Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
13-01-2011
Felix Timmermans, een woord tot afscheid - Van Mierlo
Felix Timmermans, een woord tot afscheid.
Door Pater Van Mierlo uit Hernieuwen 15 jg, nr 5 - 1947
Op Vrijdag, 24 Januari 1947, ontsliep kalm in den Heer,
gesterkt door de laatste troostmiddelen van Onze Moeder de H. Kerk.
de Heer Leopold. Maximiliaan. Felix Timmermans
Letterkundige
Eere-Voorzitter der Scriptores Catholici
Lid van de Koninklijke VIaamsche Academic.
Ik weet: niet waarom de aanhef van dit doodsbericht, zooals het in de kranten is verschenen, met dien nadruk op Vrijdag, met die vrome liturgisch-Katholieke taal, met die vermelding van het Eere-Voorzitterschap der Scriptores Catholici voorop, mij zoo bijzonder getroffen heeft als een laatste belijdenis van geloof. Misschien omdat ik daarin den geheelen Fee terugvond, zooals ik hem steeds heb gekend, met zijn eenvoudig-kinderlijke vroomheid en met zijn zuiver verlangen, dat ook zijn kunst in dit getuigenis voor zijn geloof zou worden beschouwd. Indien ik hem dan vandaag voornamelijk als katholiek schrijver wil huldigen, kom ik ongetwijfeld zijn vurigste wensch te gemoet.
Ja, Felix Timmermans was lid van de Kon. VIaamsche Academie. Hij werd dit reeds op 40-jarigen leeftijd : briefwisselend lid; enkele jaren later werkend lid. Hij werd dat zoo vroeg, omdat zijn naam als schrijver zich toen reeds opdrong. Hij was door de meest vooraanstaande critici uit dien tijd, niet het minst door zijn trouwen vriend en bewonderaar Prof. Aug. Vermeylen, om strijd gevierd, om de boodschap van frisch, opgewekt, gul en blij nieuw leven, dat hij in onze letteren bracht.
En reeds toen was zijn naam ver buiten onze grenzen bekend en werd zijn werk vertaald, niet alleen in het Duitsch, maar ook in het Fransch, in het Engelsch, zooals het weldra de wereldliteratuur zou veroveren.
En toch schijnt hij persoonlijk het nog meer op prijs te hebben gesteld, lid, ja eere-voorzitter te zijn geweest van de Scriptores Catholici. Zoo was hij van het eerste uur, reeds vroeger, toegetreden tot het kalholiek kunstgenootschap, de Pelgrim. Zoo werd hij ook, bij de stichting zelf, lid der Scriptores Catholici. Hij werd er zelfs de eerste Vlaamsche voorzitter van.
Hij die, wars van allen uitwendigen praal, zoo ongaarne op het verhoog trad en er zoo tegen opzag in openbare vergaderingen eenige leiding aan te nemen, had er toch aan gehouden zijn naam als katholiek schrijver gestand te doen, en zijn aangeboren schroomvalligheid overwonnen, om het bestuurdersschap van dit tweetalig genootschap aan te durven.
Er is een tijd geweest, dat zijn geloofsgenooten eenigszins koel en wantrouwig stonden tegenover de openbaring van dien geloofszin. Zijn Pallieter gaf voor hen te veel het louter zinnelijke en het aardsche uitwendige, zonder de diepere aandoening van den geest en de inwendige schoonheid. Maar spoedig verzoenden de meesten zich met hem. Wel niet bepaald om de onderwerpen uit het katholieke geloofsleven, waartoe hij zich gaarne keerde : zelfs zijn Kindeken Jezus in Vlaanderen was nog voor velen een ergernis. Maar omdat zij onder al die uitbundige levenszwoelheid en levensblijheid toch iets ontdekten van de ziel van hun Middeleeuwsche vaderen in de volheid van hun katholiek geloof : dat het vleesch en de zinnen immers niet in eeuwige verdoeming ziet tegenover den geest en de ziel, maar in innige verbondenheid van den zinnelijk-geestelijken mensch en het door zinnelijke teekenen in God herboren en opgroeiende Godskind; dat dan ook de natuurlijke vreugden zelfs van de zinnen in de schoonheid van de Schepping en van Gods dagelijksche gaven niet misprijst, maar opneemt, en wijdt en heiligt in de genade.
De Harp van Sint Franciscus is geen toevallig verschijnsel in het uvre van dien betreurden afgestorvene: Zij is de openbaring van zijn diep-geloovige ziel, die zich verwant gevoelde met dien beminnelijken broeder Frans: die God diende in vreugde en die zich vermeide in de goddelijke schoonheid der aarde; die zijn liefde voor God en de menschen, zijn broeders, en voor de redelooze schepselen, zijn broeders en zusters, uitzong in liederen van geluk en blijdschap. Sloeg dan, bij onzen dierbaren vriend, die levenslust en die levensblijheid krachtiger uit in zinnelijke zwier en in zinnelijk rhythme, als uiting van het katholieke levensoptimisme in een tijd van ziekehijk pessimisme, er leefde in hem de VIaming, er zong in hem de ziel van het Vlaamsche volk met zijn uitbundigheid en zijn gulheid, bij wien de lust aan het aardsche en aan de zinnelijke dingen kon samengaan in een levenshouding van innige vroomheid en verbondenheid met God. Ook is die uitbundige zinnenlust van de vroegste periode bij onze vriend met de jaren verstild en verinnigd in een diepere levensvreugde met het uitzicht op de eeuwigheid.
De beproeving heeft zijn ziel slechts gesterkt en gelouterd. Zij viel zwaar op hem. Hij heeft er diep onder geleden. Maar hij heefl ze gedragen als een groot christen, met christelijke onderwerping aan Gods heiligen WiI en met christelijk vertrouwen in Zijn goedheid.
Met christelijke naastenliefde ook, die geen haat of geen bitterheid kende.
Want hij was een goed mensch in den volsten zin des woords: een hartelijk, eenvoudig, kinderlijk goed mensch, met wien het een vreugde was om te gaan; zonder hoogmoed of hooghartigheid, evenals zonder wrok of naijver; zich mededeelende aan wie hem naderde in al zijn gulle rondborstigheid en vertrouwelijke oprechtheid.
Zoo hebben wij hem allen gekend. Zoo hebben hem ook zijn collega's in de Vlaamsche Academie mogen vereeren en bewonderen, waar hij, die zich steeds buiten alle politick hield, slechts sympathie genoot en achting voor zijn persoon en voor zijn werk, dat den naam van VIaanderen, den naam van België hooghield als kunstlievend volk onder de oude cultuurvolkeren van Europa.
En in die lange dagen, weken, maanden van zijn beproeving en van de in die beproeving hem onmeedoogend ondermijnende ziekte en verzwakking, maakte hij zich steeds losser van het aardsche, om voller te baden in het licht en in de zon der Lente, die hij verbeidde, der Eeuwige Schoonheid.
En dan welde de ziel omhoog op rhythmen van mystiek :
De kern van alle dingen
Is stil en eindeloos.
Alleen de dingen zingen,
Ons lied is kort en broos.
En donker zingt mijn bloed
van heimwee zwaar doorwogen...
ik zeil op regenbogen
Gods stilte te gemoet.
Het heimwee naar God! Die stilte van God en die vrede was het, die hem voortaan omnevelde:
De vrede nevelt over 't land;
dc rust dauwt op de menschen;
uit stilte en uit sterrenlicht
wordt dan een altaar opgericht.
En luister nu hoe alle dingen zingen
en alles zingend in elkaar vervliet,
de menschen en de dingen:
de vreugd, ket kwaad en het verdriet
luidt duizend schoon accoorden
van één en 't zelfde lied.
O Zalig uur, waarin de ziel, gerijpt
van zangen, zonder beeld of woorden,
Gods wil begrijpt.
Gerijpt van zangen, in stilte en in vrede van het in liefde aanvaarde offer der smart, had hij Gods WiI begrepen. Dat diep-menschelijk mystiek gevoel was het, wat ons zoo innig ontroerd heeft, toen wij hem nog onlangs hoorden :
De schoonheid droomt van boom tot hoom
Doch alle schoonheid zal verkwijnen;
want alle schoonheid is slechts droom...
Maar Gij zijt de eeuwigheid!
Heb dank, dat Gij mijn weemoed wijdt
en zegent ook zijn vruchten!
Een eendaaddriehoek in de luchten...
Nu komt de wintertijd.
Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten.
Ik ben bereid.
Zoo, in 't licht van den eeuwigen Driehoek, van den Drieëenen God, dat eenvoudige:
ik ben bereid.
De dood was voor hem geen verrassing : zij leidde hem binnen, in de festijnen der eeuwige Schoonheid, wier weerglans hij hier op aarde zoo warm had liefgehad.
In Memoriam Felix Timmermans - uit het tijdschrift Rommelpot
In Memoriam Felix Timmermans
Een bijdrage door Piet Punt ( Albe ) in het tijdschrift Rommelpot 31/01/1947
Felix Timmermans, de « plezante pen van Vlaanderen » is de schemeringen van de dood ingetreden. Het lethargische Vlaanderen heeft een schok gekregen. Het had sedert lang een schok nodig.
Spijtig, dat de dood hiervoor de goede Fé heeft uitverkoren. Er zijn in dit land zonen gevallen voor wier onbarmhartig lot Vlaanderen schijnbaar althans onberoerd is gebleven. De zachte dood, die Felix Timmermans bijna vriendelijk de pen uit de hand nam, is een schok, die heel dat onberoerde Vlaanderen in al zijn geledingen, van de massa tot de élite, van de verbitterden tot de gelijkmoedigen, van de dulders tot de verdwaalden treft.
De man, die men doodzweeg in de schemeravond van zijn zestigse jaar, waarop de nacht zo onverbiddelijk snel inviel, wordt met luide en rouwende woorden gehuldigd nu op zijn lippen het zegel van het eeuwig zwijgen werd gedrukt. De man, die de schalkse Vlaamse lach naar het buitenland exporteerde wordt door zijn eigen volk beweend nu die lach in het masker van de dood versteend ligt. In de plechtige taal der rouwende woordvoerders luidt het : Felix Timmermans is niet. meer. De Vlaamse aarde weze hem zacht.
