Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
21-07-2007
Hond ook in autogordel (Ereli)
VVN: Hond ook in autogordel
door onze financiële redactie
AMSTERDAM - Veilig Verkeer Nederland wil honden en katten voortaan in geteste dierentuigjes in de auto laten meereizen. Huisdieren en vooral honden worden bij een ongeluk anders levensgevaarlijk door de auto gekatapulteerd.
De speciale hondenkooien achterin blijken bij ernstige ongevallen volgens Veilig Verkeer Nederland "levensgevaarlijk" voor de dieren. " Bij botsingen met enige snelheid gaan die bijna als een mes door de hond" , aldus de woordvoerder. Waar Duitsland van autobezitters eist dat ze honden vastzetten - met riem of in een kooi - kent Nederland ondanks 1,5 miljoen honden die verplichting niet.
"Al vanaf 50 kilometer per uur zijn dieren bij ongelukken levensbedreigend, zo snel schieten ze door de auto", reageert de woordvoerder van dierenverzekeraar Proteq. Als dieren met een hondengordel zijn vastgezet, verzekert dit concern de dieren voortaan kosteloos mee. Katten vallen er nog buiten. "Eigenaren realiseren zich niet dat het gewicht van hun huisdier bij een botsing snel wordt vermenigvuldigd", zegt Joey Philips, die na eigen ervaringen in de Verenigde Staten door dierenartsen geteste autogordels voor honden importeert. "Het is echt totaal onverantwoord hoe honden half uit ramen hangend of in open cabriolets meereizen. Er wordt zo veel geld gepompt in betere veiligheid voor kinderen in auto's, maar meereizende huisdieren zijn nu nauwelijks beveiligd."
Veilig Verkeer Nederland, dat de overheid adviseert, raadt een geteste veilige autogordel voor honden wel aan, maar wil die nog niet verplicht stellen.
"In de afgelopen jaren durfde geen enkel kabinet veiligheidsnormen voor meereizende dieren te verplichten, bijvoorbeeld met een vereiste ziektekostenverzekering", reageert Dierenbescherming Nederland, die ook voorstander van de verplichte dierentuigjes is. "Dat zegt wat over hoe we in Nederland over dieren denken."
Het verliezen van haren is een volstrekt normaal gebeuren bij alle dieren met haren en pluimen. Het meest spectaculaire voorbeeld is de hermelijn: dit diertje ruit in de lente zijn witte wintervacht uit om een bruine zomervacht te krijgen, die op zijn beurt weer uit valt in de herfst om plaats te ruimen voor een sneeuwwitte vacht.
Onze huisdieren kennen ook die cyclus van winter- en zomervacht, en de periode dat die wisseling plaats grijpt is dus de ruitijd. Het is niet zo dat tussen deze 2 periodes het dier geen haar verliest: elk haar kent zijn cyclus van ontstaan, groeien, afsterven en uitvallen, maar het verlies gebeurt gespreid, terwijl in de ruiperiode dit verlies massaal is. Normaal begint de lenterui wanneer het enkele weken warm weer is geweest en duurt die een 3 à 4 tal weken, dus meestal in de maanden april-mei-juni. De herfstrui zet zich in wanneer de temperaturen laag worden en het koud blijft: oktober-november-december, ook gedurende 3 à 4 weken.
Bij strikt binnenshuis levende katten reageert de huid minder goed: ze ervaart geen echte temperatuursschommelingen. Zulke katten kennen een sterk verlengde rui, zodat de eigenaar haast een gans jaar door een versterkt haarverlies opmerkt.
Aan de normale rui kan en mag niets gedaan worden: het is een natuurlijk proces, en dat moet men zich realiseren bij de aanschaf van een dier. Denk daar dan ook even aan wanneer u een bepaald ras uitkiest: de poolhonden (Siberische husky, Alaskan Malamute, etc...) verliezen werkelijk pakken haar, een poedel daarentegen niets, rassen die moeten getrimd worden zeer weinig (Schnauzer, Cairn Terrier, Ierse Wolfshond, etc.) , haren van een langharige kat vallen veel meer op en zijn moeilijker te verwijderen dan die van en kortharige kat etc...
Het enige wat u kan (en trouwens moet doen om de huid in conditie te houden) om de rondvliegende haren zoveel mogelijk te beperken, is het dier dagelijks grondig uitborstelen en na de borstelbeurt over het dier wrijven met een vochtige doek.
Losse haren blijven kleven aan de doek en de vacht zelf wordt minder statisch en houdt aldus de haren iets beter bij tot de volgende borstelbeurt.
Het borstelen zorgt er trouwens ook voor dat de rui zelf sneller achter de rug is, geeft een goede massage aan de huid en bij poes: minder haarballen en daaruit volgende problemen. Poes likt immers de vacht schoon en krijgt hierbij al die losse haren binnen. Die haren vormen haarballen in de maag die voor braken zorgen, of voor obstipatie wanneer die ballen in de darm komen.
