Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
21-05-2008
Bomen, bloemen, vruchten, zwammen (Martina1)
Bomen, bloemen, vruchten, zwammen
't is boter tot de boom.
't Is niet altijd rozegeur en maneschijn.
't is niet meer dan een boon in de brouwketel.
Aan een boom zo vol geladen, mist men vijf, zes pruimpjes niet.
Achter de geraniums zitten.
Alle bomen vangen wind.
Als de appel rijp is, valt hij, al is 't ook in een moddersloot.
Als het appeltje rijp is, valt het vanzelf.
Als het elzeblad zo groot is als een duit, komt er de koekoek uit
Als 't niet op mijn hooi weert, dan weert het op mijn moerasplanten.
Blauwe bloempjes (= 'praatjes')
Bloeien de bomen tweemaal op rij, zal de winter zich rekken tot mei.
Bloeit de stok in volle klaarheid, dat is goede wijn in waarheid.
Boompje groot, potertje dood.
Boontje komt om zijn loontje.
Daar is geen kruid tegen gewassen.
Dat is hem een doorn in het oog.
Dat is zo rot als een mispel.
De appel valt niet ver van de boom.
De bloem daar de bij honing uit zuigt, daar zuigt de spin venijn uit.
De bloemetjes buiten zetten.
De druiven zijn zuur
De grootste eik was vroeger ook een eikel.
De jas aan de wilgen hangen.
De kastanjes uit het vuur laten halen.
De kinderen hebben last van het appelmannetje. (ze zijn ziek)
De lier aan de wilgen hangen.
De mooiste appels hangen het hoogst.
De pisang zijn.
De rapen zijn gaar.
De roze is gauw vergaan, maar de doornen blijven staan.
De schoonste bomen geven de schoonste vruchten niet.
De tijd baart rozen.
De waarheid verbloemen. (verbloemen = letterlijk onder bloemen bedekken)
Die appels vaart, ook appels eet.
Die bramen vreest, moet uit het bos blijven.
Die distels zaait, die doornen maait.
Die in de wijngaard werkt mag van de vruchten eten.
Die in het riet zit, kan pijpjes maken.
Die perzik smaakt naar meer.
Die zijn lichaam bewaart, bewaart geen rotte appel.
Doet juli en august de druiven niet zwellen, september zal nimmer hun smaak vertellen.
Door de bomen het bos niet meer zien.
Een appelboom kan geen peren voortbrengen.
Een appel die bedorven is, schendt al wat in de korven is.
Een boom valt niet bij de eerste slag.
Een boom over iets opzetten.
Een boom valt niet met de eerste slag.
Een boom van een kerel.
Een boom opzetten.
Een goede boom brengt goede vruchten.
Een kruidje-roer-mij-niet
Een schot in de roos.
Eén rotte appel in den mande, maakt al 't gave ooit te schande.
Eén rotte appel bederft de hele mand.
Eén rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand.
Eén appel die bedorven is, schendt al wat in de korven is.
Een appeltje voor de dorst bewaren.
Een rijpe peer valt dikwijls in de drek.
Een schip met zure appels.
Elke eik is ooit een eikel geweest.
Elzehout vroeg in de knop, en strenge winter wacht ons op.
Geeft lichtmis (2 februari) klaverblad, pasen dekt met sneeuw het pad
Geen rozen zonder doornen.
Heilig boontje.
Het meeste onkruid draagt de vetste bodem.
Het gras voor de voeten weg maaien.
Het is beter een appel gegeven dan gegeten.
Het is met hem kwaad kersen eten.
Het nest ligt onder de boom.
Hij hangt aan als een klis.
Hij heeft van de boom der kennis gegeten.
Hij kent hem van haver tot gort.
Hij klampt zich aan een strohalm vast.
Hij moest door een hennepen venster kijken.
Hij pakt zijn biezen.
Hij is er gezien als een rotte appel bij de groenvrouw.
Hij is omgedraaid als het blad van en boom.
Hij zal op de hei niet lammeren (Hij zal wel voor zichzelf zorgen)
Hij ziet door de bomen het bos niet meer.
Hij zit met de gebakken peren.
Hoge bomen vangen veel wind.
Houden de bomen hun bladeren lang, wees voor een lange winter bang.
Iedere appel smaakt boomig.
Ieder moet zijn eigen boontjes doppen.
Iemand het bos in sturen.
Iemand een kool stoven.
Iemand liefhebben als de appel zijner ogen.
Iemand met een kluitje in 't riet sturen.
Iets onder de roos vertellen.
Ik heb een appeltje met hem te schillen.
Ik mag een boon zijn als het niet waar is.
In de bonen zijn.
In een zure appel bijten.
Is er wind in de kerstdagen, dan zullen de bomen veel vruchten dragen.
Je kunt de boom in.
Je moet niet zo zwammen.
Kleine boompjes worden groot.
Late haver komt ook op.
Loop naar de Mokerhei.
Meisjes die viooltjes dragen mag men kussen zonder vragen.
Men kan geen druiven lezen van distelen.
Men kan wel een viool tegen een eikenboom stuk slaan.
Men moet de boom buigen als hij jong is.
Men moet geen oude bomen verpoten.
Met grote heren is het kwaad kersen eten.
Met de aardappel in de keel spreken.
Mijd de eik, zoek een boek.
Moet je nog peultjes.
Omdraaien als een blad aan de boom.
Op distels zitten (ongeduldig zijn)
Op iets vlassen.
Op rozen gaan.
Op rozen zitten.
Onze weg is met distels bezaaid
Oude bomen moet men niet verplaatsen.
Praten over bloemetjes en de bijtjes.
Rood haar en elzen hout is op geen goede grond gebouwd.
Ruwe bolster, blanke pit.
Schoone appels zijn ook wel zuur.
Slapen als een roos.
Te hooi en te gras.
Te veel hooi op z'n vork nemen.
Trap het koren niet plat om een klaproos te plukken.
Uit de bloem waaruit de bij de honing zuigt, haalt de spin venijn.
Van de boom der kennis gegeten hebben.
Van haver tot gort.
Van de hak op de tak springen.
Van de hoge boom teren.
Valt in april veel nat, dan zwemmen de druiven tot in 't vat.
Veranderen als een blad aan de boom.
Verhuizen kost bedstro.
Voor een appel en een ei verkopen.
Waar de boom valt, blijft hij liggen.
Wanneer een boom ter aarde zijgt, maakt ieder dat hij takken krijgt.
Weer op zijn klaver zijn. Er weer bovenop zijn.
Wie de roos wil plukken, moet de doornen niet ontzien.
Wie in het veen woont, hoeft niet op een turfje te kijken.
Wie koren voor een ander meet, is dwaas als hij zichzelf vergeet.
Wie tegen een goede boom leunt, heeft goede schaduw.
Zij hangen aan elkaar als klissen.
Zij is een straat madelief.
Zij kreeg een appelflauwte. (zij viel in zwijm maar het had niet veel te betekenen.)
Zij trilt als een espen blad-
Zij was een muurbloempje.
Zijn de bomen om Kerstmis wit van sneeuw, ze zijn in de lente wit van bloesem.
Zijn eigen boontjes doppen.
Zijn koren groen eten.
Zijn woorden zijn gouden appelen in zilveren schalen.