In de onacademische maar oprechter taal der tienduizenden harten die zich hebben gelaafd aan zijn levensvreugde, klinkt het wellicht :Pallieter is dood. Hij is gegaan naar « Het hovernierke Gods » en naar de « Pastoor uit den bloeyenden Wijngaerd » in het « Land waar de appelsienen bloeien »
In dit blad, waar wij het leed en het onrecht, de verborgen ellende en de uitgestalde verdwazing met een lach hebben getracht te huldigen of te milderen, zouden we thans onder de sluier van de rouw dezelfde lach willen oproepen, waarmede de joviale en meesterlijke verteller de tienduizenden van zijn volk. en de honderdduizenden van over de grenzen een hart onder de riem heeft gestoken. Wij bekennen oprecht : de moed en de lust ertoe ontbreken ons in deze ogenblikken van gerechtelijke verdwazing, waarvan deze grote kunstenaar, die de goedheid en hartelijkheid in zijn werk verpersoonlijkte en in zichzelf incarneerde, zijn deel heeft gekregen. En wie kent de bijtende uitwerkselen van vernedering en misachting op het gevoelig en complexe raderwerk van een menselijk hart ? Van een groot kunstenaarshart ?
Wij weten het thans. Felix Timmermans overleed in de nacht van Vrijdag 24 Januari, te 24,30 u. aan de hartziekte, waaraan hij sedert geruimen tijd leed.
Zijn grootheid heeft Felix Timmermans aan dàt hart te danken. In dat boordevol hart heeft hij al de levensvreugden gedragen en gebaard in het olijk wezen, dat over de doopvont van Vlaanderen werd gehouden onder de onsterfelijke naam van de « dagenmelker Pallieter » 1916. Dat werk werd als doopsuiker over heel Vlaanderen verspreid, verpakt en gebonden naar het buitenland geëxporteerd, en de smaak werd in alle talen op dezelfde wijze geproefd en op dezelfde manier geroemd.
In dat hart heeft hij de unieke en onnavolgbare droom gedroomd van « de zeer schoone uren van Juffrouw Symforosa, begijntje » (1918) en van « Anne-Marie » (1921). met dat hart heeft hij op « De Harp van Sint Franciskus » (1931) en met de heerlijK gerijpte wijding van een «Boerenpsalm» (1933) zijn narratieve symphonieën voltooid.
In dat gevoelig en gelovig hart heeft hij op een unieke wijze de geboorte gevierd van het « Kindeken Jezus in Vlaanderen », heeft hij de drie-koningenliederen geneuried (Driekoningen Tryptiek.) en met dat hart heeft hij zijn myrrne van menselijke hartelijkheid, het goud van zijn schitterend meesterschap en de wierook van zijn kinderlijke gelovigheid geofferd daar « Waar de ster bleef stillestaan ».
Het beste deel van dat hart heeft hij aan «Lierke plezierke» weggeschonken en meteen van zijn geboortestadje « Schoon Lier » met zijn naam en zijn eeuwig rustoord een « onsterfelijk Lier » gemaakt.
Dat hart heeft hij gemaakt tot het prisma, waarin hij veelvoudige tinten, kleuren en verven heeft opgevangen van de hartstochten, de vreugden en tegenheden der kinderen van zijn volk : de « Pieter Breugels », de «Krabbekokers », de « Leontientjes », de « Piroens », de bodemvaste, kloekbenige « Pallieters » en de half-aardse, half-hemelse Anne-Marie's, Symforosa's en Salomé' s.
Felix Timmermans, de picturale verteller, de meesterlijke uitbeelder van de waarneembare verschijning der dingen, de zinnelijke ziener, de schepper van rythme, gevoel en atmosfeer, de bloeiende pen der plastische en lyrische taalweelde, de gulpende bron van Vlaamse levensvreugde en de tril1ende snaar der menselijke ontroering, het hart der Vlaamse letterkunde, heeft zijn lach behouden tot in het aanschijn van de dood.
En de dood is hem milder geweest dan de mensen. Want de onverbiddelijke dood heeft vluchtig, plots, met een schielijke, ijskille ademzucht het dralend levensvlammetje van « Het Keerseken in den Lanteern » uitgenepen. Maar de mens, dat onredelijk complex van afgunst, nijd en tweespalt, heeft het grote, warme, milde hart der Vlaamse literatuur niet gespaard. Deze mens, (wij zullen hem aan een rouwbaar niet identificeren) vermomd als cultuurdrager, incarnatie van ijdelheid en schaamteloze afgunst, plaasteren podiumfiguur van klatergouden gehalte, heeft met de lange lans van zijn lange naam dit hart doorboord vóór de dood zijn onverbiddelijke taak volbracht.
Felix Timmermans heeft het spoor van «Het Kindeken jezus in Vlaanderen» tot het bittere einde gevolgd. Heeft dat Kindeken Jezus niet de verloocheningen gekend van zijn Petrussen, het verraad van zijn twaalfde Apostelen, het schandhout, de lansstoot en de edik. En dat zelfde Kindeken Jezus bad : Vader, vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen.
Ook deze Vlaamse Messias der levensvreugde heeft in zijn laatste dagen nog de hanekraai der verloochening moeten horen terwijl de witte tabbaarddragcrs de amorphe massa voor de keuze stelde : Barabas of deze ?
Wij weigeren te geloven, dat het hart dier massa nogmaals de bijbelse keuze zou gedaan hebben, zoals het onze overtuiging is, dat het beste deel van het volk der lage landen de misleidende tabbaarddragers zijn verdict in hun witte mommen slingert : Niet Barabas maar Pallieter !
Wij weten, dat het grote hart van de begenadigde kunstenaar Felix Timmermans is stilgevallen, nadat het reeds de mildheid van Kristus' laatste woorden had verworven. In zijn hart was zelfs het bezinksel niet meer van de verbittering, die nog aan onze woorden kleefden. Hij zong reeds in die dagen zijn stil en rustig « Adagio », dat eerlang bij « Van Kampen » zal verschijnen. Toen hij ons deze verzen ter inzage toevertrouwde, konden wij niet vermoeden, dat wij de zwanezang van een groot en dichterlijk hart beluisterden. Met wijding en ontroering beluisteren wij thans een accent van deze zwanezang, die slechts een groot en begenadigd kunstenaar in « de schemeringen van de dood » vermag te zingen :
De kern van alle dingen
is stil en eindeloos.
Alleen de dingen zingen.
Ons lied is kort en broos.
En donker zingt mijn bloed,
van heimwee zwaar doorwogen.
Ik zeil langs regenbogen
Gods stilte gemoet.
Dichters groeien en bloeien open tot de rijpe weelde van het proza. Felix Timmermans, de meester van het weelderig bloeiende proza verbloeit en sterft uit in de zachte rijpheid der poëzie. Wie kent de drijfveren van het menselijk hart en de verholenheden der kunstenaarsziel ? Hoe zwaar weegt in deze ogenblikken de betekenis van zijn laatste belijdenis : Ik zeil langs regenbogen Gods stilte te gemoet. Inderdaad, hij heeft nog het ontij in deze lage landen meegemaakt maar zijn werken staan als zovele regenbogen over dit land gespannen. En de regenboog, teken van het heilig verbond, is het zinnebeeld van de triomf, Felix Timmermans, gij zijt langs het pad van de triomf Gods stilte tegemoet getreden ; wij geloven, dat het «Kindeken Jezus van Vlaanderen » U met vreugde heeft ontvangen.
Mijn grote en goede vriend rust zacht en onsterfelijk aan de boorden van uw Nethe.
Piet Punt ( Albe )
De Herfst blaast op den horen
De Herfst blaast op den horen,
en 't wierookt in het hout ;
de vruchten gloren.
De stilten weven gobelijnen
van gouddraad over 't woud,
met reeën, die verbaasd verschijnen
uit varens en frambozenhout,
en sierlijk weer verdwijnen...
De schoonheid droomt van boom tot boom,
doch alle schoonheid zal verkwijnen,
want alle schoonheid is slechts droom,
maar Gij zijt d'eeuwigheid !
Heb dank, dat Gij mij weemoed wijdt,
en zegen ook zijn vruchten.
Een eendendriehoek in de luchten :
nu komt de wintertijd.
Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten.
Door Jos Ghijsen Averbodes weekblad 1 februari 1947
De Lente over Vlaanderen gaat openbreken. Een jaar is voorbijgegaan sedert onder de geweldige kracht van het komend leven, de grootste mens uit onze Vlaamse Lentes voor immer heenging. Felix Timmermans.
De naam, waarmee wij, Vlamingen, een sleutel verwierven tot de internationale wereld van kultuur en kunst.
De naam, die in de harten der lezende mensen van Vlaanderen staat gebeiteld, onuitwisbaar, lijk in het mooiste marmer van ons nationaal bezit. De naam, die onze roem is geweest en voor onze volkse levenskracht zal blijven getuigen, zolang er een Vlaams volk wezen zal.
Zeg niet, de naam die werd misbruikt en verloochend. Dat is niet waar. Dat is zijn Vlaams volk niet geweest. Schuif dat niet van de schouders van enkelen, over wie de historie later spreken zal als van een spijtige uitgroei van litterair egoisme.
De naam Timmermans is eerlijk en onaanvechtbaar hoog blijven staan in het hart van zijn volk en in dat der mensen, ver daarbuiten.
Wellicht zal eens ons nageslacht smalend terugwijzen op het banale, het enggeestige, nog veel erger op het ondankbare in de houding waarmee wij, passief, den Vlaams-litterairen prins hebben laten scheiden van zijn prinselijk land.
Slechts enkelen dragen hiervoor de even roemloze als onaangename verantwoordelijkheid.
Timmermans is niet meer.
Hij ging. Een jaar lang reeds hebben wij ons tegenover die waarheid kunnen plaatsen en nog altijd gelooft ons hart in het onsterfelijke van zijn wezen.