Abnormaal veel ruien bij kat en hond.
Zon verlengde rui kan verschillende oorzaken hebben, gaande van bepaalde tekorten in de voeding tot ectoparasieten, allergie en algemene ziekten met effect op de huid door conditievermindering van het lichaam.
Even een paar frequent voorkomende problemen onder de loep.
a) tekorten aan onverzadigde vetzuren
Dit is een veel voorkomend tekort en wordt vaak over het hoofd gezien. De huid wordt droger, soms ziet men schilfertjes. De haren zijn ietwat dof en vallen makkelijk uit.
Extra onverzadigde vetzuren moeten aldus verstrekt worden via de voeding. Voor poes gebruikt men meestal een vloeibare olie-achtige oplossing. Poes neemt immers makkelijker vloeistof op dan poeder of capsules.
Voor de hond bestaat eveneens de mogelijkheid van een vloeistof, doch meestal worden capsules, poeder of tabletten gebruikt.
Welk type onverzadigde vetzuren en welke dosering hangt af van patiënt tot patiënt. De keuze wordt bepaald door twee factoren: hoe erg het met de huid gesteld is en welke voeding het dier te eten krijgt.
b) tekort aan algemene vitaminen
Dit komt nog zelden voor omdat de meeste honden en katten goede commerciële voeders eten waarin vitaminen en mineralen in correcte hoeveelheden verwerkt zijn. Toch gebeurt het dat een dier een bepaald voeder niet volledig verteert en zodoende de voedingsstoffen onvoldoende of slecht uitgebalanceerd binnenkrijgt. Op lange duur kan dit aanleiding geven tot huid- en vachtproblemen.
Ook bij dieren waarvoor de eigenaar zelf kookt, kunnen tekorten of inbalancen aan bepaalde voedingsstoffen voorkomen. Dit is goed gekend bij de kat. Koken voor de kat is immers een moeilijke opgave: vaak zal poeslief enkel het vlees uit het zorgvuldig samengesteld schoteltje snoepen en groenten/rijst/brood laten liggen. Het spreekt voor zich dat in zulke gevallen vitaminen/mineralen tekorten zullen ontstaan met onder ander effecten op de huid.
De oplossing ligt voor de hand: bij gebruik van een bepaalde commerciële voeding, kan men af en toe afwisselen van merk of een specifiek vitaminenmengsel toedienen, dit in overleg met de dierenarts. De eigenaars die zelf koken moeten zowiezo extra vitaminen/mineralen toedienen.
Vitaminen/mineralenmengsels bestaan onder verschillende vormen: vloeistoffen, poeders of tabletten. Het éne dier neemt makkelijker het poeder op, een ander dier makkelijker tabletten of vloeistof...aan de eigenaars om dit uit te testen.
c) ectoparasieten (uitwendige parasieten)
De aanwezigheid van parasieten op de huid, brengt op zijn minst jeuk en irritatie met zich mee, zodat hond en kat overmatig gaan krabben of bijten.
Hierdoor zal het dier als beginsymtoom meer haren verliezen dan normaal. De meest voorkomende parasieten van de huid zijn luizen en vlooien. Luisjes kunnen makkelijk vernietigd worden door het dier te sprayen.
Vlooien worden te lijf gegaan met een vlooienband, vlooiendruppels, -tabletten of injecties. Bij vlooien moet ook in het huis gespoten worden met een vlododende spray omdat vlooien nestjes maken in huis.
Andere huidparasieten zijn de schurftmijten, onder ander de scabiës-mijt en de demodex mijt.
De scabiës-mijt is relatief makkelijk onder controle te krijgen met injecties en lotions. De demodex mijt is veel resistenter en geeft meer problemen bij behandeling.
Beide mijten moeten via microscopisch onderzoek van een huidafkrabsel gediagnostiseerd worden.
Wanneer de huidparasieten gedood worden, verdwijnen de huidklachten, onder ander de overmatige rui, vanzelf.
d) allergie
Allergie komt bij onze huisdieren frequent voor. Daar waar een allergische mens meestal reageert met ademhalingsproblemen (niezen, asthmatisch hoesten), uit het allergisch dier de allergie meestal door jeuk.
Het jeukgevoel zorgt ervoor dat hond/kat meer gaat krabben of bijten, en de eerst symptomen zijn dan ook overmatig haarverlies.
De oplossing hiervoor is de oorzaak van de allergie opsporen en daar iets aan doen. Oorzaken zijn bijvoorbeeld: voeding (het eiwit in de voeding); grassen, bomen, huisstof, huidschilfers van mens, hond of kat, enz.. Eens men weet aan wat het dier allergisch is, kan men "desensibiliseren". Dit gebeurt door een serie injecties toe te dienen opdat het lichaam als het ware "immuun" wordt ten opzichte van de allergie-opwekkende stof. Met deze methode geneest men de allergie.
