DE KAT Jachtinstinct bij katten
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
xml:namespace prefix = v ns = "urn:schemas-microsoft-com:vml" />xml:namespace prefix = w ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:word" />Ondanks de perfecte jachttechniek mislukken vier van de vijf pogingen. Niet omdat de kat fout richt, maar omdat de buit het van tevoren door heeft en zich nog uit de voeten kan maken. Vergeet nooit dat een kat van nature een jager is. Hij jaagt niet alleen op muizen, maar ook op vogels, kleine kippen, vissen in de vijver en ga zo maar door. Houd daar rekening mee. Ritselen, piepen en alle snelle bewegingen van kleine dingen ziet elke kitten. Volwassen katten zien het verschil tussen speelgoed en echte buit. De kittens proberen hun vangkunsten uit op ballen, papier, bladeren en knuffelbeesten. Zo trainen ze de spieren, de ogen en de sprongtechniek. Elke foute sprong is een harde leerschool en zorgt ervoor dat het kitten opgroeit tot een echte jager.
Uit het raam kijken is een favoriete bezigheid van de flatkat. Ze reageert op de bewegingen en geluiden van buiten alsof er geen glas tussen zit. Een voorbijvliegende vogel laat haar staart heen en weer gaan, waarmee ze haar zin tot jagen toont. Deze zin naar jagen bevordert de speekselvloed. Is de prooi verdwenen ontspant ze zich weer. Een vlieg die langs de ruit loopt, fungeert als vervanging van de prooi en heeft over het algemeen geen kans tegen de poot van de kat. Elke buit wordt eerst gefixeerd voordat de jacht begint. Een kat probeert de meest geschikte positie in te nemen, om dan met een rechtstreekse sprong onmiddellijk voor het slachtoffer te komen. Als een katapult wordt het lichaam gespannen: ze buigt voor in de knie en stelt zich achter op te teenballen, trippelt enkele keren heen en weer. Hierbij is de blik voortdurend op het slachtoffer gericht. Na enkele wipbewegingen knalt ze naar voren door de knieën achter bliksemsnel te strekken.
Het jagen hoort voor dieren die in het wild uitsluitend van de jacht leven, ook als huisdier tot de belangrijkste levenservaringen. Kattenkinderen die nooit mogen jagen verpieteren geestelijk en ontwikkelen gedragsstoornissen. De moeder bepaalt waar een kat later op gaat jagen. Dit doet ze door doelbewust bepaalde prooidieren op te zoeken. Een kat brengt alleen maar levende muizen mee naar de kittens om hen zo het jagen te leren.
Als een kat aanvalt kan hij door de vele strekkingen van de ledematen in feite niet meer normaal lopen. Bewegen doen ze door middel van kleine sprongetjes met alle vier de poten tegelijk de lucht in.
Het jagen begint al in de 4e week. Daarvoor zijn broertjes en zusjes belangrijker dan dode dingen. Zodra je merkt dat de kleintjes willen jagen, moet je ze stimuleren. Het vangen van muizen is een instinct. Weeskatjes vangen spelenderwijs muizen. Alleen het doden wordt van de moeder geleerd.
Na het jagen op de grond voor een holletje jaagt de kat het liefst in de lucht. Als je een stukje speelgoed aan een touwtje aan het plafond laat hangen, probeert de kat al gauw de prooi met een sprong te pakken te krijgen. Meestal zal het niet lukken de prooi te pakken te krijgen, maar dat kan hem niet schelen. De zin om zich te bewegen is aangeboren en ook in het wild levende katten jagen omdat ze het leuk vinden, ook al zitten ze vol.
Katten die erg aan hun baas hangen, verrassen deze vaak met een gevangen muis, die ze dan liefdevol in het bed leggen of voor de voeten van de baas vleien. Je kat wil je hier echt een plezier doen door de buit met je te delen. Ze mag dus niet uitgescholden worden. Het enige middel ertegen is de kat bij het binnenkomen te controleren. Als de kat dan een muis heeft, toon je buiten je blijdschap over deze verrassing.
Een kat kan niet lang hardlopen. Hij haalt een maximumsnelheid van rond de 48 km per uur, maar houdt dat maximaal 1 minuut vol. Hierdoor heeft het weinig zin om bij een vlucht op de grond te blijven. Een kat zal meestal zo snel mogelijk naar boven vluchten. Weinig dieren zullen hem dan kunnen volgen.
Katten vinden intuïtief de makkelijkste manier om omhoog of naar beneden te klauteren. Om omhoog te springen gaan ze recht voor het doel staan, zodat ze onder een hoek van 45° kunnen springen en zich met beide voorpoten kunnen vasthouden. Voor de afsprong hebben ze de kracht van de achterpoten nodig. Daarmee houden ze zich aan het startpunt vast, terwijl de rest van het lichaam kaarsrecht in startpositie wordt gebracht. De sprong is bijna kaarsrecht om zo weinig mogelijk luchtweerstand te hebben. Een kat kan niet met de kop omlaag naar beneden klauteren. De naar binnen gebogen nagels verhinderen dit. De kat moet langzaam achteruit of naar beneden springen. Bij het naar beneden klauteren trekt de kat de nagels van de achterpoten in. Vasthouden doen ze dus alleen met de voorpoten. Bij het omhoog klimmen worden de nagels van alle poten gebruikt. Dat bijna alle wilde katten tijdens de schemering of s nachts jagen, hangt af van de prooi, die eveneens om die tijd actief is. De Spaanse wilde kat, die hoofdzakelijk van kleine knagers leeft die overdag actief zijn, jaagt pas na zonsopgang. Haar ogen laten ook meer kleurgevoelige kegels zien. De kat past zich dus aan aan de plaatselijke omstandigheden. Ook onze huiskat laat deze aanpassing zien. Ze is eveneens overdag actief. Als je wilt dat je kat stopt met de nachtelijke wandelingen, sluit haar dan enkele weken consequent in huis op. Ze verzet dan haar interne klok en gaat overdag wandelen.
http://www.huisdierinfopunt.be/Sub_De%20kat/Jachtinstinct.htm
|