Zo is het. Hij leeft voort.
Dien kouden Januari-nacht 1947 bracht men te Bern in Zwitserland, zijn Kerstmis-opera op het toneel. Radio Bern lanceerde zijn naam over de wereld.
Dien kouden Januari-nacht 1947 verliet de Fee voor altijd deze aarde, naar waar het eeuwig schoon is en goed...
Een losdreunend applaus in de schouwburgzaal te Bern...
Een mens, die voor de laatste maal mid-nacht hoort slaan...
« O, dat is goed... » Wat heeft hij bedoeld met zijn laatst-gefluisterde woorden ? Hoorde zijn ziel misschien het gejuich der mensen in verrukking voor zijn opera ? Of was het enkel zijn moede hart, dat in vier woorden het ultieme bilan opmaakte van zijn leven ?
Wij weten het niet. Maar wij weten enkel dat dien nacht, een jaar geleden, de Fee niet gestorven is. Hij leeft. Zijn ziel is gevaren in zijn boeken en zijn geschriften.
Pallieter leeft voort, de onsterfelijke Vlaamse Prins.
Pastoor Benedict Serneels leeft voort, het Katholieke hart van Vlaanderen. Leontientje leeft voort, de begijnenbossen leven voort...
Het lijkt me nochtans of het dit verlopen jaar geen grote Lente geworden is.
Zoveel Lentes heeft hij ons gegeven. De ene al heerlijker dan de andere. De Lentes uit Pallieter, uit den Pastoor uit den bloeyenden Weyngaerdt, de Lentes van ieder boek, van ieder woord.
We lazen veel critiek ; iemand zei zelfs dat Timmermans het Vlaamse volk niet had getekend, lijk het was. Die mens had gelijk, maar voor alles dient gezegd, dat hij het Vlaamse volk veel schoonheid heeft gebracht. Breed en gul heeft hij zijn woord in de harten van duizenden mensen geslingerd. Hij heeft de landschappen van Vlaanderen met een onuitwisbaar-heerlijken trek gestreken in het bewustzijn en in de fierheid van ons volk.
In dat landschap heeft hij de mensen van datzelfde volk geplaatst, groots en plechtig. En over het leven van mens en grond den regenboog gespannen van Gods goedheid.
Hij heeft de mensen van zijn volk doen leven, beminnen en geloven. Daarom alleen reeds is hij groot geweest.
Hij ging. Maar zijn schoon volk is gebleven, groot in zijn kleinheid.
In de geschiedenis van dat volk zal de naam Timmermans een mijlpaal zijn op den weg naar grootheid en bloei.
Mensen van morgen zullen zijn werken lezen en weten hoe iemand zijn volk heeft gezien en liefgehad.
Hij ging. Men droeg hem door de straten van zijn Gommarusstad stad onder de sneeuw. Maar men had hem moeten kunnen voeren door zijn Netheland, in de volle Lente.
Langs de wegels waar hij Pastoor Benedict Serneels heeft laten wandelen en brevieren.
Langs den hogen molen van Fransoo, over het land « waar de buiken der heuvelen bekleed zijn met velden, rosse en groene tapijten en zaaiers zwart stappen tegen de zilveren luchten ; waar ossen de ploegen trekken en een witte stenen windmolen zijn armen zwaait als een vreugdig kind.»
Hij ging. Met hem gaat een levend stuk van onze nationale grootheid. Als men van Conscience mag schrijven dat hij zijn volk heeft leren lezen, dan durf ik van Timmermans beweren, dat hij zijn Volk heeft leren beminnen en geloven in zich zelf.
Hij ging... « En terwijl allen knielen, legt de molen zijn wieken stil en een lange streep vogelen wiekt over de heuvelen naar het verre, verre Westen, waar de zee ligt »
Er zijn er een aantal die we kennen! van rechts naar links : Jef Van Hoof, Felix De Boeck en Bernard Janssens
Willem Doevenspeck (met hoed in de hand)) en rechts van hem Felix De Boeck
De kist van de Fé wordt neer gelaten
HET LIED IS UIT.
Overgenomen uit Felix Timmermans vertelt
Door Felix Heidendal
Het is gedaan met al die ijdle dingen.
De maan speelt op de zilveren avondfluit;
hij zingt nu niet meer mee, dat lied is uit,
een schoner stem komt in zijn ziele dringen.
VLAANDEREN IS EEN WONDERLIJK LAND. Wat er ook gebeure, met of zonder hulp, meestal door eigen welige krachten, verwekt het nu en dan een zoon, die voor de komende tijden getuigenis zal afleggen van eigen grootheid en kunst.
Ieder van die uitverkorenen heeft een wel afgebakende taak als een roeping te vervullen, en hij zal daartoe de gelegenheid krijgen. Zo was het met onze schilders, met onze musici en bouwmeesters, die hun roeping grootscheeps hebben uitgewerkt.
Zo is het ook met onze schrijvers.
Wanneer deze echter hun taak hebben volbracht, is meteen hun roeping vervuld en hun lied uitgezongen. Eenmaal het hoogtepunt bereikt, is het ook spoedig met hen gedaan. Het is of hun roem als een brandend glasraam moet blijven branden om getuigenis af te leggen voor de tijden...
Zo is het ook met Felix Timmermans gegaan! Wij hebben hem. gevolgd in het voetspoor van zijn leven, zoals hij het ons zelf vertelde. Het was als een lied, als een tarantella, eerst luchtig-trippelend, dan zoekend en zich verdiepend, om over te gaan tot geweldig en bruisend, afgewisseld door innigheid en vertedering. Het ging van 't ene gevoel in 't andere, maar steeds meesterlijk.
En niet alleen ons volk, maar gans Europa, ja gans de wereld heeft geluisterd naar hetgeen hij te vertellen had. In elke grote stad, zowel te Helsinki, te Londen als te Barcelona of in Warschau, overal werd de reizende Vlaming aangenaam verrast door de vertalingen van zijn werken. Zij werden in zeventien talen omgezet. In de na-oorlogse jaren waren nieuwe vertalingen aangekondigd in 't Engels, het Spaans en het Zweeds.
Een luxe-editie van zijn « Bruegel » was in 't Italiaans in voorbereiding. Over gans de wereld werd hij gelezen en overal maakte hij tegelijk ons land bekend door zijn eigen pittige, volkse, humoristische en ontroerende verhalen. Want al schreef hij ook over kleine dingen en kleine eenvoudige mensen als Pitje Vogel en Schrobberbeek, toch was zijn schrijven groot, omdat hij uit het doodgewone leven die diepere klanken wist te halen en over te hevelen, maar verpuurd en gelouterd, zodat zij iets algemeen menselijks in de ziel beroerden.
Zijn kunst deed vreemdelingen verwonderd naar dat kleine land opkijken, ginds bij de Noordzee, en aldus verbond hij de grootheid van zijn eigen meesterschap met deze van zijn volk, zodat beiden onafscheidbaar leken.
Terwijl de wereld aandachtig toeluisterde, sprak hij voortdurend zijn hart uit in tal van werken, met al de vurigheid van zijn bloed, tot eindelijk een voor een de snaren van zijn harp doorbraken. Op een snaar speelde hij nog wat voort zolang het ging, tot eindelijk de lier van zijn leven geheel doorbrak en zijn hart begaf.
In de laatste maanden had hij een nieuwe roman geschreven, die het leven van schilder Adriaan Brouwer behandelde. Reeds jaren was zijn gezondheid wankelend en meermaals verkeerde hij in stervensgevaar. Maar telkens monterde de zomerzon hem op, waarna hij weer geredelijk naar de pen greep.
In 't aanschijn van de dood was hij weerom dichter geworden en zijn verzen verzamelde hij in een bundel «Adagio», welke later posthuum zou uitgegeven worden. Juist als bij de aanvang van zijn schrijversloopbaan, is het weer een ondergrond van algemeen menselijke gevoelens, de dood en het leven, welke hem doet zingen. Als in een kringloop is hij weergekeerd naar het vertrekpunt, maar toch heel anders. De doodsgedachte is niet meer afschrikwekkend, maar eerder gelaten en hoopvol. Het is of de lampen van zijn ziel juist dan hun hoogste gloeikracht bereiken, wanneer zij zich richten tot de Schepper :
't Gebergt ligt in de nacht verborgen,
maar d'hoogste toppen zijn verlicht.
Zij zien het worden van de morgen
in 't aangezicht.
Zo glinstren de kristallen tinnen
van mijne ziel in Gods gelaat,
terwijl zij zelf in de nacht der zinnen verdronken staat.
En wijl zij smacht naar 't eeuwig flonkren
zuigt zij zich vast aan d'ijdelheid.
En angstig tussen licht en donk'ren
vergaat mijn tijd.
O Heer, laat mij het nog beleven
dat Uw genadig morgengoud
door gans mijn ziele wordt geweven,
want ik word oud.
Tot het laatste toe bleef zijn geest helder en zijn ziel dichterlijk gestemd. Zo gingen volgende verzen enkele uren voor zijn verscheiden nog door zijn vingeren :
De sterren ranken rond mijn venster
rein met rozen saam.
Soms valt een blaadje van hun kelken
en soms een genster
van vuur, voorbij mijn raam.
De rozen, ook de sterren zullen eens verwelken.
De rozen vragen niet veel tijd,
de sterren bloeien wel een eeuwigheid.
Ook dat is slechts een splinter van de tijd,
en tijd is slechts een schaar in 's Heren hand,
waarmede Hij de bloemen snoeit en snijdt
die hij zelf in d'hemelen en op aarde heeft
geplant.
Zo is Felix Timmermans in de witte winternacht van 24 Januari 1947 zachtjes ter ziele gegaan. Zijn karakteristieke kop was zelfs in de dood niet veranderd en zijn zilveren haarbos lag op de witte peluw als een kroon er omheen. Schoon was hij in het leven, schoon ook in de dood. En de talrijke vrienden, hier te lande en elders, voelden bij het vernemen van dit droevig nieuws ergens een groot gewicht in hen, iets als een vracht die aan hun hart scheen te hangen, zwaar en smartelijk.