Met medicatie kan men de allergie wel onder controle houden, doch niet genezen. En wat medicatie betreft is er weinig keus: - dieren reageren enkel op cortisone-preparaten. De veelgebruikte antihistaminica bij de mens, hebben zeer weinig effect bij dieren.
e) Bacteriën en schimmels<
Huidinfecties (bacterie) of huidschimmels tasten de huid aan met beginsymptomen van overmatig haarverlies. Dit haarverlies wordt veroorzaakt deels door krabben (jeuk) en deels omdat de haarfollikels (de plaats waar het haartje ontspring) aangetast worden door de bacterie of schimmel.
Bacteriële huidinfecties moeten met correcte antibiotica aangepakt worden. Meestal wordt een "cultuur" genomen van de huidbacterie om te zien over welke bacterie het gaat en aan welke antibiotica de bacterie nog gevoelig is.
Schimmeltherapie bestaat uit lotions en in erge gevallen tabletten. Deze tabletten moeten dan wel lange tijd gegeven worden (ongeveer 6 weken) omdat de schimmel anders makkelijk terug opflakkert.
f) Hormonale problemen
Er zijn verschillende hormonen die, indien ze in te hoge of te lage mate aanwezig zijn, onder andere huidproblemen veroorzaken. Vanzelfsprekend zijn er tal van andere symptomen die zullen opvallen bij hormoonproblemen doch vaak zal de eigenaar eerst de huidproblemen opmerken.
In het beginstadium zal er bij elk hormoonprobleem overmatig haarverlies voorkomen.
tekort aan vrouwelijke hormonen bij de gecastreerde kater. Hoe onlogisch het voor de leek ook kan klinken: een kater produceert in de testikels een bepaalde hoeveelheid vrouwelijke hormonen, naast mannelijke. Bij castratie worden de teelballen in zijn geheel weggenomen. Sommige katers kunnen echter pas na een lange tijd huidproblemen krijgen door het wegvallen van die vrouwelijke hormonen. De oplossing is vrij makkelijk: toedienen van vrouwelijke hormonen in tabletvorm of via een injectie resulteert in een mooie huid. Het nadeel is dat sommige katers er zwaarlijvig van worden.
hormoonproblemen bij de "intacte" reu Sommige niet-gecastreerde reuen vertonen soms haaruitval t.h.v. de nek en rug. Dit is weerom een probleem i.v.m. hormoonprocutie in de testikels. Deze keer echter, zal de castratie de oplossing brengen voor het overmatig haarverlies.
Een teveel of een tekort aan vrouwelijke hormonen bij respectievelijk niet-gecastreerde (niet-gesteriliseerde) teven en wel-gecastreerde. Zonder in detail te treden i.v.m. uitleg over het ingewikkelde hormonenspel, kan een teveel aan vrouwelijke hormonen of een tekort, overmatig haarverlies veroorzaken. Het haarverlies is symmetrisch en begint op de flanken. De oplossing ligt voor de hand: bij een tekort worden vrouwelijke hormonen toegediend via injecties of tabletten, bij een teveel wordt de teef gecastreerd, d.w.z. de eierstokken worden verwijderd.
Ziekte van Cushing bij de hond In dit geval is de bijnierschors te actief en produceert teveel hormonen (corticosteroidderivaten). Deze ziekte uit zich o.a. door overmatig haarverlies: de huid wordt dun en zacht, en de vacht wordt schraal. Uiteraard zijn er tal van andere symptomen, zoals veel drinken, veel plassen, veel eten, soms manken op de achterpoten, enz. De behandeling is niet zo makkelijk: eerst moet de bijnierschors inactief gemaakt worden met tabletten en daarna moeten levenslang substitutiehormonen toegediend worden, ook onder de vorm van tabletten.
Schildklierproblemen bij de hond Meestal gaat het over een schildklier die te weinig hormonen produceert! Het dier verliest abnormaal veel haren op de rug en in de hals/nek. De haren zijn droog en breken makkelijk af. Andere symptomen zijn vetzucht en sloomheid.het dier zoekt warme plaatsen op om te slapen. De behandeling is makkelijk: schildklierhormonen worden in tabletvorm toegediend. Wel moet er geregeld bloedonderzoek gebeuren om de hoeveelheid schildklierhormonen in het bloed te controleren!
Een Chinese man heeft een hond doodgebeten, om zijn eigen puppy te redden.
Toen een man in de Chinese provincie Hubei zag dat zijn geliefde puppy werd aangevallen door een grote, vreemde hond, nam hij drastische maatregelen en beet de aanvaller dood.
Volgens de man had hij eerst nog geprobeerd de hond te verjagen door hem met watermeloenen te bekogelen. Toen dat niet hielp, heeft hij het beest naar eigen zeggen tijdens een tien minuten durende worstelpartij gewurgd.
