Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
25-08-2011
Baby's, honden en katten
Baby's, honden en katten
Wanneer kersverse moeders ontslagen worden uit de kraamkliniek en terugkeren naar huis, rijzen er vaak heel wat vragen en zelfs problemen. Hebt u een huisdier, dan vraagt u zich ongetwijfeld af hoe uw hond of uw kat zal reageren op de nieuwkomer.
Kinderen en dieren kunnen het doorgaans uitstekend met elkaar stellen. Kinderen voelen zich sterk aangetrokken tot dieren, die hun op hun beurt veel affectie teruggeven. Dieren zijn dan ook zeer geliefde gezellen . Toch komt het erop aan waakzaam te blijven en moet u beseffen dat opgroeiende kinderen niet altijd even zachtzinnig omgaan met hun favoriete dier, dat dit niet altijd op prijs stelt en dat soms op een bruuske manier duidelijk maakt
De eerste kennismaking goed voorbereiden en waakzaam blijven
Was uw dier tot nog toe het kind des huizes, dan zal het ongetwijfeld tekenen van jaloezie vertonen. Om die zoveel mogelijk te vermijden, moet u de eerste dagen veel aandacht geven aan het dier en oog blijven hebben voor zijn behoeften. Sommige voorzorgsmaatregelen kunnen ervoor zorgen dat het dier de nieuwkomer makkelijker aanvaardt. Laat het bijvoorbeeld langdurig ruiken aan de kleertjes die de baby draagt en die de papa heeft meegebracht uit de kraamkliniek. Als het vooraf de geur van de nieuwe huisgezel kent, zal het minder verrast zijn.
Basistips
Hoe lief het dier ook is, laat het nooit alleen met uw baby.
Laat het dier nooit in de wieg of het bedje van uw kind slapen.
Leer uw kind de momenten te herkennen en te aanvaarden waarop het dier op zijn gemak wil zijn, bijvoorbeeld als het slaapt of eet.
Breng het ook respect bij voor dieren en prent het in dat het dieren nooit pijn mag doen . Moedig het integendeel aan om het dier te strelen of te doen wat het dier graag heeft.
Isabelle Eustache, geadapteerd door C. De Kock, gezondheidsjournaliste
Guide des mamans débutantes (Gids voor kersverse moeders),
8 tips om je huisdier kalm te houden tijdens het vuurwerk
8 tips om je huisdier kalm te houden tijdens het vuurwerk
Oudejaarsavond zetten we niet alleen in met champagne. Het mag ook buiten knallen. Voor dieren is vuurwerk echter niet altijd even prettig. Ze kunnen door het geluid en licht erg angstig reageren. Enkele tips om ze tijdens de woelige feestdagen toch rustig te houden. 1) Als je hond angstig reageert op het vuurwerk, negeer die angst dan zoveel mogelijk. Geef je aandacht, dan beloon je het angstige gedrag. Doe daarom zelf alsof de knallen heel normaal zijn. Zo raakt je dier niet extra opgejaagd. Wees als goed baasje gewoon lief, zonder te veel aandacht te besteden aan zijn onrust.
2) Laat je hond op zijn eigen vertrouwde plekje liggen. Krijg je het toch in je hoofd om het dier uit te laten op oudejaarsavond? Hou hem dan zeker aan de leiband!
3) Ook je kat hou je beter binnen. In een klein kamertje waar ze op haar gemak zit, is nog de beste oplossing.
4) Laat in de ruimte waar het huisdier zit het licht aan en de ramen en gordijnen gesloten. Je kan ook de radio of tv laten spelen, zodat de geluiden van buiten minder opvallen.
5) Konijnen, hamsters en andere dieren in een kooi zet je best in de garage. Bij vogels kan je een doek over de kooi hangen.
6) Je huisdieren alleen laten op oudejaarsavond is sowieso geen goed idee. Ga je toch bij vrienden vieren? Neem dan je voorzorgen en zorg ervoor dat je huisdier veilig en gerust zit.
7) Grote dieren zoals paarden, ezels en runderen staan best op stal als de halve wereld er als een lichtflits uitziet.
8) Wie toch vuurwerk wil afsteken doet dat best niet vlakbij een dier. Stel het vuurwerk zo laat mogelijk op en controleer of er zich in de buurt geen dieren hebben verstopt.
Katten houden van verstoppertje spelen en nestelen zich graag in knusse hoekjes waar ze onvindbaar zijn. Niet elke plek is echter veilig voor een kat. WebMD vroeg experten naar de meest gevaarlijke plekken voor katten. 1) Wasmachines en droogkasten zijn intrigerende plekken voor katten. Zolang ze niet draaien is er geen vuiltje aan de lucht, een keer de machines in gang schieten, is het net iets minder prettig. Katten kunnen er serieuze verwondingen aan overhouden of zelfs van sterven. Hou je wasmachine daarom altijd goed dicht en kijk goed binnenin of er geen huisdier ligt te spinnen.
2) Ook de wasmand is een favoriete plekje van de kat. Op zich zit het diertje daar lekker veilig, maar als je niet oplet, heb je zo de kat mee en zit ze in no time in de wasmachine. Al zal een alerte kat best wel van zich laten horen.
3) Katten worden vaak in de garage gezet, bijvoorbeeld als er bezoek is. Niet zo verstandig, want in een garage staan vaak producten die gevaarlijk zijn voor de kat. Ook voor je met de auto de garage uit rijdt, claxonneer je best eens, zodat de kat zeker onder de auto uit is.
4) Katten en kasten: het zijn dikke vrienden. Het zijn veilige plekjes waar ze graag ongestoord slapen. Maar zo veilig is een kast niet voor een kat. Een kast kan gesloten worden zonder dat de kat of het baasje het in de gaten heeft. En zo kan het een hele tijd duren voor het dier er weer uit kan. Hou kasten daarom goed gesloten.
5) Bij mooi weer spinnen katten graag in de raamopening. Ook al belanden katten doorgaans op hun pootjes, toch is het veiliger om je ramen gesloten te houden. Ook een balkon is op zich geen veilige plek voor een kat. Tenzij je op het gelijkvloers woont natuurlijk.
6) Katten klimmen graag en zitten graag hoog. Toch is niet ieder object in huis hiervoor geschikt. Ze kunnen vallen en zichzelf pijn doen. Wil je je kat veilig laten klimmen en spelen? Zet dan een kattenklimtoren in huis. Deze toestellen zijn speciaal voor de diertjes gemaakt en hierop kunnen ze zonder zich te bezeren klimmen en gek doen.
Het is zover: het vriest en er hangt sneeuw in de lucht. Laat die stevige winter maar beginnen. De vogels in je tuin denken daar misschien wel anders over. Wees galant en zorg voor wat voedsel, want dat hebben ze tijdens de wintermaanden broodnodig. 1) Je start met voederen vanaf het moment dat het begint te vriezen. Strooi het eten op een open plek. Anders kan er plots een kat opduiken die het arme vogeltje opeet. Nog veiliger is een voederplank of -huis. Onbereikbaar voor katten of andere dieren. Voorzie zeker een afdakje, zodat het voedsel niet nat wordt en plaats het huisje waar er zon aan kan.
2) Vogels kunnen tijdens de koude periode vooral koolhydraten gebruiken. Zaden, vruchten en groenvoer geven hen kracht. Ook vet hebben ze tijdens de winter nodig. Geef de vogels dus veel keukenrestjes zoals kaas of cake. Ook overrijp fruit kunnen de meeste vogels wel appreciëren. Vermijd boter, zout en ongekookte rijst.
3) De ideale voedselbron blijven de vetbollen. Je kan ze makkelijk zelf maken. Meng wat zaden met gesmolten frietvet en je hebt een prachtig exemplaar.
4) Je mag de vogels meerdere keren per dag voederen. De beste tijdstippen zijn 's morgens na een koude lange nacht en in de vooravond.
5) Overdrijf niet met voederen. Te veel restjes kunnen bevuild worden uitwerpselen en trekken ongedierte aan.
6) Als het vriest en niet sneeuwt, geraken vogels niet aan water. Zet daarom een bakje met water in hun vogelhuisje. Neem geen te groot potje, want dan kunnen de vogels zich erin baden, en bij vriesweer heeft dat geen prettige gevolgen voor de diertjes.
Geert De Bolster gaat vanavond bij VTM voor het eerst aan de slag als dierenpsycholoog in Vinger aan de poot. Sinds hij zijn praktijk in 1986 begon, groeide het aantal ,,patiënten'' jaar na jaar aan. Geert zweert bij enkele gouden regels: ,,Een hond moet al vanaf de eerste levensweken regels en technieken aanleren. Behandel hem nooit als een gelijke, want dan loopt het fout.''
Een dierenpsycholoog is geen paardenfluisteraar of dokter Doolitlle die met de dieren praat. Praten met dieren kan je niet leren, wel de kunst om met hen te communiceren'', zegt Geert De Bolster. De Vlaamse ,,pionier'' van de dierenpsychologie heeft al bijna twintig jaar ervaring. ,,Ik leerde de kunst door te observeren hoe honden met hun soortgenoten communiceren. Mensen en honden kunnen goed met elkaar communiceren. We zijn allebei zoogdieren met veel overeenkomsten in onze rituelen. Toch zijn er ook radicale verschillen.
Dieren hebben geen tweedegraads bewustzijn. Een mens kan nadenken en liegen, een dier niet. Dat maakt het voor een dierenpsycholoog gemakkelijker om met zijn 'patiënten' te communiceren. Een mensenpsycholoog moet meer barrières overwinnen.''
Omwille van de verschillen tussen mens en dier, pleit Geert De Bolster om je hond vooral niet als mens te behandelen. ,,Vroeger hadden honden een duidelijke taak: jagen of waken. Nu nemen mensen een hond in huis om emotionele redenen. Ze hebben verdriet te verwerken, ze zijn eenzaam of ze laten zich drijven door geldingdrang.