Op de dag der begrafenis voelden ze als een stuwing, die hen de ijskoude winterdag deed trotseren. En luisterend naar de stem van hun hart, kwamen zij naar Lier, dat onder een licht laagje sneeuw bedolven lag. Rouwend klokgelui vecht daarboven in de grauwe luchten boven de stad. In de Siberische koude staan honderden aan te schuiven bij het sterfhuis om een laatste groet te brengen. Daar klinkt ook de stem van het kunstminnend Vlaanderen, herinnerend aan die statige levensopgang. « In uw werk lag de ademtocht der aarde, maar stilaan groeide gij boven het zinnelijke tot een dichter die, naast Franciscus, de blijde zanger werd van Gods rijke natuur. »
Daar komen de priesters. De kist wordt in de lijkwagen geschoven en gevolgd door familieleden en vrienden, met bloemen en kransen omhangen, vangt de laatste tocht aan naar de oude Gothische Gummaruskerk. Zonder veel praal, maar diep ontroerend, verloopt de godsdienstige plechtigheid. Tijdens de consecratie wordt, op zijn eigen verlangen, het Largo van Händel in sourdine gespeeld en de nagalm ruist lang door de gewelven. Als de klokken hun dodenzang beiaarden over de stad, wordt het heel stil. Daarop volgt plechtig, bijna feestelijk, de zang van het koor : « In paradisum deducant te Angeli! »
Door 't besneeuwde landschap, dat vol van hem is, trekt de rouwstoet over de brug van de Nete, die toegevroren ligt. Deze tocht is een laatste vaarwel aan alles wat hem zo lief was. Eenvoudige volksvrouwen trekken benieuwd de deur open : « O, ze gaan Felix Timmermans begraven. » 't Is precies of ze 't zelf niet geloven kunnen. Ze staren een ogenblik toe, snuiten de neus, en slaan de deur toe achter hun verdriet.
Door de bijtende koude hebben de vrienden de lijkwagen gevolgd tot op het kerkhof, dat een paar kilometers buiten de stad ligt. Een scherpe noordenwind komt juist aanzetten, die de tranen zou doen bevriezen, maar niemand voelt nog koude nu kunstschilder Van Rompaey bij 't geopende graf het laatste vaarwel uitspreekt :
« Nu zijt gij heengegaan naar het land dat u wenkte en waarmede uw ziel sinds maanden bekend was. Tot in de « schemering van de dood » hebt gij de « harp van St. Franciscus » bespeeld en uw laatste bladzijden waren een innig gebed. Leef voort in ons aller liefdevolle herinnering en rust in vrede. »
Dan wordt de simpele houten kist, zonder de minste versiering, in de harde grond neergela-ten. Nog een laatste kruiske en daar rust in Vlaanderens aarde het « hovenierken Gods », dat dit land zo heeft liefgehad en verheerlijkt. Zo eindigde hier op dezelfde plaats dit leven, waar het voor zestig jaar een aanvang nam.
Felix Timmermans zaliger, Ik zie u nog altijd voor mijn ogen zoals gij die dag zo gemoedelijk in ons midden aan 't vertellen waart, met diezelfde warmte en goedheid in uw ogen, zacht voor u monkelend, met de bovenlip een beetje vooruitgeduwd.
Misschien kijkt gij van uit de hoge hemel ook zo naar ons om te weten wat wij van u gaan vertellen. Welnu, slechts een enkel woordeke willen wij tot u spreken, eenvoudig en gemakkelijk, maar recht uit het hart, zoals vrienden tot elkander spreken.
Wij weten dat gij u niet veel aan lofbetuigingen gelegen hebt gelaten, daar waart gij te nederig voor en gij kende het vers van Gezelle te goed van buiten :
... Och, Vriend, wat baat, wat schaadt het ons, der mensen lot en laak gegons ...
Toch weten wij, al hebt gij het ons ook niet verteld, dat gij door ons land en ook door Nederland geridderd werdt om al die prijsboeken, die gij niet kreegt als student, maar die gij later zelf aan ons volk schonkt, en dat gij erevoorzitter waart van de katholieke schrijvers :
« Scriptores Catholic! » en lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie voor Taal- en Letterkunde. Maar die lof is u niet naar het hoofd gestegen. Uit het volk geboren, bleeft gij te midden van uw volk.
Het moet wel zijn dat er in uw werken iets anders steekt dan bij vele schrijvers, iets waarin ons volk zichzelf heeft herkend. Vandaar die uitgesproken voorliefde voor uw boeken, uw toneelspelen.
De avond van uw dood werd te Bern, in Zwitserland, de eerste opvoering gegeven van uw opera : « Kerstmissater » en terwijl gij over aarde laagt werd, bijna met eerbied, in een klein Kempisch dorpje uw « En waar de Ster bleef stille staan » voor een bomvolle zaal opgevoerd.
Het lijdt geen twijfel, uw kunst zal blijven leven.
Wij weten dat er veel is getwist rond een of ander werk, maar ten slotte is toch iedereen akkoord om te getuigen, dat gij ons hoofdstukken en verhalen hebt geschonken, zo ragfijn, zo aangrijpend, zo diep-menselijk, dat verder napluizen en ontleden eerder heiligschennend zou lijken. Steeds klinkt mij die ene regel uit « Franciscus » in de oren : « In zijn ziel ging een roos open van bloedend 1icht. »
Het is zo poëtisch schoon, dat men bezwaarlijk de diepgang er van kan achterhalen. Er zijn dingen waarvan men met gans de ziel zegt : « Dat is schoon! » Kortweg, zonder redeneren of piekeren. Een koraal uit de Passie van Bach ontleedt men niet, men knielt er voor als de heilige van Giotto.
En wanneer wij u moesten vragen : « Meester, waar haalt gij dat toch? » dan hoor ik u al antwoorden in de taal van boer Wortel : « Dat heb ik zo ineens op de grond van mijn hart ge-zien en gevoeld. »
Zo is het. Op meesterlijke wijze hebt gij in doodgewone dingen schoonheid weten te ont-dekken en gij hebt ze ons met de vinger aangewezen.
God rolt de zomer door Zijn handen,
zoals de boer het zaad.
De ruimte kent geen randen
en eindloos staat
de sterrentuin te branden.
Gij hebt ons de onderkant laten zien van een wonderschoon borduurwerk. Wij zijn er u dankbaar om. Maar hoe mooi van kleur en tekening, toch is er nog gewirwar van vlechten en tinten. De bovenkant is nog veel mooier. Die behoudt God voor Zichzelf en voor zijn vrienden. Is het daarheen dat gij zo kondt verlangen toen gij dichtte :
O mocht mijn ziele hoog en zuiver branden,
zoals de maan thans neerblikt op het dal,
wanneer ik uit de nauwe wanden
des levens, naar de Landen
van Uw belofte stijgen zal!
Nu ziet gij de volle heerlijkheid van dit bovengeestelijk borduurwerk. Nu berust gij in 't genot van de Volstrekte Schoonheid, ongenaakbaar voor rnenselijke onvolkomenheid.
Rust zacht in uw glorie!
Rust in vrede!
*************
Felix De Boeck en Renaat Veremans
Felix De Boeck en Jef Van Hoof (Vlaamse componist)
Felix,Wij hebben u in de winterse aarde gebed. Uit de officiële wereld was er niemand. In een land van enig formaat zou uw uitvaart. vorstelijk geweest zijn ; hier hielden zelfs uw stadsgenoten, die nochtans hun faam - en zelfs heel wat van hun revenuën - aan uw werk en persoonlijkheid te danken hebben, zich achter de horretjes verscholen. Dat kwam misschien door wat men, in zekere amphibie-pers, genoemd heeft Timmermans' verkeerde houding tijdens den oorlog? Ziet gij, Felix, ofschoon wij niet zo héél rijk zijn aan kunstenaars van uw Internationale bekendheid, zijn wij toch zo Spartaans in onzen vaderlandsen vergeldingszucht, dat wij u, zelfs na uw verdwijnen, geen pardon schenken, en vermits wij u niet geheel kunnen doodverven, pogen we u te minimaliseren.
Nu heet het bijvoorbeeld : Hij was folkloristisch van een zekere waarde, maar algemeen Europees-litterair beschouwd, nu ja ... er zal misschien wel iets van overblijven.
Op het kerkhof waren nog een vijftigtal getrouwen aanwezig. Er zouden er heel wat meer geweest zijn, Felix, ge weet het, heel wat meer, maar zovelen zijn door bijzondere omstandigheden uitgeschakeld. De rest, die van de gewone omstandigheden, vond het te koud, te vermoeiend, te ver. En 't was laat geworden, want de dienst in de kerk had lang geduurd, was derhalve een beproeving geweest, vooral voor hen die daar in zo'n geval verschijnen, om gezien te worden en nadien hun naam in de krant te weten : ditmaal viel de publiciteitskans hun tamelijk zwaar.
Wij hadden argeloos gedacht dat de Academie en de Scriptores Catholici, waarvan gij lid waart, zo ongeveer voltallig zouden .aanwezig zijn ; dat Davidsfondsafdelingen met honderden hebt gij ze vroeger doen lachen uit hun vijf en zeventig duizend huisgezinnen een grote delegatie zouden zenden ; dat de vele Vlaamse letterlievende maatschappijen zouden vertegenwoordigd zijn ; dat de Vlaamse scholen, tenminste die uit de provincie, een schare leerlingen zouden sturen ... wij hebben de aanwezigen niet geteld ; zij waren talrijk, vulden heel de ruime Sint Gummarus ; maar een land, dat zijn kunstambassadeurs eerbiedigt, zou u in uw laatsten tocht nog eens prinselijk gehuldigd hebben, ondanks om 't even welk meningsverschil, vermits de kunst buiten en boven alle politiek heet te staan, en in een land als het onze de Gedachte volkomen vrij is.