Buurtbewoners geloven niks van zijn verhaal. Zij wijzen op de bijtwonden in de nek van de dode hond. Bovendien staat de man bekend om zijn bijtgrage vechtstijl bij ruzies. Overigens kwam hij zelf ook niet ongeschonden uit de strijd: de vechtersbaas moest naar het ziekenhuis om zich aan zijn verwondingen te laten behandelen. De puppy maakt het goed.
Door Dr. Kaat de Ridder van dierenartsenpraktijk Nieuwe Dijk
Een hond eet graag dingen die niet voor hem geschikt zijn. Ook planten. Bij de aanschaf van een huisdier moet je wel rekening houden met je plantenkeuze in huis en in je tuin.
Je hond kan na het eten van bepaalde plantenmaterialen vergiftigingsverschijnselen vertonen. Dit kan gewoon wat braken en diarree zijn maar ook erge huidproblemen, zenuwstoornissen of hart- en longproblemen. Soms met de dood tot gevolg. Bij de ene plant is het sap giftig bij andere de vruchten, zaden, bladeren of bloemen. Ook is het voor de dierenarts niet gemakkelijk om dit vast te stellen. Als je niet gezien hebt dat je hond planten heeft gegeten, kan het een grote zoektocht worden naar de oorzaak. Soms zal men de oorzaak niet kunnen terugvinden.
Enkele voorbeelden:
1. Taxus: 8 gram taxusmateriaal per kg hond kan de dood tot gevolg hebben. De hond wordt ziek 2 tot 6 uur na opname. Hij gaat dan braken, diarree hebben, overmatig speekselen, zwijmelen en de lichaamstemperatuur gaat dalen.
2. Paardekastanje: een hond van 10 kg had tenminste 8 vruchten gegeten en ging in shock. De ziektetekens verschijnen binnen 2 dagen. Soms moeten de vruchten via een operatie verwijderd worden uit de darmen.
3. Kerstroos: de rode bladeren veroorzaken spijsverteringsklachten: braken, speekselen en diarree, zelden dodelijk.
4. Narcissus pseudonarcissus: Zowel de bloembol als de bloemen en zelfs het water uit de vaas zijn giftig, 15 gram van de bloembollen is dodelijk. Ziekteverschijnselen een kwartier tot 24 uur na opname.
5. Dieffenbachia: Deze plant geeft braken, diarree, buikpijn en irritatie van de mondslijmvliezen.
6. Hulst: Het eten van 2O bessen is dodelijk. Eerst braken, diarree en speekselen.
7. Maretak: Zenuwstoornissen zoals duizeligheid, incoördinatie en zwakte, worden veroorzaakt na het eten van een 10-tal witte bessen en de bladeren.
9. Cannabis: 50 tot 100 mg per kg hond eten van de plant is giftig. Grote pupillen, angst voor licht, zwijmelen en versnelde hartslag. De ziektetekens verschijnen vanaf 1-3 uur na opname en herstel na 24-72 uur na opname.
10. Azalea/rhododendron geeft zenuwsymptomen 20 min. tot 2 uur na opname van de bladeren of de stengel.
11. Gerarium geeft zenuwsymptomen en epilepsie.
Bij het inrichten van de tuin kan je toch beter eerst een plantenkenner raadplegen!!
Een lijstersmidse kan een steen zijn, of een afgezaagde voet van een boom die dienst doet als voedselbank voor de lijster. Voor iedereen die niet van slakken houdt in de tuin is de lijster en zijn lijstersmidse héél welkom. Op het zaagvlak van de boom kan je stukgeslagen en leeggemaakte slakkenhuisjes terugvinden. De zanglijster neemt zijn slachtoffer met de bek bij de rand van zijn huisje en slaat er ongenadig mee op het harde hout of steen. Eens het huisje gebarsten, werkt de zanglijster de inhoud gulzig naar binnen. Lijstersmidsen leren ons ook hoe de natuur zelf voor een evenwicht zorgt. Veel slakken zorgen voor veel voedsel voor o.a. de zanglijsters en hun jongen. Meer lijsters = minder huisjesslakken. Of : beide soorten houden elkaar een beetje in evenwicht.
Diep in de negentiende eeuw vonden in de Aostavallei de eerste Batailles de Reines plaats. Ze zijn intussen deel geworden van de volkscultuur van de streek. In deze uiterst zachtaardige koninginnenconfrontaties komen koebeesten uit de hele regio in het strijdperk. Ze komen vredig naar elkaar toe op het grasveld, krabben een poosje met de hoeven, loeien elkaar toe, kruisen de horens en beginnen mekaar te duwen. De winnares wordt omhangen met de bosquet, bestaande uit gevlochten dennentakken, linten en rode bloemen. De koninginnen zijn echte krachtpatsers : zo is er Zara - 510 kg ; Orsetta - 550 kg ; Maurienne - 795 kg.
