WIE ZIJN WIJ? Mijn vrouw en ik zijn twee “oudere” senioren met een jong hart, vier kinderen en dertien kleinkinderen. We zijn beiden lid van een tafeltennis- en een wandelclub, genieten van klassieke muziek en moderne kunst. Ik speel af en toe piano in een nostalgisch salonorkestje, lees en praat graag over het heelal en ben sterk geïnteresseerd in veel aspecten van de Nederlandse taal en verkeers(on)veiligheid. Verder ben ik sinds 1995 bestuurslid van een zogenaamd "OKRA-trefpunt", een lokale afdeling van de grootste seniorenbeweging in ons land Vrouwlief schildert en tekent niet alleen, maar is ook een creatieve kokkin, houdt van bloemen en onderhoudt de tuin, naait graag en maakte vroeger avontuurlijke exploratiereizen naar Nepal, India, Mongolië, Atlasgebergte, … (is daar op mijn aandringen in 2005 mee gestopt). Ze leest snel en veel en houdt van Franse films.
oma tussen haar verfjes, kwastjes, papier, doek, javel enz.
Sommigen noemen me een kommaneuker (muggenzifter). Of ik die bijnaam verdien, moeten mijn bezoekers maar beoordelen. Op dit blog wordt in elk geval niet geneukt, misschien wel geluld (voor het eerste bestaan andere wipsites, pardon, websites). Op dit blog schrijf ik zowel persoonlijke “dagboek-notities” als commentaren, ernstig of luchtig, op uiteenlopende onderwerpen. De afbeeldingen zijn – tenzij anders vermeld – meestal geschilderd of op computer getekend door mijn echtgenote, waarbij haar 12 jaar academie-opleiding en workshops goed van pas komen. Tot eind 2008 toonde ze haar creaties trouwens op een eigen blog: http://blog.seniorennet.be/computeroma maar ze ziet meer in één gezamenlijk blog voor ons beiden.
22-10-2006
Britse, Hollandse, Belgische keuken
Op 14.10 schreef blogster (bloggerin, bloggeres, bloggeuse?) Bojako een aardige tekst over de Britse keuken (lees dat verdorie, en wel dadelijk!). Zij vindt dat de traditionele en niet erg gunstige mening over “de” Britse keuken eerder neerkomt op een vooroordeel en dat er wel degelijk een “lekkere Britse keuken” bestaat, waarover ze “nog uren kan doorgaan”. Ik geloof haar op haar woord, kan trouwens niet uit ervaring spreken want de enige keer dat ik in Engeland (in een poepsjiek restaurant en gelukkig op kosten van mijn toenmalige werkgever) heb gegeten, is dertig jaar geleden en misschien hebben ze daar intussen wél leren koken…
Eenzelfde vooroordeel bestaat ook tegenover de Nederlandse keuken. Ik moet trouwens toegeven dat ook mijn (Hollandse) ouders er – letterlijk en figuurlijk! – niet veel van ‘bakten’. Het waren echte schatten maar wat uit de keuken kwam, was fantasieloos, ronduit saai saai saai. Wij ‘aten’ niet, wij werden ‘gevoederd’. Gelukkig heb ik dat pas achteraf begrepen want als kind wist ik natuurlijk niet beter. Nadien ben ik met mijn neus in de boter gevallen toen ik mijn huidige vrouw leerde kennen: behalve beeldend kunstenares en naaister voor de ‘hele’ familie is zij immers ook een echte keukenprinses, die geen culinaire encyclopedie nodig heeft om mij steeds weer te verrassen met haar creatieve vondsten (die maar hoogst zelden tegenvallen, maar dat ‘risico’ neem ik er graag bij).. Ze weet trouwens wel dat ik – dank zij haar – een echte lekkerbek ben geworden, en dat werkt nog eens extra stimulerend op haar inzet. En ter attentie van Bojako kan ik hier nog aan toevoegen dat ”haute cuisine” – in tegenstelling tot wat ze denkt - helemaal niet duur hoeft te zijn: ga gewoon creatief om met wat je (toevallig) in huis hebt.
Maar waar was ik gebleven? O ja, het (voor)oordeel over de Hollandse keuken. Enkele jaren geleden logeerden we een week in het meest noordelijk gelegen hotel/restaurant van Nederland, nl. op het uiterste puntje van het kleinste (wadden)eiland Schiermonnikoog. Misvormd door de negatieve reputatie van de ‘Hollandse’ keuken, waren mijn verwachtingen niet te hoog gespannen. Maar het werd een op en top culinair festijn, zonder meer te vergelijken met de faam van “de” Franse keuken! Ik heb me trouwens laten vertellen dat de minder goede naam van de Nederlandse restaurants door de bank genomen al lang niet meer verdiend is.
Het zal dus wel zo zijn: of je nu in Engeland, in Nederland, Frankrijk of in ons land bent, overal zijn er goede en minder goede koks (m/v). Anders gezegd: “De” Britse keuken bestaat niet (meer), evenmin als “de” Hollandse, “de” Franse of “de” Belgische!
(Toepasselijk?) TOE(kom)MAATJE: zelf hoor ik zonder discussie tot de rodelantarendragers van de hedendaagse huiskoks. Mijn kook’kunst’ is zonder meer onbestaande, ondanks (of juist als gevolg van) het talent van mijn vrouw: mijn prestaties (?) zouden een vergelijking met die van haar nooit doorstaan. Ik kan nog geen ei bakken, en je mag dat zelfs letterlijk nemen! Toen ik eens op een ‘gourmet-feestje’ er in slaagde een ei op de rand van mijn pannetje kapot te kloppen, liet ik van pure zenuwen de inhoud aan de verkeerde kant van het pannetje vallen. Een flater van jewelste dus, die gelukkig een beetje gecompenseerd werd toen even later een andere tafelgenoot hetzelfde overkwam!!
VOLGENDE KOMMA??? Ik wacht met spanning op ‘familiale hulp’ om mijn nieuwe computer (zie mijn ... vorige volgende komma…) te installeren, want mijn handigheid op dat terrein is al even schitterend als mijn kookkunst.