Laten wij er geen bitterheid uit distilleren, Felix. De hemelse instanties genieten wellicht nu reeds van uw kinderlijke, aanstekelijke levensvreugde, nadat die vreugde hier beneden, vooral tijdens uw maandenlang ziekbed, systematisch vergald werd door lieden die zelfs de elementaire ruiterlijkheid verloochend hebben. Het is voor uw vrienden een troost, te weten dat gij in uw leed geen wrok, maar alleen de zuiverste loutering hebt ondergaan ; dit leed maakte van u een ontroerenden dichter wiens bezieling loswiekte van het aardse, om nog alleen op te gaan in de eeuwige waarden, die slechts bereikbaar zijn voor het milde en eerlijke mensenhart. Gij hadt het hart van een kind. Lichamelijk is het nu stilgevallen, dat hart, maar in uw werk, gepenseeld of geschreven, leeft dat hart voor ons allen voort, en wij beluisteren zijn klop en het geeft ons de kinderlijke blijheid, die een corrupte wereld nooit geven kan.
Nabij de Nethe ligt uw graf. De Nethe zal voor u zingen, Felix, nadat gij zolang voor haar en haar volk gezongen hebt in de kleurige refreinen van uw door-en-door-Vlaams gemoed. Laten wij niet treuren om de triestige afzijdigheid van zovelen :
Binnen twee jaar heten alle pasgeborenen te Lier Felix !
Afscheid van Felix Timmermans - Ernest Van der Hallen
ERNEST VAN DER HALLEN
AFSCHEID VAN FELIX TIMMERMANS
( Overgenomen uit Dietsche Warande en Belfort - juni 1947)
De morgen van uw begrafenis lag het landschap rond de Nete helemaal wit gesneeuwd. Bij ontstentenis van vele vroegere vrienden en van elke vorm van officieel rouwbetoon dat u trouwens niet sympathiek zou geweest zijn, was dit de hulde van het Brabantse land dat u zo lief was. Allen die rond uw graf stonden op de Kloosterheide dicht bij de Nete en bij het puin der Nazaretse abdij, hebben op dit ogenblik gewis gedacht aan het besneeuwde land, mild en wijd en effen onder de opene hemel van Brabant, dat gij met zoveel liefde getekend hebt in uw boek over Pieter Breugel.
Bij een graf pleegt men zich de dingen te herinneren die mooi en groot waren in het leven van de gestorvene, en soms is het niet gemakkelijk in een dergelijke hulde gans het leven te omvatten, want de woorden die aan het graf gesproken worden moeten soms meer doen vergeten dan herinneren. Wat is er in uw leven echter anders geweest dan goedheid en schoonheid, en hoe zou iemand in u afzonderlijk de mens en de kunstenaar kunnen huldigen, waar bij u het kunstenaar-zijn slechts de weerslag was van uw edel, goed hart en uw edel, goed mens-zijn? Het heeft weinig zin bij uw graf te spreken over uw groot kunstenaarschap, dat tot voor korte tijd nooit iemand heeft durven betwisten hoe zelden men zoiets ooit beleefd heeft in dit land zonder meteen te getuigen dat gans uw leven zelf een schoon en goed boek was, het schoonste dat gij gemaakt hebt, en dat er in heel dit werk en in dit leven niets is waarover gij u thans hoeft te schamen. Een kunstenaar heeft vóór alles een resonantiebodem nodig, een omgeving, een volk dat in liefde naar hem opziet, dat belang stelt in zijn werk, dat zijn woord opvangt, en meetrilt met zijn hart, dat gelooft in zijn roeping, zijn geestelijk wezen erkent en aanvaardt, en open staat voor de geestelijke waarden in zijn werk : de schoonheid, de adel, de kracht, de goedheid, de liefde, de ontroering, de begeestering waarvan zijn boeken de dragers zijn.
Deze belangstelling en verering zijn gedurende gans uw leven in zo grote mate uw deel geweest als men dit sedert Conscience niet meer gezien had. Zelfs beperkte deze verering zich niet bij uw eigen volk, hoezeer uw werk ook de spiegel was van zijn wezen, doch ook ver buiten dit land heeft uw werk Vlaanderen en zijn volk leren lief hebben. En in die zin waart gij in feite de geestelijke en kulturele ambassadeur van Vlaanderen in het buitenland. Bijna nooit in de geschiedenis onzer Dietse letteren is er een kunstenaar geweest die zo algemeen aanvaard en erkend werd als gij; gans uw leven zijt ge gevierd en bejubeld geweest, en dit niet uitsluitend wegens uw boeken, want al wie u kende kwam onder de charme van uw wezen, dat hartelijkheid, vriendschap en goedheid was. Zelfs in de middens van uw litteraire collega's was de adel en de goedheid van uw hart spreekwoordelijk, en nooit heeft iemand met een normaal hart en gemoed ook maar getracht u te kleineren in uw werk of in uw persoonlijkheid, hoe zelden men iets dergelijks ook in dit kleine land mocht beleven. En wanneer een enkele maal broodnijd of jalousie de métier een poging in die zin deed, heb ik u daarom nooit een bitter woord horen spreken. Eigenlijk zijt ge gans uw leven een gelukskind geweest. Uw leven was dit van een prins. Ge waart door iedereen bejubeld, gevierd en vereerd, en toch zijt ge altijd een allereenvoudigst man gebleven, zodat uw buren niet eens vermoedden dat in een eenvoudige middenstandswoning van hun straat een der meest beroemde kunstenaars van Europa woonde.
Daarom is de vereenzaming waarin gij het laatste jaar van uw leven doorgebracht hebt, u des te zwaarder gevallen, en naast enkele vertrouwde vrienden weet God alleen hoe zwaar die eenzaamheid en deze verlatenheid op u woog. Hoe ledig en eenzaam het rondom u was toen we enkele maanden terug uw zestigste verjaardag vierden, waarvan geen enkel blad of radiozender iets bleek af te weten, terwijl ge u herinnerde hoe ge bij uw vijftigste jaardag destijds, hier en elders, gehuldigd werd met een stortvloed van artikels, reportages en filmactualiteiten. Deze eenzaamheid waaraan op een bepaald ogenblik geen enkel kunstenaar ontsnapt, heeft echter uw innerlijk wezen verdiept en gerijpt. Wie de gedichten las welke ge binst deze maanden geschreven hebt, weet in welke mate dit verlaten-zijn door de mensen u dichter bij God gebracht heeft.
Al die u bezochten zegden tegen elkaar : « Wat is hij verinnigd geworden, los gekomen van het aardse, en naar God gegroeid! » En we dachten er stil bij : welk gaaf, rijp en diep werk zou hij nu nog kunnen schrijven, nu God hem verpuurd heeft met de beproeving die hij zijn vrienden nooit onthoudt! Het heugt me nog hoe gij onlangs uzelf vergeleekt met Rembrandt : « Ik heb als hij alle glorie en roem gekend, en ben als hij gedoemd om eenzaam te sterven. » Ik dacht in dat ogenblik op de door zijn vaderstad verbannen Dante, en op de andere kunstenaars wier roem hun na hun dood wreekte op hun tijdgenoten. Er zijn bladzijden over uw leven die pas het volgend geslacht zal kunnen schrijven, en ik hoop dat zij zullen gedenken hoe mild en vergevend gijzelf geweest zijt.
Wat wil ik nog verder over u schrijven, Felix? Bij uw uitvaart waren al uw vrienden - hoe dikwijls hebt ge u bekommerd afgevraagd hoevelen u trouw gebleven waren! - aanwezig, in feite of in de geest, en het getal dezer laatsten was tienduizenden.
Misschien hebt gij glimlachend van daarboven toegezien hoe de dag van uw uitvaart reeds geld geboden werd voor een overlijdensbericht, een doodsprentje, een regel schrift, een handtekening van u. Een kunstenaar betaalt het voorrecht en de doem van zijn kunstenaarschap met een hoge prijs, doch reeds het uur na zijn dood wordt hij gewroken over de vereenzaming waarin hij geleefd heeft. Gij waart een der dwaze, roekeloze verkwisters die vele duizenden innerlijk rijk gemaakt hebben, en wier sterven ieder van ons armer gemaakt heeft.
Roem en eeuwige herinnering zijn grote woorden doch zeer schamele begrippen; maar uw deel, Felix, is dankbaarheid, liefde en bewondering van ontelbaren die gij in de donkere uren van hun leven gesterkt en getroost hebt. Uw boeken in vele talen en in duizenden openbare en private boekerijen vergelden uw vereenzaming. Nog lang na uw dood zullen zij schoonheid, liefde en goedheid schenken.
De herinnering aan een ding, zegt Herman Gorter, is mooier dan het ding zelf. Waar de wet van al het vergankelijke mij het mooie ding zelf heeft ontnomen, rest me de herinnering die me niemand ontroven zal, de herinnering die leeft en groeit met mijn liefde voor wat verloren ging, de herinnering die ik met immer nieuwe tinten kleuren kan, zodat ze ook immer fris blijft in mij.
Toen Vrijdag morgen de telefoon rinkelde en een welbekende vriendenstem uit Lier me het droeve nieuws meldde : Felix Timmermans is deze nacht gestorven, bleef ik een ogenblik als versuft en ongelovend. Die goeie Felix! En nu mijn vriend is weggegaan om niet meer weer te keren, blijft me nog de herinnering ......
En hij is weer levend voor mij geworden; ik heb het schuifje van mijn kast. opengetrokken en er al die kaartjes en brieven uitgehaald, wachtend op mij, sprekend tot mij, met zijn stem, lonkend naar mij, met zijn tekeningen, zodat hij weer bij me in mijn kamer stond. En mijn droeve weemoed, toen het treurige nieuws me bereikte, vond troost, toen hij, de goeie Felix weer tot mij sprak uit woord en beeld in al die kaartjes en die brieven.
Ik ben als een rijpe vrucht, en een vrucht die rijp is valt af had hij enkele dagen geleden nog gezegd. En toch hield hij zo van het leven. Beloofde hij me toch in den Zomer moogt ge me in Kapellenbosch verwachten. Nu zal hij die belofte niet meer kunnen inlossen.