Als een van de testikels van uw hond (ouder dan vier maanden) niet zichtbaar en niet voelbaar is dan heeft hij last van cryptorchisme, het niet indalen van een teelbal. Sterilisatie is dan onvermijdelijk om de nefaste gevolgen van de aandoening weg te werken.
De testikels van een pup, voor en na de geboorte
Bij mannelijke foetussen bevinden de testikels zich in het abdomen. Bij de geboorte van de pup dalen de testikels in de balzak, aan de buitenkant van het abdomen, en dat via het lieskanaal. Daar zitten ook de bloedvaten die de testikels bevoorraden. Normaal gezien zijn de twee testikels ingedaald op de leeftijd van ongeveer 10 dagen. Tot de leeftijd van tien weken zijn ze soms niet te voelen omdat ze heel klein zijn en ook omdat er vet in de balzak zit. Als alles goed gaat moeten de testikels voelbaar zijn bij pups van drie maanden oud. Maar in sommige gevallen blijven de testikels in het abdomen of in het kanaal waarlangs ze moeten indalen. Als ze op vier maanden niet volledig ingedaald zijn dan is de pup het slachtoffer van wat men cryptorchisme noemt. De aandoening kan bij beide testikels voorkomen, maar meestal tast de ziekte maar een enkele aan. De afwijking is erfelijk.
Cryptorchisme: de gevolgen
In tegenstelling met testikels die ingedaald zijn zoals het hoort, zijn testikels die in het abdomen blijven zitten niet in staat om spermatozoïden te produceren, ze maken alleen testosteron aan en dat soms in abnormaal grote hoeveelheden. Dat kan voor gedragsafwijkingen zorgen zoals agressief gedrag en een ongewoon hoog libido. Honden met bilateraal cryptorchisme zijn meestal steriel, wat niet het geval is bij hondjes met één normale teelbal . Die kunnen zich wel voortplanten, maar ze kunnen de aandoening ook doorgeven aan hun nageslacht. Testikels die zich in een abnormale positie bevinden kunnen ook tot tumoren leiden bij honden die ouder zijn dan achttien maanden. Tumoren ter hoogte van de testikels kunnen voor honden levensgevaarlijk zijn door het risico op metastasen van kwaadaardige kanker of door compressie van andere organen in het abdomen door het toenemend volume van de tumor.
Behandeling? Chirurgie
Om verwikkelingen te vermijden, moeten honden met niet ingedaalde testikels gesteriliseerd worden (de beide testikels laten verwijderen). Er zijn ook hormonale behandelingen om de testikels te doen indalen, maar die zijn vaak niet doeltreffend en ze worden beter niét voorgeschreven om te vermijden dat de honden de ziekte doorgeven.
En bij katten?
Bij katten zijn testikels die niet ingedaald zijn zelden een bron van tumoren. Ze veranderen in de meeste gevallen in inactief weefsel. Ook bij katten is de ziekte erfelijk en kunnen ze best gesteriliseerd worden.
O ver de oorsprong van dit gevlekte, veelal gehoornde wol vlees - schaap bestaat onzekerheid. Vast staat dat ruim 100 jaar voor onze jaartelling gevlekte schapen voorkwamen. Het Jacobschaap ontleent zijn naam aan het bijbelse verhaal over Jacob, die als loon voor zijn werken alle gevlekte schapen uit Labans kudde mocht afzonderen en behouden. Uit onderzoekingen is gebleken dat het Jacobschaap verwant is aan zeer oude schapenrassen. Vondsten en opgravingen brachten geraamten aan het licht, waarvan vooral de schedels veel gelijkenis vertonen met die van de thans voorkomende Jacobschapen. Ook tegenwoordig komen er in China, Afrika, Zuid ? Europa en IJsland nog schapen voor, die meerdere overeenkomsten vertonen met de zuiver gefokte schapen in Engeland en Nederland. Het ras bezit in zijn primitieve oorsprong natuurlijke weerstanden tegen ziekten en barre weersomstandigheden.
Het dreigde echter door gebrek aan belangstelling uit te sterven, totdat in 1969 in Engeland een groepje wetenschapsmensen en schapenfokkers besloot het ras te behouden door dieren in zuivere lijn te gaan fokken en het bestand uit te breiden. De "Jacob Sheep Society" zet dit werk voort. In Nederland volgt de vereniging Het Jacobschaap de richtlijnen van de Engelse Jacob Sheep Society. In 1979 werd het Jacobschaap officieel van de lijst van bedreigde diersoorten afgevoerd.
Algemeen
H et Jacobschaap is een sober dier, tevreden met matige grassoorten. Opvallend is zijn fiere houding en alerte oogopslag. De ooien zijn melkrijk en de lammeren worden meestal zonder hulp geboren. De vruchtbaarheid is redelijk hoog: 1,5 tot 1,8 lammeren per worp.