,,Sommige baasjes geven alles aan hun dier en dat is verkeerd'', is de eerste waarschuwing van Geert De Bolster. ,,Als je een dier als mens behandelt, overspoel je het met allerlei communicatie dat het niet begrijpt. Zo beschouwt een hond zijn baasje als meerdere of als mindere, maar nooit als gelijke. Het begrip gelijkwaardigheid kent een hond niet.''
,,Mensen maken vaak de fout om de hond in hun bed te laten slapen'', geeft hij als voorbeeld. ,,Zij beschouwen dat als een teken van liefde. De hond vat dit echter op als een signaal dat hij baas mag spelen. Ook je hond allerlei kleertjes aandoen of het dier iedere dag wassen, is rampzalig. Dat druist in tegen hun natuur en veroorzaakt gedragsproblemen.''
De Bolster lost die problemen door gedragstherapie op. ,,Het volstaat meestal om de hond één of twee keer te zien. Bij agressieve honden zijn meerdere sessies nodig. Als een hond bijvoorbeeld steevast fietsers aanvalt, dan voorzie ik een zestal lessen om dat af te leren. Uiteraard zitten er ook honden tussen die je de eerste weken niks kan aanleren, dan duurt het langer.''
Volgens de dierenpsycholoog zijn de eerste levensweken van de hond doorslaggevend voor zijn verdere leven. ,,Een pup die altijd in zijn mand ligt, wordt steriel gehouden. Dat oogt wel vredig, maar precies die honden lopen de grootste kans op probleemgedrag. De basisopvoeding begint als het dier drie weken oud is, in zijn vijfde levensmaand is dat proces al voorbij.''
,,Tussen de derde en de zesde week dient een pup zoveel mogelijk kennis te maken met zijn omgeving: met kinderen, lawaai, muziek, kortom met huishoudelijke omstandigheden. Tussen de zesde en de twaalfde week volgt de kennismaking met het leven buitenshuis. Neem de hond mee om de kinderen van school af te halen, ga ermee de stad in. Kortom, leer het dier dat mensen leuk zijn om mee om te gaan. In de laatste fase tot zestien weken, moet het dier in groep leren leven. Als dat schema stipt nageleefd wordt, is de kans op problemen zeer klein.''
Soms een spuitje
Jammer genoeg ontsnapt ook de dierenpsycholoog niet aan het nemen van radicale beslissingen. ,,Een al te agressieve hond moet soms een dodelijk spuitje krijgen.''
In Vinger aan de poot komt ook een al te hitsige hond aan bod, zo'n hond die meteen de benen van iedere bezoeker inpalmt. ,,Ik heb geprobeerd om dit gedrag af te leren, maar helaas hebben we het dier moeten laten castreren.''
Wie zijn hond liever zonder tussenkomst van de psycholoog opvoedt, moet volgens Geert De Bolster goed beseffen dat je een hond niet te lang mag straffen. ,,Een hond onthoudt maximaal twee minuten. Een langere straf is zinloos, het heeft geen zin om je hond een hele dag op te sluiten. Bovendien kan je een hond ook niet straffen. De kunst bestaat erin om het wangedrag af te leiden en om te buigen naar positief gedrag.''
Leer je (klein)kind op jonge leeftijd omgaan met dieren
Leer je (klein)kind op jonge leeftijd omgaan met dieren
Heb je een kleine uk in huis? En ook een al dan niet grote loebas? Dat hoeft geen probleem te zijn. Leer je kind op jonge leeftijd omgaan met een huisdier, en de twee worden de beste maatjes. 1) Als ouder is het belangrijk om zelf rustig te zijn bij je huisdier. Zowel je kinderen als de hond of kat voelen aan of je op je gemak bent. Zij nemen je gedrag gauw over.
2) Dieren én kinderen kunnen allebei onvoorspelbaar gedrag vertonen. Niet altijd eenvoudig om mee om te gaan. Daarom is het belangrijk om je kind van bij het begin in de buurt te laten van je huisdier. Natuurlijk met toezicht en op een voorzichtige manier. Zo kunnen de twee aan elkaar wennen en met elkaar leren omgaan.
3) Kinderen zien dieren als leeftijdgenoten en willen er mee spelen. Ze zien een dier ook vaak als speelgoed of knuffeldier. Leer je kind dat de hond of kat een levend wezen is. Aan de hond zijn staart trekken of de snorharen van de kat kammen is niet zo'n goed idee!
4) Een kind barst van de energie en daar durft een huisdier wel eens van schrikken. Hoe leuk je kind een dier ook vindt, leer het rustig om te gaan met het huisdier.
5) Gaat je kind naar een kinderdagverblijf? Kies dan eentje uit waar ook dieren aanwezig zijn. Zo leert je kind ook om met andere dieren om te gaan en loopt het thuis met de huisdieren ook vlot.
6) Dieren zijn volgens psychologen leerzaam voor kinderen. Zorg dragen voor anderen stimuleert de cognitieve ontwikkeling en ze leren ook beslissingen nemen.
7) Omgaan met dieren zou ook het empathische vermogen van kinderen verhogen en stimuleert de emotionele ontwikkeling.
Ze geven zo lief kopjes en spinnen zo gezellig. Maar af en toe zijn ze iets minder aangenaam en plassen ze in huis. Hoe komt het dat je kat dat doet en wat kan je ertegen doen? 1) Een kat kan om allerlei redenen in huis plassen. Begin daarom best met het uitsluiten van lichamelijke oorzaken. Laat de urine van je kat controleren op infecties en blaasgruis, een aandoening die veel voorkomt bij katten.
2) Negeert je kat de kattenbak? De kat kan misschien een vorige keer geschrokken zijn in de bak. Zet de kattenbak daarom op een rustige plek. Neem ook een bak die ruim genoeg is en waar de kap af kan, zodat het diertje het overzicht bewaart.
3) De kat moet graag naar de kattenbak gaan. Maak de bak dagelijks schoon en kies een goede soort kattenbakvulling uit. Hoeveel er precies in de bak moet, hangt af van je kat. Zoiets vraag je best aan de dierenarts.
4) Plast je kat altijd op één bepaalde plek in huis? Zet dan net daar de kattenbak. Daarna verplaats je die langzaam naar de oorspronkelijke plek, zodat de kat volgt. Maak ook het plekje waar de kat plaste nadien goed schoon.
5) Katten plassen ook soms op andere plekjes als ze stress hebben. Bijvoorbeeld na een verhuis of als het baasje op reis is. Ook veranderingen in huis, zoals een andere kat of een baby erbij, kunnen het ritme van de kat uit evenwicht brengen.
6) Als je kat wat ouder wordt, bestaat de kans dat ze wat meer moeite heeft om te plassen in de kattenbak. Hou je huisdier daarom goed in de gaten en pas indien nodig de kattenbak aan, zodat je kat er makkelijker in en uit kan.
7) Katten sproeien ook urine. Dat gebeurt meestal achterwaarts en is om het territorium af te bakenen. Meestal doen ze dat buitenshuis. Maar als een kat zich binnen bedreigd voelt door bijvoorbeeld een andere kat of onder de indruk is van de katten die ze buiten ontmoette, kan ze ook binnen haar terrein markeren. Het zijn meestal ongecastreerde katers die sproeien. Castreren is dan ook de beste manier om sproeien tegen te gaan.
8) Urine van katten is niet altijd zo makkelijk terug te vinden. Je ruikt het wel, maar kan niet meteen zeggen waar de geur exact vandaan komt. Een black light is de oplossing. Het enige wat je moet doen is alle lichten doven. Zet je black light aan en schijn ermee in de ruimte. Ook onder het bed, de kast en zetels. De urine van katten geeft licht en zo kan je met de black light de plasporen van je kat vinden.
Artrose: een chronische pijn die uw hond verzwakt!
Stijfheid of kreupelheid kunnen symptomen zijn van een degeneratieve aandoening van de gewrichten van uw hond , een aandoening die we goed kennen onder de naam artrose . Laat in dit geval uw hond onderzoeken door uw dierenarts!
Gewrichten en beweeglijkheid
Om te kunnen genieten van een comfortabele beweeglijkheid, moet uw hond over gezonde gewrichten beschikken. Een gewricht kan beschadigd raken ten gevolge van een opgelopen letsel, een scheur in een gewrichtsband of vroegtijdige slijtage te wijten aan een vaak erfelijke geboorteafwijking. Deze oorzaken kunnen aan de basis liggen van een geleidelijk verergerende aantasting van de gewrichten, waardoor het kraakbeen meer en meer beschadigd raakt. In de gewrichten wordt dan abnormaal veel botweefsel gevormd, er ontstaan ontstekingen en de hond lijdt veel pijn.
Het ras is een criterium van gevoeligheid
Alle honden kunnen last hebben van artrose , maar sommige rassen zijn er vatbaarder voor dan andere. Enkele rassen zijn zo gevoelig voor artrose dat zeer jonge honden (vanaf 6 maanden) al geconfronteerd kunnen worden met gewrichtspijnen. Heupdysplasie is bijvoorbeeld een ziekte die veroorzaakt wordt door een abnormale slapheid van de gewrichtsbanden die het dijbeen met het bekken verbinden. De heup is dan onstabiel en begint geleidelijk te vervormen. Grote rashonden zoals de rottweiler, de Duitse herder, de Berner sennenhond, de labrador of de golden retriever worden vaker dan andere rassen door deze aandoening getroffen.
Hoe komt u te weten of uw hond aan artrose lijdt?
Als uw hond minder zin heeft om te gaan wandelen, moeilijk en stijf opstaat, met moeite opspringt of kreupel loopt aan een of meerdere poten, dan doet u er goed aan uw dierenarts zo snel mogelijk te raadplegen. Artrose is een degeneratieve ziekte die niet geneest, maar hoe vroeger de diagnose gesteld wordt, des te eerder preventieve maatregelen kunnen genomen worden om de evolutie van de ziekte te vertragen. In heel wat gevallen, moet een röntgenfoto gemaakt worden om de diagnose te bevestigen.