1) Er gaat geen week voorbij of de kranten hebben wel ergens (bladvulling?) een berichtje over een idiote zgn. wetenschappelijke studie. Zo in de trant van “met een blauwe tandenborstel word je ouder dan met een rode”. GVA van 16.10 meldt zijn lezers dat uit een onderzoek door de universiteit van Toulouse bij 2200 testpersonen bleek dat “dikke mensen dommer zijn dan dunne”, besluit: zorg dat je niet te dik wordt. Wie zo’n voorbarige conclusie bedacht heeft, lijdt vermoedelijk zelf aan overgewicht… Trouwens: uit de studie kun je evengoed ‘besluiten’ (?) dat mensen niet dom omdat ze te dik zijn, maar worden ze te dik omdat ze dom zijn….. 2) Ik ben overtuigd voorstander van hoffelijkheid in het verkeer (b.v. ‘ritsen’) maar je kunt ook TE ‘hoffelijk’ zijn, door b.v. mordicus en zonder enige reden te weigeren je voorrang te nemen als die duidelijk door de voorrangsplichtige weggebruiker wordt verleend; er ontstaat dan een verwarrende patstelling die alleen maar nadelig is voor een vlot en veilig verkeer. 3) Ook dieren hebben een eigen taal. Je hoeft geen geleerde (beesten)kop te zijn (of te hebben…) om dat te weten. Iedereen weet b.v. dat een Vlaamse koe boe roept; haar Waalse collega echter zegt meuh; een haan bij ons zegt kukeleku; een Franstalige roept cocorico en in Engeland wordt dat (volgens mijn woordenboek) cock-a-doodle-doo… En het balken van een Vlaamse ezel klinkt als I-A, bij zijn zuiderburen is dat Hi-Han. 4) Nogal wat jongeren houden er een eigen uitspraak van het Nederlands op na. “Er moet meer in opaarfoer gifsteerd worden” zei een Hollandse student tegen een TV-verslaggever. Hij bedoelde blijkbaar ‘in openbaar vervoer geïnvesteerd’. Pas op, ook bij ons kunnen ze er wat van: sportman Cedric Van Branteghem kraamde in een TV-interview een taaltje uit waar zelfs een normaal mens letterlijk geen woord van kon verstaan (ik dus al zeker niet). 5) Om voor de buitenwereld niet op te vallen, doen winnaars van super-lottoprijzen meestal verwoede pogingen om hun anonimiteit te bewaren, zelfs hun eigen kinderen worden vaak onwetend gehouden, de buitenwereld zou er eens achter kunnen komen! Kortom, hun miljoenenwinst is vaak geen bron van geluk maar van frustraties. Gelukkig bieden de organisatoren die superwinnaars een psychologische begeleiding aan; een soort …. slachtofferhulp dus voor ‘ongelukkige gelukkigen’?
Deze keer geen TOE(kom)MAATJE. Hierboven staan er eigenlijk al vijf; da’s toch wel genoeg zeker!
Voor mijn VOLGENDE KOMMA (als dat lukt!, ik verwacht nl. een nieuwe computer en hoop dat ik die komend weekend zal kunnen installeren…) zou ik me willen inspireren op het blogtekstje (14.10) “De Britse keuken” van mijn trouwe bezoekster BOJAKO
Buiten het dagelijks 20 uur-journaal zijn er maar weinig tv-programma’s die me interesseren. Tot de uitzonderingen behoren bepaalde documentaires en knettergekke humor à la Monty Python of Jiskefet, al kan ik ook de grappen van Urbanus soms wel appreciëren.
Maar een dood-enkele keer durf ik wel eens langs het hele kabel-aanbod te ‘zappen’ in de hoop om zo onverwachts op iets leuks te belanden. Zo kwam ik onlangs middenin een zgn. ‘belspel’ op 5TV terecht. Nu hou ik eigenlijk niet van spelletjes op tv maar de presentatie-juf had zo’n sexy look dat ik nog even bij haar bleef hangen en zo hoorde ik haar de volgende vraag stellen: ‘wat is het tegenovergestelde van IMPORT? U kunt het antwoord bellen op ons nummer zoveel.’Zo gezien natuurlijk een lachwekkend eenvoudige vraag; ik was er dus van overtuigd dat de vraag inderdaad niet serieus bedoeld was, werd dus nieuwsgierig welke grap er achter zou zitten en bleef met spanning (nou ja) wachten op het “goede antwoord”.
Intussen herhaalde het mooie dingske nog een paar keer dezelfde vraag en omdat de (juiste) antwoorden blijkbaar maar moeizaam binnenliepen voegde ze er op zeker moment ‘voor de duidelijkheid’(?) aan toe: ‘Ik mag u verklappen dat het ook een woord is van zes letters en een ervan is een X’. Ik vond het steeds spannender, want het woord EXPORT lag zo voor de hand dat het wel iets anders móest zijn. Uiteindelijk was er dan toch een beller en die vroeg met enige aarzeling of het gezochte woord misschien EXPORT kon zijn. ‘Bravo meneer, u hebt het goed geraden: we zochten inderdaad het woord EXPORT; u wint enz. blablabla ….’
En dat was dat. Ik behoor niet tot de slimsten dezer aarde maar nu voelde ik me als kijker toch zwaar onderschat en beledigd. Ik kon er met mijn boerenverstand niet bij dat er voor zulke stupide programma’s nog kijkers zijn, en kreeg op slag medelijden met de mensen die de rotzooi moeten/willen presenteren.
TOE(kom)MAATJE. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat er nog steeds personenauto’s gemaakt (mogen!)worden met slechts twee deuren in plaats van vier. Ik vind het rijdende doodskisten! Iedereen die al eens op de achterbank van zo’n wagen heeft gezeten, weet dat zelfs gewoon uitstappen via de voordeur vaak al vrij omslachtig is, en zelfs onmogelijk zolang de voorste passagiers zelf niet zijn uitgestapt; krijgt zo’n wagen een zware aanrijding dan zitten die achterste passagiers als ratten in de val en kunnen ze alleen maar bidden dat ze de wagen tijdig (b.v. vóórdat die in brand schiet) kunnen verlaten of er uit geholpen worden.
De VOLGENDE KOMMA wordt misschien nog eens een verzameling “losse flodders”, waarvoor ik dan een beroep kan doen op mijn map “toemaatjes”, die stilaan begint uit te puilen.
Deze volslagen idiote en nietszeggende uitroep is niks anders dan een herschikking van de elf letters van ‘KOMMANEUKER’, een zgn. ‘anagram’. Dat schuiven metde letters uit je naam kan ik iedereen aanbevelen als een onschuldig maar plezierig tijdverdrijf, dat niet alleen de creativiteit van de geest bevordert maar bovendien veel leuker is dan te (moeten) kijken naar oervervelende TV-programma’s.
Met mijn echte naam (voor- en achternaam samen twaalf letters) heb ik in enkele jaren tijd al zo’n honderdvijftig (!) anagrammen kunnen samenstellen. Korte namen bieden uiteraard minder mogelijkheden dan lange; wie b.v. Jo Bal heet – ik verzin maar wat - heeft dus pech, maar met een naam als b.v. Lulu De Git ben je nog niet zo gauw … euh… ‘uitgeluld’, om over Mathilde d’Udekem d’Acoz nog maar te zwijgen (haar variaties zijn bijna onbeperkt…; vraag dat maar aan Filip). Mijn Dikke Van Dale geeft ook enkele historische voorbeelden van anagrammen, zoals het volgende van A. Hitler: The Liar !
Een praktische tip voor wie het ook eens wil proberen: veel woordspellen (Scrabble b.v.) hebben losse letterblokjes, pik er de letters van je voor- en achternaam uit (of maak die desnoods even zelf), begin daarmee te schuiven en je staat versteld hoe vlug je tot ‘bruikbare’ combinaties komt. Vergeet niet, alle gevonden mogelijkheden te noteren. Veel succes!! U manke moker…(Kom kameren, U !)
TOE(kom)MAATJE. Louis en Jef hangen aan de toog in hun stamcafé. Vraagt de baas: “Mannen, stel eens dat de wereld en alles hier over een uur vergaat, hoe zouden jullie dat laatste uur doorbrengen? Louis?” – Louis: “Ik zou seks hebben met alles wat beweegt!”. – “En wat zou jij doen Jef?” – Jef: “Niet bewegen!” Haha.
Mijn VOLGENDE KOMMA gaat over tv-spelletjes voor imbecielen.