Hoofd
O nbewold met witte bles en zwarte wangen. Het is gewenst dat de wangen symmetrisch donker zijn in combinatie met een zwarte neus. Minder gewenst zijn een roze neus en een breed wit gezicht. De ogen moeten donker en levendig zijn. Een gespleten ooglid wordt als een ongewenste afwijking beschouwd. Er is een duidelijk verschil tussen het smallere hoofd van de ooien en het bredere, mannelijke hoofd van de rammen.
Horens
H et Jacobschaap komt gehoornd en ongehoornd voor; zowel rammen als ooien kunnen tweehoornig, vierhoornig en zeshoornig zijn. Bij gehoornde schapen moeten de hoorns symmetrisch geplaatst zijn. De horens moeten apart uit het hoofd komen en door een stukje huid duidelijk van elkaar gescheiden zijnNek
D e nek moet vloeiend van de kruin van het hoofd uitlopen in gesloten schouders. Losse schouders zijn ongewenst.
Romp
H et is gewenst dat het schaap een diepe, brede borstkas heeft, een brede rechte rug, recht van de schouder tot de staartinplant met goede, gewelfde ribben. Rammen en ooien behouden hun staart.
Beenwerk
O ngetwijfeld de belangrijkste eigenschap die een Jacobschaap moet bezitten, is de aanwezigheid van goed stevig beenwerk en hoeven, zonder misvormingen.
Om dit schaap zo'n twintig jaar comfortabel te kunnen dragen, worden vier voortreffelijke poten vereist, vierkant onder het lichaam, recht en evenwijdig geplaatst. Ze moeten van sterke brede botten zijn voorzien, vlak gevormd met stevige korte, doch niet te steile koten, om snel in actie te kunnen komen. De achterpoten moeten, van achteren gezien, recht onder het lichaam staan, niet naar binnen (koehakkig) of naar buiten gedraaid, met korte, stevige dijen.
Vacht
D e kleur van de vacht kan wit - bruin of wit - zwart zijn, waarbij de donkere wol duidelijk te onderscheiden vlekken in de witte wol tekent. De kleuren mogen niet vaag door elkaar lopen en er mag zich geen donkere huid onder de witte wol bevinden. De wol moet zacht aanvoelen, met weinig of geen haren erin Bij jonge dieren is de wol fijn tot zeer fijn, bij het ouder worden wordt de wol grover. De stapellengte varieert van 7,5 cm tot 18 cm. Het gemiddelde gewicht van een vacht van ooien is 2 - 3 kg, van rammen doorgaans 3 - 4 kg.
Ongewenste eigenschappen zijn
Een gespleten ooglid wordt als een ongewenste, erfelijke afwijking beschouwd.
Bij vierhoornige schapen mag het naar beneden gebogen paar hoorns de kaak niet raken, de naar boven gerichte hoorns mogen niet zodanig naar voren groeien, dat de dieren gehinderd worden bij het grazen.
Afwijkingen aan het gebit, snoeksbek of varkensbek.
Verdere genetische afwijkingen, geen teelballen, één bal hebben, enz.
D e dieren houden hun hoofd gracieus, de hals is van middelmatige lengte, zonder veel spieren en diep ingeplant, vandaar dat het dier speurt (bespiedt) en zijn hoofd hoog op kan heffen. Rug en schoft zijn scherp afgetekend en smal, de lenden zijn lang, het achterstel van het dier lijkt vaak overontwikkeld. De botten zijn fijn, maar zeer hard. Hun beweging is licht en harmonisch. De benen zijn lang en de hoogte van de ellebooggewrichten zijn groter dan de helft van de wreefhoogte. De staart is lang en reikt tot en onder de hak. De hoeven zijn sterk, van de zwarte rasvariant zijn ze zwart, die van de witte rasvariant zijn gelig als bijenwas tot donkerbruin.
Wol.
D e vacht bestaat uit onderwol en haar, de onderwol meet 16 tot 30 um (=micromillimeter) in doorsnee, de bovenvacht meet 40 tot 60 um. De lengte van de vacht na 1 jaar kan tot 30 à 35 cm bedragen, maar nooit korter dan 20 cm. De verhouding haar/wol is 66/33. Volwassen rammen en ooien leveren 4 à 5 kg resp. 2 à 3 kg gemengde wol, met een rendement van 60 à 70%.
Kleur.
E r is een witte rasvariant, licht bruin tot donkerbruin hoofd, hals en voorhand en een zwarte rasvariant, het gehele dier is zwart van hoeven tot horens. De lammeren van de witte rasvariant kunnen bij de geboorte hel geel tot donkerbruin gekleurd zijn. Het hoofd, de hals, poten en het voorste deel van de romp blijven licht tot donker bruin, alleen de vacht wordt tijdens de groei witter (helderder). De lammeren van de zwarte rasvariant hebben bij de geboorte een glanzend, zwart gekrulde vacht, deze glans gaat met de tijd verloren en door de zon treed er verkleuring op naar roodbruin, na jaren worden ze steeds grijzer.
Gewicht.
