mors je kussen over mijn lijf als sneeuwvlokken of glasscherven het doet er niet toe wrijf mijn huid warm met je handen vol vingers giet het bruin van je ogen lauw en voorzichtig in mij zoals je orchideeën water geeft buig je armen om mij als het zweet van rode paprika's vul onze lippen met vogels en roer me langzaam tot een deel van jou zoals olie in mayonaise
standbeelden vervelen zich in het donker vooral zij die in een vorig leven dichter zijn geweest want zij weten om echt gelezen te worden moet je alle lichten uitdoen woorden houden van duisternis zoals het beeld houdt van een donkere kamer onder hen beiden zouden ze het woord en het beeld zonder geluid te maken de dichter kunnen vervangen
Ik heb deze week een verrekijker gekocht... Hij is van zeer goede kwaliteit, had de lieve verkoopster gezegd, en hij vergroot acht keer. Eigenlijk is dat laatste niet waar, want de negende keer deed hij het ook nog...
misschien hoef ik dit niet te schrijven en zou ik beter de letters van het papier schudden want straks als ik wakker word zal je voorbij zijn en luister ik naar je naam als een lange kus in lippen verdeeld de stilte vult zich rondom
mijn hart is een leeg strand waar je voetafdrukken voorgoed weggespoeld worden onder de golven die aanzwellen en te pletter slaan die aanzwellen en te pletter slaan die aanzwellen en te pletter slaan ...
buiten ligt het gras in dekking voor de scherpe uithalen van de wind ik hoor mezelf luisteren jeff lacht al zijn tanden min één bloot bij een grappige passage uit zijn boek ( geronimo stilton voor de insiders ) en lowie pas vijf geworden weet met zijn jaren geen blijf tussen de blokjes van zijn boerderij
ik trek een glimlach over mijn kop en het licht dat door de ramen naar binnen tuimelt is nog nooit zo zacht geweest als vandaag ik heb nog nooit zo weinig begeerd
geblinddoekt moet je de winter beschrijven met de wind die op je huid een tekst krast van zacht leer het zal zonderling en uit alle hoeken waaien en de bijlen zullen roesten niet zoals de wind het voorspelt want de tover van zijn schrift verbrandt je hand niet met de wapens van de zomer alleen met de winter begint een nieuw seizoen dat duurt een ijstijd in de sluimering van de breekbaarheid
voor mij niets achter mij niets en daartussen ik op de fiets de kop omhoog de kop omlaag heel veel wind vandaag blauw van de kou rij ik naar die warme handen van jou want het vriest dat het kraakt en ik hoop dat je friet met stoofvlees hebt gemaakt
deze morgen las ik een gedicht en ik dacht direct aan jou ik zag hoe je op hoge hakken langs de wolken stapte terwijl de lucht rijmde op blauw ik was ontroerd en werd emotioneel echt moeilijk om het te begrijpen het leek me plots veel te veel ja, ik moest even in mijn armen knijpen serieus, het was een heel mooi gedicht en toen ik het met tranen in de ogen nog een keer las toen ontdekte ik ineens dat het van mijn eigen was
de winter slaat me om de oren met de gouden sabels van de wind in de bevroren en geluidloze kempen rollen de velden zich op tot een wreed en warm geheim van de zomer ik hoor mijn haar ik ritsel
in de winter zijn er meer bomen dan in de zomer maar dat deert je niet want je draagt de warmte als een baby met roze handjes tussen de huizen je heupen veranderen in wijn en je oksels vallen open vol hemel de stilte plant zich voort langs de vogels die hangen aan het plafond van het bos je woorden heb ik vacuüm getrokken als zachte eenden in de mist de straat begint te blozen de zon glijdt uit en giechelt
poëzie is een wansmakelijk aantrekkelijke vrouw die hinnikend op en veel te hoog paard door de wolken zeilt zo mooi dat je er een knieval zou voor doen wachtend op het fatale schot in de nek poëzie zuigt je leeg en bindt de handen aan je voeten vast de pijn van wit papier ondraaglijk maar zichtbaar verblindt de schaduw van je woorden opgehangen aan de dunne draagdraad van de tijd poëzie is God en dat zou ik best zelf kunnen zijn maar ik weet niet of ik besta morgen misschien
de zon hangt gordijnen tussen de bomen en het licht valt tussen de vleugels van de voorbijvliegende vogels
het mooiste zijn je ogen, zeg je, maar je hebt makkelijk praten want je ziet wat ik niet zie mijn huid hagelt het stormt door mijn lijf en de wind weet niet waar ik met mijn handen blijf
leer me de onderkant van mijn gedichten kennen graag zou ik weten wat ik te zeggen heb in zinnen tot de rand gevuld met spijt hoe ik altijd geprobeerd heb netjes te zijn tot de laatste snik hoe ik bijna geprobeerd heb ooit het beste van mezelf te geven
na mijn dood zal ik me heel erg missen ik overweeg even om voor mezelf in de rij te gaan staan
als mijn kussen water waren zou ik je de oceaan geven als mijn knuffels bladeren waren zou ik je een oerwoud geven ik ben helaas helaas maar sinterklaas