Ik weet niet hoe oud die rage van tweelettergrepige woorden is maar ze viel mij voor het eerst op toen onze nationale tennisheldin Justine Henin en de Franse voetballer Zinédine Zidane allerwegen werden gekortwiekt tot Juju enZizou. Sindsdien ben ik er eens op gaan letten (waar een kommaneuker zich al niet mee bezighoudt!) en stelde vast dat vooral in de sportwereld nogal wat ge-tweelettergreept wordt. Maar de eerstvolgende sportman waaraan ik me ver(letter)greep, nl. ene Kaka, was al direct een verkeerde keus: die voetballer blijkt inderdaad zo te heten, de sukkelaar. Hetzelfde overkwam me met Cocu, Dida en Totti, ook al bestaande namen van sportmannen.
Maar kom, gelukkig vond ik er ook nog andere, meer fantasierijke, zoals bobo, pipi, moemoe, vava, pépé, mémé, coco, dodo, tutu en ik vergeet zeker nog een hoop andere voorbeelden. Maar laat ik mijn blogbezoekers niet meer dan strikt nodig is storen met zulke onnozele …. blabla, of ze worden er nog … gaga van. Groetjes van …Bibi.
TOE(kom)MAATJE. De (bloedmooie) dochter van onze Ardense boerin (zie mijn blog van 1.10) komt morgen in haar gemeente op voor de gemeenteraadsverkiezingen. In de wijde omtrek rond onze ‘standplaats’ kwamen we haar affiche regelmatig tegen. We vroegen en kregen een exemplaar mee naar huis, uiteraard niet om Marie aan ons venster te hangen ( haar affiche bedoel ik) maar gewoon als souvenir. Ze hangt nu tijdelijk ‘voor de lol’ in onze living; zodra ook onze andere familieleden haar knappe snuitje hebben kunnen bewonderen, verdwijnt ze in onze vakantiearchieven.
De VOLGENDE KOMMA gaat over euh…. kweetetzelfnognie
Nog maar pas terug van onze wandelvakantie in Bretagne (blog 20.9), zaten we de voorbije week alweer te wandelen (‘zaten te wandelen’?… enfin, moet kunnen); voor de 17de keer in acht jaar tijd doken mijn vrouwtje en ik onder in ‘onze’ vertrouwde ‘gîte’, zijnde een (volledig heringerichte) vroegere boerenstal, horend bij een grote moderne boerderij in Sainte-Ode (meer bepaald het dorpje Lavacherie). Van daaruit maakten we dagelijks een wandeling(etje) van zo’n 10 km in de prachtige bossen van de omgeving. Voor de rest van de tijd genoten we, zittend in de gezellige veranda, van het uitzicht op de velden en weiden en op de aan de overkant liggende flanken van de Ourthe met het bekende, mooi gelegen vakantiecentrum van Amberloup. Een zacht achtergrondmuziekje, een krantje, een boekske, een drankske, de boer die passeerde met enkele van zijn honderden koeien naar de wei of terug naar de stal om daar gemolken te worden (de koeien bedoel ik), een drietal ezels (vier als ik mezelf meereken), tientallen achter elkaar rennende jonge biggetjes, een praatje met de boerin die eigenlijk geen boerin is maar zich uitsluitend bezighoudt met de exploitatie en het onderhoud van de gîtes (maar op bestelling ook ons middag- of avondmaal levert). Kortom, onze ideale “tussendoor-vakantie” om er eens helemaal uit te zijn, zaaaaaalig! We hadden bovendien het geluk van een hele week prachtig droog wandelweer en – geloof het of niet – we zijn op die vijf dagen tijdens onze boswandelingen niet één keer andere wandelaars tegengekomen; toen mijn wederhelft op de voorlaatste dag onderweg haar pet verloor, zijn we ruim 24 uur later dezelfde route nog eens afgelopen: de pet lag nog steeds ‘netjes’ en onaangeroerd midden op het pad. Mocht u ooit in Lavacherie of omgeving wandelen en aangenaam verrast zijn door de verzorgde signalisatie van de verschillende wandelroutes, dan hebt u dat te danken aan …. kommaneuker! Tot voor enkele jaren liepen we telkens weer verloren door de erbarmelijk slechte bewegwijzering, nog versterkt – toegegeven - door mijn gebrekkig oriëntatievermogen; ik schreef toen een (vriendelijke) brief aan de burgemeester van Ste-Ode en verdomd het hielp: de keer daarop was de signalisatie pico-bello. Zelfs ik liep niet meer verkeerd; het was de voorbije week wel extra opletten geblazen, want er waren nogal wat bomen gekapt, dus was er een zeker risico dat hier en daar met een boom ook het ‘teken’ verdwenen zou zijn… We verheugen ons alvast op de volgende uitgave.
TOE(kom)MAATJE – Hij komt nog al eens in het nieuws: Jos Colpin, woordvoerder van het Brusselse parket. Zijn juridisch taaltje is in de meest letterlijke zin “afschuwelijk leuk”. Hij had het onlangs over“een betrokkene die in overleden toestand werd aangetroffen”. (Als saaie kommaneuker zou ik gezegd hebben: “de man was dood”). Elke keer als Colpin in het nieuws komt, wacht ik met spanning naar zijn nieuwe taalvondsten; ik begin echt van die man te houden!
Ik geef toe dat deze komma wat intellectuele inspanning vraagt, maar wie het onderwerp interesseert, zal dat er wel voor over hebben… En wie er geen boodschap aan heeft, slaat het hele ding gewoon over..
Is onze zon één van de miljarden sterren in de Melkweg, die Melkweg zelf is op haar beurt weer één van de honderden miljarden stelsels in het heelal. Ondanks die onvoorstelbare hoeveelheid sterren en melkwegstelsels bestaat de ruimte vooral uit ... leegte of in elk geval onzichtbare materie. De sterren en de sterrenstelsels staan, hoewel de zwaartekracht ze bij elkaar houdt, ontzaglijk ver van elkaar verwijderd. Om daar enig idee van te kunnen hebben, stel u voor dat enkele ruimtewezens gelijktijdig maar van op verschillende afstanden in onze richting kijken en ons een radioboodschap sturen, die zoals het licht op ons afsuist tegen 300.000 kilometer per seconde.. De verste boodschap vertrekt van op een zgn. quasar, dat is een ster op pakweg 10 miljard lichtjaren hiervandaan. Een ruimtewezen A dat NU van op die verre plaats in onze richting zou kijken, ziet een lege zwarte ruimte met hooguit een zachte gloed van verre sterrenstelsels als stofvlokjes. Hij zit trouwens met een probleem: voordat zijn radiobericht “hier” zou moeten arriveren (na een reis van 10 miljard jaar, tegen 300.000 km/sec.!) zullen het hele zonnestelsel en dus ook de aarde al enkele miljarden jaren verdwenen zijn. Zijn “collega” B die 99 % dichter (dan A) bij ons staat en dus van “vlakbij” op “slechts” 100 miljoen lichtjaar deze richting uitkijkt, ziet wat witte puntjes, in werkelijkheid een hoop sterrenstelsels (waarvan onze Melkweg er één van is). Het radiobericht dat hij nu verstuurt zal 100 miljoen jaar naar “ons” onderweg zijn. (À propos, vermits onze zon ruim 200 miljoen jaar nodig heeft voor één omloop rond het centrum van de Melkweg, zou die meneer B – mits hij over een denkbeeldige supertelescoop beschikt - ons zien “liggen” waar we 100 miljoen jaar geleden waren, dus ongeveer aan de andere kant