Winter, kou en pijn
U kan zich afvragen of de winter de artrose van uw hond zal verergeren. Dat is niet per se het geval. Naargelang de aard van de gewrichtsziekte, de ernst van de ontsteking en andere factoren, kan de buitentemperatuur (zowel de kou als de warmte) een rol spelen bij het verlichten of verergeren van de door uw hond gevoelde pijn. Omdat dit voor elke hond verschillend is, kan hier onmogelijk een eenduidig antwoord gegeven worden.
Hoe kan u uw hond helpen en beschermen?
Om de gewrichten van uw hond te beschermen, moet u er voor zorgen dat hij niet te zwaar wordt: dat kan door hem een voeding aan te bieden die aangepast is aan zijn levenswijze. Als uw hond door artrose getroffen is, kan u hem voedingssupplementen geven die een beschermende werking hebben op het kraakbeen en die de evolutie van de ziekte dus vertragen. Tot slot nog dit: als de gewrichten van uw hond hem echt doen afzien, zal uw dierenarts ontstekingsremmers voorschrijven. In sommige gevallen kan het nuttig zijn een beroep te doen op orthopedische chirurgie.
Niet alleen de mens heeft last van stress, stress op het werk en stress thuis. Ook uw kat kan ermee kampen en dat moet u weten om uw viervoetertje te kunnen helpen om te stress te verjagen ...
Waarom is uw kat angstig?
Uw kat kan angst of stress hebben in heel wat dagdagelijkse situaties. Zo kan elke verandering in zijn materiële omgeving (meubels die van plaats veranderen, een verhuis, enz.) of in zijn sociale omgeving (een nieuwe bewoner in huis, een nieuw huisdier, enz.) voor spanningen zorgen. Ook ongewone geuren en geluiden kunnen zijn levenskwaliteit aantasten. Een maaltijd die hem niet bevalt of een vuile kattenbak, het kunnen ook factoren zijn die de stress doen toenemen. Als uw huisdier geconfronteerd wordt met een bron van ongemak die hij niet kan vermijden, dan kan hij angst hebben of stress die zich kan vertalen in abnormaal of ongewenst gedrag dat zelfs zijn gezondheid in gevaar kan brengen.
Hoe herken je angst bij een kat?
Als uw kat last heeft van angst of stress, dan kan hij behoorlijk zenuwachtig zijn en zelf agressief. Maar hij kan zich ook verbergen of immobiel zijn, een hele dag lang. Een kat die bang is gaat bijvoorbeeld plassen of stoelgang maken buiten de kattenbak, of het hele huis afbakenen met zijn plasjes. Chronische stress kan ook de oorzaak zijn van cystitis wat gepaard gaat met plasjes op ongewone plekken en met bloed in de urine. Ook de huid van uw kat kan de gevolgen dragen van stress door het excessief likken dat zelfs tot zelfverminking kan leiden. Ten slotte kan uw huisvriend ook een gebrek aan eetlust hebben en een minder goed functionerend immuunsysteem wat het optreden van allerlei ziektes bevordert.
Hoe kan je de kat helpen?
Als uw viervoeter gedrag vertoont dat u doet vermoeden dat hij angstig is, dan moet u eerst en vooral uw dierenarts raadplegen. De nevenverschijnselen van stress zijn dezelfde als de symptomen van heel wat andere ziekten. Daarom moet u eerst weten of uw kat niet ziek is en over alles beschikt waarover hij moet beschikken om een normaal kattenleven te kunnen leiden. Vooral als uw kat niet op eigen initiatief naar buiten kan. Uw kat moet kunnen beschikken over speeltjes, een kattenbak die altijd schoon is en liefst niet geparfumeerd wordt. Om uw gezelschapsdier te helpen bij het bekampen van stress zijn er ook feromonen (kalmerende substanties) in de vorm van een elektrische verdeler of een spray. Wat soms ook kan helpen is een bezoek aan een dierenarts die gespecialiseerd is in het gedrag van dieren. Hij kan u nuttige tips en goed advies geven en indien nodig een geneesmiddelenbehandeling voorschrijven.
Angst is een normaal aspect van ieders leven, zowel bij dier als bij mens. Als we geen angst zouden hebben, worden we niet innerlijk gewaarschuwd wanneer we in gevaar zijn. Ook pijn is hier een goed voorbeeld van, zonder dit gevoel weten we niet dat we verzorgd moeten worden. Zonder angst weten we niet dat we in gevaar zijn, ook al is dit niet bepaald een fijn gevoel.
Maar angst kan ook te grote vormen aannemen, waardoor er geen normaal leven meer geleid kan worden. Mensen met bijvoorbeeld pleinvrees of spinnenvrees hebben angsten die te ver buiten hun proporties gaan. Dit noemen we geen angsten meer, maar fobieën.
Deze fobieën kunnen ontstaan door één schokkende gebeurtenis die de verdere verloop van het leven beïnvloedt, maar ook geleidelijk aan, wanneer steeds iets opnieuw gebeurt.
Angsten leren
Je kitten zal tussen de leeftijd van 2 en 7 weken oud leren waar hij moet oppassen. Helemaal in het begin zijn het kleine helden, die nieuwsgierig heel de buurt en plekjes doorzoeken waar oudere katten niet durven te komen. Na verloop van tijd leren deze kleine katjes ook waar het gevaarlijk is en waar niet, waarvoor ze schrik moeten hebben, en waarvoor niet. Als een katje rond die leeftijd grote angsten heeft gekend, dan zullen deze voor de rest van zijn leven blijven hangen.
Behandelingen
Deze angsten vallen uiteraard wel te behandelen, door je kat langzaamaan en geleidelijk te laten wennen aan hetgeen waarvoor hij zoveel angst heeft. Stap voor stap kan je hem laten inzien dat hij helemaal geen schrik hoeft te hebben. Als je kat bijvoorbeeld bang is voor onbekende mensen, kan je iemand vragen je kat op afstand te benaderen. In het begin kan dit twintig meter zijn, geleidelijk aan laat je dit afzakken tot tien meter, en uiteindelijk zal je kat geen schrik meer hebben.
Dit is uiteraard een zeer intensief trainingsprogramma, en kan dan ook best uitgewerkt worden door mensen die hierin gespecialiseerd zijn.
Andere behandelingen
Zware gevallen zijn de katten die lijden aan een globale angst. Deze arme dieren zijn continu bang voor alles wat er rondom hen gebeurt. Het is zeer moeilijk deze angst weg te krijgen, daarom kiezen veel baasjes voor medicatie.
Besluit
Het is best mogelijk om je kat van zijn angst te laten wegstappen, zeker als deze duidelijk te identificeren is.
Angst kan een groot probleem zijn voor katten. De kat heeft er zelf last van en het vermindert het welzijn en de levenskwaliteit. Bange katten kunnen geholpen worden door het plaatsen van doosjes her en der door het huis. Dat hoeven geen lelijke dingen te zijn, zoals het creatief geverfde holletje op de foto wel toont.
Bij veel gedragsproblemen blijkt angst een grote rol te spelen. En dat hoeft niet te betekenen dat uw kat alleen maar onder bed woont. Ook het schrikken van de bel, of de angst voor bezoek vallen gewoon onder angst. Het zijn juist vaak angstige katten die agressief kunnen uithalen, gaan sproeien, wildplassen of conflicten hebben met andere katten. Angst zien wij als een groot probleem, waarvan de ernst helaas nog niet voldoende onderkend wordt.
Deze prachtig ontwikkelde doos bevat rechts voor een klepje waardoor de kat naar binnen kan. Door de gaatjes kan de kat naar buiten gluren, maar ook spelend het pootje door de "raampjes" doen. Deze doos bestaat uit twee dozen en is heel creatief door een kindje in elkaar gezet. Creativiteit is zeker lonend bij het amuseren van uw kat. Het hoeft niet veel te kosten, maar een kat kan zich heel goed amuseren met zo'n doosje dat anders de afvalbak in zou gaan.
Angst is echter een normale reactie op een bedreigende situatie. Angst is derhalve een perfect overlevingsmechanisme. Hieronder een afbeelding van een bange tijger.
Wat is duidelijk te zien op deze foto?
De tijger gromt met ontblote tanden. De oren staan naar achteren. De snorharen staan ook naar achteren. De pupilgrootte is niet duidelijk te zien. De tijger is defensief/ agressief en klaar om aan te vallen. Op zo'n moment kunt u de kat maar beter met rust laten. Hoe herkent u angst bij uw kat?
een lage lichaamshouding
oren plat naar achteren
de haren van de vacht staan overeind
blazen/grommen
gericht op de bron die bedreigend is
dekking zoekend (langs de muur lopen, of onder het bed gaan zitten)
grote ogen
Lotje is buiten bang. Dat is duidelijk te zien aan haar verlaagde achterlijf. Ook haar staart houdt ze dicht bij zich. Ze richt haar aandacht naar voren: daar is mogelijk iets te zien dat zij eng vindt.
Is uw kat te bang?
Doe de test en bekijk of uw kat erg bang is.
Als uw kat deze problemen heeft, bespreek deze dan eens met uw dierenarts. Deze kan door de kat te gaan onderzoeken, bekijken of er mogelijk een onderliggende medische oorzaak voor kan zijn.
Angst kan dus functioneel zijn, maar ook overmatig. De kat is dan langer bang dan nodig, bijv. na een dierenarts bezoek thuis drie dagen van slag. Maar ook kan de kat panisch zijn voor een autoritje of voor het in de tuin gaan, of de trap af lopen.
Aan welke gedragingen kunt u merken dat uw kat last heeft van overmatige angsten die behandeld zouden moeten worden?
