Jacobschaap |
|
|
|
De oorsprong van het ras
O ver de oorsprong van dit gevlekte, veelal gehoornde wol vlees - schaap bestaat onzekerheid. Vast staat dat ruim 100 jaar voor onze jaartelling gevlekte schapen voorkwamen. Het Jacobschaap ontleent zijn naam aan het bijbelse verhaal over Jacob, die als loon voor zijn werken alle gevlekte schapen uit Labans kudde mocht afzonderen en behouden. Uit onderzoekingen is gebleken dat het Jacobschaap verwant is aan zeer oude schapenrassen. Vondsten en opgravingen brachten geraamten aan het licht, waarvan vooral de schedels veel gelijkenis vertonen met die van de thans voorkomende Jacobschapen. Ook tegenwoordig komen er in China, Afrika, Zuid ? Europa en IJsland nog schapen voor, die meerdere overeenkomsten vertonen met de zuiver gefokte schapen in Engeland en Nederland. Het ras bezit in zijn primitieve oorsprong natuurlijke weerstanden tegen ziekten en barre weersomstandigheden. | Het dreigde echter door gebrek aan belangstelling uit te sterven, totdat in 1969 in Engeland een groepje wetenschapsmensen en schapenfokkers besloot het ras te behouden door dieren in zuivere lijn te gaan fokken en het bestand uit te breiden. De "Jacob Sheep Society" zet dit werk voort. In Nederland volgt de vereniging Het Jacobschaap de richtlijnen van de Engelse Jacob Sheep Society. In 1979 werd het Jacobschaap officieel van de lijst van bedreigde diersoorten afgevoerd.
Algemeen
H et Jacobschaap is een sober dier, tevreden met matige grassoorten. Opvallend is zijn fiere houding en alerte oogopslag. De ooien zijn melkrijk en de lammeren worden meestal zonder hulp geboren. De vruchtbaarheid is redelijk hoog: 1,5 tot 1,8 lammeren per worp. Hoofd
O nbewold met witte bles en zwarte wangen. Het is gewenst dat de wangen symmetrisch donker zijn in combinatie met een zwarte neus. Minder gewenst zijn een roze neus en een breed wit gezicht. De ogen moeten donker en levendig zijn. Een gespleten ooglid wordt als een ongewenste afwijking beschouwd. Er is een duidelijk verschil tussen het smallere hoofd van de ooien en het bredere, mannelijke hoofd van de rammen.
Horens
H et Jacobschaap komt gehoornd en ongehoornd voor; zowel rammen als ooien kunnen tweehoornig, vierhoornig en zeshoornig zijn. Bij gehoornde schapen moeten de hoorns symmetrisch geplaatst zijn. De horens moeten apart uit het hoofd komen en door een stukje huid duidelijk van elkaar gescheiden zijnNek
D e nek moet vloeiend van de kruin van het hoofd uitlopen in gesloten schouders. Losse schouders zijn ongewenst.
Romp
H et is gewenst dat het schaap een diepe, brede borstkas heeft, een brede rechte rug, recht van de schouder tot de staartinplant met goede, gewelfde ribben. Rammen en ooien behouden hun staart.
Beenwerk
O ngetwijfeld de belangrijkste eigenschap die een Jacobschaap moet bezitten, is de aanwezigheid van goed stevig beenwerk en hoeven, zonder misvormingen.
Om dit schaap zo'n twintig jaar comfortabel te kunnen dragen, worden vier voortreffelijke poten vereist, vierkant onder het lichaam, recht en evenwijdig geplaatst. Ze moeten van sterke brede botten zijn voorzien, vlak gevormd met stevige korte, doch niet te steile koten, om snel in actie te kunnen komen. De achterpoten moeten, van achteren gezien, recht onder het lichaam staan, niet naar binnen (koehakkig) of naar buiten gedraaid, met korte, stevige dijen.
Vacht
D e kleur van de vacht kan wit - bruin of wit - zwart zijn, waarbij de donkere wol duidelijk te onderscheiden vlekken in de witte wol tekent. De kleuren mogen niet vaag door elkaar lopen en er mag zich geen donkere huid onder de witte wol bevinden. De wol moet zacht aanvoelen, met weinig of geen haren erin Bij jonge dieren is de wol fijn tot zeer fijn, bij het ouder worden wordt de wol grover. De stapellengte varieert van 7,5 cm tot 18 cm. Het gemiddelde gewicht van een vacht van ooien is 2 - 3 kg, van rammen doorgaans 3 - 4 kg.
Ongewenste eigenschappen zijn
- Een gespleten ooglid wordt als een ongewenste, erfelijke afwijking beschouwd.
- Bij vierhoornige schapen mag het naar beneden gebogen paar hoorns de kaak niet raken, de naar boven gerichte hoorns mogen niet zodanig naar voren groeien, dat de dieren gehinderd worden bij het grazen.
- Afwijkingen aan het gebit, snoeksbek of varkensbek.
- Verdere genetische afwijkingen, geen teelballen, één bal hebben, enz.
Ereli en Knudde
|