van de Melkweg vergeleken met onze positie op DIT ogenblik.) Astronaut C staat al 99,9%dichter bij ons dan A, zit dus praktisch op onze schoot, nou ja…; zijn boodschap zal hier “supersnel” arriveren, d.w.z over… 10 miljoen jaar. Onze richting uitkijkend ziet hij een aantal verspreide heldere punten (Melkweg en andere sterrenstelsels)met elk miljarden sterren (die echter nog steeds niet afzonderlijk te onderscheiden zijn). En zo gaat ons gedachte-experiment steeds verder: mevrouw D (het wordt tijd voor een dame…) staat op nog maar 1 miljoen lichtjaar van hier naar “ons” te kijken en ziet in de verte een spiraalvormig sterrenstelsel: onze Melkweg; eigenlijk moet ik zeggen: ze ziet ons sterrenstelsel zoals dat er een miljoen jaar geleden uitzag toen de allereerste mensen op aarde verschenen (vanuit de ruimte gezien is de plaats van ons zonnestelsel in de Melkweg in 1 miljoen jaar nauwelijks veranderd, ondanks de enorme snelheid waarmee we ons binnen die Melkweg verplaatsen, nl. tegen honderden kilometers per seconde!); omgekeerd zal de radioboodschap die ze nu verstuurt, pas over 1 miljoen jaar hier aankomen. En zo komen we steeds dichterbij. Op 10.000 lichtjaar van ons zit juffrouw E temidden van een wolk van sterren en lichtgevend gas tevergeefs te zoeken naar onze zon en haar 9 planeten (8 zonder Pluto?…), die immers ondanks alles toch nog te ver weg zijn; haar signaal zal 10.000 jaar onderweg zijn (dat is dus vijf keer zo lang als 2000 jaar Christendom…). Op 100 lichtjaar is onze zon nog steeds niet afzonderlijk te zien; een ruimtekleuter F die nu met zijn zendertje een vraag richting aarde stuurt zal op zijn minst 200 jaar oud moeten worden om antwoord te kunnen verwachten! Op 1 lichtjaar zit de heer G deze kant uit te kijken en ziet onze ster (de zon) temidden van duizenden andere sterren aan het firmament opdoemen; hier bedenk ik een kleine variant op de boodschap naar de aarde: hij stuurt niet alleen een radiobericht (1 jaar onderweg) maar ook een brief per ruimteraket (+/- 36000 km/uur); die raketpost zal hier afgeleverd worden over 30.000 jaar…In de volgende stappen denken we niet meer in (licht)jaren: op 4 lichtdagen(= 100 miljard kilometer) zijn onze zon en de grootste planeten zichtbaar. Op 9 lichtuur (10 miljard km) staat ons hele zonnestelsel prachtig in beeld. De zon staat op 8 lichtminuten (= 150 miljoen km) bij ons vandaan (als we ze zien ondergaan gebeurde dat in werkelijkheid dus al 8 minuten geleden…). De afstand aarde/maan is nog +/- 300.000 km (één lichtseconde dus). Oef…
Reisgidsen schrijven altijd in lovende bewoordingen over de streek of het land waarin u geïnteresseerd bent. Een goede raad: laat u niet steeds onvoorwaardelijk meeslepen in dat toeristisch enthousiasme. Maar wanneer dat over BRETAGNE gaat mag u op twee oren slapen: het is inderdaad een prachtige regio. Ik spreek uit ervaring: van 3 tot 10 september trokken ik en mijn eegaatje (of is het nu egaatje? om dat dilemma één of twee e’s te omzeilen kan ik natuurlijk de e gewoon weglaten maar ‘mijn gaatje’ klinkt nogal bizar…) trokken wij dus samen met nog 8 andere wandelfanaten + dito gids van de organisatie ‘Te Voet’ langs de noordkust van Bretagne, meer bepaald de Côte d’Emeraude en de Côte Granit Rose. Voor de eerste 4 nachten had TE VOET ons logies gereserveerd in een hotel in Dinard, de volgende 3 was dat 100 km verderop in Lannion, waar de receptionist (uiteraard niet vertrouwd met onze OE-klank) ons verwelkomde met:“Ah, vous êtes le groupe de TE VOWETT” !
Van uit die centrale vertrekpunten stapten we dan, gemiddeld 20 km per dag, meestal stijgend en dalend langs smalle kronkelende paadjes met zicht op open zee (Het Kanaal) of op een weelderige en voor ons ongewone, soms tropische plantengroei. Ook bezochten we schilderachtige middeleeuwse stadjes met oude kastelen en kapellen (prachtige glasramen), zoals Saint-Malo (oude vestingstad), Dinan e.a. We zagen indrukwekkende forten temidden van bruisende golven en bezochten o.m. Cap Fréhel, Perros-Guirec, Ploumanach, de vallei van de Traouiero en de burchtruïnes van Tonquedoc.
We ‘nickten’ meestal ‘pick’ (of is het nu pickten nick?, enfin laat maar) in open lucht. Zittend op de kaaimuur van het oesterstadje Cancale slubberslabberden we verse oesters uit het vuistje (hopelijk ziet u het op de foto); nooit kunnen vermoeden dat zeewater zo lekker kon smaken, om nog te zwijgen van de oesters zelf! Het ‘leeggoed’ (schelpen en citroenresten) dumpten we gewoon op het strand, een tafereel dat duidelijk hoort bij het toeristische decor van Cancale (normaal ook op de foto te zien…).
Het (ook voor Bretagne ongewoon) warme weer maakte de wandelingen extra zwaar, maar gelukkig bestond de groep uit getrainde stappers die wel tegen een stootje konden. Wat echter niet belette dat een van de deelneemsters tegen het einde van de tweede dagwandeling door de combinatie van hitte en inspanning een mini-zonnesteek opliep, maar ze beterde gelukkig zienderogen en ging dus uiteindelijk niet dood (de volgende dagen stapte ze trouwens weer alsof ze nooit iets anders gedaan had). Overigens heb ik zelf, hoewel eigenlijk helemaal geen bierliefhebber, nog nooit zo veel koele ‘pressions’ gezopen als tijdens die bloedhete dagwandelingen!Bij het gezellige avondmaal gaf ik echter de voorkeur aan een heerlijk Frans wijntje.
Kleine anekdote. Toen we op het einde van de voorlaatste dag in ons hotel aankwamen en de lift naar de eerste verdieping bezet was, stelde mijn {e(e)}gaatje aan een ‘mede-wachtende’ voor om de trap te nemen maar ze versprak zich en zei: “wachten we op de lift of nemen we de ladder?” Ze realiseerde zich haar verspreking pas toen de ander in een slappe lach uitbarstte. Haha.
TOE(kom)MAATJE. “Het is af te raden condooms nabij een kopieerapparaat te bewaren. Dat produceert ozon, waardoor rubbel sneller degradeert” (deze ‘wetenschap’ over copuleer-, sorry copieer-apparaten vond ik in het ‘Groot Lexicon van Nutteloze Feiten’, uitg. Contact)
Mijn VOLGENDE KOMMA wordt, denk ik, iets over de ruimte. Hoewel volslagen leek op het gebied van astronomie en aanverwante materie ben ik al heel mijn leven gefascineerd door begrippen als ruimte en tijd, heb er ook heel wat (populaire) boeken over gelezen en wil me nu wagen aan een pretentieloos gedachte-experiment, dat ik dus hoop te presenteren aan andere ondeskundigen….
1) Uit GVA 13.9.06: “In 2003 werd opvallend veel namaak-Viagra aangetroffen, in 2004 waren dat vooral vervalste inktpatronen”Als echte kommaneuker zeg ik dan: hoe kun je in vredesnaam een inktpatroon verwarren met een Viagra-pil?!