En ik herlees nu brief voor brief, kaartje voor kaartje; ze zijn vol tekeningen ook : wat hij met woorden niet voldoende zeggen kon beeldde hij uit, op zijn manier. Ik zou de pen en het palet van een Timmermans zelf moeten hebben om ook voor U mijn herinnering tot een levend iets te maken.
Over den groten kunstenaar heb ik U niets te zeggen, maar ik wil U een ogenblik meenemen op de reis van mijn herinnering en U de mens doen kennen.
O die kaartjes en die brieven! Daarin vindt ge de goede, hartelijke en trouwe vriend, maar ook de eenvoudige mens. Roem en wereldfaam stegen hem niet naar het hoofd. Hij was en bleef de gulle, gastvrije man, wiens huis steeds openstond voor iedereen, aan wiens tafel de vrienden op elk uur van de dag konden aanschuiven zonder complimenten. Etenstijd.
Gij waart bij hem, er werd voor U mee gedekt, zelfs zonder te vragen of ge wel bleeft.
Maar even natuurlijk vond hij het ook bij de vrienden steeds welkom te zijn. Als hij bij hen een dagje wenste door te brengen kondigde hij zijn komst aan, op de hem eigen manier.
Wij komen met den vapeur en gaan met U naar de mis. Wij zullen met vijven zijn. Veel hartelijks.En ter illustratie daarbij een boer op zijn s Zondags.
Ook hield hij veel van de hei en de bossen. Ik veronderstel dat het in uwe stille bosschen nu hemelsch moet zijn, te midden eeuwig groen, de kalmte en het onopgewondene van de menschen. Asem maar goed de mastentoppenlucht in. Zo schreef hij nog in December 1944.
Kwam men bij hem op bezoek, dan werd eerst Lier bezocht. Langs het stadhuis naar de Zimmertoren en het begijnhof; langs de vest naar het pesthuis. En dan maar vertellen, want hij was fier op zijn stad en had ze lief.
Felix Timmermans was een kindervriend. Bijzonder Veerle, ons jongste meisje, was zijn lieveling. Daarmee kuierde hij de hof rond in een speelgoed-kruiwagentje; en zowel Felix als de kleine hadden een reuzepret.
En dan ging hij vertellen. Een groot blad papier want Felix kon voor kinderen niet vertellen zonder tekenen gekleurde potloden, en de vertelling begon. Een paar lijntjes in V-vorm kwamen op het papier. Wat is dat? ... ?!? ... Een vlieg! Daaronder een zwarte bol aangebracht. Wat is dat? Een bol! klonk het bij de kinderen in koor ...... Neen, lachte Felix, de neus van een hond. En intussen was er al een ganse hond bij die neus getoverd. Dan kwam er een petje ... met een boer eronder ... en die boer heeft een pijpke in de mond ... zie hij rookt ...... en hij heeft een koord in de hand. Wat zal hij ermee voorttrekken?... Een hond!!!... Neen, neen, een verkske. En het verkske verscheen met zijn lange snuit en zijn krulstaartje. Dan kwamen er nog: een schipke met de vijf kinderen erin, een paradijsvogel met vele schone pluimen, een mollig engeltje, en nog, en nog, ... tot het hele blad vol stond.
Zo amuseerde Felix Timmermans, de wereldvermaarde Vlaamse schrijver, de kinderen en zichzelf.
En ik zie hem ook nog als voorbeeldig echtgenoot en vader. De Zondag was voor hem steeds een feestdag, die in familiekring moest doorgebracht worden. Kon men in de week beroep op hem doen voor vergaderingen of voordrachten, 's Zondags nooit. Zelfs de Zaterdag avond wenste hij thuis te zijn om zeker de Zondag niet te missen. Ging hij de Zondag weg, dan met vrouw en kinderen.
Hij hield van Gods lieve natuur : van de blakende zon tot de bedauwde spinnewebben, van de zon-doorstoofde heide met de van terpentijn druipende dennebomen tot de vervroren waterkens en de besneeuwde kerktorens, moeder natuur in nachtgewaad en de kerktorens met hun witte slaapmuts op.
Maar van de regen hield hij niet, daar had hij een hartsgrondige hekel aan. ... regen, regen, jongen, jongen, het is nog al iets, met dit opneemvoddenweer, nog te nat om met de kaarten te spelen. Zo klaagde hij dan. Of : Ge moet maar eens afkomen, want ik ben benieuwd dat kunt ge verstaan, maar ik wil U door dat hondenweer niet jagen ... als er zon komt, breng ze mee ... Leef gaarne!
Deze laatste woorden zijn als de synthese van heel Timmermans. Leef gaarne! Geniet van al het schone dat God U biedt. En hij gunde iedereen een plaatske onder Gods lieve zon; die zon die hij toch zo hartstochtelijk lief had, die voor zijn lichaam en zijn geest was, wat zijn kinderlijke godsvrucht was voor zijn ziel. Want scapulier en rozenkrans verlieten hem nooit. Kwam men bij hem op bezoek de laatste maanden, als hij aan zijn ziekbed gekluisterd was, dan glinsterde door de openstaande kraag van hemd en pyjama zijn zilveren scapulier, en lag er op het deken de paternoster met zwarte kralen. Die paternoster, die devotie tot Maria, te zamen met de toewijding en de liefde van zijn offerende echtgenote en brave kinderen, waren zijn sterkte en zijn troost. Ja, Maria was een toevlucht voor hem, en Scherpenheuvel zijn bedevaartplaats. Daar bad hij dan niet enkel voor zichzelf, maar ook voor zijn vrienden. Ik rijd morgen naar Scherpenheuvel en zal er voor U ook een paternoster bidden, schreef hij eens.
Maar dat was ook in de goede tijd dat hij gaan kon. Dan is het gesukkel gekomen met zijn hart. Ik ben ziek aan t hart, t is mij onmogelijk te komen. Dat was in Januari 1944. En dan enkele dagen later : Ik heb het weer aan het hart en ga langzaam als achter een processie En in Juli 1944: Het hart is ondertusschen wel op zijn plaats, maar het heeft nog altijd lubies, daarom ist moeilijk van op reis te gaan. Eindelijk Augustus '44 : Ik moet braaf zijn, 14 dagen plat liggen om dat hartje op zijn plooi te brengen. Ik mag nu en dan wat opzitten.
Maar het hart zou hem niet meer met rust laten. De levensblije Felix zou nog wel de zon kunnen zien, maar alleen nog van uit zijn bed of van achter 't venster van zijn ziekenkamer; tot ook daar de gordijnen neergelaten werden om zijn lichaam ook nog van die zon te beroven, waar zijn ziel het eeuwige Licht tegemoet vloog.
In t zwart gekleede ouwe peekens hebben hem, bij zijn begrafenis uitgeleide gedaan; vrouwkens uit de volksbuurt volgden al wenend. Schoner erewacht had men hem niet kunnen geven. De naar hart en ziel eenvoudige man werd door eenvoudige, kleine menskens ten grave geleid en beweend. Het waren die menskens die hij lief had, die hij uittekende, schilderde en beschreef, van wie hij het ruwe bolster openbrak om de schone ziel te laten glinsteren. Stil is hij van ons heengegaan, heel stil als om zijn vrienden niet te verontrusten, schuchter en gelaten. Maar als ik hem weer wil zien leven, ga ik naar die kaartjes en die brieven van hem en ik lees ...... ik lees ...... bijvoorbeeld dit:
Little baby Jesus of Flandr is de langspeelfilm die het regiedebuut markeert van Gust Van den Berghe, een jonge Belgische kunstenaar al actief in de muziek- en danswereld.
Website : De wereld morgen.be
woensdag 29 december 2010
door Claudio Santancini
Gepresenteerd in avant-première in Bozar in Brussel, Little baby Jesus of Flandr is het eindwerk van Van den Berghe en tegelijk de filmische vertaling van het gelijknamige korte verhaal van de Vlaamse schrijver Felix Timmermans.
De film vindt plaats in Vlaanderen en Nederland tijdens de feestelijke dagen van kerst. De plot draait rond de avonturen van Pitje Vogel, Suskewiet en Schrobberbeeck. Het is bijna kerst en de drie vrienden, arm en verveeld, besluiten om bedelende wijze mannen te improviseren die van huis tot huis lopen op zoek naar een aalmoes.
De truc werkt, de winsten zijn zeer bevredigend en met wederzijdse instemming haasten ze zich naar de bar voor een drankje. Als ze naar huis terugkeren, raken ze verloren in een bos waar ze het wonder van de geboorte van Jezus meemaken. Ontroerd door de staat van de heilige familie twijfelen ze niet om alles te schenken, zelfs de sigaretten. Bij de twee volgende kersten blijkt er iets gebroken tussen de drie vrienden. Het verdiende geld wordt verdeeld en ieder gaat zijn eigen weg, weg van de anderen.
Stilistisch is de film gepresenteerd in een stijve constructie, gerangschikt in drie grote delen die overeenkomen met de drie kersten. Samen met een trage montage, gemaakt van lange shots, geeft dit aan het verhaal een rustig tempo.
In dit landschap krijgen de Vlaamse stille vlaktes die uitmonden in erbarmelijk storende steden enorm belang, en gaan over in een allegorie van de mensen die er wonen. In feite is het verhaal nogal saai. De kijker is eerder gebracht tot nadenken over een reeks van symbolische dualiteiten: goed en kwaad, rijkdom en armoede, geest-lichaam, natuur-beschaving.
De fotografie lijkt me perfect afgestemd op dit doel, met een functioneel zwart en wit, hoewel soms vlak en eentonig. De meest moedige keuze is zonder twijfel de cast, die geheel uit acteurs met het syndroom van Down bestaat, niet zozeer in hun handelen als wel met hun loutere aanwezigheid. Ze wijken af van een conventionele lezing van de tekst en geven een nieuwe focus, een soort van medeplichtigheid.