1. Uw kat is onzindelijk of sproeit in huis 2. Uw kat is schrikachtig 3. Uw kat heeft minder trek als gewoonlijk 4. Uw kat is minder actief (speelt bijv. minder) 5. Uw kat wast zich extreem veel 6. Steeds maar alert en oplettend 7. Verstopt zich
Uw bange kat kan beter gedragsmatig behandeld worden, omdat angst het dier doet lijden. Het is niet zo erg als uw kat eens een keertje wat angstig is, maar het wordt wel alarmerend als uw huisdier vaak bang is. Dit is bijv. ook te merken aan dat uw kat panisch kan reageren op de dierenarts of op bezoek. Angst kan een kat eerder agressief doen reageren. Angst vergroot andere gedragsproblemen, het wordt een "zwaan kleefaan" effect van problemen. Door angst en stress die daarmee gepaard gaat, wordt uw kat bevattelijker voor ziektes. Het gekke is dat angst heel lastig te herkennen is door de eigenaren, omdat een kat haar uiterste best doet om haar emoties niet te laten blijken.
Door het inzetten van specifieke technieken, eventueel gecombineerd met Feliway of voedingssupplementen (via de dierenarts) kan er sneller resultaat geboekt worden, dan met liefde of aandacht alleen te bereiken is.
Een kat die bang is probeert zich ook groter te maken. Dit is een effect van het zenuwstelsel op angst. U ziet dat de oren naar achter liggen, de rug is gekromd, de haren op de rug en op de staart staan overeind en het ene pootje heft de kat op. De snorharen staan naar achter en de pupillen zijn vergroot. De kat heeft het bekje open, dus kan ook nog blazen. Dit is geen kat die op dit moment getroost wil worden!
Angstige katten vertonen vaak afwijkend en ongewenst gedrag, hetgeen door een gedragsbehandeling verbeterd. Deze behandeling kan ondersteund worden zo nodig met medicatie, maar meestal is dat niet noodzakelijk.
Infoteur: Varenna (http://varenna.infoteur.nl) Categorie: Dier en Natuur / Huisdieren Website: http://www.infonu.nlKonijnen hebben slecht ontwikkelde stembanden, waardoor ze niet beschikken over een duidelijk herkenbaar dierengeluid als blaffen, blaten of kakelen. Toch weten ze op tal van manieren te communiceren met soortgenoten. Ze gebruiken daarvoor minder opvallende geluidjes en lichaamstaal. Ook wij kunnen de boodschappen die konijnen op deze manier uitzenden begrijpen en er eventueel op reageren. Hieronder volgt een lijst van bepaalde vormen van konijnentaal die bekend zijn.
Artikelindeling
Geluiden die konijnen maken
De lichaamstaal van konijnen
Geluiden die konijnen maken
In films lijken konijnen vaak continu een hoog piepgeluid te produceren. Dat komt niet erg overeen met de werkelijkheid. Het piepgeluid is meestal afkomstig van kuikens en is op de geluidsband van de film gezet, omdat de regisseur deze anders wat saai vond overkomen. Konijnen maken in onze oren namelijk maar zachte geluiden. Meer hebben ze zelf ook niet nodig, want ze hebben immers schotelantennes van oren, waarmee ze hun soortgenoten prima kunnen horen.
Wie echter goed luistert kan de volgende geluiden onderscheiden. Het is zeker nuttig om er goed op te letten, omdat het je kan helpen bepalen hoe je het beste met je konijn kunt omgaan.
Knorren
Een kort, bijna blaffend, knorrend geluid.
Het is wat een konijn laat horen als het te maken krijgt met een (vermeende) aanval en daar agressief op reageert. Als een dier zo op jou reageert kun je beter oppassen, want het zou over kunnen gaan tot bijten. Vermoedelijk voelt het zich aangevallen en is het zinvol na te gaan waardoor dat geweest kan zijn.
Als er niks aan de hand is kun je beter even terug stappen en het konijn tot rust laten komen. Het is echter ook mogelijk dat de 'aanval' onvermijdelijk is omdat je het beestje feitelijk wil helpen, bijvoorbeeld omdat gewond is geraakt. In zo'n geval zul je wel door moeten zetten, ondanks het knorren.
Fiepen
Een heel zacht, zich steeds herhalend fluitje dat alleen van dichtbij te horen is.
Meestal wordt het gebruikt door konijnen die op de arm zitten, maar liever weer los willen rondlopen. Het betekent dus eigenlijk zoiets als: 'het was best leuk, maar nu heb ik er een genoeg van.'
Tandenknarsen
Een langzaam en zacht geknars met de tanden.
In tegenstelling tot menselijk tandengeknars drukt dit bij konijnen alles behalve frustratie uit. Ze doen het juist om aan te geven dat ze iets prettig vinden (geaaid worden bijvoorbeeld) en dat ze helemaal ontspannen zijn.
Brommen
Een aanhoudend zacht gebrom van het mannetjeskonijn (de rammelaar of ram).
Mensen die een ram thuis hebben, zullen het allemaal kennen. Het wil zeggen dat hij in de stemming is om te paren. Dat doet hij natuurlijk het liefste met een vrouwtjeskonijn (een voedstertje). Als er een voedstertje aanwezig is zal hij daar bovendien rondjes omheen draaien, dingen naar haar toeslepen die kunnen helpen bij het bouwen van een nestje en proberen haar te dekken. Als er geen voedstertje is kan deze stemming evengoed voorkomen en zal hij iets anders kiezen als plaatsvervangster. Dat kan een speeltje zijn, maar ook de voeten van het baasje of bazinnetje. Na sterilisatie van een ram verdwijnt dit gedrag niet, maar wordt het wel een stuk minder.
Kloppen met poten
Een hard op de grond kloppen met beide achterpoten tegelijkertijd.
Dit is feitelijk het hardste geluid dat konijnen maken en daar is ook alle reden toe. Ze doen het als ze schrikken of bang zijn voor iets en hun soortgenoten willen waarschuwen voor dreigend gevaar. Met wijd open ogen zoeken ze vervolgens een schuilplaats. Dit kan ook andersom werken. Als er ergens een geluid wordt gemaakt dat sterk lijkt op dit kloppen, kan het konijn dat opvatten als een waarschuwing voor gevaar.
De lichaamstaal van het konijn
Over de lichaamstaal van konijnen valt veel te zeggen, maar helemaal volledig is het nooit. Konijnen zijn intelligente dieren en net als andere levende wezens zijn het allemaal individuen. Dat wil zeggen dat het altijd leuk en inetressant kan zijn om je konijn goed te observeren. Soms bedenken ze zomaar iets nieuws, zoals bijvoorbeeld een nieuwe manier om jou te vertellen dat ze wel weer toe zijn aan een bakje eten.
Hieronder veel voorkomende vormen van lichaamstaal bij konijnen.
Een gespannen, staande houding met een recht naar boven wijzend staartje, eventueel met de oren plat op het lichaam gelegd. Het konijn is opgewonden en staat klaar om aan te vallen. Twee rammen die klaar staan om een territorium te bevechten zullen zo'n houding aannnemen.
Een gespannen zittende houding met de oren plat. Het konijn zit klaar om zichzelf te verdedigen. Mocht er een aanval komen zal het zich waarschijnlijk verdedigen met de nagels van de voorpoten.
Uitgestrekt liggen met de oren plat, eventueel met half gesloten ogen. Het dier is ontspannen en wil graag rusten of slapen. Als het wat koeler is trekken ze bij deze houding ook wel de pootjes onder het lichaam.
Met de onderzijde van de kin tegen voorwerpen wrijven. Het territorium wordt gemarkeerd met de eigen geur. Rammen doen het veelvuldig, voedstertjes soms.
Met het snoetje zachtjes tegen een ander aanstoten. Het konijn vraagt om een beetje aandacht. Een ander konijn zal dit met zijn eigen snoet beantwoorden, wat er erg lief uitziet. Een baasje of bazinnetje mag in zo'n geval echter best een aai geven. Het komt ook voor dat het dier, als het de aandacht heeft, wegloopt en iets onderneemt. In dat geval betekende het: 'kijk eens wat ik nu doe'.
Opvallend krabbelen op kleedjes of dekens. Ook dit is een vraag om fysieke aandacht. Het houdt dan ook op als je het konijn streelt. Let op dat het hier wel echt gaat om krabbelbewegingen en niet om graafbewegingen. Deze laatste zijn veel gelijkmatiger en rustiger dan het wat gefrustreerd overkomende gekrabbel.
Een ander likjes geven. Dit is wat het lijkt: een liefkozing. Bij alle dieren die in groepsverband leven komt dit voor en deze 'sociale pelsverzorging' is altijd een teken van genegenheid.
konijn op de uitkijk
Wegduwen van de hand met de bek. Een teken dat het konijn iets niet (meer) wil.
Mooi zitten. Als het konijn rechtop zit met de pootjes voor zich, probeert het iets beter zien.
Rollen op zij of rug. Het konijn heeft het erg naar zijn zin, zoals vaak duidelijk te merken is. Dit is een variant op het spinnen bij katten.
Nieuwsgierig gedrag. Konijnen zijn van nature zowel actieve als sociale dieren, waardoor ze graag eens komen kijken waar het baasje of bazinnetje mee bezig is. Soms willen ze zelfs wel een handje helpen, al zal deze hulp niet altijd even goed uitkomen. Het blijft toch leuk om een la open te trekken en er dan opeens een konijnenhoofdje bovenuit te zien steken.
Konijnen lopen graag vrij rond. In het artikel Konijnen los in huis en in de tuin staan tips hoe je dit op een verstandige en leuke manier mogelijk kunt maken.
Artikel informatie
Infoteur: Varenna (http://varenna.infoteur.nl) Gepubliceerd: 11-10-2010 (laatst gewijzigd op 21-10-2010 Rubriek: Dier en Natuur (http://dier-en-natuur.infonu.nl) Subrubriek: Huisdieren (http://dier-en-natuur.infonu.nl/huisdieren/)
Bron: http://dier-en-natuur.infonu.nl/huisdieren/61234-konijnen-lichaamstaal-en-geluiden.html Meer? Voor meer informatieve artikelen ga je naar www.infonu.nl Mee schrijven? Meld je nu aan als Infoteur: Schrijf mee met InfoNu, deel je kennis en verdien!