H et gemiddelde gewicht van de dieren in Hongarije is, die van een volwassen ooi in goede conditie 50 kg, die van een volwassen ram in volle ontwikkeling 70 kg.
Horens.
D eze zijn in V - vorm in de lengterichting op het hoofd geplaatst en moeten kurkentrekkerachtig zijn. Bij de ooien op volwassen leeftijd hebben zij een lengte van ongeveer 26 cm, bij de rammen ongeveer 51 cm. De afstand tussen de horenspitsen is bij de ooien ongeveer 41 cm, bij de rammen ongeveer 78 cm. Het aantal kurkentrekkerachtige windingen is bij de ooien minimaal 1,8 en bij de rammen 3.
Ongewenste eigenschappen zijn.
Vlekken op, of gevlekt hoofd of lichaam (bont).
Het niet krullen of golven van de vacht.
De vorm en of aanzet van de horens, sikkelvormig, lintwormvormig, wenteltrapvormig en het niet in V - vorm op het hoofd geplaatst zijn.
Afwijkingen aan het gebit, snoeksbek of varkensbek.
De vink (Fringilla coelebs ), ook wel boekvink , botvink of charlotte genoemd, is een zangvogel . In de lage landen is hij de bekendste en meest frequent voorkomende vinkachtige . Zijn zang, waarvan de laatste tonen de "vinkenslag" wordt genoemd, kent vele dialecten.
Veldkenmerken
Lengte ca. 15 cm. Poten bruin.
Volwassen exemplaar♂ (man) onderzijde wijnrood, buik wat lichter. Kruin en nek leiblauw, voorhoofd zwart. Rug donkerroodbruin. Vleugel met twee witte banden. Groenachtige stuit. Staart met witte rand.
In de trektijd kleine of grote groepen van soortgenoten, soms bestaande uit één sekse. Zeer vaak met verwante kepen . Ook met andere zaadeters als groenling en geelgors , verder met piepers en leeuweriken .
In de winter kunnen vinken zich op de voedertafel agressief gedragen t.o.v. andere bezoekers.
Vlucht
Wit schild en witte band op vleugel. Veel wit in staart. Golvende vlucht.
Lokroep
Een herhaald en helder pink , ook wiet en tsjwit . In vlucht en tijdens de trek een zacht tjuub-tjuub .
Zang
Heftig, melodieus "tsitsitsitsitsitsitsi-tjoe-ie-ò". De zang is te horen van februari tot in september. Het liedje duurt maximaal 5 seconden en wordt makkelijk 10 keer per minuut herhaald.
Vinkenzang wordt aangeleerd door vader of andere leermeester(s) . Een vink zingt meestal 2-3 verschillende liedjes in meerdere versies. Sommige botvinken leren de zang van andere vinkachtigen zoals de kanarie .
Middelhoge bomen in loof-, gemengde en naaldbossen, parklandschap, parken, tuinen, lanen; in halfopen cultuurlandschap en in steden. In streken met weinig oude bomen treffen we ook weinig vinken. In Nederland zijn dit de kleigebieden van Groningen, Friesland, Noord-Holland en de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden.
Voedsel
Allerlei zaden, vooral oliehoudende; kiemend zaad, vruchten en bessen, knoppen, insecten. Jongen worden met insecten grootgebracht. In gevangenschap is dit vooral de buffaloworm .
Broedgegevens
De vink broedt van half april tot juli . Nesten van deze "randbroeder" vindt men op verschillende hoogtes aan de rand van een bos , open plek of weg. De broedduur bedraagt 12 - 15 dagen. Hoofdzakelijk broedt het ♀, dat soms door het ♂ gevoerd wordt, vanaf het laatste ei . Beide vogels verzorgen de jongen, die het nest na 13 14 dagen verlaten, waarna ze nog enige tijd gevoerd worden. Meestal één broedsel per jaar. Bigamie. Legsel: gewoonlijk 4 5 eieren, soms 6 of 7. Lichtblauwgroen tot roodbruin met donkerbruine vlekjes en streepjes, grijze ondervlekken. Gemiddeld 19 x 15 mm.
Zeer talrijke broedvogel in Nederland en België (60.000 90.000 broedparen volgens een schatting in 1979). Broedvogels hier zijn grotendeels standvogels.
Trek
De vink is een van de talrijkste trekvogels. Trekrichting is west tot zuidwest richting Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten , met stuwing aan de kust. Om in Engeland , of Ierland te overwinteren steken ze de Noordzee rechtstreeks over of bij Cap Gris Nez .
Najaarstrek is van september tot december . Voorjaarstrek begint in februari en gaat door tot mei . Veel hangt af van de breedtegraad en het weer.
De vink is een dagtrekker, en vliegt vooral in de vroege ochtenduren. Sommige vinken zijn standvogels. Hun slag is anders dan bij trekkende soortgenoten en wordt "bogaardzang" of "Vlaamse zang" genoemd.