2) Soaps en videogames maken je slimmer! Zo beweert in alle ernst ene prof. Gust De Meyer in GVA 16.9. Nu begrijp ik waaraan ik mijn stommiteiten moet wijten: ik kijk nooit naar soaps en zelfs voor videospelletjes ben ik waarschijnlijk nog euh… te dom.
3) De media staan steeds te dringen om bij sensationele rampen en andere zware ongelukken als eerste likkebaardend verslag uit te brengen: hoe meer bloed en brokken, hoe ‘liever’. Ik walg dan ook – of is dat misschien een vooroordeel? - als ik nieuwslezers (huichelend?) hoor zeggen dat er ‘GELUKKIG’ geen doden of gewonden waren: volgens mij is dat pure hypocrisie en zouden ze dat ‘gelukkig’ dus beter achterwege laten.
Met een ‘kei-tof’ groepje gelijkgezinden een week heerlijk gewandeld in Bretagne; in een van de volgende komma’s kom ik daar nog wel op terug. Als gevolg van die week vakantie-afwezigheid moet ik nu enkele dagen besteden aan het inhalen van post-, lectuur- en andere achterstanden. Maar maak u geen illusies: u bent nog niet van me af hoor! Als de wind zo blijft, zal ik het komend weekend wel weer wat blabla weten te verkopen.
À propos, ik heb me in mijn vorige blog (2.9) behoorlijk belachelijk gemaakt door daarin een volkomen onleesbaar fotootje van een blz. uit mijn 1985-dagboek toe te voegen. Zorrie zorrie zorrie...
Vandaag geen TOE(kom)MAATJE en wat er in de VOLGENDE KOMMA zal staan, weet ik ook nog niet: dat is het lot van een kommaneuker die over zo veel dingen iets zou willen schrijven dat hij niet kan kiezen!
Augustus 1985 tijdens een gezinsvakantie in het Zwitserse Lötschental (Wallis). Samen met onze oudste zoon (‘L’ in mijn dagboek, zie foto), zijn verloofde ‘K’ en onze dochter ‘A’ arriveerden we op 19.8 met gids Gabriël (‘G’) na een stevige gletsjerklim van 1400 meter om 18.30 u. in de Hollandia-hut (3200m), aan de voet van de Grosze Aletschfirn-gletscher. We hadden onderweg o.a. een vrij zware oversteek van een bergstroom(pje) gedaan die we min of meer droog overleefden maar die ons bij de terugkeer ’s anderendaags behoorlijk parten zou spelen... De bedoeling was om de volgende dag de indrukwekkende Aletsch-gletsjer te ‘doen’ en in de Konkordia-hut te overnachten; door omstandigheden ging dat plan helaas niet door. ’s Ochtends vroeg terug naar beneden dus. Lees nu mijn letterlijk overgenomen dagboektekst als een passage uit een reisverhaal (n.b.: wat NIET cursief staat, is bedoeld ter verduidelijking):
20.8 Terugtocht met z’n zessen in éen cordée (touw van 40 meter) (gisteren waren L en K in een cordée apart), zes in éen was blijkbaar veiliger, nadat L+K gisteravond al hadden uitgedokterd (met de nodige technische adviezen van G) hoe ze op en in de gletsjer zouden kunnen ‘mourir et être bien conservés ensemble’ (onze gids kon soms van die lugubere grapjes maken!). Alles verliep +/- vlot, totdat we weer die rivier over moesten. ’t Water was sinds gisteren sterk gestegen, wat de oversteek niet vereenvoudigde. G stond met zijn kakkies midden in het ijskoude water en nam telkens éen rugzak aan en zwierde die naar de andere oever. Na ieder transport moest G het water uit want anders was hij als een ijs-standbeeld bevroren in het riviertje blijven staan. Een van de rugzak-overtochten leidde tot een gezamenlijke kunst-plons (achterover) van Gabriël en Ann maar de rugzak van G was veilig. Verder geen bijzonderheden. Of het moest zijn dat mijn rugzak de andere oever net niet haalde en in de stroom donderde; zelf rende ik langs de linkeroever (blootsvoets, want mijn schoenen waren al overgesmeten), L en G langs de rechteroever om het kleinood ergens tegen te houden. Ik was al aan het rekenen wat hier aan fortuin in de gletsjer een eeuwig onderkomen dreigde te zoeken, toen het spul toch ergens bleef steken. L probeerde het te grijpen en kwam net te laat: de rugzak was door het woedende ziedende bergwater (klinkt mooi, zeg!) alweer verder gestuwd; even later bleef de rugzak opnieuw steken en deze keer kon L het geval opvissen, dat intussen wel 3 x zo zwaar geworden was. Een meevaller was alleen dat de piolet (pikhouweel op mijn rugzak) was losgeschoten – die komt over 70 jaar beneden uit de gletsjer! – zodat de gewichtstoename enigszins gecorrigeerd werd… (…) Voor mijn flash en een film vrees ik het ergste, we zullen zien of ze nog bruikbaar zijn. (…) Uiteindelijk bleef het verlies dus beperkt tot een piolet en (misschien) een flash en 1 diafilm. Overigens bleef de banvloek mij nog niet gespaard, want al waren mijn spullen nu aan de overkant, zelf vertoefde ik nog steeds op de verkeerde oever! Bij het oversteken ging er opnieuw iets mis want ik donderde tot mijn middel in het water. Enfin, om kort te gaan: EN GELACHEN DAT WE ZE HEBBEN JOH! (Beuhh!). Uiteindelijk bleek de totale schade te bedragen: 1 piolet en 1 elektronenflash (die piept nog wel, zelfs erg mooi, maar flashen: forget it but) (hier even tussendoor: de ‘baas’ van de H.-hut had ons enkele details verteld over een groepje Vlamingen dat hij verwachtte; nu weer verder mijn dagboek:) Op de terugweg kruisen we een cordée van 5 man, geleid door een opa. Opa: “kommen sie von der Hollandia-hütte?”-Ik: “Ja, en u komt van Hoboken en al voor de 4de keer en u hebt alle 4000-ers (toppen boven 4000 m.) al gedaan!”-Opa: “???, amaai hoe wette gulder dadallemol? Diejen doorbauven hee dadallemol gezée zeker? En van woor zedde gulder? Ah, van Sinneklaos?, kende gai enz. enz. bla bla bla”
Tot daar een authentiek stukje dagboek. Maar pas op: u mag vooral niet denken dat mijn vrouw en ik na 21 jaar nog steeds zulke alpinistische of vergelijkbare ‘avontoeren’ zouden durven uithalen: die tijd is voorbij, we voelen ons bevoorrecht om wat we nog wel kunnen en genieten nog regelmatig (samen met onze kinderen en kleinkinderen) van de herinneringen, de talloze dia’s en foto’s van ‘toen’.
TOE(kom)MAATJE. Standard-trainer Johan Boskamp ontslagen. Ik heb me afgevraagd in welke taal hij zijn (vooral Franstalige?) spelers motiveerde. Frans sprak hij in geen geval en het zou me verwonderen als zijn (eventuele?) Engels of weet-ik-veel welke andere taal verstaanbaarder zou zijn dan zijn totaal onbegrijpelijke ‘Boskamps’ (ik kon er in elk geval geen touw aan vastknopen).