We zien een vervormbare spiegel en worden geconfronteerd met een zieke mensheid die rond zichzelf draait op zoek naar verlossing. Iets dat niet ver afwijkt van de microkosmos die Werner Herzog had gebracht naar het scherm met Auch Zwerge haben klein angefangen (1970), met dien verstande dat Gust Van den Berghe aan mensen - of op zijn minst sommigen van hen - de hoop der zaligheid laat. In genade en christelijke liefde, in het afstand doen van materiële goederen, zelfs in zichzelf, goede mensen kunnen hun weg naar God vinden.
Al met al, Little baby Jesus of Flandr is een film die veel biedt om over na te denken. Misschien een beetje onvolwassen, misschien een beetje te ambitieus, een film die op momenten dat hij wil raken eindigt door te vervelen. Misschien een beetje riskant wanneer de toon van de verbeelding wordt geforceerd op zon manier dat het eindigt in het pronken met extravagantie.
Kortom, een goede film die de aandacht verdient van een internationaal publiek zoals op het Filmfestival van Cannes (hij was geselecteerd voor de Quinzaine des Réalisateurs). Alhoewel over de gegrondheid hiervan kan gedebatteerd worden. Wij kijken alvast uit naar de volgende film van Van den Berghe, waarmee hij nu al bezig is in samenwerking met de studio Minds Meet. Een laatste opmerking: aangenaam en perfect in lijn met het project Little baby Jesus of Flandr is de originele muziek van de Vlaamse groep Va Fan Fahre.
Bespreking door Claudio Santancini, filmcriticus (Vertaald door Bleri Lleshi)
En waar de sterre bleef stille staan van Felix Timmermans
Intervieuw afgenomen door Reginald Braet
De jonge Beernemse regisseur Gust Van den Berghe (25) is met zijn verfilming van En waar de sterre bleef stille staan, van Felix Timmermans geselecteerd voor het komende Internationaal Filmfestival van Cannes in de prestigieuze categorie Quinzaine des Réalisateurs, bedoeld voor auteursfilms. Met Little Baby of Jesus of Flandr, gooit Gust Van den Berghe meteen hoge ogen.
De film komt ook in aanmerking voor de fel begeerde Camera dOr, de prijs voor de beste debuutfilm. Op het einde van vorig jaar won de jonge regisseur de VAF Wildcard op het filmfestival van Leuven. Als jonge afgestudeerde regisseur aan de Ritsschool in Brussel nam Gust Van den Berghe meteen het zware werk voor zijn rekening. Met deze film waagde hij zich op glad ijs. Een theaterstuk verfilmen van Felix Timmermans met Downsyndroomacteurs en een onervaren crew, het project leek meteen gedoemd om te falen. Het bewijst dat we met weinig middelen toch ook iets moois kunnen creëren, aldus Gust Van den Berghe, die zijn thuisbasis in de Kasteelhoek in Beernem heeft.
Hoe ben je tot het medium film gekomen?
Gust Van den Berghe: Ik woon momenteel in Brussel en heb via het filmmuseum het medium film ontdekt. Ik ontwikkelde een passie voor wat ik daar te zien kreeg. Met dit eerste project heb ik in Leuven een prijs behaald, maar heb mijn film daar nooit vertoond. De grote filmfestivals zijn Cannes, Venetië en Berlijn en ik wou al van in het begin mijn film internationaal voorstellen. De jury had mijn film gezien op DVD. Het mooie van die prijs is dat het mijn volgende project financiert. Het brengt me een stap dichter naar mijn volgende film.
De geselecteerde film in Cannes, welk soort film is dat?
Gust Van den Berghe: Het is een langspeelfilm. Het verhaal is wel gekend in Vlaanderen. Bij het lezen van het boekje van Felix Timmermans werd ik getroffen door de schoonheid van het leven, over alles wat tussen goed en kwaad inzit en hoe mooi elke mens kan zijn. Het is wel typisch Vlaams, maar toch ook universeel. De moeilijkheid om zoiets te verfilmen, sprak me sterk aan. Er was geen budget beschikbaar en deze film werd met heel weinig middelen gedraaid. Dat vind ik wel een deel van de charme van een dergelijk project.
Wat verwacht je zelf van deze film?
Gust Van den Berghe: Ik heb eigenlijk geen verwachtingen, gezien mijn stoutste verwachtingen al ingelost zijn. Ik vind het wel leuk om als jonge kunstenaar plots geconfronteerd te worden met publiek. Belangrijk vind ik welke feedback ik krijg. Het is niet echt een competitieve wedstrijd. Het feit dat ik geselecteerd ben, ervaar ik al als een soort overwinning. Ik maak misschien wel kans op een paar prijzen, maar daar ben ik niet mee bezig. Voor mezelf is het een droom van een startschot, vermits daar alle grote cineasten gestart zijn.
Als jonge regisseur kan dit toch de start betekenen voor een glorierijke loopbaan?
Gust Van den Berghe: Inderdaad, het is de droom van elke regisseur ooit in Cannes te worden geselecteerd. Je moet met de juiste film met het juiste verhaal afkomen en de juiste plaats voor het verhaal kunnen vinden. Daarbij moeten de juiste toeschouwers de film goed vinden en vooral de internationale aandacht weten los te weken.
Hoe zie je het verder evolueren naar de toekomst toe?
Gust Van den Berghe: Voor mezelf ben ik daar niet zo erg mee bezig. Zo lang ik een verhaal kan vertellen, blijf ik het doen. Het moet een uitdaging blijven en mag niet devalueren tot een routinetaak. Het project op zich was op vele gebieden voor mij een uitdaging. Het smaakt naar meer.
Je bent eigenlijk een heel jonge als regisseur. Heb je daar al eens bij stilgestaan?
Gust Van den Berghe: Ik ben net 25 geworden en als ik rond me kijk, is het wel uitzonderlijk dat ik daar tussen al die grote namen sta. De meeste regisseurs zijn dubbel zo oud als ik. Ook de debuterende regisseurs. Zelf ben ik eigenlijk maniakaal bezig met film. Nu is alles veel toegankelijker geworden, vooral op digitaal gebied. Vroeger was een film maken een heel complex proces, terwijl we nu met weinig middelen veel kunnen bereiken. Creatief blijven nadenken, is één van mijn slogans. Beperkingen stimuleren de creativiteit. De kwaliteit komt onvermijdelijk boven drijven.
Ben je al vanaf je kindertijd gefascineerd door film?
Gust Van den Berghe: Als kind was ik enorm gefascineerd door de schilderkunst. Ik kon een hele portie fantasie losweken toen ik doorheen een boek over schilderkunst bladerde. Ik kon een hele dag ermee doorgaan en het riep bij mij een ganse gamma nevenverhalen op.
Wat is je grootste droom?
Gust Van den Berghe: Dat is een moeilijke vraag. De dingen begrijpen en begrepen worden. Dat is de essentie van alles. De Vlaamse film is aan een enorme opmars bezig. Vanuit het buitenland bestaat belangstelling voor deze Vlaamse stroming. Zelf wil ik nog een drieluik realiseren. Deze eerste film kan beschouwd worden als het eerste deel van dat drieluik. Drie films die qua thematiek samen gaan. Na twee jaar werken, wil ik deze film tonen aan mensen, de wereld insturen, lossen en met andere dingen de draad terug opnemen. Ik vind het fijn om deze film als mijn kind naar de beste school te sturen en van daaruit een mooi leven te laten leiden. Ik kan moeilijk tegen oppervlakkigheid. Kritiek mag gespuid worden, tenminste als het constructief bedoeld is. Kritiek is volgens mij heel interessant. Je kan er de nodige lessen uittrekken.
Litle Baby Jesus in Flandren - Sylvain De Bleeckere
Litle Baby Jesus in Flandren
Door Sylvain De Bleeckere
Klapbord
Helemaal in de traditie van de Europese auteursfilm zet de jonge Vlaamse regisseur Gust Van den Berghefilm in als een volwaardig artistiek mediumwaarvan hij al de middelen en mogelijkheden verkent om zijn eigen visie op mens en wereld uit te beelden. Dat blijkt uit zijn debuutfilm En waar de sterre bleef stille staan (2010). Het is zijn afstudeerfilm aan de Brusselse filmschool, het RITS, waarmee hij meteen de selectie haalde van het prestigieuze Quainzaine des Réalisateurs van het filmfestival Cannes 2010. In 2011 ontving hijdeVlaamse Cultuurprijs voor Film voor 2010-2011. Gust Van den Berghe heeft zijn eigenzinnige debuutfilm kunnen realiseren dankzij de creativiteit en de durf van het Vlaamse productiehuisMinds Meet. De film van Gust Van de Berghe iseen originele, filmische gedachtenis aan het oerchristelijke geboorteverhaal. Daarbij heeft hij zich direct laten inspireren door de Vlaamse auteur Felix Timmermans (1886-1947).
Het werk van de Lierenaar maakt deel uit van het Rijke Roomse leven in Vlaanderen dat zijn bloei kende in het interbellum en uitliep tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw.
Synopsis
Suskewiet, Pitje Vogelen Schrobberbeeck zijn drie vrienden in een Kempisch dorp. Het zijn marginale figuren die jaarlijks in de kersttijd Driekoningen gaan zingen. Hun bedeltocht krijgt een ongewone wending in het jaar dat ze verdwalen en getuigen worden van een wonderlijke geboorte in een woonwagen. Suskewiet gelooft achteraf dat ze de geboorte van het Kindje Jezus hebben aanschouwd, zijn kompanen twijfelen. Maar het gebeuren grijpt hen zo aan dat ze alles wat ze bijeen hebben gebedeld en gezongen aan het arme gezin schenken. Dat is het verhaal van de eerste Kerstmis. Er volgt nog een tweede en een derde. In de tweede valt Suskewiet af. Hij is ziek en sterft, begeleid door het Kindje Jezus dat hem verschijnt.
In de derde valt Pitje Vogel af nadat hij zijn ziel aan de duivel heeft verkocht en sterft. Schrobberbeek is de enig overlevende die met de ster Driekoningen gaat zingen. Hij kan niet vermoeden welke wonderlijke gebeurtenis zijn pad nog zal kruisen.
Cinematografie
FILMISCHE BEWERKING.
