Onderzoekers vergeleken in vijftien EU-landen de kwetsbare vogelsoorten, waarvan er 74 zijn opgesomd in de zogeheten Annex I. Deze vogels als ijsduiker, stormvogel, roerdomp, kleine en grote zilverreiger, kraanvogel en grote stern zijn vergeleken met vogels waarvoor geen speciaal beschermingsregime gold.
Zoals de onderzoekers verwachtten namen de beschermde vogels meer in aantal toe dan de niet-beschermde. Maar er bleek ook dat de beschermde soorten in 15 EU-landen het beter deden dan in de overige Europese landen, wat als een extra bewijs werd gezien dat de vogelbescherming in de EU een succes is.
Tussen 1970 en 1990 waren de populaties kwetsbare vogelssoorten (annex I) kleiner dan de niet-kwetsbare (niet annex-I). Tussen 1990 en 2000 was de trend precies omgekeerd. Toen namen de populaties kwetsbare vogels toe en de niet-kwetsbare af.
Landen die hun beschermde vogelgebieden met 1 procent uitbreidden kregen 7 procent meer vogels uit de Annex I categorie en 4 procent meer van de niet Annex-I.