Mijn VOLGENDE KOMMA zal iets zijn voor 11.9 ten vroegste, gelet op ‘andere prioriteiten’
Ondanks het nu al weken durende kl****weer (is dat woord nu met of zonder tussen-n?) hebben we gisteren dinsdag een van de maandelijkse dagwandelingen gemaakt van OKRA-regio Waas en Dender (vroeger KBG).
Deze keer trokken we met zo’n twintig man naar de Vlaamse Ardennen, om precies te zijn de streek van Kwaremont. Meestal zijn we talrijker maar het verwachte rotweer had allicht velen thuis achter de geraniums gehouden. Helemaal ongelijk hadden ze niet want de paraplu’s kwamen regelmatig boven en bovendien hebben we nog maar zelden door zo veel modder moeten banjeren (of mogen?, voor mensen met speciale neigingen…). Heel wat wasmachines zullen ’s avonds op volle toeren gedraaid hebben; broeken stonden stijf van de opgedroogde modder, om van de bottines nog maar te zwijgen. Maar anderzijds was er toch ook regelmatig een warm zonnetje en ook de charme van het prachtig glooiende landschap en van de altijd deugddoende sociale contacten.
Voilà, dat was maar een kort stukje vandaag, maar zet u schrap tegen komende zaterdag. Ik ben bijna klaar met een kanjer van een column over een leuke (vind ik zelf) avontuurlijke belevenis tijdens een van onze Zwitserse zomervakanties in de jaren ’80.
TOE(kom)MAATJE. Ik heb onlangs Tom Boonen onrecht aangedaan door hier te schrijven dat ik zijn excuus voor zijn opgave in de RvF een beetje kinderachtig vond: hij had toen gezegd dat de ritten te zwaar zijn. Ik schreef dat zijn uitleg mij geloofwaardiger had geklonken als hij dat had gezegd vóór de Ronde i.p.v. nà zijn opgave. Nu vernam ik dat hij dat wel degelijk ook al vóór de Tour had gezegd. Dus Tommeke, als je ooit dit blogje onder ogen krijgt (die eer zal me wel niet ten deel vallen!!!): SORRY dan, hé.
Wat u in mijn VOLGENDE KOMMA kunt lezen (of overslaan!) heb ik hierboven al aangekondigd. Ik kan nu alleen maar besluiten met: hopelijk tot zaterdag a.s. !
Ik had eerst wat anders in petto maar het wordt niet Petto maar Pluto. U, ik, scholen en een hele kudde wetenschappers dachten altijd dat Pluto de kleinste planeet van ons zonnestelsel was maar nu is gebleken dat het ding helemaal geen planeet IS! Dat hebben geleerderikken van de Internationale Astronomische Unie (IAU) namelijk ontdekt.
Wablief, ‘ontdekt’? Niks, niente, nichts, rien, nothing!! Niks ontdekt dat ze nog niet wisten. Neen, de heren en dames van de IAU vonden het gewoon leuk om eens te bekvechten over de status van Pluto: is het ding wel groot genoeg om planeet genoemd te worden?
Na verhitte discussies (zo lees ik in de kranten) beslisten de IAU-kommaneukers dat Pluto geen planeet meer is. Geen ontdekking van onbekende eigenschappen dus, maar gewoon een beslissing: voortaan noemen we Pluto een ‘dwergplaneet’ in plaats van een planeet, ook al is er niks veranderd in zijn grootte, zijn massa, zijn afstand, snelheid, uitzicht of samenstelling. (Zoals vroeger mensen met een handicap gewoon ‘gehandicapten’ waren maar plotseling ‘mindervaliden’ of – liever nog – ‘andersvaliden’ werden, zonder dat er ook maar iets veranderde aan hun euh … handicap).
Maar goed, het is nu eenmaal zo en dus zijn de bestaande handboeken niet meer juist. Maar om nu te klagen dat die niet meer bruikbaar zijn, dat vind ik net zo goed kommaneukerij! Met een simpel A4-tje kunnen ze toch waarom Pluto geen ‘planeet’ meer is…
TOE(kom)MAATJE. ‘Mijn kinderen kijken graag naar dom TMF- of MTV-gedoe; mij stoort het niet dat ze naar die onzin kijken, als ze de klank maar afzetten’ (Urbanus, in ‘Humo’)
Onze Vlaamse minister-president heeft in een Franse krant gezegd dat de Franstalige Brusselaars “te dom zijn om Nederlands te leren”. Dat hij zich daarmee de verontwaardiging van heel Franstalig België op de hals zou halen, had hij kunnen en dus moeten verwachten. Wat mij wel verrast heeft, zijn de vele positievereacties in Vlaamse kranten, zowel van lezers als van commentatoren; want eerlijk gezegd, ik denk dat Leterme de Vlaamse zaak geen goede dienst heeft bewezen.
Vooral in lezersbrieven wordt verwezen naar de onwil van vele Brusselaars om de eerste taal van het land te leren. En inderdaad, je hoeft geen grote flamingant te zijn om die Brusselse onwil vast te stellen, maar daarover ging Letermes uitspraak niet. Misschien had hij dat maar beter wel gedaan dan had hij tenminste een relevante bijdrage geleverd aan de discussie. Maar hij zei dat Franstaligen ‘dom’ zijn en dat is natuurlijk een gratuite belediging die ze terecht niet slikken, ook al zei Leterme (achteraf) dat hij het ‘ironisch’ bedoeld had.
Die zogenaamde ‘ironie’ van zijn uitspraak heb ik trouwens niet kunnen ontdekken, maar misschien ben ik daar dan weer … te dom voor! Maar ironisch of niet, ik vond het een ‘domme’ uitschuiver, ook al omdat Leterme de Franstaligen op een presenteerblaadje een prachtig argument offreerde om hun rangen te sluiten in hun houding tegenover die stoute Vlamingen. Een argument dat ze zeker te pas en te onpas nog zullen bovenhalen.
TOE(kom)MAATJE. “Op hoge leeftijd word je eerbiedwaardig: je wordt beschuldigd van dingen die je nooit deed en geprezen voor deugden die je nooit had.”(I.F. Stone)
De VOLGENDE KOMMA wordt hopelijk weer wat leuker dan dat zwaarwichtig gedoe van vandaag. Misschien duik ik nog eens in mijn vakantiedagboeken uit de goeie ouwen tijd.
Op mijn komma’neuker’-blog wordt alleen geluld, zo leest ge in de inleiding hierboven. Mijn vrouw is het daar mee eens. Een van mijn kleinzoons (16) ook, maar zijn zusje Julie (14) helemaal niet: zij vindt mijn blog een ‘fantastisch leuke site’. Schat van een kind!