De Vlaamse filmtitel is dezelfde als het mirakelspel van Timmermans: En waar de sterre bleef stille staan. Het scenario van de film is gebaseerd opeen eigen bewerking van het gelijknamige theaterstuk van Felix Timmermans.
De authenticiteit van Van den Berghes driekoningenfilm bestaat inderdaad uit de originele manier waarop hij trouw blijft aan de geest van Timmermans werk en uit de wijze waarop hij die trouw weet te verbinden met de eisen van de auteursfilm. Van den Berghe transponeert het theaterstuk naar het eigen medium van de cinematografie. Zijn film is namelijk alles behalve verfilmd theater.
FILMGEDICHT.
Van den Berghe wil niet alleen vertellen om te vertellen, niet enkel het verhaal uitbeelden, hij wil helemaal in de lijn van iemand zoals Andrei Tarkovski de spirituele betekenis aan de oppervlakte brengen. Dat blijkt uit de bijzonder subtiele en poëtische manier waarop hij voor de toeschouwer het gordijn opent bij het begin van de film. Poëtisch mag hier letterlijk worden genomen. Hij opent de film met Gedicht', een tekst die hij zelf heeft geschreven en waarin hij concept van de film vertolkt.
ZWART-WIT.
Gust Van de Berghe kiest bewust voor een introverte, poëtische meditatie in zwart-wit.
De picturale look leunt dicht aan bij de zwart-wit fotografie uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Bij die fotografie, zeker bij buitenopnames, zoekt het licht als het ware nog zijn weg door het donker. Beschouwd vanuit een huidig perspectief ademt een dergelijke zwart-wit fotografie een sfeer van rouw, van een fragment van het leven dat voorbij is gegaan en alleen als gedachtenisnog blijft voortbestaan.
ACTEURS MET SYNDROOM VAN DOWN.
Het gedoofde licht huwt de gedoofde stem en de gedoofde stem weerkaatst de gedoofde geest. De beelden waarvan het natuurlijke licht is getemperd, stemmen overeen met de moeilijke en tevens moedige keuze van de regisseur om de belangrijke personages te laten spelen door mensen die lijden aan het syndroom van Down, dus mensen met een verstandelijke beperking.
Betekenisruimte
EIGENTIJDS MYSTERIESPEL.
Zijn filmische interpretatie, materieel gelimiteerd door beperkte financiële middelen, haalt de spirituele en religieuze diepgang van Timmermans toneelstuk naar de oppervlakte.
Bij Timmermans zit die diepgang verscholen onder de oppervlakte van de volkse theateruitvoering. In de filmische voorstelling blijft die theaterenscenering achterwege.
De kostumering is beperkt tot een minimum, het winterlandschap vormt het voornaamste decor. De drie hoofdpersonages komen centraal te staan. De cineast brengt hen op het voorplan. Hij vertrekt daarbij van de basisgegevens die Timmermans zelf aanreikt en bouwt daarop voort. Gust Van den Berghe gebruikt creatief al de filmische middelen die hij heeft om de drie personages als een eenheid in verscheidenheid uit te werken. Die eenheid betreft het hoofdthema : de betekenis van het religieuze geloven eigen aan de mens. Dat religieuze geloven betreft het christelijke getuigenis van Gods Geboorte als mens onder de mensen, het mysterie dat de kern vormt van de gedachtenis eigen aan het feest van Kerstmis.
Die betekenis is niet neutraal. Ze raakt de persoon van de mens. Zijn gedachten, zijn gevoelens, zijn plannen, zijn voornemens, zijn beslissingen, zijn handel en wandel.
BEELDMETAFOREN.
De regisseur werkt enkele sterke beeldmetaforen die de unieke betekenisruimte van de film kenmerken. Er in onder andere het beeld met de drie schommels tussen de twee hoge bomen. Dat beeld includeert het drieledige Driekoningenverhaal. De beeldmetafoor met de schommels opent een rijke betekeniswereld met een sterk religieuze en spirituele inslag.
De heel lange koorden roepen het beeld op van de aardse navelstreng waarmee de drie figuren met het leven zelf zijn verbonden. Dat aardse leven toont zich in de kracht van de eiken reuzenbomen, met diepe wortels in de grond en hoge takken in de lucht. De plankjes bevinden zich net boven de grond. De plaats van de mens. Hij kan bewegen, hij schommelt tussen hemel en aarde. Dat is zijn wezen, dat vormt ook zijn tragiek. Net zoals zijn plaats in de tijd. Op het einde zijn de plankjes weg of verlaten. Iedere levensweg is eindig voor de mens en alles wat bij hem hoort, zijn zoektocht naar de zin van zijn leven incluis.
Zijn spirituele weg. De weg van de Driekoningen Suskewiet, Pitje Vogel, Schrobberbeeck. Een andere beeldmetafoor is de ster. Er is de eenvoudige maar toch erg persoonlijke ster van Suskewiet. Zijn ster heeft 5 punten en verwijst naar de menselijke figuur (hoofd, twee arme, twee benen). In het derde deel verandert die ster in die van Schrobberbeek. Hij krijgt zijn ster van de figuur van de Verrezen Christus; het is een hemelse ster. Dat verklaart waarom ze zes punten heeft, een echte Davidsster, zichtbaar teken van de ontmoeting van hemel (God) en aarde (mens), en van aarde (mens) en hemel (God).
Context
Met de filmische bewerking van Gust Van den Berghe krijgthet theaterstuk van Timmermans een nieuw leven. De jonge cineast vindt in Felix Timmermans zijn zielsverwant. Zijn film En waar de sterre bleef stille staan vormt een gedachtenis aan het werk van Timmermans en via Timmermans aan die ontelbare dorpsmensen in Vlaanderen die in de zaal en op de scène het kerstspel hebben beleefd. Samen met de Nederlandse toneel- en romanauteur Eduard Veterman bewerkte de Lierenaar namelijk zijn novelle Driekoningentryptiek tot het theaterstuk En waar de sterre bleef stille staan. Het kerstspel ging in première op 5 februari 1925 in het Nederlandse s-Gravenhage (Den Haag).
Het stuk kreeg in Nederland een goede pers, maar vond vooral bij het publiek grote bijval. Dat was nog meer het geval in Vlaanderen waar het in de kleinste parochiezaal is vertoond en door ieder Vlaams volkstheatergezelschap op het repertoire is gezet. In de postmoderne traditie van de religieuze en spirituele cinematografie van auteurs als Tarkovski en Pasolini, is En waar de sterre bleef stille staan een bij momenten geniale en uiterst originele gedachtenis van het geloven. De hele film beweegt op het ritme van hemel en aarde.
Daarbij speelt de gedachtenis van het christelijke geloven een inspirerende rol. Gedachtenis is bij uitstek verbonden met verbeelding die zich ent op een oorspronkelijkheid in de tijd. Welnu, het christendom vertrekt van het oorspronkelijke geloven dat de hemel naar de aarde komt.
Dat is de kern van de kerstmisviering die En waar de sterre bleef stille staan structureert.
Filmfiche
België / 2010 / 73'
regie: Gust Van den Berghe
productie: Thomas Leyers voor Minds Meed
scenario : Gust Van den Berghe naar toneelstuk van Felix Timmermans
fotografie: Hans Bruch Jr.
montage: David Verdurme
vertolking:
Peter Janssens (Schrobberbeeck)
Paul Mertens (Pitje Vogel)
Jelle Palmaerts ( Suskewiet)
Links
Sylvain De Bleeckere schreefeen uitgebreid essayover de achtergrond van de film inrelatie tot het werk van Timmermans, een cinematografische analyse van beeld, klank en structuureneen thematische verdieping van de betekeniswereld. Het essay verscheen als het eerste, uitgebreide deel vanMen(S)tis Studies # 1.
Ook in Lier ... En waar de sterre bleef stille staan.
Op basis van de toneeltekst En Waar de Sterre Bleef Stille Staan van Felix Timmermans maakte Gust Van den Berghe in samenwerking met de acteurs van Theater Stap een langspeelfilm. Deze film werd dit jaar als enige Vlaamse langspeelfilm geselecteerd voor het filmfestival van Cannes, voor La Quinzaine des Réalisateurs.
De reacties van de pers en publiek waren zeer lovend en de acteurs en regisseur werden op een 10 minuten durende staande ovatie onthaald. Ook de Vlaamse pers prees de film als een wonderbaarlijke adaptatie van Timmermans theaterstuk
En waar de sterre bleef stille staan was een toneelstuk dat oorspronkelijk geschreven was voor lokale opvoeringen en het werd quasi nooit vertoond in de grote stadstheaters.
Hier ligt dan ook de schoonheid van het stuk: op een bepaald moment werd in Vlaanderen met Kerstmis hetzelfde kerstspel opgevoerd. Een traditie die jammer genoeg doorheen de tijd verloren is gegaan.
En waar de sterre bleef stille staan vertelt het ongewone verhaal van de drie armoedzaaiers: Suskewiet, Pitje Vogel en Schrobberdeck. Ze hebben genoeg van hun armoede en honger en besluiten met Kerstmis driekoningen te gaan zingen. En met succes want ze zingen zich rijk. Wanneer ze echter op de terugweg naar het café in het bos verdwalen, zijn ze onverwacht als echte Driekoningen getuige van de geboorte van een Kindeke Jezus. Ondersteboven van deze wonderlijke gebeurtenis schenken ze al hun zuurverdiende giften weg. De volgende ochtend twijfelen ze echter aan hun gevoel van vervulling. En wanneer ze de volgende kerst besluiten opnieuw te zingen, ontstaat er ruzie over hun intenties. De wegen van ons drietal scheiden
Dit toneelstuk is dus nu verfilmd. Het gaat om een film met internationale allure die na het festival van Cannes voor reeds meer dan acht internationale filmfestivals werd geselecteerd.
En het is tegelijk een film met een lokaal karakter. Omdat hij wil tonen dat subtielere films niet enkel staan of vallen met het grote circuit, heeft de regisseur namelijk gekozen voor een release en première op zoveel mogelijk plaatsen.
Ik ben Mon Van den heuvel
Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 81 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.