen toveren. Dat is zeker het geval bij de prachtige regenbooglorikeet, die je snel vindt in de buurt van mensen.
De vogels eten voornamelijk nectar en stuifmeel, en een zwerm durft al eens een struik kaalplukken. Op toeristische plaatsen wennen de nieuwsgierige vogels snel aan mensen, en komen ze zelfs uit je hand eten.
Sommige soorten hebben het moeilijk, en enkele vogels dreigen uit te sterven als gevolg van de introductie van Europese ratten in Oceanië. Zo hoort de 'ultramarine lorikeet' bij de vijftig zeldzaamste vogels. (sam)
In Sydney zagen we enkele regenbooglori's een boom half kaalplukken. Hieronder vind je een link waar je nog meer van die prachtig gekleurde vogels ziet. Het is een artikel dat komt uit Het Laatste Nieuws van vandaag. Colombine
Voeder je tuinvogels! Wanneer de temperaturen dalen kunnen ze jouw hulp gebruiken. Hoe voeder je tuinvogels?
Maak kennis met de meest voorkomende vogelsoorten aan de voederplaats. Als je deze basissoorten herkent wordt het makkelijker voor je om ook de iets zeldzamere soorten hiervan te onderscheiden. Twijfel je aan een soort? Aarzel niet om ons een digitale foto door te sturen of vragen te stellen over tuinvogels via wim.vandenbossche@natuurpunt.be
Heb je een bijzondere waarneming gedaan of heb je de vlinders in je tuin geteld? Meld het ons, zo kunnen we de natuur beter begrijpen. Lees meer.
Hoeveel en welke soorten vogels kunnen zingen, broeden en eten in je tuin hangt af van wat je ze te bieden hebt. Ze zoeken er veiligheid, voedsel en een plek om te broeden. En dat kan je ze geven. Zelfs in de kleinste tuin kan je de perfecte gastheer of gastvrouw worden. Een goed gekozen nestkast wordt de vaste stek voor koolmees of ringmus.
Jammer genoeg wordt vaak vergeten dat een nestkast op zich niet volstaat om een vogelgezinnetje gelukkig te maken. Veel belangrijker nog is het om in je tuin ook de spontane natuur meer kansen te geven. In vogelvriendelijke tuinen vind je streekeigen bomen, bloesem- en bessenrijke struiken, bloemenveldjes die insecten aantrekken, wilde hoekjes waar zelfs wat brandnetel als opperonkruid wordt gedoogd. Je vindt er hier en daar dood hout (wat erg decoratief kan ogen!) of gestapelde bakstenen, waar troepjes ongewervelden in overleven. Je vindt er zeker géén gifspuit of slakkendodende korrels.