Vinkensport
De vinkenhouders/kwekers houden botvinken als volièrevogel. Ze noemen zich vinkeniers (naar analogie met valkeniers ) en hun hobby vinkenieren . Sommigen bezitten enkel vogels als zangvogel, anderen kweken ze ook effectief. Een beperkte groep neemt ook deel aan zangwedstrijden (vinkenzettingen)
Hoewel jacht en visvangst een adellijk voorrecht waren, werd in tijden van hongersnood elke vogel - zo ook de vederlichte botvink - gestroopt om te eten. Dit gebeurde het hele jaar en met alle mogelijke middelen (o.a. stroppen).
In 1595 wordt voor het eerst een zangwedstrijd voor botvinken beschreven. De vogels werden gevangen en als zangvogel gehouden door welgestelde burgers of toch hun personeel. Ze werden uitsluitend gevangen tijdens de trek. Een hele reeks technieken was gangbaar van mistnetten en slagnetten over inloopkooien tot lijmstokken.
In 1972 werd de vinkenvangst volledig afgeschaft. Dit zou gepaard gaan met een grote vangersbetoging te Brussel . 3 Jaar lang zouden er geen vinken meer worden gevangen. Maar omdat de kweek in gevangenschap onmogelijk aan de vraag kon voldoen, werd een overgangsregeling uitgewerkt.
In 1975 ontstond opnieuw een beperkte bevoorrading door erkende bevoorraders. De vogels kregen een bevoorradingsring en zoals afgesproken zou men het aantal beschikbare ringen elk jaar verminderen. Alleen een inloopkooitje voor maximaal 1 vogel werd als vangstmethode weerhouden.
Sinds 2003 worden er geen vinken meer bevoorraad. Een nieuwe liefhebber die botvinken wil bezitten, zal er een moeten kweken, kopen, krijgen of ruilen.
Vinken worden enkel nog gevangen om ze te ringen voor wetenschappelijk onderzoek naar verspreiding en trek. Daarna worden ze weer vrijgelaten.
Kweek
De kweek van botvinken is geen sinecure. Vooreerst moeten er succesvolle kweekkoppels worden samengesteld. Zonder eivoer, kalk, vitaminen en mineralen, gaan de wijfjes niet zomaar leggen. Zonder het juiste nestmateriaal, krijg je geen warme nestjes. De jongen eten zowat uitsluitend levende insecten. Daarnaast zijn ze niet speciaal lief voor elkaar en komt partnergeweld veelvuldig voor. Er moet dus geïnvesteerd in grote kweekvolières met meerdere compartimenten waar de nesten niet worden verstoord. Die installaties hebben een dubbele draadwand zodat roofvogels geen kans krijgen, een bodem die voorziet dat de eigen poep niet wordt opgegeten en zijn overdekt zodat er geen vreemde poep binnenkomt.
Vinkenzetten
Vooral in West-Vlaanderen, maar ook in de rest van België en delen van Nederland, Duitsland en Frankrijk worden zangwedstrijden met botvinken gehouden.
Hiertoe worden bepaalde driftige mannetjes opgekooid tussen april en augustus/september. Dit kan beslist niet elk jaar met dezelfde vogel of met alle mannetjes tegelijk, gezien het kweekseizoen tot juli/augustus loopt en de rui bij sommige vogels intreedt voor het einde van het speelseizoen.
Bij een vinkenzetting worden opgekooide vogels op een rij gezet en wordt het aantal gezongen liedjes gedurende een uur opgetekend. Hiermee showen de vinkeniers de vorm en drift van hun vogel.
De winnaar van een vinkenzetting, gaat steevast naar huis met een symbolische prijs (een krentenbrood, mandje bloemen, een beker).
Blinde vinken
De eerste vinkenzettingen in de 17e eeuw , vonden slechts eenmaal per jaar plaats. En hoewel weinig details werden opgetekend, wordt algemeen aangenomen dat het hier nog niet om verblinde vinken ging.
In de 18e en 19e eeuw echter waren zangwedstrijden voor "blinde vinken" de norm. Hierbij werden de oogleden aan elkaar geschroeid, een ingreep die overigens omkeerbaar was. Het idee dat een blinde zanger mooier zong, kwam waarschijnlijk voort uit de Halewijn legende.
Rond de eeuwwisseling groeide onder andere met de oprichting van de eerste natuurverenigingen door Jacobus Pieter Thijsse het besef dat dit barbaars was en de eerste vinkeniers keerden hun hobby de rug toe.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog stond het vinkenieren op het punt te verdwijnen en vanaf 1915 werd onder meer onder invloed van de oorlogsblinden voor het eerst gespeeld met ziende vinken in verblinde kooien. In 1921 zou uiteindelijk ook de wetgever het verblinden van vinken verbieden zodat het grootste deel van de 20e eeuw geen andere blinde vinken kende, dan de gehaktrol bij de slager.