Kattengedrag: de kat is niet in staat een straf te begrijpen
Kattengedrag: de kat is niet in staat een straf te begrijpen
Infoteur: Hoptunaa (http://hoptunaa.infoteur.nl) Categorie: Dier en Natuur / Huisdieren Website: http://www.infonu.nlSoms kun je ze wel achter het behang plakken. Dan ben je ineens heel erg boos op de normaal zo lieve knuffelpoes. Maar de kat is een levend dier met zijn eigen reacties op de gebeurtenissen in zijn wereldje. Straffen begrijpt hij niet, iets afleren is vaak onmogelijk maar wat kun je dan wel doen?
Het is net als bij voetballen, over het straffen van een kat heeft blijkbaar iedereen een mening en worden een heleboel adviezen gegeven. Jammer, want voor een agressieve kat zal bepaalde bestraffende handelingen de kat bevestigen in zijn gedrag. Soms vinden eigenaren zichzelf superieur aan de kat en worden er handelingen uitgevoerd die bij kinderen al voor de nodige discussies zorgen.
Een kat oriënteert zich vooral op geur en lichaamstaal. Terwijl een mens zich oriënteert op wat hij ziet en het stemgeluid wat hij hoort.
Nadelen van het straffen
In beginsel moet vastgesteld worden dat een kat een straf nooit zal ervaren op een manier zoals wij er tegen aankijken. Wanneer je bijvoorbeeld thuis een plas op de grond aantreft heeft het geen zin om de kat te straffen, deze zal de link niet begrijpen. En wanneer je besluit de kat zijn neus door de urine te halen en hem dan te straffen zal hij net zo over zijn nek gaan als jij. Hij is echter niet in staat de link te leggen tussen de straf en de plas urine op de grond. Bovendien is er vaak een oorzaak voor het ongewenste gedrag en daar ga je dan aan voorbij. Iets wat op straffen lijkt kan alleen wanneer je de kat betrapt. Bijvoorbeeld de kat springt op het aanrecht terwijl je aan het koken bent. Pak hem dan op en zet deze hard weg. Zie dit als een lichaamstaal tussen jou en de kat. Dit zal hij vertalen naar iets wat wij zien als straffen. Maar, je komt thuis van je werk en daar tref je de kattensporen op datzelfde aanrecht aan, dan kun je er niets meer aan doen. Hooguit de keuken afsluiten wanneer je niet thuis bent.
Het probleem is dat de kat zich niet laat betrappen.
Daarnaast moet een straf zeer consequent gebeuren. Dus altijd straffen wanneer de kat een bepaald ongewenst gedrag vertoont. Met andere woorden: het hele gezin moet mee doen.
Alleen de moederpoes kan haar kleintjes straffen
Straffen wanneer de kat in zijn ogen net beloont is heeft ook weinig zin. Bijvoorbeeld bij het likken van een toetje uit de schaal. Hij zal niet snappen waarom jij je zo druk maakt bij zoiets lekkers. Hij heeft er de tafel voor op moeten klimmen en met zijn poten diep moeten hengelen naar het lekkers. Waarom jij daar nu zo staat te schreeuwen en hem van de tafel gooide op de grond doet hem verder niks. Hij zal alles in zijn werk stellen om zo min mogelijk van het toetje aan zijn poot te verspillen. En dit zorgvuldig gaan wassen. Straffen in dit geval heeft alleen zin wanneer je hem had betrapt en in de sprong naar de tafel hem een straffend (lichaamstaal) signaal had gegeven. Bijvoorbeeld door hem in de gang op de grond te zetten en de deur te sluiten.
Richt je op het alternatief
Het zit in zijn genen: hij moet en zal jagen op prooidieren. Een straf kan een tijdelijke oplossing bieden maar beter is om het gedrag te veranderen. Dat zal niet zomaar gaan. Eerst moet achterhaald worden waarom hij iets doet, probeer je kat te begrijpen. Lag de kat bijvoorbeeld de hele dag in de zon op tafel te slapen dan zal voor hem niet duidelijk zijn dat wanneer er eten wordt geserveerd dat dit niet voor hem is. Zorg er dan voor dat de tafel altijd verboden terrein is, of zet uw kat buiten de kamer als u gaat eten om uw kat duidelijk te maken dat hij hier op dat moment niet bij hoort. Dit wordt dan een nieuw ritueel dat dan ook weer consequent uitgevoerd moet worden. Geef ook niet na die tijd de restjes aan de kat, dit zal hij zien als beloning en hij zal niet het verschil herkennen van zelf hengelen of dat u het hem nu even gemakkelijk maakt. Geef hem liever een klein beetje op zijn eigen etensplek, dan is het pas echt een beloning!
Omdat de kat nu zijn plekje in de zon op tafel kwijt is, kun je hem leren dat hij bijvoorbeeld wel op de stoel mag liggen. Leg er een handdoek of een kussentje op zodat het voor de kat verleidelijk is om de stoel te verkiezen boven de tafel. Kortom beloon hem voor het nieuwe gedrag.
Veel katten krabben op een bepaalde plaats het behang eraf. Dit is een typisch gedrag wat moeilijk af te leren is wanneer de kat dit al eens heeft gedaan. Vaak is verveling of een ongeschikte krabpaal één van de oorzaken om dit gedrag te vertonen. De oorzaak wegnemen, en wellicht de gelegenheid is ook hier effectiever dan straffen. Soms is het simpeler om een krabplankje over de schade heen te plaatsen. Maar sommige plaatsen lenen zich er niet voor. Probeer eerst de oorzaak te achterhalen.
Waarschuwen van tevoren heeft ook geen zin, bijvoorbeeld al roepen voordat hij is gaan zitten om naast de bak te plassen. Hij zal die helderziendheid van jou niet begrijpen. Kijk ook uit dat je de gelegenheid om bepaald gedrag uit te lokken niet meer bied. Bijvoorbeeld als de kat de bekers van de koffie niet mag uitlikken, laat ze dan ook niet onbeheerd achter op de tafel. Het zal de jager in hem naar boven brengen en voortaan het ongewenste gedrag vertonen wanneer u niet in de buurt bent.
Pas ook op met het juiste moment van straffen. Bijvoorbeeld straf de kat wanneer hij óp het aanrecht springt en niet wanneer hij er net af springt. Hij zal dit niet begrijpen: moet ik nu op of van het aanrecht springen?
Plantenspuit: niet doen!
Veel katteneigenaren gebruiken de plantenspuit om hem te straffen. Maar leef je eens in, de kat volgt je wekelijks speels bij het geven van water aan de planten. En dan komt de eigenaar ineens met een straal water aanzetten? De kat associeert die spuit met planten en jouw aandacht trekken, velen spelen ook graag met de straal. Een misplaatst strafmiddel. Mogelijk kan er zelfs een trauma voor de spuit ontstaan wanneer hij er heel erg van schrikt. Stel dat er bijvoorbeeld ook nog iets met een hoop kabaal op de grond valt, door de sprong die hij heeft gemaakt om de straal te ontlopen. Liever niet doen dus.
Negatieve aandacht
Veel gedrag van de kat of het nu positief of negatief is levert aandacht op voor de kat. Stel je voor, je baasje komt thuis en het eerste wat ze doet is naar jou toekomen om te straffen. De kat zal van deze aandacht genieten, ook al begrijpt hij dit niet. Dus volgende keer weer?
Lichaamstaal van de kat is niet te imiteren
Kattengedrag nadoen
Het gedrag, zoals slaan als een moederpoes of naar de kat blazen heeft totaal geen zin. Mensen zijn geen katten en zullen nooit de volledige lichaamstaal uitstralen. Bovendien is de kat ook gevoeliger voor de geuren die de kat bij zich heeft. Zo ruikt de kat de angst van de andere kat bijvoorbeeld. Hij zal wellicht enigszins verward wegrennen maar dat is omdat hij de situatie niet inde hand heeft. Kans is groot dat hij zijn vertrouwen in jou en de mens in het algemeen heeft verloren. De straf die hij zojuist kreeg zal hij ook hier niet door hebben. Bovendien is er een risico wanneer je de kat fysiek benaderd hij dit uitvergroot zal beantwoorden en de kat kan zo een agressie bij zichzelf ontwikkelen als reactie op het zien van jou. Maar het kan ook de andere kant opslaan, angst en stress kunnen het gevolg zijn van jouw strafgedrag. Dat kunnen jullie relatie en zijn welzijn een behoorlijke knauw geven. En dat wens je toch niemand toe? Je kat is je lief en je beste maatje, behandel hem dan ook zoals hij het verdient. Verdiep je in zijn gedrag en als je daar aan gewend bent en je ziet het resultaat valt het allemaal echt wel mee.
Met andere woorden, een kat is niet te straffen op een manier die wij als mensen kennen. Negatief gedrag afleren is bijna onmogelijk. Ga dus op zoek naar een alternatief, positief gedrag en moedig dit aan.
Lees meer over kattengedrag: Special: normaal en afwijkend kattengedrag *
Artikel informatie
Infoteur: Hoptunaa (http://hoptunaa.infoteur.nl) Gepubliceerd: 01-07-2008 (laatst gewijzigd op 01-07-2008 Rubriek: Dier en Natuur (http://dier-en-natuur.infonu.nl) Subrubriek: Huisdieren (http://dier-en-natuur.infonu.nl/huisdieren/)
Gerelateerde links
* Special: normaal en afwijkend kattengedrag : http://hoptunaa.infoteur.nl/specials/kattengedrag.html
Bron: http://dier-en-natuur.infonu.nl/huisdieren/20717-kattengedrag-de-kat-is-niet-in-staat-een-straf-te-begrijpen.html Meer? Voor meer informatieve artikelen ga je naar www.infonu.nl Mee schrijven? Meld je nu aan als Infoteur: Schrijf mee met InfoNu, deel je kennis en verdien!