Ik schat dat ik zo’n 35 à 40 jaar meedraai in een plaatselijk gemengd zangkoor. Tot voor kort ‘zat’ ik steeds bij de tenoren, maar omdat mijn stembanden steeds meer moeite kregen met de ‘hoge’ noten, vroeg en kreeg ik van de dirigent mijn ‘overplaatsing’ naar de bassen. In het begin moest ik wel even wennen aan een andere schrijfwijze van baspartijen maar uiteindelijk gaf de overgang niet al te veel problemen. Maar voor vaste repertoirestukken waarvan ik de tenorpartij ‘rats van buiten’ ken, liep/loopt het wel eens mis als ik in mijn verstrooidheid en uit de macht der gewoonte de verkeerde partij sta te brullen. Verder komt het voor, dat er op repetities en/of uitvoeringen te weinig tenoren aanwezig zijn en dat de dirigent mij vraagt om tijdelijk nog eens de overstap in omgekeerde richting wil maken, om het evenwicht wat te herstellen. Kortom, ik speel nogal eens de rol van ‘vliegende bas’. Die term doet me terugdenken aan mijn kinderjaren toen ik met leeftijdsgenootjes in onze straat voetbalde als ‘vliegende keeper’ wanneer er te weinig ‘veld’spelers (en -speelsters!) waren: we kwamen meestal met moeite niet verder dan 5 à 7 ‘veld’spelers. TOE(kom)MAATJE. Ik hoef me voortaan niet meer beschaamd te voelen als ik de (ééneiige) tweeling van mijn dochter niet uit elkaar kan houden. Sinds gisteren ben ik in goed gezelschap van mijn schoonzoon: zijn bloedeigen dochter moest hem corrigeren: ‘héla papa, ik ben niet Sarah maar Liesbeth!’ Voor de VOLGENDE KOMMA heb ik nog niks, maar dat komt nog wel. Vind ik geen inspiratie in de dagelijkse actualiteit dan wordt het waarschijnlijk iets dat te maken heeft met mijn fascinatie voor de onmetelijke grootheid (in ruimte en tijd) van het heelal.
Als er één sport is die ik grondig haat, is het wel zwemmen. Als kind heb ik er vier jaar over gedaan voordat ik kon ‘zwemmen’ (lees: drijven). Maar eenmaal getrouwd en vader vond ik dat mijn kindjes ook moesten leren zwemmen, maar dan liefst wat sneller en beter dan hun papa.
Toen ze oud genoeg waren trok ik dan ook plichtsbewust iedere woensdag met mijn grut naar het zwembad, waar ze les kregen van een deskundige zwemmeester, en ze vonden het gelukkig leuk. Terwijl ze les kregen zwom ik zelf een aantal baantjes, al was dat uiteraard niet uit goesting. Al heen en weer peddelend keek ik regelmatig naar de grote klok, om zeker niet langer dan nodig in het water te moeten blijven.
Op een dag vroegen de kinderen mij waarom ik steeds zo omslachtig via het trapje achterwaarts het water inging, terwijl andere ‘grote mensen’ vanaf de kant of de springplank het water indoken. Kortom, ze vonden dat ook papa zijn duikkunst maar eens moest demonstreren. Ik had daar natuurlijk helemaal geen zin in, maar tegenover mijn kinderen kon ik toch geen gezichtsverlies lijden en dus nam ik al mijn moed bij mekaar, zette me af aan de rand van het zwembad en ‘dook’ voorover het water in … plat op mijn buik, met als evident gevolg een enorme plons die kon wedijveren met een tsunami!! Een complete afgang dus… (dacht ik!)
Ik zocht wanhopig naar een geloofwaardige smoes om toch enigszins mijn gezicht te redden tegenover mijn toekijkend nageslacht, dat ongetwijfeld zwaar ontgoocheld zou zijn om wat ze van mijn duikkunst te zien hadden gekregen. Maar tot mijn stomme verbazing kwamen ze vol bewondering naar me toe en zeiden: ‘amaai papa, zo’n mooie grote plons die jij kan maken; bij die andere mensen is het altijd maar een heel klein plonsje!!
Mijn vaderlijke reputatie was dus (voorlopig) gered, zonder dat ik er moeite voor had moeten doen, behalve dan op een klunzige manier in het water ‘vallen’!! Thuisgekomen brachten ze bij mama enthousiast verslag uit over de prachtige duikkunst van papa: “zóóó’n grote plons!!” Mama speelde het spel mee maar relativeerde toch een beetje de zwaar overschatte zwemkunst van manlief. Enfin, het duurde niet lang of de kids hadden door dat een ‘grote plons’ niet bepaald een bewijs was van grote duikkwaliteiten, integendeel. Dus toch nog een afgang, in uitgesteld relais…
TOE(kom)MAATJE. In mijn blog van 29.7 maakte ik me kwaad op de sensatiezucht van GVA, die Tourwinnaar Landis al na de eerste (en dus nog niet definitieve) positieve dopingtest voor alle zekerheid maar alvast als bedrieger veroordeelde. Toen ook de zgn. B-test positief was, stond de Rondewinnaar (of –verliezer?) er natuurlijk wel erg slecht voor, maar als ik dan lees dat beide stalen door hetzelfde lab werden onderzocht (blijkbaar standaardprocedure) dan verliest die tweede test in mijn ogen wel een stuk geloofwaardigheid …
Voor mijn VOLGENDE KOMMA heb ik een stukje in petto over mijn ‘carrière’ als ‘vliegende tenor/bas’
Eerst even dit: voor wie dit gezellige, ouderwetse en eenvoudige tafelspel niet mocht kennen: een sjoelbak is een lange bak, aan het ene eind open, aan het andere eind met 4 vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden. Elke geslaagde poging levert de werper 1, 2, 3 of 4 punten op, afhankelijk van het betreffende vakje. Nu mijn verhaal. Samen met een bevriend koppel logeerden we in de jaren stillekes in een Ardens vakantiehuisje, o.a. voorzien van een sjoelbak. Mijn Chris en de vriendin speelden tegen elkaar en de schijfjes raakten vrij vlot in de twee uiterste vakjes, maar geen van beiden kreeg ook maar één schijf in vakjes 2 of 3. Mysterie mysterie, want zelfs de grootste kluns (M/V) moet dat af en toe lukken, al was het maar ‘bij toeval’. Dus werden de mannen uitgedaagd om het ook eens te ondervinden. En inderdaad, ook wij kregen alleen maar schijven in de uiterste vakjes 1 en 4, dus togen we op onderzoek uit en ontdekten toen dat de middelste vakjes juist voorbij de ‘ingang’ onopvallend waren afgeschermd door een plankje waarachter alle schijven na het spel opgeborgen moeten worden. Om te kunnen spelen moest dat plankje natuurlijk worden weggenomen en dat hadden onze dames dus niet opgemerkt! Het vervolg laat zich raden: algehele hilariteit!! Conclusie: zelfs de onbelangrijkste, onnozelste vakantieanekdote kan vele jaren later nog een blogje op het seniorennet opleveren. TOE(kom)MAATJE. Een tijd geleden stelde ik hier de ironische vraag of de VRT echt zo weinig Vlamingen bekwaam acht om als buitenlandse correspondent op te treden (we horen hoofdzakelijk Nederlanders). De GVA van gisteren 12 aug. doet me echter twijfelen of alleen de VRT met zo veel Hollanders werkt: in een van de weekendbijlagen geven zes GVA-correspondenten hun mening over bepaalde buitenlandse vakantiebestemmingen. Sommige van hun namen (ik druk me voorzichtig uit) klinken me niet bepaald Vlaams in de oren: Henk Van Den Boom, Esther Gotink, Olivier Van Beemen, Hans Geleijnse, Ans Bouwmans, Wierd Dijk. VOLGENDE KOMMA. Als er niks beters tussenkomt, beschrijf ik hoe mijn kinderen ooit mijn zwemmerstalent op een grappig-naïeve manier schromelijk konden overschatten.
