LAND VAN HERKOMST : Duitsland
GESCHIEDENIS
De Eurasiër heette oorspronkelijk de Wolf-Chow en behoort tot de rassengroep van de Aziatische Keeshonden en soortgelijken. De Eurasiër heeft zijn oorsprong in Duitsland en werd speciaal gefokt als 'ideale hond'. Het ras werd gefokt uit de Chow-Chow , de Samojeed en de Grote Grijze Keeshond . In de jaren 50 van de vorige eeuw, had een familie in Duitsland ( Julius Wipfel uit Bergstrass in Weinheim ) een zwarte ( poolachtige ) hond die erg lief was voor eigen mensen, maar nogal wild van karakter. Na de dood van deze hond werd een Grijze Keeshond aangeschaft die weliswaar gemakkelijker in omgang bleek, maar minder oorspronkelijk was dan de vorige hond. Hierdoor ontstond het plan om een hond te fokken die beide eigenschappen in zich zou verenigen. Er werd vervolgens gefokt met Chow Chows en een Grijze Keeshond. De nakomelingen uit deze kruisingen werden Wolf-Chow genoemd, hetgeen stuitte op bezwaren van de Duitse Chow Club. Uiteindelijk werd nog de Samojeed ingekruist in 1972, om te komen tot het ideale ras. De naam veranderde van Wolf-Chow in Eurasiër, naar de landen ( Europa en Azië ) die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit ras. Het ras werd destijds aangeprezen als de ideale huishond en was zeer populair in Duitsland.
IDEALE RASKENMERKEN De Eurasiër is een Middelgrote Keesachtige hond. Het lichaam is langer dan vierkant, met middelzwaar bone. De rug is recht en sterk en loopt over in een lang en breed kruis. Matig gewelfde ribben. Matig diepe borst met diepe onderborst. Buik is iets opgetrokken. De benen zijn recht, sterk en middelmatig lang. De hals is matig gespierd en zonder keelhuid. Kleur : rood tot vaal, wolfsgrauw, zwart en zwart met aftekeningen ( grijsbruin boven de ogen, aan de onderzijde van de benen en aan de broek en staart ). Alleen de exemplaren die effen gekleurd zijn, zijn bij de FCI geregistreerd. Hoofd en schedel : het hoofd neigt naar het wolventype. Van boven gezien wigvormig, met spits staand oor. Vlakke schedel met voorhoofdsgroef. Rechte neusrug met weinig stop. Donkere ogen, niet te diep liggend en amandelvormig. Oren zijn middelgroot en staan rechtop. Gesloten lippen. Schaargebit. Staart : in rust afhangend en tot aan het spronggewricht gedragen. In actie opgerold of zijdelings over de rug gedragen. Voeten : grote voeten met stevige voetzolen. Gewelfde tenen. Vacht : over het gehele lichaam dicht onderhaar ( de wol ) en middellang, los aanliggende grannen ( bovenhaar ). Het gezicht, oren en onderstuk van de benen zijn korter behaard. De beharing op de halspartij is maar iets langer dan die op het lichaam en vormt geen manen. De vacht vraagt een regelmatige borstelbeurt. Schofthoogte : voor reuen van 52 tot 60 cm en voor teven 48 tot 56 cm. Het gewicht bedraagt voor reuen 23 tot 32 kg en voor teven 18 tot 26 kg. AARD : de Eurasiër is erg naar de mens en diens affectie georiënteerd. Hij is sterk verbonden met zijn baas en past zich gemakkelijk aan. Hij is makkelijk te trainen, leergierig en vredelievend. Hij heeft een zeer goedaardig, rustig en evenwichtig karakter. Hij maakt minder lawaai dan de Keeshond, maar is toch een degelijke waakhond. Hij is lief met kinderen. Hoewel hij gereserveerd is ten opzichte van onbekenden, zal hij hen nooit aanvallen. ACTIVITEIT : de Eurasiër heeft behoefte aan gezelschap en is dan ook ongeschikt als kennelhond. Als deze hond binnenshuis leeft, moet hij wel dagelijks grote wandelingen maken. De Eurasiër heeft een hekel aan alleen gelaten worden of vastgemaakt te worden aan een ketting. OPVOEDING : eigenaars weten dat je bij deze hond discipline niet willekeurig moet toepassen. De Eurasiër voed je op met een zachte en rustige, maar toch consequente hand.(dobrego) |