Infoteur: Hoptunaa (http://hoptunaa.infoteur.nl) Categorie: Dier en Natuur / Huisdieren Website: http://www.infonu.nlHet hoort bij het leven, ook de poes zal op een dag sterven. Dit tot veel verdriet van de achterblijvers. Niet alleen als baas mis je hem, maar als maatje wordt hij ook gemist door de andere dieren. Sommige katten kunnen daar zelfs heel erg gevoelig voor zijn. Lees in dit artikel over de overeenkomsten en de verschillen van de rouwverwerking tussen de kat en de mens.
Rouwproces algemeen
Er zijn al meerdere keren onderzoek gedaan naar rouwverwerking bij de katten. Doen zij dat? Of zijn zij hun maatje zo vergeten? En gaat het leven weer snel verder. Het is aangetoond dat binnen kattengroepen het wegvallen van een groepslid een grote impact heeft op de anderen. Vele katten gaan minder eten, miauwen zonder dat er aanwijsbare redenen voor zijn. Ze vragen meer aandacht dan gewoonlijk en vaak blijft het lievelingsplekje van de overleden kat belangrijk en vaak bezocht. Deze gedragsverandering is soms tot zes maanden waarneembaar. Kattenbezitters zullen dit gedrag wel herkennen. De eigenaar van het overleden dier doet dat gemiddeld acht à negen maanden. In het Oude Egypte werd de rouwverwerking van de kat vastgelegd en deze moest een jaar duren!
Euthanasie
Nog moeilijker is het wanneer de kat is overleden als gevolg van euthanasie. Vaak zit er dan een langduriger, dramatischer verhaal vooraf. Het dier was heel erg ziek of had een ongeluk gekregen. Een schuldgevoel is vaak leidend in het proces van de rouwverwerking. Was ik te snel met het laten inslapen, of juist te laat? En de euthanasie zelf is natuurlijk een heftige ervaring op zich.
Othello (6 maanden) stierf aan FIP
Het rouwproces van de kat
In het eerder besproken onderzoek werd gehouden in Amerika. Zij toonden aan dat 46% van de katten een verminderde eetlust had. In een aantal gevallen zijn hier zelfs katten aan overleden. Veel mauwen is een ander gedrag wat vaak voorkomt bij het verlies van hun maatje, ruim 70% van de katten deed dit. Soms werd de kat juist stiller. Daarnaast is ook gebleken dat veel achterblijvers min of meer een ander slaapgedrag vertoonden. Ze gingen meer slapen en vaak op plaatsen waar ze voorheen niet sliepen. Vaak tonen de katten aanhankelijker gedrag richting hun baasje. Het onderzoek heeft tot de conclusie geleidt dat 65 % van alle katten gemiddeld vier gedragveranderingen vertoont zoals hiervoor beschreven. (verminderde eetlust, meer mauwen, andere slaapplaatsen en aanhankelijker)
Vergelijking met de mens
Een mens die iemand verliest uit zijn omgeving kan klachten vertonen zoals concentratieproblemen, lusteloosheid en minder behoefte om te eten. Vaak is er een desinteresse voor de omgeving en de dagelijkse zaken. Dit uit zich vaak in huilen en langdurig slapen. Een kat doet dit niet anders ook hij slaapt meer. Meer slapen duidt bij de kat vaak op het feit dat hij ziek is. Een kat reageert doorgaans hetzelfde als de mens op het wegvallen van een maatje.
Daarnaast zie je vaak:
Verandering van eetpatroon als gevolg van misselijkheid
Haarverlies, soms hele plukken, ook door het langdurig wassen. Een gedrag wat ook bij gestreste katten zichtbaar is.
Onzindelijkheid
'Separatie angst: langdurig het raam uitstaren in de hoop dat het maatje ineens weer tevoorschijn komt.
Emoties
Welke emoties de kat echt voelt is niet na te gaan. Alleen de gedragsveranderingen zijn meetbaar. Wat wel bekend is dat katten zich bewust zijn dat het maatje mist in zijn omgeving. En dat maakt diepe indruk op hem. De kat rouwt voornamelijk als gevolg van de plotselinge afwezigheid, anders gezegd: er is geen verschil met bijvoorbeeld het verlies van een baasje die door echtscheiding niet meer in het huis woont. Of een kind dat het huis uit is gegaan. In al deze gevallen vertoont de kat dezelfde gedragsveranderingen als bij een verlies door een overleden maatje. Het gaat om het gat wat achterblijft, of een bepaalde regelmaat van iets bijvoorbeeld de knuffel wanneer de zoon van school thuis kwam. Een kat kan ook zo reageren als het baasje langdurig weg is, bijvoorbeeld een wereldreis of een lange ziekenhuisopname
Dode kat laten zien
Een verschil met de mens is dat gebleken is uit ervaringen van vele katteneigenaren dat veel katten gaan stoppen met het zoekgedrag wanneer ze hun maatje dood hebben gezien en daarmee mogelijk ook geroken. Daar zou je uit op kunnen maken dat een kat zich bewust is van het feit dat dood geen leven meer is. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen liggen in het feit dat ze roofdieren zijn.
Zoekgedrag
Er zijn twee fases te onderscheiden waar de kat doorheen moet. Eerst zal de kat erg actief zijn en van het zoeken naar zijn maatje een dagtaak maken. Zo zal het rondje wat hij normaal loopt buiten ruim vergroot worden om verder te zoeken. Omdat de katten niet helemaal zichzelf zijn lopen ze een verhoogde kans op een ongeluk. Bijvoorbeeld een auto-ongeluk in een onbekende straat. Als je kat naar buiten gaan gewend is kan hij in deze periode beter binnen worden gehouden.
Depressieve fase
Als het zoekgedrag een beetje wordt opgegeven volgt een tijd met depressies. Dit kan een paar weken aanhouden. Maar uiteindelijk wordt het steeds minder en zal de kat zijn normale gedrag weer gaan vertonen. Daarnaast een paar nieuwe omdat de rolverdeling in zijn omgeving is veranderd en zijn territoriale verdediging bijgesteld dient te worden.
Geef de kat de tijd
Voor een goed verlopend rouwproces van je kat moet je op een periode van twee tot zes maanden rekenen. Je kunt hem hierin steunen door extra aandacht te schenken aan het dier, een spelletje extra, wat maar prettig is voor de kat. Ook iets lekkers kan troost bieden.Maar wellicht het allerbelangrijkste: geef de kat de tijd die hij nodig heeft om zijn verlies te verwerken.
Lees meer in de special: Kattengedrag: normaal en afwijkend *
Artikel informatie
Infoteur: Hoptunaa (http://hoptunaa.infoteur.nl) Gepubliceerd: 26-06-2008 (laatst gewijzigd op 29-06-2008 Rubriek: Dier en Natuur (http://dier-en-natuur.infonu.nl) Subrubriek: Huisdieren (http://dier-en-natuur.infonu.nl/huisdieren/)
Gerelateerde links
* Kattengedrag: normaal en afwijkend : http://hoptunaa.infoteur.nl/specials/kattengedrag.html
Bron: http://dier-en-natuur.infonu.nl/huisdieren/20712-kattengedrag-rouwverwerking.html Meer? Voor meer informatieve artikelen ga je naar www.infonu.nl Mee schrijven? Meld je nu aan als Infoteur: Schrijf mee met InfoNu, deel je kennis en verdien!
Dat trekvogels min of meer vaste routes volgen is al heel lang bekend. Zomaar op de bonnefooi reizen en maar zien waar je uitkomt is er voor vogels niet bij. Trekken is immers inspannend en gevaarlijk en een duidelijke route biedt zekerheid. Ganzen, ooievaars en kraanvogels reizen steeds langs dezelfde route. Andere soorten, zoals vinken en lijsters, hebben geen vaste trekbaan maar vliegen over een breed front. Weer andere, zoals de kleine mantelmeeuw, volgen ongeveer dezelfde baan, maar elk individu wijkt er ietsje vanaf.
Land- en zeevogels In de trekbanen van landvogels en zeevogels zijn grote verschillen te zien. Landvogels vliegen niet graag boven zee, zeevogels niet graag boven land. Landvogels volgen de kustlijn en concentreren zich op kapen zoals de Bosporus en Falsterbo in zuid-Zweden.
Ooievaars trekken boven land omdat ze afhankelijk zijn van thermiek. Foto: Herman Berkhoudt.
Bij oversteekplaatsen, zoals de Straat van Gibraltar, kiezen de vogels de kortste (en dus minst gevaarlijke) weg. Er is daar vaak een grote verdichting (stuwing) van vogels waar te nemen. Op bepaalde momenten in het jaar zijn er grote concentraties wespendieven en ooievaars te zien, die zich verzamelen voor de oversteek naar Afrika. In Nederland is Breskens een plek waar in het voorjaar massaal trekvogels langskomen, vooral bij oostenwind.
Hink, stap of sprong Dierecoloog en vogelonderzoeker Theunis Piersma van de Rijksuniversiteit Groningen heeft de verschillende manieren waarop vogels trekken in kaart gebracht. Afhankelijk van het aantal tussenstops dat de vogels maken, en van de afgelegde afstand tussen de stops, noemt hij ze de hink, stap of sprongmanier van trekken.
Hink Vogels met deze manier van trekken maken vele tussenstops. Ze vliegen slechts een paar honderd kilometer en moeten dan weer landen om te rusten en te eten. Een voorwaarde voor deze manier van reizen is dat er onderweg voldoende geschikte fourageergebieden zijn. Dat zijn meestal natte gebieden die langs de kust te vinden zijn. Tureluur en de bonte strandloper zijn voorbeelden van soorten die 'hinkend' de reis naar het zuiden maken. Vaak landen is niet zonder gevaar. Op elke pleisterplaats wachten immers hongerige roofdieren.