(bron: onze gezinsdagboeken, zo veel mogelijk letterlijk geciteerd). In een van onze zomervakanties (‘lang’ geleden…) trokken Chris en ik met onze 4 kinderen (21, 20, 18 en 15) voor de zoveelste keer naar de Zwitserse Alpen om er een maand lang te stappen en te klimmen. Onze standplaats was toen een chalet in Les Haudères (Val d’Hérens). Tijdens een pipi-pauze op een van onze dagtochten in een nogal eenzame vallei riep ‘ons Ma’ ineens: “ ’t Is toch nie waar zeker?!”(de echo galmde seconden lang tegen de rotswanden); er bleek haar ‘iets’ overkomen te zijn dat ze normaal pas minimum twee weken later had verwacht. Maar ja, ze was wat de vrouwen noemen ‘nogal onregelmatig’… “Ik hoopte dat ik ‘ze’ in de vakantie misschien helemaal niet zou krijgen! Wedden dat ik ze nu deze maand wel twee keer ga krijgen zoals vorig jaar!?” Het ‘klonk’ eerder triomfantelijk en wij deden dan ook alsof we het niet begrepen en riepen in koor: “Hoi hoi!”, maar dat was blijkbaar niet de bedoeling en ons gespeeld enthousiasme werd niet in dank afgenomen. Nu een ‘serieus’ stukje met eerst wat uitleg voor wie niet vertrouwd is met berggewoonten. 1)De verantwoordelijke(n) voor de berghutten (‘cabanes’) kenden we meestal niet bij naam, in mijn dagboek gaf ik ze dan ook meestal de naam van de cabane zelf. 2)Klimmers die eenzelfde top willen doen, worden om praktische redenen zoveel mogelijk in dezelfde ‘dortoir’ gelegerd. 3)Om niet te lang door diepe, smeltende sneeuw te moeten ploeteren (zeer vermoeiend), staan klimmers vaak zéééér vroeg op (sneeuw nog hard), en omdat niets menselijks hen vreemd is, wordt er meestal nogal gesakkerd als ze zo idioot vroeg gewekt worden. Goed, nu ’n stukje uit mijn verslag over een tocht naar de Pigne d’Arolla (3772 m.). We overnachtten in cabane des Vignettes; onze gids Gabriël had ons al gezegd dat klimmers voor de Pigne “vroeg” moesten opstaan. En inderdaad, Madame Vignettes (ze leek op Jerom van Suske en Wiske!) wekte iedereen om 3.40 uur met een volstrekt ongepast enthousiasme: “Bonjour, c’est l’heure de vous lever!” (tijd om op te staan). Amaai! Maar aangezien ‘Madame’ misschien even potig en sterk is als de illustere stripfiguur, stond iedereen bevend van schrik toch maar dadelijk op. Na het gebruikelijke gestommel en de honderden ‘pardon’s tussen aan- en afgangers van de WC en het schoenen- en rugzak-kot vertrokken we om 4.30 uur. Koud. Na mooie sneeuwtocht, deels met crampons (klimijzers) bereikten we om 7uur de top. Prachtig uitzicht. Zowel naar de top als terug af en toe een verschrikkelijk koude ‘tocht’ met stormkracht; op andere plaatsen dan ineens weer bijna windstil. Snel gedaald en om 8 uur terug in de cabane, waar we vandaag blijven. Morgen de Mont l’Eveque (3716 m.)
TOE(kom)MAATJE. Van de ene dag (31.7) op de andere (1.8) moeten een 900-tal woorden weer anders gespeld worden. Goed nieuws dus voor dictee-freaks. Maar, zoals een taalprof gisteren op de radio zei: “er wordt oneindig véél meer Nederlands gesproken dan geschreven”, een belangrijke reden om een verzorgde gesproken taal belangrijker te vinden dan het zogenaamd ‘correct’ schrijven van moeilijke woorden. Dat sommige belangrijke (Nederlandse) media de jongste wijzigingen boycotten (het ‘Witte Boekje’), bewijst trouwens wel hoe we het belang van ‘spelling’ moeten relativeren. (Begrijp me goed: ik pleit niet voor een ’spel-maar-raak’-houding!)
Met mijn VOLGENDE KOMMA zal ik u door omstandigheden pas lastigvallen in het weekend van 12/13 augustus. Het zal dan gaan over een van de volgende onderwerpen: mijn (klein)kinderen, de oerknal, tafeltennis, muziek, de plus-plas van Landis, het verkeer, de fratsen van KBG/OKRA, mijn vakantie(s), of de grote wereldproblemen (en hoe ik ze zou oplossen). Of nog wat anders? Zo, nu weet u tenminste waaraan en waaraf…
Het eerste nieuws over het positieve plasje van Tourwinnaar Landis was nog niet euh.. droog of Gazet van Antwerpen (28.7) kopte met vette letters op pagina één: “Heldblijktbedrieger”. Een klinkklare leugennatuurlijk, vermits het onderzoek nog maar net begonnen was. Vandaag 29.7 bericht GVA trouwens al veel genuanceerder maar intussen heeft de krant haar lezers van gisteren toch al lekker kunnen doen watertanden en roddelen.
Stel nu eens dat Landis uiteindelijk geenbedriegerblijkt maar eerder slachtoffer: zou GVA zich dan bij haar lezers (en bij Landis) verontschuldigen? Ik geloof er niks van. Begrijp me goed: de Tour interesseert me al jaren geen reet meer, precies omdat ik me steeds afvraag of ik niet belazerd word. Maar mijn gevoel voor rechtvaardigheid komt in opstand als ik zie hoe de media om puur commercieel eigenbelang mensen de grond in boren vóórdat daarvoor keiharde overtuigende redenen zijn gebleken.
TOE(kom)MAATJE. Vanmorgen aan het ontbijt had mijn vrouw haar appel in één trek geschild; resultaat: een mooie sliert van zo’n 30 cm. Ze zei: ‘Da’s een voorteken; het betekent dat ik dit jaar nog zal trouwen’ – Ik zei: ‘ik ben benieuwd wie de gelukkige zal zijn!’ – Zij weer: ‘Ah, IKKE natuurlijk!!’
Voor de VOLGENDE KOMMA ben ik nog steeds op zoek naar iets bruikbaars uit mijn vakantiedagboeken. In mijn zwaar overdreven zelfvoldaanheid vind ik al mijn schrijfsels natuurlijk juweeltjes van wereldliteratuur maar telkens twijfel ik weer of buitenstaanders aan mijn meesterwerken wel een boodschap hebben…
GRAAG UW COMMENTAAR op mijn schrijfsels! Laat me vooral weten wanneer u het ergens mee oneens bent. Ik ben trouwens niet bang voor kritiek, integendeel: het kan me aanmoedigen om (beter) na te denken voordat ik iets schrijf. Ik krijg liever kritiek dan nietszeggende plaatjes of andere (goedbedoelde) “boodschappen” die niks met mijn blabla te maken hebben.
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
De meeste afbeeldingen uiterst LINKS zijn FOTO'S van schilderijen (op papier, doek of andere materialen) die vrouwlief in haar schildersatelier gemaakt heeft. In deze RECHTERkolom staan afbeeldingen die ze op computer heeft getekend. U kan er ook vinden op haar eigen seniorennet-blog ("computeroma") maar de laatste tekeningen daar dateren van 27.10.2008: ze haat nl. de rompslomp van een eigen blog.... Maar gelukkig mag ik op mijn blog af en toe een of meer van haar creaties tonen. Ze inspireert zich meestal op het familiealbum, foto’s uit de media of bestaande kunstwerken, maar ze houdt niet van braaf copiëren en het eindresultaat wijkt dus nogal eens af van het origineel en benadert soms zelfs het abstracte, waarbij ze haar aangeboren kleurgevoel de vrije loop laat (tijdens haar academie-opleiding kreeg ze daarvoor felicitaties).