Stap Andere soorten, zoals de oeverloper en de lepelaar, gaan met grotere stappen vooruit. Ze kunnen echter niet zonder een aantal tussenstops om de duizenden kilometers lange afstand naar de trekbestemming in één keer te overbruggen. Zodra ze moe worden of honger krijgen, dalen ze af naar de grond.
Sprong Sommige vogels vliegen in één keer of met slechts een enkele tussenstop van winter- naar zomergebied. Dit zijn de ware lange-afstandsvliegers, die zoveel vet in hun lichaam kunnen opslaan dat ze voldoende brandstof hebben voor de lange tocht. De kanoetstrandloper is hiervan een mooi voorbeeld. De wespendief is ook een sprong-trekker. Hij slaat echter niet zoveel vet op in zijn lijf, maar kan uiterst energiezuinig vliegen omdat hij grotendeels gebruik maakt van luchtstromen. Overigens lukt het ook de kanoetstrandloper alleen met de wind in de rug om in een ruk vanuit de waddengebieden van West-Afrika de waddengebieden van West-Europa te bereiken.
Lepelaars wachten het laag water af om weer te kunnen foerageren. Foto: Herman Berkhoudt.
Haasje over, opschuiven of nog iets anders? Veel vogelsoorten hebben een grote verspreiding. De soort kan zo wijd verbreid zijn dat hij zowel in noordelijke als zuidelijke gebieden voorkomt. Het trekgedrag van de verschillende populaties waaruit de soort bestaat is niet hetzelfde maar vertoont verschillen. Als het in het noorden gaat winteren gaat de populatie die daar leeft op trek naar het zuiden. Daar kunnen de omstangheden echter nog zo aangenaam zijn dat er voor de zuidelijke populatie geen reden is om weg te trekken. De noordelijke populatie komt dus in het gebied van de zuidelijke populatie terecht en de twee populaties moeten het gebied tijdelijk delen.
Haasje over We spreken van 'haasje over' als de noordelijke populatie over de zuidelijke populatie heentrekt. De zuidelijke populatie trekt slechts kort of trekt helemaal niet weg maar blijft in het broedgebied. Voorbeelden van vogels die dit doen, zijn heggenmus, rosse grutto, scholekster, bontbekplevier, tureluur en wulp.
Scholekster. Foto: Herman Berkhoudt.
Opschuiven In dit geval overwinteren de noordelijke vogels noordelijker dan de zuidelijke. Voorbeelden zijn roodborst, zanglijster en bonte strandloper. De roodborstjes die in Nederland broeden, trekken in de winter naar Spanje. De roodborstjes die je in de winter ziet, zijn afkomstig uit Noord-Europa, waar het dan meestal veel kouder is dan bij ons.
Parallel Van parallelle trek spreken we als de populatie die in het westen leeft tijdens de trek verder naar het westen vliegt, terwijl de oostelijk populatie gebieden opzoekt die verder naar het oosten liggen. Meestal blijven de populaties op dezelfde hoogte, maar ze komen wel verder uit elkaar te liggen. Voorbeelden zijn de goudplevier en de regenwulp.
Kruislings Hierbij kruisen de trekbanen van de verschillende populaties elkaar. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de westelijke vogels naar het zuidoosten vliegen, terwijl de oostelijken naar het zuidwesten gaan. Een voorbeeld is de kanoetstrandloper.
Kanoetstrandlopers (tussen drieteensrstrandlopers). Foto: Jos van den Broek.
Rondje Sommige vogels trekken in een rondje. Heen nemen ze een andere route dan terug. Voorbeelden zijn de kleine strandloper en de grote pijlstormvogel.
Gescheiden trek Soms trekken jonge vogels verder dan oude, bijvoorbeeld jan van genten en meeuwen. Bij andere soorten trekken de mannetjes gescheiden van de vrouwtjes. Voorbeelden zijn tafeleend en vink. Dit heeft vooral te maken met de drang van de mannetjes om in het voorjaar zo snel mogelijk een territorium te bezetten.
Trekrichting Een trekroute heeft altijd een eindbestemming. De hoek tussen de plaats van herkomst en de plaats van aankomst heet de trekrichting. Bij vogels is die genetisch bepaald, maar hij kan per populatie verschillen. Voorbeelden van soorten waarbij dit het geval is zijn de merel en de roodborst. Een deel van de merels of roodborsten trekt weg, een ander deel niet. Deze strategieën zijn genetisch vastgelegd en zijn van voordeel voor het overleven van de soort. Als de hele populatie zou trekken en onderweg of op de plaats van aankomst moeilijke omstandigheden zou tegenkomen, is er het gevaar dat de soort uitsterft. Doordat niet alle vogels hetzelfde doen wordt het risico gespreid. Hoogstens sterft een populatie, maar de soort als geheel blijft voortbestaan.
Roodborst. Foto: Herman Berkhoudt.
Trekafstand Vogels kijken is overal ter wereld een populaire hobby. Veel vogelkijkers verzamelen ook gegevens. Ze voeren bijvoorbeeld tellingen uit in de gebieden waar de vogels vertrekken, en waar ze aankomen. Ook op de trekroute onderweg worden tellingen uitgevoerd. In grote lijnen is dus bekend waar vogels langskomen, in welke aantallen, welke andere soorten met ze meetrekken, of ze tussenstops maken om te eten, enz. Dankzij deze gegevens is ook de afstand die de vogels afleggen bekend. De trekafstand varieert per soort: van enkele honderden km tot meer dan 15.000 km. Sommige soorten hebben in de afgelopen decennia hun trekgedrag veranderd. Ze gaan nu naar een ander gebied dan vroeger en leggen daardoor meer of juist minder kilometers af.
Op een bepaalde tijd in het jaar worden trekvogels onrustig. Ze willen weg van de plek waar ze zitten. Trekonrust is genetisch bepaald en wordt aangestuurd door hormonen, net als de rui en de paartijd. De periode waarin trekonrust ontstaat, verschilt per soort. Elke trekvogel heeft een inwendige klok die hem vertelt wanneer hij zich moet klaarmaken om te gaan. De timing is van levensbelang. Wie te vroeg vertrekt, komt in een gebied waar nog niet te leven valt. Wie te laat op de wieken gaat, vindt alle broedplekken (of de territoria in het wintergebied) bezet.
Het moment is daar: we vliegen weg! Foto rotganzen: Herman Berkhoudt.
Inwendige jaarkalender Trekonrust is experimenteel vastgesteld door vogels in kooien te houden. Ze konden niet zien wat er zich buiten afspeelde. Uit deze kooiproeven is gebleken dat de vogels onafhankelijk van de buitenomstandigheden op een bepaalde tijd onrustig worden. Hun onrust slaat op een gegeven moment om in een drang om weg te vliegen naar een ander gebied. Kooiproeven tonen dus aan dat trekonrust niet wordt veroorzaakt door wat de vogels waarnemen, maar door veranderingen in het dier zelf.
Bij vogels in het vrije veld wordt de inwendige jaarkalender bijgesteld door verandering van de daglengte. Als het aantal zonne-uren per dag geleidelijk minder (of juist meer wordt) wordt, verandert de hormoonspiegel in het lichaam en dit stelt de inwendige kalender bij. Overschrijding van een kritische grens geeft het signaal dat het tijd is om te vertrekken. Alleen op de evenaar werkt die bijstelling niet, want daar blijft de daglengte gedurende de seizoenen hetzelfde. Hoe de inwendige kalender van vogels precies werkt, is nog niet helemaal duidelijk.
Verandering in de trek door klimaatverandering Verandering van omstandigheden heeft invloed op trekvogels, maar die invloed is lang niet altijd nadelig. Zo profiteren lepelaars merkbaar van de klimaatverandering waar we in de afgelopen decennia mee te maken hebben gekregen. De waddenzee, voorheen minder geschikt voor ze, blijkt ineens een ideale verblijfplaats.
Lepelaar. Foto: Herman Berkhoudt.
Opwarming kan er ook toe leiden dat een vogel minder ver hoeft te gaan. Het zwartkopje bijvoorbeeld, overwintert nu vaak in ons eigen land of in Engeland, waar hij voorheen altijd verder naar het zuiden trok. De ooievaar is ook een mooi voorbeeld. Vroeger trokken 'onze' ooievaars naar West-Afrika. Nu stoppen ze al halverwege in Spanje om er te overwinteren.
Zwartkop vrouwtje. Foto: Herman Berkhoudt.
Ook het tijdstip van aankomst en vertrek, en de route die de vogels volgen kunnen overhevig zijn aan verandering. Als gevolg van de opwarming zijn sommige soorten zelfs helemaal opgehouden met trekken.
Bonte kraaien blijven tegenwoordig liever thuis. Foto: Herman Berkhoudt.
Bonte kraaien uit het Oostzeegebied, die nog niet zo lang geleden naar onze stranden kwamen om er de winter door te brengen, vertonen zich niet meer. Ze blijven thuis omdat de situatie daar vergelijkbaar is met wat ze in Nederland zouden aantreffen.
In de problemen door klimaatverandering Sommige soorten krijgen het echter moeilijk door klimaatverandering. Zo kunnen vogels die op de toendra in het Noordpoolgebied leven door het oprukken van de taiga (dichte naaldwouden) steeds moeilijker broeden en voedsel vinden. Als het op hogere breedtegraden milder wordt, rukken dennenbomen op en overwoekeren de toendra. Tussen de bomen hebben rotganzen en steltlopers niets te zoeken. Deze vogels broeden op open terrein, niet in het bos.
Rotganzen hebben open terrein nodig om te broeden, maar ook om te eten, zoals deze rotgazen op Texel. Foto: Herman Berkhoudt.
Ook kanoetstrandlopers in de Waddenzee kunnen in de problemen komen door klimaatverandering. Doordat het water opwarmt, vinden ze steeds minder nonnetjes: kleine schelpdieren die hun favoriete voedsel vormen. Opwarming van het water heeft een negatief effect op de voortplanting van het nonnetje, waardoor ze in aantallen teruglopen en kanoeten harder moeten werken om aan de kost te komen.
Insecteneters merken ook het nodige van de opwarming van het klimaat. Omdat het bij ons in het voorjaar eerder warm wordt, valt de rupsenpiek vroeger. De bonte vliegenvanger arriveert echter pas uit zijn overwinteringsgebied als de meeste rupsen zich alweer verpopt hebben. Ze zijn dan moeilijker te vinden en met hun harde schil voor de jongen lastiger te verteren. Desondanks vertrekken de vliegenvangers niet eerder uit Afrika, waar ze overwinteren. Hoe kunnen ze immers weten hoe het weer in het voorjaar in Europa zal zijn?
Vogeltrek is in Nederland heel gewoon. Wie in de winter in een vogelrijk natuurgebied gaat wandelen komt heel andere vogels tegen dan in de zomer. De meeste vogelsoorten die in Nederland voorkomen, trekken: ongeveer tweederde van de ruim 300 soorten doen dat. Sommige broeden hier, en trekken in het najaar naar het zuiden. Andere broeden in het noorden van Europa en overwinteren bij ons of komen als doortrekker voorbij. Waarom trekken de meeste vogels weg?
Kolganzen op trek. Foto: Hajo Kruijff.
Redenen van vogeltrek De belangrijkste redenen voor vogels om te trekken zijn de volgende:
De broedgebieden zijn in de winter ongeschikt om te overleven. In de winter is het in de broedgebieden in het algemeen niet te koud, maar er is te weinig eten, of het voedsel is onbereikbaar door ijs of sneeuw. De vogels trekken daarom naar gebieden waar ze wel voldoende voedsel kunnen vinden.
De overwinteringsgebieden zijn ongeschikt om te broeden. Er is in het zuiden vaak veel concurrentie, en daardoor te weinig voedsel voor de jongen. Er zijn ook meer ziektes en andere gevaren.
Er is in een deel van het jaar veel voedsel beschikbaar in het noorden, in een gebied waar in een andere deel van het jaar niet voldoende te eten is. Door de langere zomerdagen in het noorden kunnen vogels in het noorden ook langer naar voedsel zoeken. Vogels kunnen van die voordelen gebruik van maken als ze trekken. Veel vogelsoorten hebben in het noordelijk deel van hun broedareaal grotere legsels.
Historische oorzaken Afgezien van bovengenoemde redenen zijn er ook historische oorzaken voor vogeltrek. Het genetisch vastgelegde trekgedrag van sommige soorten trekvogels is ontstaan door omstandigheden in het verleden, die nu niet meer bestaan. Het huidige trekgedrag van steltlopers die in het Noordpoolgebied broeden is waarschijnlijk bepaald door de ontwikkelingen na de laatste ijstijd. De broedgebieden van deze vogels schoven met het terugtrekkende ijs steeds verder naar het noorden op.
Grazende brandgans op zijn winterstek in de Ooijpolder. Foto: Herman Berkhoudt.
Soms blijkt, dat de overwinteringsgebieden wel degelijk geschikt zijn om te broeden. Kolganzen en brandganzen broeden nu in Zeeland en in de Ooijpolder bij Nijmegen. Deze vogels zijn overigens waarschijnlijk nakomelingen van tamme vogels. Soms zijn de broedgebieden in de winter wel geschikt om te overwinteren. De Tjiftjaf overwintert steeds meer in Nederland.
Tjiftjaf. Foto: Herman Berkhoudt.
Er zijn verschillende mogelijke oorzaken voor deze veranderingen: Er is nu minder jacht, er zijn nu minder roofdieren, het is gemiddeld warmer geworden dan vroeger, er is nu meer voedsel, de vogels worden bijgevoerd, er is nu minder competitie dan vroeger.
Tijdens de trektocht moet een vogel weten waar hij is en waar hij naar toe moet. Oriëntatie is de kunst van het bepalen waar je bent en waar het noorden of het zuiden is. Bij navigatie gaat het om het bepalen en bereiken van het reisdoel. Het is vrij goed bekend hoe vogels zich oriënteren, maar raadselachtig hoe ze navigeren. Trekvogels kijken naar zon, sterren, kustlijnen en rivieren. Ze reageren op het aardmagnetisch veld en gebruiken zelfs geluiden en geuren om zich te oriënteren, maar hoe ze de weg terugvinden als ze uit koers zijn geraakt, is onduidelijk.
Oriëntatie Trekvogels gebruiken verschillende manieren om zich te oriënteren. Ze gebruiken die naast elkaar. Als de ene methode door slecht weer of andere omstandigheden niet werkt, schakelen ze over op een andere.
Overzicht van de verschillende manieren waarop trekvogels zich oriënteren. Infographic: NCB Naturalis.
Zicht Trekvogels kijken vooral naar de sterren en de zon, en ze richten zich op de sterren bij de polen, en op de plek van zonsondergang. Ze weten hoe laat het is, en aan de stand van de zon kunnen ze bepalen waar het noorden is. Sommige soorten letten ook op opvallende grote landschapselementen, die ze volgen: kustlijnen, rivieren, bergketens, snelwegen. Aan de hand daarvan stellen ze hun trekroute bij. Op bewolkte dagen kunnen vogels in een stukje open lucht gepolariseerd licht zien, in de vorm van banen die noord-zuid lopen.
Deze bruine kiekendief let scherp op waar hij heenvliegt. Foto: Wietse Twijnstra.
Kompas De meeste trekvogels hebben een ingebouwd kompas dat reageert op het aardmagnetisch veld. Mogelijk werkt dat kompas met bepaalde giftige cytochroomkristallen die in het oog zitten, of met stukjes magnetiet, die in de hersenen zitten. Zo kunnen vogels niet alleen bepalen waar het noorden is, maar ook waar ze ongeveer zijn.
Tapuit. Foto: Wietse Twijnstra.
Het aardmagnetisch veld is overal op aarde anders. Kleine verschillen in de oriëntatie van het veld hebben invloed op het gedrag, zoals bij vogels experimenteel kon worden vastgesteld. Een tapuit die werd blootgesteld aan het (kunstmatig opgewekte) magnetisch veld van het Middellandse Zee-gebied, ging bijvoorbeeld eten. Toen men het magnetisch veld van de Sahara op de vogel losliet, ging hij vliegen.
Geluid en geur Sommige trekvogels kunnen zich ook oriënteren op geluid, bijvoorbeeld op de branding van een verre kust. Ze kunnen heel lage geluiden horen, die voor mensen onhoorbaar zijn. Deze geluiden dragen heel ver.
Kuhl's pijlstormvogel oriënteert zich boven zee onder andere met geluid. Foto: Herman Berkhoudt.
Trekvogels maken ook gebruik van geuren. Samen met herkenningspunten in het landschap gebruiken ze die om hun eigen vertrouwde plekje terug te kunnen vinden.
Problemen bij de evenaar Bij de magnetische evenaar kunnen de trekvogels hun kompas niet gebruiken, omdat de lijnen van het aardmagnetisch veld daar evenwijdig aan het aardoppervlak lopen. Alleen als die lijnen een hoek maken met het aardoppervlak werkt het vogelkompas. De vogels kunnen zich bij de evenaar ook slecht oriënteren op de sterren, omdat de noord- en zuidpool beide niet te zien zijn bij de evenaar. En er zijn bij de evenaar ook geen stabiele winden waar de vogels zich op kunnen richten. Het enige wat ze kunnen doen is stug in de zelfde richting doorvliegen en zich oriënteren op kustlijnen en dergelijke.
Navigatie Over navigatie is veel minder bekend. Het is wel duidelijk dat trekvogels een ingebouwde trekrichting hebben. Die voorkeursrichting is genetisch bepaald, in Europa meestal zuidwest in het najaar en noordoost in het voorjaar. De tuinfluiter heeft eerst zuidwest als voorkeursrichting, om in Spanje te belanden, en dan zuidoost om in tropisch Centraal-Afrika uit te komen.
Grutto. Foto: Herman Berkhoudt.
Steltlopers die van noordoost naar zuidwest vliegen gebruiken grootcirkels, dat is de kortste afstand over de wereldbol. Het nadeel van die grootcirkels is dan dat de kompasrichting steeds verandert. De vogels lijken er geen probleem mee te hebben.
Uit koers geraakt Ervaren trekvogels vinden hun bestemmingsplek terug als ze uit de koers zijn geraakt. Dat is ontdekt door grauwe kiekendieven te volgen die waren uitgerust met zenders. Ze gingen weer in hun vaste trekroute vliegen, kort nadat ze er vanaf waren geweken. Jonge vogels kunnen dat niet.
Spreeuwen. Foto: Herman Berkhoudt.
Tenminste de jonge spreeuwen in een beroemd Nederlands onderzoek uit de vijftiger jaren van Perdeck deden dat niet. Perdeck ving in het najaar spreeuwen in Den Haag en bracht ze per vliegtuig naar Zwitserland. De oude vogels vlogen van daar naar hun gewone wintergebied in Engeland en Bretagne, en de jongen gingen veel zuidelijker, naar Zuid-Frankrijk en Spanje, in dezelfde richting als de gewone trekrichting.
Jonge vogels volgen dus hun ingebouwde kompasrichting, oude vogels kijken naar hun (magnetische?) oriëntatiegegevens en stellen hun reis bij als ze uit de koers zijn. Hoe ze dat kunnen is grotendeels een raadsel. Hebben de vogels een kaart in hun hoofd en weten ze begin- en eindpunt? Of kunnen ze berekenen welke kant ze op moeten? Hoe weten ze dat ze in de buurt van hun bestemming zijn? Over het navigeren van trekvogels is nog veel onbekend. Dit uit te zoeken is een grote uitdaging voor de wetenschap.